NL8005764A - Werkwijze en inrichting voor het naar korrelgrootte scheiden van stortgoed. - Google Patents

Description

Λ ϊ Ν.0. 29.να

Werkwijze en inrichting voor het naar korrelgrootte scheiden van stortgoed.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het naar korrelgrootte van elkaar scheiden van stortgoed onder gebruikmaking van een zeef. Een dergelijke werkwijze is algemeen bekend evenals de daarvoor toe te passen inrichting. Tot heden heeft men steeds gemeend, dat voor 5 een efficiënte scheiding het nodig was het zeefoppervlak met betrekking tot het te behandelen materiaal te bewegen. Men deed dit door tril- of schudbewegingen die behalve een vertikale component zonodig voor het transport ook een langscomponent hadden danwel doordat men de zeef naar beneden toe liet hellen.

10 Sommige materialen, zoals klei, hebben onder de invloed van de werking van dergelijke zeven de neiging ballen te vormen die niet door de zeefopeningen kunnen. Daardoor wordt een onjuiste scheiding verkregen want deze ballen bestaan uit deeltjes die zelf wel door de zeefopeningen hadden kunnen passeren. Ook is het bekend een roterende zeeftrommel te gebruiken 15 waarbij het materiaal dus voortdurend wordt opgetild en dan op het zeefoppervlak van de trommel terugvalt. Het inwendige van een dergelijke zeef-inrichting is niet goed te inspecteren. Bovendien zijn dergelijke inrichtingen doorgaans vrij zwaar en vergen relatief veel energie.

Doel van de uitvinding is een eenvoudigere en goedkopere werk-20 wijze respektievelijk inrichting te verschaffen.

Dit doel wordt overeenkomstig de uitvinding in de eerste plaats bereikt doordat het stortgoed in de transportrichting positief wordt voortbewogen over een stationaire zeef.

In tegenstelling tot het bekende principe wordt dus volgens de 25 uitvinding de zeef stil gehouden en wordt het te behandelen materiaal over de zeef bewogen. Hierdoor wordt het zodanig omgewoeld dat alle korrels die afgezeefd zouden kunnen worden ook de kans krijgen te worden afgezeefd.

Bij voorkeur gaat men daarbij zodanig te werk dat de middelen voor het over de zeef bewegen van het stortgoed een gelijkblijvende af-30 stand tot de zeef hebben die gelijk aan of groter is dan de grootste korrel-maat, die door de zeef kan worden doorgelaten. Men bereikt dan dat die korrels waarvan de maat geschikt is om door de zeefopeningen te passeren niet noodzakelijkerwijze door de transportmiddelen worden verplaatst. Dit gebeurt wel met de te grote deeltjes en dit houdt de te behandelen massa 35 voldoende in beweging om de kleine deeltjes successievelijk door de ope-ningen van de zeef te laten bewegen.

Laat men ook de kleinere deeltjes door de transportmiddelen 80 05 76 4

V

* ï -2- over het zeefoppervlak bewegen dan heeft men, in het bijzonder in de trans-portrichting een groter zeefoppervlak nodig teneinde zeker te zijn dat alle kleine deeltjes die uitgezeefd moeten worden uit het materiaal zijn verdwenen.

5 Heeft men te maken met droog materiaal dan wordt het bij voor keur met behulp van water aan de inrichting toegevoerd en verder wordt bij voorkeur over de gehele lengte van de zeef water gesproeid op zeef-en voortbewegingsmiddelen. Dit water kan van bovenaf worden toegevoerd maar ook of in plaats daarvan uit andere richtingen. Vastklevende deel-10 tjes in het bijzonder deeltjes die aan de transportmiddelen blijven kleven worden dan losgemaakt. Voor dit losmaken kan men ook gebruik maken van trillingen in het vertikale vlak waardoor de deeltjes naar beneden toe worden weggeslingerd.

De inrichting voor het toepa’ssen van de werkwijze volgens de 15 uitvinding bestaat bij voorkeur uit een gedeeltelijk cilindrische trogvormige stationaire zeef en een daarboven geplaatste aandrijfbare trans-portschroef waarvan de draaiingsas concentrisch is met het cilindrische deel van de trog. In plaats van een schroeftransporteur is het echter ook mogelijk de inrichting te laten bestaan uit een gootvormige statio-20 naire zeef en de transportmiddelen te laten bestaan uit in langsrichting van de zeef beweegbare op de wijze van een kettingtransporteur uitgevoerde meenemers. De goot behoeft dan niet de vorm van een half-cilindrische of gedeeltelijk cilindrische trog te hebben maar kan elke vorm hebben, zoals een gebogen goot of een rechthoekige goot mits de als schraperbladen 25 uitgevoerde transportmiddelen, die bij voorkeur met behulp van een ketting zonder einde worden bewogen, een raamprofiel hebben dat evenwijdig loopt aan het gootprofiel.

In beide gevallen kan de trog respektievelijk goot in de trans-portrichting naar boven toe hellen waardoor in tegenstelling tot de be-30 kende naar beneden hellende zeef hoogte kan worden gewonnen.

Het begingedeelte van de zeef kan zich daarbij onder een waterspiegel bevinden die zich bevindt in een bak waarin de zeef is geplaatst waardoor de scheiding in volledig natte toestand kan beginnen.

Dit bevordert de scheiding wanneer klei of andere klevende materialen 35 aanwezig zijn.

De zeefopeningen kunnen langwerpig zijn met een langsas dwars op de transportrichting zodat de deeltjes ruim der gelegenheid hebben te ontsnappen. Deze dwarsrichting van de langwerpige zeefopeningen is bijzonder geschikt bij een transportschroef.

40 De zeef kan echter ook gaten hebben die in de langsrichting 80 05 76 4 4. ï v -3- verlopen.

Het zeefoppervlak kan met rubber zijn bekleed ter beperking van de slijtage en de afstand van transportmiddel tot het zeefoppervlak kan gelijk zijn aan of groter dan de kleinste afmeting van de zeefperforaties.

5 Volgens de uitvinding kan de zeef zelf bestaan uit rubber of ander soepel en elastisch materiaal, zoals polyurethaan, en kan het transportmiddel uitsteeksels hebben die op de zeef aangrijpen. Men verkrijgt dan een slijtvaste zeef terwijl de uitsteeksels of nokken telkens wanneer deze een opening passeren de zeef zodanig vervormen dat korrels die zich 10 in de openingen hebben vastgezet los worden gemaakt.

Met de inrichting en werkwijze volgens de uitvinding is een lichtere constructie mogelijk die dus minder vermogen vraagt. De naar boven toe open trog of goot laat een goede inspectie toe en correcties wanneer ongewenste delen in de inrichting komen. Het spoelwater zorgt voor 15 een goede desintegratie, waarbij de schroef positief transporteert, daarbij uitsmeert en aan de schroef vastklevende deeltjes door het spoelwater worden verwijderd.

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de tekeningen.

20 Fig. 1 toont schematisch in zijaanzicht één uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding.

Fig. 2 is een dwarsdoorsnede van de inrichting van fig. 1 volgens de lijn II-II.

Fig. 3 toont de inrichting van fig. 1 doch nu hellend opge- 25 steld.

Fig. A· toont een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding en

Fig. 5 een doorsnede volgens de lijn V-V van fig. A.

De in de fig. 1 en 2 getoonde inrichting bestaat uit een bak 1 30 met afvoerpijpen 2. In deze bak is een zeef 3 geplaatst die de vorm heeft van een halve cilindermantel waarvan de bovenranden naar boven toe zijn verlengd met vertikaal staande spatschermen A- en 5.

In deze trog 3 bevindt zich een transportschroef 6 op een as 7 welke as door middel van de motor 8 en overbrenging 9, 10 in draaiing 35 kan worden gebracht.

Bij 11 bevindt zich een toevoertransporteur die het te scheiden materiaal stort op een goot 12 die naar beneden helt en uitmondt boven de bak 1, Het naar beneden stromen over de goot 12 wordt bevorderd met behulp van een waterspuitinrichting 13.

4-0 Verder bevindt zich boven de bak 1 een pijp IA- met sproei- 80 05 76 4 * > -4- v openingen voor het sproeien van water op de transportschroef 6, het materiaal op de zeef en op de zeef zelf.

Zoals uit de fig. 1 en 2 blijkt staat tussen de transportschroef en het zeefoppervlak een spleet 15 die zodanige afmetingen heeft 5 dat deze gelijk aan of groter is dan de deeltjes die via de zeefopeningen dienen te verdwijnen.

De uitvoeringsvorm van fig. 3 komt overeen met die van fig. 1 met dit verschil dat de gehele bak.hellend is opgesteld zodat het begin-gedeelte van de zeef 3’ zich bevindt onder de waterspiegel 16 die in de 10 bak 1' in stand wordt gehouden. Het via de goot 12' toe stromende materiaal komt in het water terecht en wordt daardoor gemakkelijker gescheiden in deeltjes.

Zoals getoond in fig. 2 kan de transportschroef zijn voorzien van nokken 27 die op de zeef 3 aangrijpen. De zeef bestaat dan uit een 15 van openingen voorziene plaat van rubber of dergelijk soepel materiaal.

Fig. 5 toont een andere uitvoeringsvorm bestaande uit een bak 17 met afvoerpijpen 18 en een zeef 19 die zoals blijkt uit fig. 5 de vorm heeft van een rechthoekige goot. Boven de zeef bevindt zich een ketting 20 zonder einde die loopt over omkeerwielen 21 en 22 waarvan er tenminste 20 één wordt aangedreven. Op deze ketting bevinden zich plaatvormige mee-nemers 23 die met de gewenste afstand tot het oppervlak van de zeef 19 daaroverheen kunnen bewegen in de richting van de afvoergoot 24*.

De toevoer van materiaal vindt plaats door middel van een geschikte inrichting bijvoorbeeld in de vorm van een transportband 25 die 25 zijdelings uitmondt tussen onder- en bovenpart van de ketting 20. De sproeibuis 26 zorgt voor reiniging van de kettingtransporteur en de zeef 19.

80 0 5 76 4

Claims (12)

1. Werkwijze voor het naar korrelgrootte van elkaar scheiden van stortgoed onder gebruikmaking van een zeef, met het kenmerk, dat het stortgoed in de transportrichting positief wordt voort- 5 bewogen over een stationaire zeef.

2. Werkwijze volgens conclusie l,met het kenmerk, dat de middelen voor het over de zeef bewegen van het stortgoed een gelijkblijvende afstand tot de zeef hebben die gelijk aan of groter is dan de grootste korrelmaat die door de zeef kan worden doorgelaten.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het ken merk, dat over de gehele lengte van de zeef water wordt gesproeid op zeef- en voortbewegingsmiddelen.

4. Werkwijze volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat de voortbewegingsmiddelen in een vertikaal vlak in 15 trilling worden gebracht.

5. Inrichting voor het toepassen van de werkwijze volgens conclusies 1, 2, 3 of 4, met het kenmerk, dat deze bestaat uit een gedeeltelijk cilindrische trogvormige stationaire zeef en een daarboven geplaatste aandrijfbare transportschroef waarvan de draaiings- 20 as concentrisch is met het cilindrische deel van de trog. é. Inrichting voor het toepassen van de werkwijze volgens conclusie 1, 2, 3 of 4, met het kenmerk, dat deze bestaat uit een gootvormige stationaire zeef en de transportmiddelen bestaan uit in langsrichting van de zeef beweegbare op de wijze van een kettingtrans- 25 porteur uitgevoerde meenemers.

7. Inrichting volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat de trog respektievelijk goot in de transportrichting naar boven toe hellend is geplaatst.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het ken· 30. e r k, dat het laagstgelegen deel van de zeef zich onder de waterspiegel bevindt van een bak waarin de zeef is geplaatst.

9. Inrichting volgens een of meer der voorgaande conclusies 5 t/m 8, m e t het kenmerk, dat de zeef langwerpige openingen heeft.

10. Inrichting volgens een of meer der voorgaande conclusies 5 t/m 9, m e t het kenmerk, dat het zeef oppervlak met rubber is bekleed.·

11. Inrichting volgens een of meer der voorgaande conclusies 5 t/m 10, met het kenmerk, dat de afstand van de transport- 40 middelen tot het zeefoppervlak gelijk aan of groter is dan de kleinste 80 0 5 76 4 4 * —6"* afmeting van de zeefperforaties.

12. Inrichting volgens een of meer der voorgaande conclusies 5 t/m 9, met het kenmerk, dat de zeef bestaat uit soepel elastisch materiaal.

13. Inrichting volgens conclusie 12, met het ken merk, dat het transportmiddel is voorzien van op de zeef aangrijpende uitsteeksels of nokken. 80 05 76 4