NL8006992A - Werkwijze en inrichting voor het door koud vervormen vervaardigen van buisvormige, aan een einde althans in hoofdzaak gesloten houders uit pijpmateriaal. - Google Patents

Description

VO 1359 -1- u /* . * .

Werkwijze en inrichting voor het door koud vervormen vervaardigen van buisvormige, aan éên einde althans in hoofdzaak gesloten houders uit pijpmateri aal.

In het bijzonder in het geval van buisvormige houders, die in de praktijk veelal slechts eenmalig, hooguit een beperkt aantal malen worden gebruikt, is het van belang dat de kostprijs tot een minimum wordt beperkt. Indien echter aan de houders hoge eisen ten 5 aanzien van sterkte en maatnauwkeurigheid worden gesteld en deze bovendien een betrekkelijk gecompliceerde bodemconfiguratie hebben, zal dit bij de tot dusverre bekende vervaardigingsmethoden resulteren in kostprijs verhogende maatregelen, zoals meerdere vervaardigings-fasen en het toepassen van relatief gecompliceerde mdrijzen.

10 Een voorbeeld van dergelijke houders zijn patroonhulsen, die, zoals bekend, een relatief dunne cilinderwand hebben met aan een einde een bodem, waarbij de cilinderwand een constante wanddikte kan hebben of een naar het open einde toe afnemende wanddikte en waarbij de bodem aan de buitenzijde een opneemholte voor een ontsteking heeft, 15 die via een axiaal kanaal met de hulsbinnenruimte is verbonden, terwijl, indien bestemd voor automtische of semi-automatische wapens, in de bodem-zone een uitwendige ringgroef is aangebracht, waarin een uitwerporgaan kan aangrijpen.

Traditioneel worden patroonhulsen vervaardigd, uitgaande 2o van een rond plaatje, dat door diverse stempel- en dieptrekbewerkingen eerst tot een kom wordt vervormd en vervolgens in êên of meer stappen op lengte wordt gebracht. Afgezien van het relatief grote aantal noodzakelijke bewerkingsfasen is een bezwaar van deze techniek dat reeds bij het produceren van de ronde plaatjes veel afval wordt gevormd. 25 Uit de literatuur zijn reeds voorstellen bekend waarbij aan laatstgenoemd bezwaar wordt tegemoetgekomen door niet uit te gaan van een rond plaatje maar van buismateriaal, bijvoorbeeld geëxtrudeerde messingpijp.

Van stukjes pijp wordt een einde vervormd tot een bodem 30 en in volgende bewerkingsfasen kan het pijpje op lengte worden 8 0 069 9 2 4> *> ' -2- gebracht en, voorzover dit niet reeds is geschied, wordt aan het bodem-einde de gewenste eindconfiguratie gegeven. Dergelijke technieken zijn beschreven in het Duitse octrooi nr. 893.936, het Zwitserse octrooi nr. 178.286 en uit de ter inzage gelegde Europese octrooiaanvrage 5 nr. 0000438. Al. deze eerdere voorstellen omvatten het vormen van een bodem bij een pijpeinde door uitsluitend materiaal van het betreffende pijpeinde binnenwaarts te verplaatsen, terwijl het overige deel van de cilinderwand van het pijpje ongemoeid wordt gelaten. Het op de, geringere, einddikte brengen van dit deel van de cilinderwand geschiedt 10 dan in een of meer volgende bewerkingsstappen, waarbij het pijpje tevens op de eindlengte wordt gebracht.

De uitvinding beoogt een werkwijze die, in vergelijking met de bekende voorstellen, aanzienlijk eenvoudiger en daardoor goedkoper is en waarbij ook van een eenvoudiger stempelinrichting gebruik kan 15 worden gemaakt.

Hiertoe wordt volgens de uitvinding uitgegaan van een pijpje, dat reeds, in hoofdzaak dezelfde lengte heeft als de te· vervaardigen houder, echter een grotere wanddikte heeft dan deze, waarbij, terwijl het pijpje zijdelings is opgesloten en aan een einde wordt tegenge-20 houden, met een vanaf het andere einde axiaal door het pijpje gedreven, inwendigvormgereedschap, materiaal van de binnenzijde van de cilindrische pijpwand wordt weggenomen en naar het tegengehouden einde wordt gestuwd voor het bij dit pijpeinde vormen van een bodem.

In beginsel behoeft de werkwijze volgens de uitvinding 25 slechts êên bewerkingsfase te omvatten voor het omzetten van het pijpvormige uitgangsmateriaal tot het gewenste eindproduct, waarbij tevens nagenoeg de gehele pijplengte aan een koude vervorming wordt onderworpen en derhalve de mechanische materiaaleigenschappen daarvan worden verbeterd.

25 In nadere uitwerking van de uitvinding kan bij het invoeren van het inwendige vormgereedschap in het pijpje, pijpmateriaal bij het gereedschap-invoereinde eerst worden tegengehouden voor het axiaal verankeren van het betreffende pijpeinde, waarbij tijdens dè voortgezette gereedschapbeweging de hoeveelheid tegengehouden pijpmateriaal 30 door meebeweging met het gereedschap geleidelijk tot 0 wordt gereduceerd .....8 0 06 9 9 2 ί * -3-

Aldus. wordt ooi hij relatief geringe wanddikte van b.et uitgangsmateriaal verhinderd dat bij niet volledig centrische indringing van het gereedschap, het pijpje axiaal wordt gestuikt.

Voor het uitvoeren van de werkwijze verschaft de uitvinding 5 een inrichting, gekenmerkt door een enkelvoudige matrijs met een in hoofdzaak cilindrische, doorgaande opneemholte voor opeenvolgende pijpstukjes, een vanaf een einde geheel door de opneemholte heen beweegbare stempel met een, met de binnenconfiguratie van de te vormen houders corresponderende vorm en een contrastempel, waarmee het tegen-10 overliggende einde van de opneemholte tijdelijk kan worden afgesloten, waarbij aan de stempel-invoerzij de de opneemholte de vorm heeft van een trechter, waarvan de kleinste dwarsmaat de kleinste buitendiameter van de te vervaardigen houders bepaalt.

Van een in de matrijsholte met geringe speling opgenomen 15 pijpje wordt het einddeel, van waaraf de stempel het pijpje binnenkomt, radiaal gespreid, hiertoe in de gelegenheid gesteld door de trechter-vorm van het betreffende einde van de matrijsholte. Het zich om de stempel in de trechteropening bevindende materiaal vormt een verankering die stuiken van het pijpje in de zich voor de stempel bevindende zone 20 verhindert en tevens de materiaalvoorraad die bij voortgezette stempel-beweging door afstroping door de zijwand van de stempel geleidelijk wordt verbruikt.

Bij “voorkeur is de vorm van de contrastempel, die van het betreffende deel van de matrijsholte en die van de stempel aangepast 25 aan de gewenste bodemconfiguratie van de te vervaardigen houder en nadat de stengel de contrastempel zover is genaderd dat de houder-bodem de gewenste configuratie heeft, wordt de contrastempel teruggetrokken en beweegt de stempel met de zich daar omheen vormende houder door de matrijs heen. Zodra de gevormde houder vrij is van de 30 matrijshouder kan deze door geëigende afvoermiddelen worden aangevat en de stempel kan naar de uitgangspositie worden teruggetrokken.

Voor een bedrijfszekere besturing van de stempelslag kan de inrichting volgens de uitvinding zijn voorzien van een blok, dat periodiek kan worden geplaatst aan de stempelzijde van de matrijs 35 voor het tijdelijk beperken van de stempelslag tot een afstand, 8 0 06 9 9 2 * ·\ -U- corresponderend met het vormen van de houderhodem, welk hlok is voorzien van een radiale onderbreking, die het zijdelings verwijderen van het blok toelaat en tevens dient voor het doorlaten van de stempel en voor het toevoeren van een volgend pijpstuk.

5 Na verwijdering van het tussenblok kan de stempelbeveging op de in het voorgaande beschreven wijze worden voortgezet voor het uitwerpen van een voltooide houder.

Ter verduidelijking van de uitvinding zal, onder verwijzing naar de tekening, een uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting voor het IQ door koud vervormen vervaardigen van buisvormige, aan êên einde met een bodem uitgeruste houders worden beschreven.

Fig. 1 tot 5 tonen opeenvolgende werkstanden van de stempel- inrichting volgens de uitvinding in zijaanzicht, gedeeltelijk in axiale doorsnede.

Volgens de tekening is de inrichting voorzien van een matrijs 1 met een matrijsholte 2 en verder een stempel 3 en een contrastempel U, welke laatste beweegbaar zijn zoals met de daarin getekende pijlen weergegeven.

In de tekening zijn bovendien een tussenblok 5 met een 2q opening 6 en een uitwerper 7 aangegeven, beide zijdelings beweegbaar uitgevoerd.

In fig. 1 is de situatie weergegeven, waarbij de stempel 3 geheel is teruggetrokken en het tussenblok 5 boven op de matrijs 1 is geplaatst. In de holte 6 van het tussenblok bevindt zich een pijpje 8 waaruit bij de weergegeven inrichting een patroonhuls moet worden vervaardigd.

- De matrijsholte 2 heeft een zich over het grootste deel van de lengte uit strekkende, in hoofdzaak cilindrische wand 9. Het boveneinde is uitgevoerd als een trechter 10 en het ondereinde is voorzien 2o van een schouder 11 die de bovenste positie van de contrastempel b bepaalt, alsmede een uitsparing 12 voor het vormen van een flens bij de bodem van de te vervaardigen patroonhuls. De contrastempel 1+ heeft een kopvlak 13 en een centraal uitsteeksel ïk, respectievelijk voor het vormen van het ondervlak van de te vervaardigen huls en voor het 2^ vormen van_een uitsparing daarin voor'het opnemen van een ontstekings-lading. Het is echter duidelijk dat de zojuist beschreven elementen 8 0 069 9 2 ..........

+ % -5- 12-14 afhankelijk zijn van de gewenste configuratie van het "betreffende deel van de te vervaardigen patroonhuls.

In fig. 2 is de situatie weergegeven waarbij het pijpje 8 nauw passend is opgenomen in de matrijsholte 2. Het aldus positioneren 5 van het pijpje 8 wordt vergemakkelijkt door de aanwezigheid van het trechtervormige deel 10 van de matrijsholte 2. De stempel 3 is gezakt tot contact met het boveneinde van het pijpje 8,

In fig. 3 is de situatie weergegeven waarbij de stempel 3 iets verder omlaag is bewogen, waarbij materiaal 15 van het boveneinde 10 van het pijpje 8 zijdelings is gespreid in de ruimte, aanwezig binnen de trechter 10, terwijl voor het kopvlak 16 van de stempel 3 materiaal 17 van de binnenwand van het pijpje 8 wordt voortgestuwd in de richting van het ondereinde van het pijpje.

Het zijdelings gespreide materiaal 15 bij het boveneinde van 15 het pijpje vormt een verankering tussen de stempel 3 en de trechter-wand 10, welke verankering verhindert dat, in het bijzonder bij dun-wandige pijpjes 8, het zich voor het kopvlak 16 bevindende pijpmateriaal gaat stuiken in plaats dat het, zoals met 17 aangegeven, voor het kopvlak 16 uit wordt voert jpstuwd.

20 Tijdens verdere omlaagbeweging van de stempel 3 zal door medeneming op de zijwand van de stempel 3 de hoeveelheid gespreid materiaal 15 echter constant afnemen en tot 0, althans nagenoeg tot 0 worden gereduceerd.

In fig. 4 is de situatie weergegeven waarbij van de te ver-25 vaardigen huls het bodemgedeelte geheel en het wandgedeelte nagenoeg geheel is voltooid. De stand van de stempel wordt hierbij bepaald door. het tussenblok 5·

In fig. 5 is de situatie weergegeven, waarin, na zijdelings verwijderen van het tussenblok 5 de stempel 3 verder is vooruit bewogen 30 tot dat de gevormde patroonhuls zich aan de onderzijde geheel buiten de matrijs 3 bevindt en kan worden aangevat door het uitwerporgaan 7, dat na terugtrekking van de stempel naar de in fig, 1 af geheelde uitgangssituatie, de patroonhuls zijdelings kan afvoeren.

De bovenrand van de aldus vervaardigde patroonhuls kan aan 35 5iet open einde een enigszins onregelmatige randconfiguratie hebben, 8 0 069 9 2

1» J

«r -6- hetgeen echter hij een nabewerking, die toch nodig is om een nauwkeurige lengtemaat te waarborgen, worden weggenomen, (zie streeplijn in fig. 5).

Tij dens het vormen van de bodem wordt, zoals blijkt uit fig. 3, materiaal van de binnenwand van het pijpje 8 voortgestuwd.

5 Bij een juiste maatvoering van stempel, matrijsholte en pijpje kan automatisch in het midden van de bodem een opening vrij blijven die de verbinding vormt tussen de ontstekerholte en de binnenruimte van de huls. Bij voorkeur wordt, in verband met de vereiste bedrijfszekerheid bij patroonhulsen, deze opening naderhand nageboord.

10 De werkwijze en inrichting onderscheiden zich van tot dusverre bekende technieken door eenvoud en daardoor lage kostprijs en niettemin hoge bedrijfszekerheid, terwijl het eindproduct maatzuiver is en een hoge sterkte heeft.

8006992

Claims (3)

1. Werkwijze voor liet door koud vervormen vervaardigen van "buisvormige, aan een einde althans in hoofdzaak gesloten houders uit pijp-materiaal, met het kenmerk, dat wordt uitgegaan van een pijpje, dat reeds in hoofdzaak dezelfde lengte heeft als de te vervaardigen houder, 5 echter een grotere wanddikte heeft dan deze, waarbij, terwijl het pijpje zijdelings is opgesloten en aan éên einde wordt tegengehouden, met een vanaf het andere einde axiaal door het pijpje gedreven, inwendig vormgereedschap, materiaal van de binnenzijde van de cilindrische pijp-wand wordt weggenomen en naar het tegengehouden einde wordt gestuwd 10 voor het bij dit pijpei'nde vormen van een bodem.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat bij het invoeren van hét inwendige vormgereedschap in het pijpje pijpmateriaal bij het gereedschap-invoereinde eerst wordt tegengehouden voor het axiaal verankeren van het betreffende pijpeinde, waarbij tijdens de 15 voortgezette gereedschapbeweging de hoeveelheid tegengehouden pijpmateriaal door meebeweging met het gereedschap geleidelijk tot 0 wordt gereduceerd.

3. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 1 of 2, gekenmerkt door een enkelvoudige matrijs met een in 20 hoofdzaak cilindrische, doorgaande opneemholte voor opeenvolgende pijpstukjes, een vanaf een einde geheel door de opneemholte heen beweegbare stempel met een, met de binneneonfiguratie van de te vormen houders corresponderende vorm en een contrastempel, waarmee het tegenoverliggende einde van de opneemholte tijdelijk kan worden afgesloten, 25 waarbij aan de stempel-invoerzijde de opneemholte de vorm heeft van een trechter, waarvan de kleinste dwarsmaat de buitendiameter van de te vervaardigen houders bepaalt. k. Inrichting volgens conclusie 3, gekenmerkt door een blok, dat periodiek kan worden geplaatst aan de stempelzijde van de matrijs 30 voor het tijdelijk beperken van de stempelslag tot een afstand, corresponderend met het vormen van de houderbodem, welk blok is voorzien van een radiale onderbreking, die het zijdelings verwijderen van het blok toelaat en tevens dient voor het doorlaten van de stempel en het toevoeren van een volgend pijpstuk. -8006992