NL8020242A

NL8020242A - Inrichting voor het voeden en regelen van de goede werking van een spoorwegsignaleerlamp.

Info

Publication number: NL8020242A
Application number: NL8020242A
Authority: NL
Original assignee: Jeumont Schneider
Priority date: 1979-07-16
Filing date: 1980-07-04
Publication date: 1981-06-16
Also published as: MX148109A; AU537703B2; IT8049240A0; BE884297A; FR2461626A1; BR8008744A; US4376910A; WO1981000238A1; DE3049741T1; ZA804266B; FR2461626B1; AU6057480A; GB2070834A; DE3049741C2; CA1151278A; GB2070834B; IT1128132B

Description

''""‘‘•'•“-ί__- - 1 - 802024 2

Inrichting τοογ het voeden en regelen van de goede werking van j | een spoorwegsignaleerlamp. j

De uitvinding heeft "betrekking op een in- j richting voor het voeden en regelen van de goede werking van j i i een spoorwegsignaleerlamp, waardoor het mogelijk is de aanwezigheid van fouten in een elektrische lijn te detecteren.

5 Men weet, dat het onmisbaar is voor de veilig- i ) j heid van spoorwegverkeer, om een permanente regeling te verze keren van de goede werking van de signaleerlampen. Voor dit doel | is het bekend om in serie met de elektrische voedingslijn van de! | lampen, welke is geïsoleerd van aarde, een voedingsregelinrich- j j i I 10 ting toe te passen, welke relatief ingewikkeld is en is voorzien! van een relais, dat slechts werkt, wanneer een gegeven nominale | stroom loopt in de lijn. Het aldus gevormde stelsel is kostbaar, j terwijl de lengte van de voedingslijnen beperkt is. !

De onderhavige uitvinding heeft tot doel dezé 15 nadelen op te heffen. Hij is gericht op een inrichting voor het ! voeden en regelen van de goede werking van een spoorwegsignaleerlamp, voorzien van een periodieke stroomgenerator verbonden met een lange elektrische voedingslijn via een eerste isolatietrans- ; | formator, terwijl de elektrische lamp van het signaleerlicht is I 20 verbonden met de lange lijn via een tweede isolatietransformator.

Volgens de uitvinding zijn een eerste en een tweede veiligheidscondensator met vier klemmen respectievelijk geplaatst in serie met een eerste paar van hun klemmen in de lange lijn met de secundaire wikkeling van de eerste transforma- j 25 tor en met de primaire wikkeling van de tweede transformator, terwijl het tweede paar klemmen van de eerste condensator is verbonden met de wikkeling van een relais, gevoed met gelijkstroom en dat van de tweede condensator met de uitgangsklemmen van een detector van de werking van de lamp, welke een gelijkstroom le-30 vert.

De onderhavige uitvinding zal beter worden begrepen en andere doeleinden, kenmerken en voordelen daarvan 8020242 - 2 - zullen duidelijker blijken bij het lezen van de beschrijving, j # e l welke hierna volgt, van een uitvoeringsvorm van de uitvinding, j bij welke beschrijving een tekening behoort. |

Figuur 1 toont schematisch een inrichting j i i 5 voor het voeden en regelen volgens de uitvinding en figuur 2 j j toont in detail een voorkeursuitvoering van de functiedetector i | i volgens de uitvinding. j

Met referentie aan figuur 1 wordt de detectie van de toestand van de lamp 1 van het signaallicht lokaal uit- 10 gevoerd op het niveau van het licht door de detector 2, en de i verkregen informatie wordt overgedragen door de elektrische voe-; dingslijn 3 van de lamp 1 naar de wikkeling van een relais ij-, j dat de informatie verder doorgeeft naar een centrale commandopost I 5· Deze detectie wordt vanwege dit feit in het geheel niet ver- i | i | 15 stoord door de nullaststromen van de transformatoren, verhoogd j met de capacitieve stroom van de kabel. In het bijzonder is een j periodieke stroomgenerator 6 verbonden met de lange lijn 3 via ; • | een eerste galvanische isolatietransformator J en een commando- ; | schakelaar 8 voor het licht. Deze generator 6 kan willekeurig wor- 20 den gevormd door een generator van sinusvormige wisselstroom of kanteelvormige stroom of wel door een gelijkstroomonderbre-; ker welke bijvoorbeeld een spanning levert van 127 volt bij een ! frequentie van iiOO Hz. De lamp 1 is aan het andere uiteinde van de lijn 3 verbonden via een tweede isolatietransformator. In serie ; 25 in de lange lijn 3 met de secundaire wikkeling van de isolatie transformator 7 is een veiligheidscondensator 11 met vier klemmen aangebracht. Een dergelijke condensator heeft de bijzonderheid te zijn voorzien op elk van zijn bekleedsels van twee klemmen, elektrisch met elkaar verbonden via het bekleedsel zelf.

30 Een eerste paar klemmen wordt gebruikt voor het in serie verbinden in de lijn 3. Het tweede paar klemmen van deze condensator 11 is verbonden met de wikkeling van een relais k gevoed met gelijkstroom en ongevoelig voor de periodieke stromen. Dit relais U regelt het openen en sluiten van een lijn 12, waar-35 door de toestand van de lamp 1 kan worden aangegeven in een een- ^ 8020242 - 3 -

I I

trale commandopost 5· i

Een tweede condensator 13 voor veiligheid i en met vier klemmen is geplaatst in serie met een eerste paar j van zijn klemmen in de lange lijn 3 met de primaire wikkeling 5 van de isolatietransformator 9· Het tweede paar klemmen van deze i . i | condensator 13 is verbonden met de uitgangsklemmen van een functie- : detector 2 van de lamp 1, waarbij deze detector 2 een gelijk- i j stroom opwekt. j j Vanwege dit feit is de keten, verbonden aan i 10 de uitgang van de detector 2, gesloten voor de gelijkstroom, opgewekt door de detector 2 via de veiligheidscondensatoren 11 | ; i en 13 en in het bijzonder hun bekleedsels, door de secundaire j: wikkeling van de transformator 7 en de primaire wikkeling van de transformator 9· ! 15 Wanneer in bedrijf de schakelaar 8 wordt ge-| sloten, loopt een periodieke stroom in de lange lijn 3 voor het voeden van de lamp 1. De detector 2 levert, indien de lamp ; is ontstoken, een gelijkstroom op, welke eveneens gaat lopen in ; de lange lijn 3 voor het voeden van de wikkeling van het relais 20 zodat de informatie van de goede werking van de lamp 1 dan | wordt overgedragen naar de centrale post 5 via de lijn 12. De j | informatie over het doven van de lamp 1, bijvoorbeeld tengevolge ! i j van een breuk van de gloeidraad, of het ongewenst aarden van de : lange lijn 3, wordt onmiddellijk overgedragen naar de centrale I 25 post 5·

De functiedetector 2 van de lamp 1 kan op verscheidene wijzen worden uitgevoerd.

Een foto-elektrische cel geplaatst achter de lamp ten opzichte van de lens of boven de lamp, kan aldus worden 30 gebruikt als detector. Om echter te vermijden dat deze cel ge voelig is voor het zonnelicht, gebundeld door de lens van de sig-naleerlamp, heeft het de voorkeur, dat deze slechts gevoelig is voor stralen, uitgezonden in het infrarode gebied teneinde de veiligheid te verzekeren van de informatie van de goede werking, 35 overgedragen naar de centrale post. Eveneens kan een thermokoppel

W

|| 8 0 2 0 2 4 2 « - k - geplaatst in de onmiddellijke nabijheid van de gloeidraad van de lamp, binnen of buiten het glasomhulsel van deze lamp, worden gebruikt bij wijze van functiedetector. Echter wordt de j voorkeursuitvoering van een functiedetector 2 weergegeven in 5 figuur 2, waarbij dezelfde verwijzingscijfers dezelfde onder- , i delen aangeven als in figuur 1. Deze detector 2 omvat een stroom- | transformator 14 waarvan de primaire wikkeling in serie is ge- ! i plaatst met de te regelen lamp en de secundaire wikkeling van de tweede isolatietransformator en waarvan de secundaire wikkeling | 10 is verbonden met de klemmen van een gelijkrichter 15 zodanig dat een gelijkstroom wordt opgewekt wanneer een periodieke stroom j loopt door de lamp. De gelijkspanningsuitgangsklemmen van deze j gelijkrichter 15 zijn verbonden met het tweede paar klemmen van j de veiligheidscondensator 13 via een filter, voorzien van ten- ; 15 minste een veiligheidsinductantie 16 geplaatst in serie in de j keten teneinde te verhinderen dat de periodieke stroom lopend in j | de lange lijn 3, de dioden van de gelijkrichter 15 zal bereiken. j

Om dit filter effectiever te maken, kan een condensator 17 wordeh geplaatst tussen de uitgangsklemmen van de gelijkrichter 15. ί ; j : 20 Deze condensator 17 is bij voorkeur een veiligheidscondensator j met vier klemmen teneinde een eventueel uitvallen van deze compo-; i I nent te detecteren. De samenwerking van de inductantie 16 en de | condensator 17 veroorlooft het uitvoeren van een deler van de ί i periodieke spanning zodanig dat de periodieke spanning aangelegd : : 25 aan de dioden van de gelijkrichter 15 kleiner is dan de mini male geleidingsspanning van deze dioden.

De gelijkrichter 15 kan eventueel twee Zener-dioden omvatten teneinde de regeling te verzekeren van de gelijkstroom, aangelegd aan het tweede paar klemmen van de veiligheids-30 condensator 13 onafhankelijk van het vermogen van de te contro leren lamp.

Hoewel een enkele uitvoeringsvorm van de uitvinding is beschreven, zal het duidelijk zijn dat elke wijziging, aangebracht door een deskundige binnen de gedachte van de uit-35 vinding niet zal liggen buiten het kader van de uitvinding. In het ® 8020242 - 5 - i bijzonder kan in het geval van de -werking van de te controleren

lamp 1 als knipperlicht, opdat het relais 4 niet naar de een- I

trale post 5 elke keer de dovingsinformatie van de lamp overdraa^t, | de condensator 17 met voordeel een chemische condensator zijn van 5 grote waarde teneinde het relais 4 in tijd te regelen bij het j

i I

! afvallen. i I . ! | Buitendien is het door het toevoegen van een' | inrichting voor het veroorloven van het constateren van het over- ; ] eenstemmen van de toestand van de regelschakelaar 8 van het licht 10 en de toestand van het relais mogelijk een eventueel ongewenst ontsteken van de lamp aan te tonen, bijvoorbeeld tengevolge van j : i een spanning geïnduceerd in de lange lijn 3 bij afwezigheid ! van sluiting van de schakelaar 8. ! j j j j | I i j | ^ 8020242

Claims

1. Inrichting voor het voeden en regelen I van de goede werking van een spoorwegsignaleerlicht voorzien vah ! een periodieke stroomgenerator verbonden met een lange elektri- ; I 'i 5 sche voedingslijn via een eerste isolatietransformator, waarbij I de elektrische lamp van het signaleerlicht is verbonden met de genoemde lange lijn via een tweede transformator, met het kenmerk, ; dat een eerste en een tweede veiligheidscondensator (11 en 13) i met vier klemmen respectievelijk zijn aangebracht in serie via 10 een eerste paar van hun klemmen in de genoemde lange lijn (3) ; met de secundaire wikkeling van de genoemde eerste transformator (j) en met de primaire wikkeling van de genoemde tweede transfor- i mator (9)5 terwijl het tweede paar klemmen van de genoemde eersté i ! ! condensator (11) is verbonden met de wikkeling van een relais j ] 15 (U) gevoed met gelijkstroom en het tweede paar klemmen van de ge-· | noemde tweede condensator (13) is verbonden met de uitgangsklem-j men van een functiedetector (2) van de lamp (1) voor het opwekken i van een gelijkstroom aangelegd aan de genoemde voedingsspoel van ; het genoemde relais (U) via de genoemde lange lijn (3) en de be-j 20 kleedsels van de genoemde veiligheidscondensatoren (11 en 13). |

2. Inrichting volgens conclusie 1, j met het kenmerk, dat de genoemde detector (2) is gevormd door een foto-elektrische cel.

3. Inrichting volgens conclusie 2, 25 met het kenmerk, dat deze foto-elektrische cel slechts gevoelig is voor de infrarode stralen.

4. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat deze detector (2) is voorzien van een thermokoppel geplaatst in de onmiddellijke nabijheid van de gloei- 30 draad van de lamp (1).

5· Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de genoemde detector (2) is voorzien van een stroomtransformator (1U) waarvan de primaire wikkeling is aangebracht in serie met de secundaire wikkeling van de genoemde $jÈs^ 35 tweede transformator (9) en waarvan de secundaire wikkeling is J 8020242 v.1 ,· \ - 7 - ♦ * ; .......................... ί I i verbonden met de ingangsklemmen van een gelijkrichter (15) waar-; van de uitgangsklemmen zijn verbonden met bet genoemde tweede paar klemmen van de genoemde tweede condensator (13) via een filter dat slechts de gelijkstroom doet lopen. ; 5

6. Inrichting volgens conclusie 59 | met het kenmerk, dat dit filter wordt gevormd door een inductantie (16) geplaatst in serie tussen de genoemde gelijkrichter (15) en; j i i de genoemde tweede condensator (13). !

7. Inrichting volgens conclusie 6, ! 10 met het kenmerk, dat het filter buitendien is voorzien van een ; I condensator (17) aangebracht tussen de uitgangsklemmen van de ! genoemde gelijkrichter (15). I

8. Inrichting volgens conclusie 79 met het kenmerk, dat de genoemde condensator (17) een derde j | ! 15 veiligheidscondensator is met vier klemmen waarvan het eerste j paar klemmen is verbonden tussen de uitgangsklemmen van de genoemde gelijkrichter (15) en het tweede paar klemmen is verbonden ! met het tweede paar klemmen van de genoemde tweede condensator j (13) via de genoemde inductantie (6) in serie aangebracht. j

9. Inrichting volgens conclusie J, ! met het kenmerk, dat de genoemde condensator (17) een chemische ‘ ! condensator is van grote waarde voor het regelen van de tijd van ; ; het relais (1+) bij het afvallen wanneer de lamp (1) werkt als i knipperlicht. 25 | .,¾¾ 8 0 2 0 2 4 2-, i 1- I /