NL8006773A - Actief spreeknetwerk voor een telefoontoestel. - Google Patents

Description

i* * YO 1222

Actief spreeknetverk voor een telefoontoestel

De uitvinding heeft betrekking op een actief spreeknetverk voor een telefoontoestel, dat een paar lijnaansluitingen aavat.

Van telefoonstelsels deel uitmakende tvee-draads-abonneeketens 5 zijn in het bijzonder ingericht volgens een configuratie van de als hybride aangeduide soort, vaarbij de zendeenheid en de ontvangeenheid onderling geconjugeerd zijn.

Bij een dergelijke inrichting vorden signalen, zoals teweeggebracht, ofwel in de zendeenheid, ofwel in de ontvangeenheid, vat de andere een-10 heid betreft, in. hoofdzaak, of volledig onderdrukt. Volgens concentionele technieken is een dergelijke inrichting gerealiseerd met behulp van een hybride-inductiespoel (vorkschakeling). De helft van het door de zendeenheid gegenereerde signaalvermogen wordt echter gedissipeerd in het balansnetverk van deze hybride-inductiespoel, hetgeen een laag transmis-15 sierendement betekent. Wegens dit verlies aan veimogen, alsook het ongewenst grote volume en de hoge kosten van dergelijke voor een telefoontoestel bedoelde hybride-inductiespoelen, zijn spreekketens ontwikkeld, waarbij dergelijke concentioneel gebruikelijke hybride-inductiespoelen niet nodig zijn. Een voorbeeld van een dergelijke keten is bekend uit 20 het Amerikaanse octrooischrift 3.5½.395· De noodzaak voor hybride- inductiespoelen is hierbij vermeden met behulp van een keten, waarbij de terugkoppellus van een transistorversterker wordt gebruikt ter verkrijging van zijtoonevenvicht.

De ontwikkeling van een volledig elektronisch telefoontoestel 25 brengt mede de wens: cm. te kunnen beschikken over een actief spreeknetverk, dat in dergelijke telefoontoestellen kan worden gebruikt en waardoor voor vrij lange luslengten parallelbedrijf met conventionele een hybridespoel cmvattende telefoontoestellen mogelijk is. Het stroomverbruik van het actieve spreeknetverk dient derhalve gering te zijn, ten-30 einde een voor de werking van het een hybridespoel cmvattende telefoontoestel, voldoende strocm beschikbaar te stellen. Een andere overweging betreft de aan het voedingsvermogen, door andere elektronische ketens, die zich binnen het desbetreffende elektronische telefoontoestel bevinden, opgelegde beperkingen. Ketens, zoals een elektronische kiesge- a η η fi 7 7 3 -2- gevenszender en een lineaire transducent voor de zendeenheid, brengen het vereiste mede, dat het spreeknetwerk een in hoofdzaak. constante netwerk a-b-draadspanning aanhoudt en een geëgaliseerde transmissie gebaseerd op netwerklusstroan.

5 De problematiek wordt volgens de uitvinding opgelost, doordat in een actief spreeknetwerk voor een telefoontoestel, het actieve netwerk is voorzien van strocmsensorketenvoorzieningen voor het bepalen van het niveau van de stroom, zoals deze via de lijnaansluitingen beschikbaar is, en spanningssensorketenvoorzieningen voor het bepalen van- het niveau van 10 de spanning, zoals deze vanaf de lijnaansluitingen beschikbaar is, waarbij de stroom- en spanningsensorketenvoorzieningen in combinatie een activeringssignaal teweegbrengen voor het aanzetten van een toongenerator.

Een.actief spreeknetwerk volgens de uitvinding geeft een zijtoon— signaal., alsook egalisatie voor signalen, die bij de a- en b-draadpoort 15 worden uitgezonden en ontvangen, waarbij tevens de bij deze poort aan1-wezige spanning op een in hoofdzaak constant niveau wordt gehouden.

Het actieve- spreeknetwerk geeft tevens vermogen af voor· een signalerings-toon-inkiezer, die deel uitmaakt van een telefoontoestel. Van het spreeknetwerk deel uitmakende ketenvoorzieningen zijn werkzaam cm zowel de lus:= 20 strocm, alswel de a-b-draadspanning te onderzoeken en te bepalen of, bijvoorbeeld bijllange lussen, waarbij van meerdere toestellen de telemiero— foon is. opgencmen, deze beide grootheden een grootte hebben die voldoende is om te bewerkstelligen, dat de inkiezer de desbetreffende signalerings-tonen kan genereren. Wanneer aan beide voorwaarden is voldaan, wordt de 25 inkiezer aangezet, waarbij een toon zal worden gegenereerd, wanneer een toets van het desbetreffende toetspaneel wordt ingedrukt.

In het raam van de onderhavige uitvinding geldt, dat, wanneer het inzenden van kiesgegevens gewenst is en een toets wordt ingedrukt, de zendeenheid buiten werking wordt gesteld en de ontvangeenheid daardoor 30 wordt geblokkeerd. Bovendien wordt, toegelaten, dat de bedrijfsspanning van het telefoontoestel tijdens het inzenden van kiesgegevens toeneemt. Door een gedeelte van de lusstrocm via een vaste weerstand af te nemen, kan de toestelspanning in een tijd, die veel kleiner is dan een milliseconde, worden veranderd, zonder dat de spanning over een condensator 35 verandert, hetgeen een aanzienlijk langere tijd zou vereisen.

De uitvinding zal in het onderstaande nader worden toegelicht, met verwijzing naar- de tekening. In de tekening is: 8006773 * * -3- fig. 1 een_geg eneralis eerd schema van een hetende uitvoering van een actief spreeknetwerk, waarbij een transistorterugkoppellus wordt gebruikt voor zijtoonevenwicht en egalisatie; fig. 2 en 3 schaaa's van een actief spreeknetwerk van de in fig. 1 5 aangegeven soort,_en ingericht volgens de uitvinding; en fig» 3;» welke onder fig. 1 is weergegeven, een schema van de wijze waarop de fig. 2 en 3 tegen elkaar moeten worden aangelegd.

Fig. 1 geeft bij wijze van voorbeeld een bekende uitvoering van een actief spreeknetwerk, waarop de uitvinding kan worden toegepast. Bij 10 een dergelijke inrichting wordt de noodzaak van de conventionele inductieve hybridespoelen vermeden, doordat de terugkoppellus van een transis-torversterkerketen wordt gebruikt om ter compensatie van veranderingen in de lijnimpedaatie, zijtoonevenwicht en versterkingsegalisatie te verkrijgen.

15 De weergegeven keteninrichting is een Y-netwerk, waarbij de zend— eenheid 2hQ een ideale spanningsbron is, die is opgencmen in de basis— emitterketen van een transistor 110. De basis-collectoraansluitingen van de transistor 110 zijn verbonden tussen de aansluitingen 101 en 102 van een a-draad en een b-draad. Een paar van resistieve netwerken 111 en 112 20 is in serie verbonden aangesloten over de emitter-eollectoraansluitingen van detransistor 110, en de ontvangeenheid 230 is aangesloten tussen de aansluiting 115 bij het knooppunt tussen de resistieve netwerken, en de aansluiting 116 die zich aan de ene- zijde van de zendeenheid 2l0 bevindt.

25 Een extra impedantienetwerk 113 vormt een overbrugging tussen de aansluiting 116 en de aansluiting 11U bij het knooppunt tussen het resistieve netwerk 111 en de aaitter van de transistor 110. Li de bedrijfstoestand worden uitgaande spreeksignalen, afkomstig van de zendeenheid 2^0, via het impedantienetwerk 113 gekoppeld met de transistor 110. De in de collector-30 keten van de transistor 110 vloeiende stroom verschijnt bij de aansluiting 101, als gevolg waarvan een spanning ontstaat over de aansluitingen 101 en 102, welke spanning het uitgangssignaal vormt, dat over de lijn wordt uitgezonden.

De over de aansluitingen 101 en 102 veroorzaakte spanning doet een 35 stroom vloeien door de weerstanden 111 en 112, welke stroom wordt teruggekoppeld naar de transistor 110, als gevolg waarvan terugkoppelstrocm vloeit vanaf de collector van de transistor 110, naar de aansluiting 101.

Deze terugkoppelstrocm resulteert in een verliesvrije transmissie, uit- a η η β 7 7 3 -lt- gaande van de in de transistor 110, door het uit te zenden 3preeksignaal veroorzaakte stroaa.

Als gevolg van de gemeenschappelijke basis-configuratie van de transistor 110 is de wisselspanningsval over de aansluitingen 102 en 11¾ 5 verwaarloosbaar. De weerstanden R^ en R^ zijn zodanig gedimensioneerd, dat de resulterende spanningsval gelijk is aan' de spanningsversterking tussen de aansluitingen 116 en 101, waardoor een anti-zijtooneffect wordt verkregen. Onder normale zendvoorwaarden staat tussen de aansluitingen 115 en 116 spanning gelijk aan nul.

10 Een signaal, dat vanaf de lijn over de aansluitingen 101 en 102 wordt ontvangen, veroorzaakt een spanning tussen de aansluitingen 102 en 115» welke spanning wordt verdeeld over de ontvangeenheid 230 en de zend-eenheid 2^0. Strocmverlies, dat normaliter zou ontstaan als gevolg van de relatief geringe weerstandswaarde van de weerstand 111, wordt verme-15 den als gevolg van de terugkoppeling naar de transistor 110. Een gedeelte van de ontgangen spanning, die verschijnt over de zendeenheid 2k0 wordt via het impedaatienetwerk 113 teruggekoppeld naar de transistor 110, waardoor het verlies als gevolg van de terugkoppelbaan via de transistor 110 doeltreffend wordt verminderd. Het impedaatienetwerk 113 heeft een grootte, 20 die kleiner is dan die van de lijnimpedantie, zoals aanwezig over de aansluitingen 101 en 102, terwijl de fase-hoek van dit netwerk 113 echter in hoofdzaak identiek is met die van bedoelde li jnimpedantie. Aldus wordt door het actieve spreeknetwerk zijtoonevenwicht verkregen met zendspannings-versterking- 25 De fig. 2 en 3 zijn illustratief voor een keténschema van een actief spreeknetwerk volgens fig. 1, wanneer dat is ingericht volgens de uitvinding. Het telefoonlijningangssignaal ontstaat over de geleiders 101 en 102. De hoofdstrocmbesturingsbaan vanaf de ingangsgeleiders via het actieve netwerk, verloopt vanaf de geleider 101 via het Darlington-paar tran-30 sistors 210 en 211, de diode 212, de weerstand 213, de als diode verbonden transistors 21¾ en 215 en de geleider 102, ofwel massa. De stroaa, zoals aanwezig aan de emitter aansluiting van de transistor 21U, wordt gebruikt voor de aandrijving van een stroaaspiegel, die bestaat uit de transistors 216, 215 en 21T. Deze transistors zijn zodanig gedimensioneerd, 35 dat de emitterstrocm in de transistor 217 gelijk is aan de emitterstroaa in de transistor 215. De emitterstroaa in de transistor 216 is ongeveer 21 maal kleiner dan de stroaa in de transistor 215. Aangezien de transis- 800 6 77 3 + * -5- tor 217 op dezelfde wij zé is gedimensioneerd als de transistor 215, alsook de geleiders 101 en 1Q2 overbrugt, vloeit ongeveer de helft van de lijnstroaa tevens door deze transistor.

Een spanningsbron voor het leveren van een spanning van k 1/2 V^e 5 (waarin de basis-eaitterspanning van de transistor voorstelt) die is opgenomen in· de spreeknetwerkketen, maakt bij lange luslengten parallel-bedrijf mogelijk met een conventioneel, een hybridespoel omvattend telefoontoestel met een koolmicrofoon. De spanning van k V^e is afkomstig van de transistors 210, 211, 21k en 215· De helft van V wordt verkregen 10 door de genuaniumdiode 212. De spanning tussen de a- en de b-draad is derhalve k 1/2 V. , vermeerderd met de geringe spanningsval, zoals ontwikkeld be over de weerstand 213, die een weer standswaarde heeft van· 15 Ohm. Een en ander doet zich in beginsel, voor als een spanningsbron, indien een span-ning-versus-strocm karakteristiek van deze keten wordt beschouwd. Zulk is 15 van belang, aangezien, een conventionele, een hybridespoel omvattend telefoontoestel met een koolmicrofoon, een zeer lage impedantie heeft voor gelijkstroom, zodat een groot gedeelte van de beschikbare stroom daardoorheen zal vloeien. Een verloop van de spanning als functie van de stroom en typerend voor een conventioneel telefoontoestel, zal bij voorbeeld een 20 niet—lineaire karakteristiek opleveren met een helling, die bij het lage einde ongeveer overeenkomt met 2QQ Ohm. Een spanning versus-strocm karak-terstiek geldend voor een telefoontoestel, waarvan een actief spreeknet-werk volgens de uitvinding deel uitmaakt, manifesteert.zich met voordeel als een spanningsbron bij zeer lage stromen wegens de in het voorafgaande 25 beschreven V^e en een hierop aansluitend zeer gering hellend-gedeelte.

In het telefoontoestel bevindt zich een andere weerstand van 15 Ohm in een overspanning-beveiligingsketen (niet weergegeven). De helling van deze kranme kan een waarde aannemen, corresponderende met de helft van de 15 Ohm veerstandswaarde van de weerstand 213, aangezien de belastings- 30 stroom wordt verdeeld over de transistors 215 en 217, alsook de extra 15 Ohm in de overspanning-beveiligingsketen, zodat een helling ontstaat, corresponderende met 22 1/2 Ohm. De kruising in het lagere gedeelte van het werkgebied is bij k 1/2 V . Wanneer gebruik wordt gemaakt van een 06 polariteitbewakingsketen, zal deze spanning worden verhoogd als gevolg 35 van de spanningsval, veroorzaakt door de polarisatiebewakingsketen.

Het is gewenst, dat de spanning in de bedrijfstoestand zo laag mogelijk is, zodat bij langere lussen, parallelbedrijf mogelijk is met een conven- 8 0 0 6 77 3 -6- tionele, een hybride-spoel. omvattend telefoontoestel. Over de twee telefoontoestellen» zal. dezelfde spanning· staan, wanneer deze in parallel-bedrijf werkzaam zijn, zodat bij een zeer geringe stroom, de stroomver-deling over deze toestellen zodanig zal zijn, dat het grootste gedeelte 5 van de stroom zal vloeien door het toestel met de hybridespoel.

In de actieve spreeknetwerkketen is een hoge stroam-opnemende - shuntverbinding opgencmen. Wanneer de stroom een hoge waarde aanneemt, zoals het geval is bij enkele zeer korte lussen, zal de spanning zich beginnen op te bouwen over de weerstand 213. Wanneer deze spanning een 10- waarde bereikt, die gelijk is aan V, zal de reeks van transistors 220, 221 en 222 worden ingeschakeld. Er zijn drie spanningen V over deze transistors, en er zijn drie spanningen over de weerstand 213, de transistor 21 k en de diode 212. Wanneer deze shuntverbinding is inge— schakeld, zal. elke excessieve lusstrocm daardoorheen vloeien» zodat.

15 enige verdere spanningsopbouw wordt verhinderd. De transistor 223 en de weerstand 22h doen dienst cm de uitgangsimpedantie van deze shuntketen. hoog te houden.

De spreeknetwerkketen omvat twee egalisatiemiddelen. Het eerste egalisatiemiddel is de shuntimpedantie tussen de a-geleider 101 en de 20 b-geleider 102» zoals gevozmd door de uitgangsimpedantie van de transistor 217. Wanneer de lusstrocm varieert» in afhankelijkheid daarvan of het netwerk, is aangesloten op een korte lus, of op een lange lus, zal de uitgangsimpedantie van de transistor 217 variëren. Met andere woorden de uitgangsimpedantie zal lager worden als de strocm groter wordt; deze 25 uitgangsimpedantie wordt hoger, wanneer de strocm kleiner wordt. Bij korte lussen is de strocm derhalve groot en de shuntimpedantie is laag.

Als gevolg hiervan zullen zowel het uitgaande, uitgezonden signaal, als-wel het binnenkomende, ontvangen signaal worden verlaagd. Op soortgelijke wijze geldt bij een lange lus, waarbij de strocm gering is, dat 30 de shuntimpedantie hoog is, waarbij het binnenkomende, ontvangen signaal, of het uitgaande» uitgezonden signaal, daarvan geen invloed ondervinden.

Het andere egalisatiemiddel in de spreeknetwerkketen» is gegeven door de egalisatie, zoals deze over de ontvangeenheid 230 plaatsvindt. Deze egalisatie is eveneens afhankelijk van de lusstrocm. Zoals in het 35 voorafgaande reeds werd aangegeven, vloeit de helft van de lusstrocm door- de stroomspiegeltransistor 215. Deze stroomt wordt herhaald in de transistor 215 bij een lagere verhouding van een 21ste gedeelte van de 8006773

4 V

-7- , strocm in de transistor 215» ofwel een 42ste gedeelte van de totale lus— strocm. Deze stroom vloeit door een transistorweerstandsketen met de transistors 231 en 232 en de weerstanden 233 en 234. Bij zeer lange lus sen, waarbij de lusstroom gering is, laeeft de stroom in de transistor 216 5 een dnarjarng· geringe waarde, dat de transistors 231 en 232 niet-geleidend zijn. De stroom vloeit door de weerstanden 233 en 234, zonder dat over een daarvan een spanning wordt ontwikkeld, die voldoende is om de transistors in geleidende toestand te "brengen. In dit geval is het resistieve gedeelte van de impedantie, die de ontvangeenheid overbrugt*» gegeven door 10 de. som van de weerstanden 233 , 234 en 235» hetgeen een betrekkelijk hoge impedantie oplevert.

Bij korte lussen, waarbij de lusstrocm hoog is, vloeit door de transistor 216 een dusdanig; hoge strocau, dat over de weerstand 234 een spanning wordt ontwikkeld, waardoor de diode-, die is verbonden met de 15 transistor 232, in de geleidende toestand wordt geschakeld, Voor nog kortere lussen wordt over de. weerstand 233 een spanning ontwikkeld, waarbij de diode, die met de transistor 231 is verbonden» wordt doorgeschakeld. De beide transistors schakelen derhalve de diode, die is verbonden met de transistor, in bij zeer korte lussen. Wanneer deze transistors 20 in de geleidende toestand zijn gebracht, is de impedantie daarvan gering.

Het resistieve gedeelte van de .-.shuntimpedantie over de. ontvangeenheid is derhalve, wanneer beide in,'de geleidende toestand zijn geschakeld, gegeven door de weerstandswaarde van de weerstand 235. In de actieve net-werkketen is een lineaire transducent, zoals een electret gebruikt als 25 de zendeenheid 240. De zendeenheid is via de transistor 241, die werkzaam is als een emittervolger, gekoppeld met een versterkketen 247, waarvan de transistors 242 , 243 en 244 deel uitmaken. Vanaf de uitgang van de zendeenheid 240 is de basisstroan, voor de transistor 241 afkomstig.

Het vanaf de emitter van de transistor 241 afkomstige, uit te·zenden 30 signaal wordt via een serieweerstand 245 en een condensator 246 gekoppeld met de basis van de transistor 242. Deze drie-traps gemeenschappelijke emitter-versterkketen 247 versterkt het uit te zenden signaal op een wijze, soortgelijk aan die, welke met een operationele versterker wordt verkregen. Terugkoppelweerstand 248 vormt een terugkoppeling vanaf de uit-35 gang van de versterker, die is gegeven als de collector van de transistor 243, naar de basis van de transistor 242, teneinde de versterking te begrenzen. De uitgang van de versterker is gekoppeld met de ingang van de condensator 250, en de weerstand 249 is gekoppeld met het Darlington- anofi 77 3 -8- . paar transistors 210 en 211, waar het signaal verder wordt versterkt, alvorens via de a- en be-geleider· te worden uitgezonden*

Het. actieve spreeknetwerk is ontworpen cm te worden gebruikt in combinatie met, en voor bet teweegbrengen vaiftonen in gerichte kies-5 inrichtingen. De spreeknetwerkketen ontvangt twee ingangssignalen vanaf de toongenerator 301. Een. eerste via de ingangsgeleider 103 overgedragen signaal blokkeert de ontvangeenheid 230, telkens wanneer een toets van het toetsenpaneel (niet-weergegeven) wordt ingedrukt, aangevende, dat het genereren van een toon gewenst is. Een tweede signaal, dat over de. gelei-10 der 10h- wordt overgedragen stelt, de zendeenheid 2bQ gedurende het genereren van tonen buiten werking. De twee signalen bewerkstelligen, dat de zendeenheid 2^0 en de ontvangeenheid 230 sequentieel worden geschakeld, teneinde ongewenste klikgeluiden in de ontvangeenheid 230 te vermijden. Wanneer een'toets wordt ingedrukt, wordt de ontvangeenheid derhalve ge-15 blokkeerd en vervolgena· wordt de zendeenheid buiten werking gesteld.

Nadat de toets, is vrijgegeven, waardoor wordt aangegeven, dat naar de spreektoestand is teruggekeerd, wordt de volgorde omgekeerd, in die zin, dat de ontvangeenheid slechts nadat de zendeenheid is geconditioneerd, weer in de oorspronkelijke toestand wordt teruggebracht.

20 De werking van de in de actieve netwerkketen aanwezige schakel- elementen kan het best worden toegelicht door een beschrijving van de keten, wanneer deze overgaat van een modus voor spraakoverdracht, naar een modus voor het inzenden van kiesgegevens.

In de spraakoverdrachtmodus bevindt de geleider 103 zich op massa-^ potentiaal (geleider 102). De transistor 260 is geactiveerd en vanaf de emitter van de transistor 261 vloeit stroom via de weerstand 262, naar de emitter van de transistor 260. De collector van de transistor 261 is verbonden met de basis van de transistor 263, alwaar stroom wordt afgenomen. De transistor 263 verkeert derhalve in de geleidende toestand en J is verzadigd, waarbij de spanning op de basis van de transistor 26^ naar die van zijn collector wordt getrokken. De transistor 2Sh doet zich voor als een diode en vormt een laagohmige resistieve baan, die cm de weerstand 265 heen verloopt. In de spraakoverdrachtmodus is de weerstand in de signaalbaan naar de ontvangeenheid 230, derhalve laag.

35 In de modus voor het inzenden van kiesgegevens, wordt het over de geleider 103 getransporteerde signaal hoog, als gevolg waarvan de basisspanning van de transistor 260 hoog wordt. De transistor 260 wordt daardoor 8006773 £> * -9- . uit geschakeld en. door de veerstand 262 vloeit geen stroom, als gevolg waarvan ook de transistor 261 wordt uitgeschakeld. Wanneer de transistor 261 is uitgeschakeld, wordt ook de transistor 263 uitgeschakeld, die op zijn beurt de transistor 263 uitschakelt. Wanneer de transistor 5 26k is uitgeschakeld, is de weerstand van dit gedeelte van de voor het ontvangen signaal beschikbare baan vergroot tot een waarde, corresponderende met die van de weerstand 26¾. als gevolg waarvan het uitgangssignaal van de ontvangeenheid wordt onderdrukt.

De geleider 1CA bevindt zich eveneens op massapotentiaal wanneer 10 de toongenerator in de spraakoverdrachtmodus verkeert. Hierdoor wordt een stroombaan gevoimd vanaf de emitter van de transistor 270 naar massa.

Aldus is de transistor 270 geleidend en in de transistor 272 ontstaat een stroom. De in de transistor 272 vloeiende stroom heeft tot gevolg, dat de transistor- 27^ in de geleidende toestand komt, en de met de transis-15 tor 2jk verbonden diode in de keerrichting wordt voorgespannen. Aange— zien de transistor 275 geleidend, is, is de collect or spanning daarvan laag, en de. transistor 276 ontvangt een hulpspanning. waardoor deze transistor niet-geleidend wordt. Wanneer de transistor 276 is uitgeschakeld, ontvangt de transistor 277 geen basis-aandrijfsignaal en deze transistor 20 is eveneens uitgeschakeld.

Wanneer- de toongenerator 301 overgaat naar de modus voor het inzenden van kiesgegevens, komt de geleider 10k op een hogere potentiaal, en er vloeit niet langer een strocm in de transistor 272. De strocm vloeit echter langs een andere baan, en wel via de weerstand 278, de transis-25 tors 27U en 275 en naar massa. Als gevolg hiervan wordt de collector-potentiaal van de transistor 27^ verhoogd tot ongeveer 2 V . Deze verhoogde spanning verschijnt aan de basis van de transistor 276 en deze transistor wordt, in de geleidende toestand gebracht. De strocm, die in de transistor 276 vloeit, geeffe een basisaandrijfsignaal, dat voldoende 30 is cm de transistor 277 ia de verzadiging te brengen. Wanneer de transistor 277 ia de verzadigingstoestand verkeert, is de weerstand 280 parallel verbonden met de weerstand 281 , waardoor de weerstand vanaf de geleider 101 naar de geleider 108 wordt verlaagd.

Een keten 300 voor het onderdrukken van uitgezonden signalen, ont-35 vangt ook aan zijn ingang het op de geleider 104 van de toongenerator 301 afkcmstige signaal. Zoals eerder is uiteengezet, is de geleider 104 in de spraakoverdrachtmodus, met massa verbonden. Gedurende deze modus 8006773 -10- vloeit door de weerstand 303 basisaandrij fstroom, en de transistor 30¾ verkeert in. de geleidende toestand* Wanneer de transistor* 30¾ geleidend is» is een stroaoherhalingsketen, die de transistors 305 en 306 en de weerstanden 307 en 308 omvat,, uitgeschakeld. Aangezien in de transistor 5 306 geen stroom, vloeit, is de transistor 309 eveneens uitgeschakeld en de basis van de transistor 2¾2 kan- variëren, in afhankelijkheid van het vanaf de zendeenheid afkomstige signaal, dat daarmee via de condensator 2¾6 wordt gekoppeld.

Wanneer de generator overgaat naar de modus voor het inzenden van - 10 kiesgegevens, wordt de potentiaal van de geleider 10¾ hoog, als gevolg waarvan de transistor 30¾ wordt uitgeschakeld. Wanneer de transistor 30¾ niet-geleidend is, vloeit via de weerstand 310 en de transistor 305, een referentiestrocm* Deze in de transistor 305 vloeiende referentiestrocm herhaalt zich in de transistor 306, en via de weerstand 311 vloeit atroan.

15 naar de transistor 309 » als. gevolg waarvan de basisspanning daarvan wordt verhoogd en deze transistor geleidend wordt. De collector van de transistor 309 kant derhalve op massapotentiaal, waardoor de basisspanning van de transistor 2¾2. meegetrokken wordt, zodat deze transistor wordt uige— schakeld. Het uitschakelen van de transistor 2¾2 in de versterker 2¾7 heeft 20 twee gevolgen. Het eerste gevolg is, dat de zendeenheid 2h0 door het uitschakelen van de versterker 2kJ wordt geblokkeerd. Wanneer in deze versterker de eerste transistor wordt uitgeschakeld, wordt daardoor de. tveedertransistor uitgeschakeld, die op zijn beurt de derde transistor uitschakelt. Het andere gevolg is, dat stroom wordt gehandhaafd in de 25 modus voor het inzenden van kiesgegevens. Stroom, die in deze versterker in de spraakoverdrachtmodus wordt gebruikt, is tijdens de modus voor het inzenden van kiesgegevens beschikbaar voor de toongenerator 301.

De actieve spreeknetwerkketen geeft voedingsvermogen vanaf de a- en b-geleiders voor zijn interne ketenelementen en voor de toongene-30 rator 301. Twee spanningsniveaus zijn beschikbaar cm in het netwerk en in andere ketenvoorzieningen te worden gebruikt. Het spanningsniveau V1 bestaat in het knooppunt tussen de condensator 282, de weerstanden 280 en 281 en de basis van de transistor 210. Hierdoor wordt een laag-doorlatend filter gevormd voor de spanning over de a- en b-geleiders. 35 De afsnijfrequentie van dit RC-filter dat de weerstand 281 en de condensator 282 cmvat, is lager dan 10 Hz, zodat elk spreeksignaal dat op de a- en b-geleiders aanwezig is, wordt uitgefilterd. Hierdoor wordt een 8006773 :? * -11- - referentiespanning gegeven» die beschikbaar is cm te worden gebruikt in de andere ketenvoorzieningen. Elke stroom, die vanaf bet spanningsniveau VI wordt getrokken, wordt echter geleid via de weerstand 281 en heeft de neiging om de spanning, die aan het toestel wordt aangeboden 5 te verhogen. Strocm, die vanaf de referentiesparming V1 is afgeleid, is derhalve tot een laag niveau, beperkt.

Een tweede spanningsniveau V2 bestaat in het knooppunt tussen de basis van de transistor 211 en de emitter van de transistor 210. Uit deze spanning kan een aanzienlijk sterkere stroom ontstaan en. de grootte van 10 deze spanning is juist 1 onder het spanningsniveau V1. Ook het spanningsniveau V2 is geregeld, aangezien de spanning V1 sterk wordt gefilterd, en V2 het spanningsniveau VI volgt. Bovendien is de transistor 210 in de doorlaatrichting voorgespannen» zodat enige extra strocm, die vanaf zijn emitter wordt afgencmen, vanaf de geleider 101, via. zijn collec— 15 tor zal vloeien. De transistor 210 fungeert derhalve als een voedingsbron». alsook, als een gedeelte van een gemeenschappelijke-basisversterk-keten. De spanning V2 wordt gebruikt voor het voeden van de schakelketen— voorzieningen, de zendeenheid 2^-0 en de zendversterker 2bj, Deze spanning is tevens een voedingsspanning voor de toongenerator 301.

20 In de modus voor het inzenden van kiesgegevens, betrekt de toon generator een vaste stroaa.vanaf de geleider 108, via de parallelcombina-tie van de weerstanden 280 en 281» teneinde de aan het toestel aangeboden spanning te verhogen. Op deze wijze wordt de toestelspanning verhoogd, zonder dat het nodig is de spanning over de condensator 282 te 25 veranderen, hetgeen een eindige tijd zou vereisen. Aldus is de mogelijkheid gegeven cm de toestelspanning betrekkelijk snel-te verhogen. Een dergelijke overgang vindt plaats in een tij.d, die aanzienlijk kleiner is dan een milliseconde.

De voor het inleiden van de kiesgegevensinzendprocedure dienende 30 keten 320 bepaalt of de toestelspanning en de toestelstrocm een grootte hebben bereikt, die voldoende is cm de toongenerator 301 tonen te laten genereren. Deze voorbereidingsketen houdt de voor het inzenden van kiesgegevens aanwezige logica uitgeschakeld, zodat niet naar de modus voor het inzenden van kiesgegevens kan worden overgegaan, alvorens is 35 bepaald, dat de spanning en stroom daarvoor geschikte waarden hebben bereikt. De spanning wordt onderzocht door een sensorketen met de transistors 321 en 322 en de weerstanden 232, 32b en 325- Indien de spanning V2 .8006773 -12- een niveau heeft bereikt, dat voldoende hoog is, vormt een de weerstanden 32k en 325 omvattende spanningsdeler, een spanning, die hoog genoeg is cm de transistor 322 in de geleidende toestand te schakelen. Wanneer de transistor 322 in de-geleidende toestand is. geschakeld, is. de 5 transistor 321 uitgeschakeld. Wanneer de transistor 321 is. uitgeschakeld, wordt de potentiaal van de kiesgegevensinzendprocedure-voorbereidings-geleider- 105 hoog, en de toongenerator 301 wordt voorbereid.

De strocm wordt onderzocht, doordat de spanningsval over de weerstand 213 wordt gemeten. Dit spanningsvalsignaal wordt via de geleiders 10 106 en 107 gekoppeld met de voor het inleiden van de kiesgegevensinzend-procedure dienende keten 320. De op de geleider 106 aanwezige spannings val. is ongeveer 2 V groter dan de massaspanning èn is veel groter dan de verschilspanning. Wanneer deze spanningsval. groot genoeg is, aangevende dat een strocm bestaat, die voor een goede werking van de toonge— 15 nerator 301 voldoende is, wordt de toongenerator 301 voorbereid. De over de weerstanden 330 en 331 ontwikkelde spanningsvallen veroorzaken strcmen, die vloeien naar een strocmherhaler met de transistors 332 en 333 en de weerstanden 33^ en 335· De door de weerstand 330 vloeiende strocm wordt herhaald in de transistor:-333, en wordt afgetrokken van de strocm, die 20 dooinde weerstand. 331 vloeit. Deze aftrekoperatie wordt uit gevoerd, zodat een verschilstrocm ontstaat, welke wordt toegevoerd aan de ingang van een diodedie met de transistor 336 is verbonden. Deze strocm wordt herhaald in de transistor 337 en wordt gekoppeld met een resistieve keten, die de weerstanden 338 en 339 cmvat. Wanneer de verschilstrocm een vol-25 doende grote waarde heeft bereikt, wordt de transistor 3^0 ingeschakeld en strocm die vloeit via de weerstand 3b6 naar de basis van de transistor 3^-1, en via de weerstand 3^7 naar de basis van de transistor 3^5, wordt afgebroken,, waardoor deze transistors worden uitgeschakeld. Wanneer de transistor 3^1 is uitgeschakeld, wordt de strocm in de spannings-30 deler, die de weerstanden 3^2 en 3^3 omvat, verbroken. Als gevolg hiervan wordt de transistor 3^k eveneens uitgeschakeld, waardoor de potentiaal van de voor het inleiden van de kiesgegevens-inzendprocedure aanwezige geleider -105 hoog wordt.

Tijdens de spraakoverdrachtmodus is de geleider 103 met massa ver-35 bonden, zodat, voordat kan worden bepaald of de strocm een voldoende waarde heeft bereikt, de transistor 3^1 wordt ingeschakeld door een stroom, die via de weerstand 3^8 naar massa vloeit. Tijdens de modus voor het 8006773 -13- ' inzenden van kiesgegevens bereikt de geleider 103 echter het spannings niveau V2 en de transistor 3^0 wordt geblokkeerd. Wanneer deze transistor 3^0 niet-geleidend is, wordt ook de transistor 3bk niet geleidend, waardoor de voorbereidingsgeleider 105 tijdens de modus voor het in— 5 zenden van kiesgegevens op een hoge. potentiaal kan blijven. De collectors van de transistors 3bk en 321 voimen een bedrade OF-keten, waarbij een gedeelte van het ingangssignaal van de kiesgegevensinzendprocedure-voorbereidingsgeleider, het sensorspanningsingangssignaal i-s en het andere gedeelte het strocmsensoringangssignaal is. Wanneer ofwel de 10 spanning, ofwel de stroaa onvoldoende groot is, kan hierdoor worden verhinderd^ dat de potentiaal van de kiesgegevensinzendprocedure-voorberei-dingsgeleider te hoog wordt en de toongenerator wordt voorbereid.

In de voor het inleiden van de kiesgegevensinzendproeedure dienende keten 320 is enige, hysteresis geïncorporeerd, zodat, wanneer de 15 stroomwaarde juist de drempelwaarde heeft bereikt, de keten niet van de ene toestand naar de andere zal overschakelen. Deze hysteresis, wordt veroorzaakt door de transistors 3^0 en 3^-5. Wanneer het niveau van de strocm onvoldoende is, is de transistor 3^5 geleidend, waardoor de weerstand 339 wordt kortgesloten. Wanneer de stroom toeneemt tot een waarde, 20 waarbij de transistor 3^0 in de geleidende toestand kant, wordt de transistor 3^5 uitgeschakeld, Wanneer de transistor 3^5 is uitgeschakeld, neemt de weerstand in de collectorketen van de transistor 33T toe. In eerste aanleg moest deze collectorstroom een spanning V.^ opbouwen over de weerstand. 338. Wanneer eenmaal die drempelwaarde is bereikt en de 25 transistor 3^-0 is geactiveerd, moet de spanning V over de beide weerstanden 338 en 339 worden gehandhaafd, hetgeen minder stroom vereist, nadat een gunstige stroomwaardebepaling heeft plaatsgevonden. Hierdoor ontstaat de voor de keten gewenste hysteresis.

Hoewel in het voorafgaande een specifieke uitvoering van de uit-30 vinding is getoond en beschreven, zal het duidelijk zijn, dat deze uitvoeringsvorm slechts illustratief is voor de uitvinding en dat verschillende modificaties kunnen worden gerealiseerd, zonder het kader van de uitvinding te verlaten.

8006773

Claims (8)

1. Actief spreeknetwerk voor een telefoontoestel, omvattende een paar van lijnaansluitingen (101, 102), met tiet kenmerk, dat het actieve netwerk cmvatt strocmsensorketenvoorzieningen (330-3^3), die zijn ingericht cm het. niveau van de beschikbare stroom, zoals afkomstig vanaf de 5 lijnaansluitingen te bepalen; en spanningssensorketenvoorzieningen (321-325), die zijn ingericht cm het niveau van de spanning, zoals beschikbaar vanaf de lijnaansluitingen te bepalen, waarbij de stroom- en spanningsensorketenvoorzieningen in combinatie een activeringssignaal teweeg brengen voor het voorbereiden van de werking van een toongene-10 rator (301).

2. Actief spreeknetwerk volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de spanningssensorketenvoorzieningen omvatten een spanningsdelernetwerk (32U, 325)dat de grootte van een spanning in het middelpunt van het deleraetwerk,. alsook een gereduceerde spanning;, die representatief is 15 voor deze grootte, koppelt met een eerste transistor (322), welke eerste transistor, wanneer de gereduceerde spanning groter iè dan een vooraf bepaalde waarde, een tweede transistor (321) activeert; welke tweede transistor een spanningsactiverings signaal voor de toongenerator teweegbrengt. 20 3· Actief spreeknetwerk volgens de conclusies 1 of 2, met het kenmerk, dat de strocmsensorketenvoorzieningen cmvatten een eerste strocmspiegel-sectie met een eerste transistor (332) en een tweede transistor (333); welke eerste transistor een eerste ingangsstrocmniveau heeft, alsook een uitgangsstrocmniveau, dat representatief is voor dit eerste strocmniveau, 25 overdraagt naar de tweede transistor; welke tweede transistor is ingericht voor het uitvoeren van een aftrekfunctie en als ingangssignalen ontvangt een tweede ingangsstrocmniveau en een uitgangsstrocmniveau van de eerste transistor, waarbij de verschilstroem wordt gekoppeld met een tweede strocmspiegelsectie, die een derde transistor (336) en een vierde 30 transistor (337) cmvat, waarbij de derde transistor als ingangssignaal ontvangt de verschilstrocm, en de uitgangsstroem van de derde transistor wordt herhaald in de vierde transistor. k. Actief spreeknetwerk volgens een van de voorafgaande conclusies 1 t/m 3, met het kenmerk, dat de strocmsensorketenvoorzieningen verder 35 omvatten hysteresisketenvoorzieningen (338-3^0, 3^5, 3^7), die zijn inge- 8 0 0 6 77 3 -15- - richt cm het aanhouden, van het activeringssignaal te besturen.

5. Actief spreeknetwerk volgens êên van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de stroamsensorketenvoorzieningen omvatten: een spanningsver s childr empelket en voor het meten van een verschil tussen een 5 relatief hoge en een relatief lage bronspanning, waarbij elke bronspan-nipg via een weerstand is verbonden met een transistorstroomherhaler, waarbij de eerste transistorstrocmherhaler (330) is verbonden met de relatief hoge spanning,, waarbij de collector en basisèlektrodes van deze transistor gezamenlijk zijn verbonden met de basis van de tweede transis-10 torstroamherhaler (333), waarbij de collector van de tweede transistor-stroamherhaler is. verbonden met de bron voor het teweegbrengen van de relatief lage spanning, welke tweede transistorstroomherhaler een diffe— rentiaaluitgangsspanning teweegbrengt, waarbij de emitterêlektrodes van. de eerste en tweede transistorstrocmherhalers' gezamenlijk zijn verbonden 15 met een. refer ent iespanningsniveau.

6. Actief spreeknetverk volgens conclusie k, met het kenmerk,, dat de hysteresismiddelen omvatten: twee transistors (3^0, 3^5) > waarbij de be-sturingselektrode van de eerste transistor (3^-0), alsook een uit weerstanden samengesteld delernetwerk (338, 339), zijn gekoppeld met de uit- 20 gang van de tweede stroamspiegelsectie, waarbij de uitgangselektrode van de· eerste transistor is gekoppeld met de ingangselektrode van de tweede transistor (3^-5) en de uitgangselektrode van de tweede transistor is verbonden met het gemeenschappelijke punt van het uit weerstanden samengestelde delernetwerk.

7. Actief spreeknetwerk volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat het netwerk verder cmvat: een besturingselement (210-215), dat over de lijnaansluitingen is aangesloten, alsook kan reageren op gelijkspanning die over de desbetreffende lijnen verschijnt; en een variabele impedantie (217) die is verbonden met het besturingselement 30 en waarvan de impedantiewaarde varieert in responsie op signalen, afkomstig van dit besturingselement.

8. Actief spreeknetwerk volgens conclusie 7» met het kenmerk, dat het netwerk verder omvat: een resistief netwerk (280, 281) en een condensator (272), welk netwerk over de lijnaansluitingen is aangesloten; waar-35 bij de combinatie van het. resistieve netwerk, de condensator en het besturingselement, een eerste gelijkspanningsniveau beschikbaar stelt, wanneer het actieve spreeknetwerk zich in een eerste bedrijfstoestand 8006773 -16- . bevindt, alsook een tweede gelijkspanningen!veau beschikbaar stelt wan neer het actieve spreeknetwerk zich in een tweede bedrijfstoestand bevindt.

9. Actief spreeknetwerk volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat in ' 5 de eerste bedrijfstoestand de weerstand van het resistieve netwerk een eerste waarde heeft ,. en in de tweede bedrijfstoestand de weerstand van het resistieve netwerk een tweede waarde heeft.

10. Actief spreeknetwerk volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het besturingselement een Darlington-paar van transistors (210, 211) omvat, 10 waarbij de basis-collectorelektrode over de lijnaansluitingen^zijn aangesloten, de emitterelektrode de eerste is in een serieverbinding van een diode (212), een weerstand (213) en een tweede en derde transistor (21k, 215), waarbij van de derde transistor, de emitterelektrode is verbonden, met êln van de lijnaansluitingen, en de collect or elektrode een. 15 middel vormt voor het afgeven van een hulpspanning aan het variabele impe-dantie-selement, teneinde te bewerkstelligen,, dat dit variabele impedan-tie-element een constante spanning over de lijnaansluitingen handhaaft. 8 00 6 77 3