NL8100082A - Terugwinbaar bekistingsdeel voor het verankeringsgebied van een spanorgaan in een betonbouwdeel. - Google Patents

Description

r- < Ν,Ο. 29690 -1-

Terugwinbaar bekistingsdeel voor het verankeringsgebied van een spanorgaan in een betonbouwdeel.

De uitvinding heeft betrekking op een terugwinbaar bekistingsdeel voor het verankeringsgebied van een verankering met spanorgaan in een betonbouwdeel met een ankerlichaam, dat een centrale doorgang voor het spanorgaan bezit, bestaande uit een 5 het spanorgaan in ingebouwde toestand omgevendp buisvormige huls met een aan de bekisting van het betonbouwdeel aansluit-baar potvormig een uitsparing vormend vormdeel.

Bij een bekend bekistingsdeel van deze soort dringt het potvormig een uitsparing vormend vormdeel door de bekisting 10 in een grote boring. Het gaat over in een buisvormig aanzet-stuk, dat dringt door het verankeringslichaam en waaraan een buisvormig overgangsstuk voor het aansluiten aan de omhullings-buis van het betreffende spanorgaan kan worden aangebracht. Hoewel aan het een uitsparing vormend vormdeel een verankerings-15 lichaam kan worden bevestigd, is het toch moeilijk het gehele bekistingsdeel nauwkeurig te richten op de langsas van het later in te brengen spanorgaan, omdat de buisvormige huls, die de holle ruimte voor het spanorgaan vormt, een naar verhouding breed kanaal vormt, om dit te kunnen gebruiken voor 20 vele verschillende typen van spanorganen en omdat het naar verhouding moeilijk is, het door de bekisting dringend een uitsparing vormend vormdeel daaraan te bevestigen (Duits Ge-brauchsmuster 76 02 125).

Het is weliswaar ook bekend om het een uitsparing vormend 25 vormlichaam slechts door middel van een onderdeel met een kleine diameter door een boring in de bekisting te steken en daar te bevestigen (Zwitsers octrooischrift 4-82.080). Daardoor kan het aan het een uitsparing vormend vormlichaam bevestigde ankerlichaam ten opzichte van de bekisting worden gefixeerd; doch 30 een nauwkeurige en met de langsas van het spanorgaan in lijn liggende centrering lukt ook met deze uitvoering niet, omdat de uit een uitsparing vormend vormlichaan en het ankerlichaam bestaande eenheid slechts op een plaats aanligt tegen het spanorgaan.

35 Om ongelijkmatige belastingen van de spanorganen in het verankeringsgebied te vermijden, welke vooral een vermindering betekenen van de trillingsvastheid, is het echter be- 8100082 * · -2- slist noodzakelijk om het verankeringslichaam niet alleen ten opzichte van de as van het spanorgaan nauwkeurig te centreren, maar ook om de betreffende steunvlakken ten opzichte van het beton nauwkeurig rechthoekig ten opzichte van de langsas van 5 het spanorgaan te richten. Dit geldt in het bijzonder als het ankerlichaam niet van tevoren mee wordt ingebouwd, maar door middel van het een uitsparing vormend vormlichaam slechts een steunvlak in het beton wordt gevormd, waarop later het ankerlichaam wordt geplaatst.

10 Spanorganen voor spanbeton worden vaak ook zonder ver binding met het dit omgevende beton ingebouwd. Ze moeten dan zeker voldoende tegen corrosie zijn beschermd, hetgeen bijvoorbeeld kan plaatsvinden door een kunststofbekleding. Dit heeft het voordeel, dat het spanorgaan reeds in het werk van 15 een corrosiebescherming kan worden voorzien, waarbij de vaak met onzekerheden gepaard gaande verhuizing op de bouwplaats wordt vermeden. Daarbij moet er echter voor worden gezorgd, dat het bekistingsdeel voor het verankeringsgebied onberispelijk aansluit aan de corrosiebeschermingsmantel van het span-20 orgaan.

De uitvinding heeft tot doel een terugwinbaar bekistingsdeel van de in de inleiding aangegeven soort te verschaffen, dat een nauwkeurige centrering en uitrichting van het ankerlichaam zowel bij gelijktijdige inbouw daarvan als bij latere 25 inbouw mogelijk maakt, dat in zijn principiële opbouw zowel voor met verbinding alsmede zonder verbinding in te bouwen spanorgaan kan worden toegepast en waarbij bij het inbouwen daarvan kan worden volstaan met een minimum aan verloren in-bouwdelen.

30 Volgens de uitvinding wordt dit doel bereikt doordat de huls over een naar verhouding groot gedeelte van zijn lengte een geleiding voor het spanorgaan vormt, aan het uittreed-einde van het spanorgaan daarmee door de bekisrting dringt en daaraan bevestigd kan worden terwijl het een uitsparing vor-35 mend vormdeel ongeveer in het midden van de totale lengte van de huls is aangebracht.

Op doelmatige wijze bezit het een uitsparing vormend vormdeel een rechthoekig ten opzichte van zijn lengteas verlopend bodemgedeelte.

40 Het ankerlichaam kan op doelmatige wijze vormsluitend wor- 8 1 00 08 2 * ; -3- den verbonden met het een uitsparing vormend vormdeel en gemeenschappelijk daarmee worden geplaatst in de bekisting. Daarbij kan de bodem van het een uitsparing vormend vormdeel verdikt zijn uitgevoerd en zijn voorzien van een aan de kopse 5 zijde liggende ringgroef, waarin het ankerlichaam met een ringvormig aanzetstuk kan worden geplaatst. Het ankerlichaam kan daartoe zijn voorzien van een uitwendige schroefdraad en het een uitsparing vormend vormdeel in het gebied van de ringgroef van een overeenkomstige tegenschroefdraad.

10 De doorgangsopening van de huls kan aan het invoereinde van het spanorgaan voor het ontvangen van een van een corro-siebeschermingsmantel voorziene spanorgaan zijn verwijd.

De huls kan echter ook aan het invoereinde van het spanorgaan een verkleinde buitendiameter voor het binnenleiden 15 in een het spanorgaan omgevende omhullingsbuis uit plaatmetaal, kunststof of dergelijke bezitten.

Op het een uitsparing vormend vormdeel kan vanaf de luchtzijde een uitsparingsorgaan uit een.makkelijk .verwerkbaar materiaal, bijvoorbeeld polystyreen worden geplaatst.

20 Tenslotte kan het door de bekisting dringende deel van de huls zijn voorzien van een uitwendige schroefdraad, waarop een verankeringsmoer kan worden geschroefd.

Het belangrijke voordeel van de uitvoering van een bekis-tingsdeel volgens de uitvinding volgt vooral uit het feit, dat 25 de doorgangsopening van de huls, die door het ankerlichaam wordt gestoken en het spanorgaan omgeeft, daarvoor een geleiding vormt. Omdat de huls aan het spanorgaan over een langer gedeelte op tenminste verscheidene plaatsen is geleid, heeft het uit een stuk met de huls verbonden een uitsparing vormend 30 vormlichaam een nauwkeurig ten opzichte van het spanorgaan gerichte positie, die dan ook door het ankerlichaam wordt ingenomen, als deze op het door het bodemgedeelte van het een uitsparing vormende vormlichaam gevormde vlak is geplaatst of bij gelijktijdige inbouw met het een uitsparing vormend vormlichaam 35 is verbonden.

Omdat het bekistingsdeel het spanorgaan als een buisvormige huls omgeeft en enerzijds kan worden aangesloten aan de omhullingsbuis van het spanorgaan respektievelijk de corrosie-beschermingsmantel daarvan en anderzijds uit de bekisting 4-0 steekt, brengt dit een inbouwtoestand tot stand en tot aan het 8 1 0 0 08 2 ♦ « -4- spannen van het spanorgaan ook een corrosiebescherming in het verankeringsgebied. Het bekistingsdeel kan verder, omdat dit de bekisting slechts in een boring van kleine diameter doorzet, betrekkelijk gemakkelijk daaraan worden bevestigd.

5 Verdere kenmerken van de uitvinding en de daarmee bereikte voordelen volgen uit de hierna volgende beschrijving van de in.de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeelden.

Fig. la en lb geven langsdoorsneden weer door het verankeringsgebied van een spanorgaan zonder verbinding met een door 10 beton omstort ankerlichaam telkens in montage- respektievelijk in eindtoestand.

Fig. 2a en 2b geven met de fig. la en lb overeenkomstige langsdoorsneden weer door het verankeringsgebied van het spanorgaan met verbinding en met beton omstort ankerlichaam.

15 Fig. 2c geeft een bovenaanzicht weer volgens de lijn II-II

in fig. 2b.

Fig. 3a en 3b geven langsdoorsneden weer door het verankeringsgebied van het spanorgaan zonder verbinding met een anders uit-gevoerd een uitsparing vormend vormlichaam eh- een later opgèpladtst 20 ankerlichaam.

Fig. ή-a en ή-b geven met fig. 3a en 3b overeenkomende langsdoorsneden weer door het verankeringsgebied van het spanorgaan met verbinding en later opgeplaatst ankerlichaam.

Fig. 5a en 5b geven langsdoorsneden weer door het veranke-25 ringsgebied van het spanorgaan met verbinding met een verder uitvoeringsvoorbeeld van het een uitsparing vormend vormlichaam en met beton omstort ankerlichaam.

Fig. 5c geeft een aanzicht weer volgens de lijn V-V in fig.

5b.

30 In de fig. 1 en 2 is de uitvinding weergegeven bij een ver ankering met met beton omstort ankerlichaam en een spanorgaan zonder verbinding respektievelijk met verbinding, waarbij telkens de fig. la respektievelijk 2a de montagetoestand voor en direkt na het met beton omstorten en fig. lb respektievelijk 35 2b de eindtoestand na het voorspannen weergeven.

Het b:e kis ting s.dee.1 1 volgens de uitvinding bestaat uit een buisvormige huls 2 en het uit een stuk daarmee verbonden potvormig een uitsparing vormend vormlichaam 3. De huls 2 omgeeft het spanorgaan, in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld een ή-O kabel 4, over een naar verhouding groot deel van zijn lengte 8 1 0 0 08 2 t * -5- met geringe speling, zodat het gehele bekistingsdeèl.”l nauwkeurig is geleid over de kabel 4·. Als materiaal voor het totale bekistingsdeel 1 wordt op doelmatige wijze kunststof toegepast.

De afzonderlijke deelgebieden van de huls 2 vervullen ver-5 schillende funkties. In het inlaatgedeelte 5 van het spanorgaan is de binnendiameter van de huls 2 verwijd om ook de corrosie-beschermingsmantel 6 van de kabel 4· mee te kunnen laten invoeren. De corrosiebeschermingsmantel 6 bestaat meestal uit een polyethyleenslang, die op de kabel wordt geschoven of ge-10 extrudeerd, waarna deze wordt voorzien van een corrosiebescher-mingsmassa, bijvoorbeeld een vet of was. De lengte L, waarover de verwijding van de huls 2 zich uitstrekt, moet zo groot zijn, dat eventuele krimpingen van de corrosiebeschermingsmantel 6 in lengterichting kunnen worden opgenomen, die vaak ten gevolge 15 van temperatuurverschillen in de periode tussen inbouw en spannen van het spanorgaan optreden. Het overgangsgebied is afgedicht met een afdichtband 17.

Het zich in het uittreegebied van de kabel 4· bevindend deel 7 van de huls 2 is voorzien van een uitwendige schroefdraad 8, 20 waarop een verankeringsmoer 9 kan worden geschroefd? deze dient voor het bevestigen van het bekistingsdeel 1 aan de bekisting 10. De moer 9 werkt tegen de aanlegging van het potvormig een uitsparing vormend vormdeel 3 aan de binnenzijde van de bekisting 10 en staat zo een onberispelijke fixering van het bekis-25 tingsdeel 1 toe, als het spanorgaan rechthoekig door de bekisting loopt.

Het potvormig een uitsparing vormend vormdeel 3 bezit een verdikte bodem 11, waarin aan de kopse zijde een ringgroef 12 is aangebracht. In de ringgroef 12 is het eigenlijke anker-30 lichaam 13 geplaatst. Om het ankerlichaam 13 in de ringgroef 12 te bevestigen kunnen beide delen zijn voorzien van een schroefdraad, doch ook van een bajonetsluiting of dergelijke.

De verbinding moet vormsluitend en zo vast zijn, dat gedurende het inbouwen van de verankering en het inbrengen van het 35 beton geen positieveranderingen kunnen optreden, terwijl echter het bekistingsdeel 1 na het uitharden van het beton daaruit zonder moeilijkheden moet kunnen worden verwijderd.

De toestand waarin het bekistingsdeel 1 uit het betonnen lichaam 14· is verwijderd, is in fig. lb weergegeven. Het anker- 4-0 lichaam 13 is vast met beton omstort. Het spanorgaan 4 is in 8 1 0 0 08 2 * f -6- zijn conische opening door verankeringsspieën 15 gefixeerd.

De na het wegnemen van een bekistingsdeel 1 in de nabijheid van de huls 2 achter het verankeringslichaam 13 achterblijvende holle ruimte om het spanorgaan 4· heen, is gevuld met een 5 corrosiebeschermende massa 16.

Een in principe op dezelfde wijze uitgevoerd bekistingsdeel 1' kan ook dan worden toegepast als na het spannen een verbinding tussen het spanorgaan en het dit omgevende beton tot stand moet worden gebracht. Bij de in fig. 2a en 2b weer-10 gegeven uitvoeringsvormen is het in het intreegebied van de kabel 4· liggende deel 5' van de huls 2' dicht tegen de kabel 4· aanliggend uitgevoerd, zodat dit deel in een gebruikelijke omhullingsbuis 18 kan worden geschoven, die de kabel 4· in het overige deel daarvan omgeeft en deze tot aan het spannen na 15 het uitharden van het beton in langsrichting beweegbaar vasthoudt. De aansluiting aan de kopse zijde van de omhullingsbuis 18 aan de huls 2' is weer afgedicht door de afdichtband 19.

Na het verwijderen van het bekistingsdeel 1', het spannen 20 van de kabel ή- en de verankering daarvan door spieën 15 wordt de holle ruimte tussen de kabel 4· en de omhullingsbuis 18 geïnjecteerd met cementmortel 24·, om een verbinding tussen de kabel 4· en de met beton omstorte omhullingsbuis 18 tot stand te brengen (fig. 2b). Hiertoe wordt op het aanzetstuk van het 25 verankeringslichaam 13, dat van tevoren in de ringgroef 12 van het een uitsparing vormend vormdeel 3’ was geplaatst en dat nu in de door het een uitsparing vormend vormdeel 3’ gevormde uitsparing 20 steekt, een injecteerkap 21 geplaatst.

Het klokvormig verwijde deel 22 van de injecteerkap 21 is 30 voor het bevestigen aan het ankerlichaam 13 voorzien van dezelfde bevestigingsorganen waarmee het van tevoren aan het een uitsparing vormend vormlichaam 3f wordt bevestigd, dus van een schroefdraad. De injecteerkap 21 heeft een stomp 23 waaraan een injecteerslang kan worden aangesloten. Als de verankerings-35 spieën 15 zodanig zijn uitgevoerd dat in langsrichting van de kabel 4· doorgaande kanalen 15' bestaan (fig. 2c), kan door de spieën 15 heen de ringvormige holle ruimte van het spankanaal binnen de omhullingsbuis 18 worden geïnjecteerd met cementkit 24·.

4-0 1° fig. 3a en 3b en 4-a en 4-b zijn dezelfde verankeringen 810008 2 • t -7- als in fig. 1 en 2 telkens voor een spanorgaan zonder respek-tievelijk met verbinding weergegeven, met het verschil, dat door het een uitsparing vormend vormdeel in het beton een steun-vlak wordt gevormd, waarop het ankerlichaam later wordt ge-5 plaatst.

In het voorbeeld volgens fig. 3a bestaat het bekistings-deel 25 weer uit een huls 26 en een potvormig een uitsparing vormend vormdeel 27. Het een uitsparing vormend vormdeel 27 vormt met zijn bodemgedeelte 28 een oplegvlak 29 in het beton, 10 waarop na het wegnemen van het bekistingsdeel 25 het veranke-ringslichaam 13 wordt geplaatst. Deze toestand is in fig. 3b weergegeven.

De aansluiting van het een uitsparing vormend vormdeel 27 aan de bekisting 10 is hier op andere wijze tot stand gebracht. 15 Tussen het een uitsparing vormend vormdeel 27 en de bekisting 10 is een verder uitspaarorgaan 31 geplaatst, dat bestaat uitreen makkelijk verwerkbaar materiaal, bijvoorbeeld polystyreen.

Op deze wijze is ook bij spanorganen, die onder een van een rechte hoek afwijkende hoek ten opzichte van de bekisting 10 20 verlopen, een onberispelijke en dichte aansluiting aan de bekisting mogelijk doordat het een uitsparing vormend orgaan 31 door snijden of zagen in de juiste vorm wordt gebracht.

Met betrekking tot de overige kenmerken, in het bijzonder met betrekking tot de aansluiting van de huls 26 aan een corro-25 siebeschermd spanorgaan respektievelijk aan een van een ommante-lingsbuis voorzien spanorgaan, komen de beide uitvoeringsvormen volgens fig. 3a en 3b alsmede 4a en 4b de in fig. la en lb res-pektievelijk 2a en 2b weergegeven en in verband daarmede beschreven uitvoeringsvormen overeen.

30 In fig. 5a en 5b is nog een verdere, met betrekking tot de verankeringsvorm en de plaatsing van het spanorgaan met verbinding de volgens fig. 2a en 2b overeenkomstige uitvoeringsvorm met een andere uitvoering van het een uitsparing vormend vorm-lichaam weergegeven. Het bekistingsdeel 32 volgens de uitvin-35 ding bestaat hier uit een huls 33 en een verdikking 34, die echter alleen maar zo groot is dat deze een ringgroef 35 omvat, waarin het ankerlichaam 13 kan worden geplaatst, op dezelfde wijze als is weergegeven in verband met fig. la en 2a. Op de verdikking is van buitenaf een een uitsparing vormend orgaan 40 36 geplaatst, dat de vorming van de uitsparing in het beton en 8 1 0 0 08 2 -8- de aansluiting aan de bekisting 10 tot stand brengt. Dit een uitsparing vormend orgaan 36 kan niet alleen uit verwerkbaar materiaal bestaan, zodat het aan verschillende hellingshoeken tussen kabel 4 en de bekisting 10 kan worden aangepast; het 5 kan ook in buitenomtrek verschillende vormen bezitten, zodat met hetzelfde bekistingsdeel 32 alleen door uitwisseling van bekistingsorganen 36 verschillende uitsparingsvormen en -grootten tot stand kunnen worden gebracht.

In fig. 5b is nog een ander uitvoeringsvoorbeeld van een 10 injecteerklok 37 weergegeven. De injecteerklok 37, die op dezelfde wijze als de injecteerklokken 21 van fig. 2b op het ankerlichaam 13 wordt geplaatst, bijvoorbeeld wordt geschroefd, is aan het einde 38 gesloten en in omtrek zeskantig uitgevoerd, (fig. 5c). In het inwendige van de injecteerkap 37 is een druk-15 veer 39 geplaatst, die werkt op de kopse zijden van de spieën 15 en deze in het ankerlichaam 13 fixeert.Een stomp 40 voor het inpersen van cementkit is zijdelings aan de injecteerkap 37 aangebracht.

8 1 00 08 2

Claims (9)

1. Terugwinbaar bekistingsdeel voor het verankeringsgebied van een verankering van een spanorgaan in een betonbouwdeel met een ankerlichaam, dat een centrale doorgang voor het spanorgaan 5 bezit, bestaande uit een het spanorgaan in inbouwtoestand omgevende buisvormige huls met een aan de bekisting van het betonbouwdeel aansluitbaar potvormig een uitsparing vormend vormdeel, met het kenmerk, dat de huls (2,26,33) over een naar 'verhouding groot gedeelte van zijn lengte een geleiding 10 voor het spanorgaan (4) vormt, aan het uittree-einde van het spanorgaan (4) daarmee dringt door de bekisting (10) en daaraan bevestigd kan worden, terwijl het een uitsparing vormend vormdeel (3,27,34) ongeveer in het midden van de totale lengte van de huls (2,26,33) is aangebracht.

2. Bekistingsdeel volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat het een uitsparing vormend vormdeel (27) een rechthoekig ten opzichte van zijn lengteas verlopend bodem-deel (28) bezit (fig. 3,4).

3. Bekistingsdeel volgens conclusie 1, m e t het 20. e n m e r k, dat het ankerlichaam (13) met het een uitsparing vormend vormdeel (3,34) vormsluitend kan worden verbonden en gemeenschappelijk daarmee in de bekisting (10) kan worden geplaatst.

4. Bekistingsdeel volgens conclusie 3, m e t het 25. e n m e r k, dat de bodem (11) van het een uitsparing vormend vormdeel (3) verdikt is uitgevoerd en is voorzien van een ring-groef (12) aan de kopse zijde, waarin het ankerlichaam (13) met een ringvormig aanzetstuk kan worden geplaatst.

5. Bekistingsdeel volgens conclusie 4, m e t het 30. e n m e r k, dat het ankerlichaam (13) is voorzien van een uitwendige schroefdraad terwijl het een uitsparing vormend vormdeel (3) in de nabijheid van de ringgroef (12) van een overeenkomstige tegenschroefdraad is voorzien.

6. Bekistingsdeel volgens een der conclusies 1 t/m 5, 35 met het kenmerk, dat de doorgangsopening van de huls (2,26) aan het intree-einde van het spanorgaan voor het ontvangen van een van een corrosiebeschermingsmantel (6) voorzien spanorgaan (4) is verwijd.

7. Bekistingsdeel volgens een der conclusies 1 t/m 5, cornet het kenmerk, dat de huls (2') aan het intree- 8 1 0008 2 -10- einde van het spanorgaan (4·) een verkleinde buitendiameter bezit voor het inleiden in een het spanorgaan (4) omgevende om-mantelingsbuis (18) uit plaatmetaal, kunststof, of dergelijke.

8. Bekistingsdeel volgens een der conclusies 1 t/m 7, 5met het kenmerk, dat op het een uitsparing vormend vormdeel (27) vanaf de luchtzijde een een uitsparing vormend element (31,36)uite.enmakkelijk verwerkbaar materiaal, bijvoorbeeld polystyreen, kan worden geplaatst.

9. Bekistingsdeel volgens een der conclusies 1 t/m 8, 10 met het kenmerk, dat het door de bekisting dringend deel (7) van de huls (2) is voorzien van een uitwendige schroefdraad (8) waarop een verankeringsmoer (9) kan worden geschroefd. 8 1 0 0 08 2