NL8004069A - Inrichting voor het verzamelen van zich op een water- oppervlak bevindende verontreinigingen, bestemd voor een schip. - Google Patents

Description

80.3248/M/jz ,, , ,

Korte aanduiding: Inrichting voor het verzamelen van zich op een wateroppervlak bevindende verontreinigingen, bestemd voor een schip.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verzamelen van zich op een golvend wateroppervlak bevindende verontreinigingen, bestemd voor een schip voorzien van een zich voor een inlaatopening in de scheepsromp aangebrachte geleiding 5 met twee aan de zijkanten aangebrachte en ongeveer vertikaal staande geleidingswanden en met een schilorgaan (voor het afromen van de bovenste vloeistoflaag). Met een dergelijke inrichting welke bekend is uit het Duitse Octrooischrift 2.246.957 wordt beoogd dat ook bij een betrekkelijk aanzienlijke deining, de op het wateroppervlak 10 drijvende verontreinigingen kunnen worden verzameld en daarbij steeds een ongeveer gelijkblijvende schilhoogte kan worden gehandhaafd.

De bekende inrichting vertoont in dit verband twee evenwijdig en vertikaal staande wanden die zijn uitgevoerd als een 15 drijflichaam. Het schilorgaan is met een verder drijflichaam verbonden en wordt rechtstreeks door de scheepsromp gedragen waarmee het schilorgaan scharnierend is verbonden. Voor de verbinding van het schilorgaan met de geleidingswanden is een verdere scharnierende verbinding aanwezig die zelf via een dempingsinrichting weer met de 20 scheepsromp is verbonden.

Andere bekende inrichtingen vertonen verbeteringen met betrekking tot het constant houden van een bepaalde schilhoogte.

Anderzijds echter hebben de ook bij de bekende inrichtingen nog in het bijzonder bij aanzienlijke deining optredende duikbewegingen 25 van de scheepsromp een ongunstige invloed op de schilhoogte aangezien deze duikbewegingen onafhankelijk van de duikbewegingen van de geleidingswanden optreden. Wanneer zich namelijk bij sterke deining de schildiepte of schilhoogte bij het verzamelen van een 8004069 - 2 - olielaag van bij voorbeeld 2 cm dikte en bereikt deze schildiepte ingevolge de duikbeweging een aanzienlijk hogere waarde, dan wordt te veel zuiver water binnen de scheepsromp ingevoerd en vermindert hierdoor de werkzaamheid van de reiniging.

5 De uitvinding beoogt een inrichting te verschaffen waarmee een instelbare schildiepte bij deining nog nauwkeuriger kan worden aangehouden. Volgens de uitvinding wordt dit oogmerk bereikt doordat het schilorgaan drijvend is uitgevoerd en vast met de geleidingswanden is verbonden en doordat de drijvers die vast aan 10 de voor- en achterzijde van het schilorgaan zijn verbonden, bestaan uit gedeeltelijk overspoelbare drijvers.

Het schilorgaan kan daarbij zelf als een gesloten drijver zijn uitgevoerd. Wordt in deze uitvoering bij het opkomen van een golf eerst de voorste drijver omspoeld, dan heft deze de totale 15 geleiding aan de voorzijde op. Hierdoor wordt de schildikte constant gehouden. Wordt onmiddellijk hierna het achterste deel van de inrichting overstroomd door de golf, dan werkt de achterste drijver als een extra opwaartse kracht in de zin van een stabilisering.

De aanpassing aan sterke golven geschiedt aldus door de stabilise-20 ring in hoogte richting van het schilorgaan tezamen met de overige bestanddelen van de geleiding, onafhankelijk van de duik- en tuimelbewegingen van de scheepsromp aangezien de gehele inrichting via scharnierende stangen is verbonden met de scheepsromp en hierdoor min of meer onafhankelijk van de scheepsromp is geworden.

25 De uitvinding zal nader worden toegelicht en verdere kenmerken beschreven aan de hand van een uitvoeringsvorm afgebeeld in de tekening.

Fig. 1 is een zijaanzicht van de verzamelinrichting volgens de uitvinding.

30 Fig. 2 is een gedeeltelijk bovenaanzicht van de inrichting volgens Fig. 1.

8004069 * - 3 -

De tekening toont een inrichting 1 bestemd voor een schip voor het verzamelen van zich op een golvend vrij water oppervlak bevindende verontreinigingen. De scheepsromp 19 is slechts schematisch aangeduid. Deze romp is via een verzamelbuis 2 verbonden 5 met de inrichting 1 welke in voc waartse richting volgens de pijl 4 door het schip wordt voortgestuwd. Daarmede wordt beoogd om in een bijzonder olie van het water oppervlak af te scheppen welke olie via de buis 2 in de scheepsromp 19 wordt geleid om dan binnen de scheepsromp te worden gescheiden van het water.

10 Van doorslaggevende betekenis is de zogenaamde schilhoogte, d.w.z. de diepte volgens welke de verontreinigingen van het wateroppervlak worden afgeroomd. Deze schilhoogte volgt uit de afstand van de bovenzijde van een schilorgaan 5 tot het water oppervlak 7 dat ook met de letters NW is aangegeven. De af te scheppen olie 15 wordt via het schilorgaan 5 en een verzamelkanaal 6 gevoerd naar de leiding 2. Het kanaal 6 is aan zijn achterzijde via trechtervormige wanden 8 en een opening 9 verbonden met de verzamelleiding 2.

Voor de stabilisering van de stand van het schilorgaan 5 20 is dit orgaan aan zijn voorkant verbonden met twee voorste drijvers 25. In de tekening is slechts een van de drijvers aangegeven aangezien Fig. 2 slechts een helft van de inrichting in bovenaanzicht toont. Verder draagt er nog voor de stabilisering van het schilorgaan 5 een aan de achterzijde aangebrachte verdringings-25 ruimte 11 bij, welke ruimte in het verdere deel van deze beschrijving ook als drijver 11 wordt aangeduid.

De beide zijden van de inrichting worden begrensd door geleidingswanden 12 die aan de voorzijde trechtervormig naar buiten zijn gebogen en die door verstijvingsplaten 14 worden vastgehouden. 30 Voor de verbinding van de inrichting 1 met de scheepsromp 19 zijn scharnierende stangen 3 aanwezig die via draaiverbindingen 26 zijn 8004069 - 4 - verbonden met de inrichting 1 en via scharnierpunten 20 met de scheepsromp 19. De scharnieren 20 en 26 kunnen zodanig zijn uitgevoerd dat niet alleen een op en neer waartse beweging van de inrichting 1 ten opzichte van de scheepsromp 19 mogelijk is, doch 5 ook een draaibeweging binnen bepaalde grenzen teneinde de tuimel- bewegingen van de scheepsromp 19 niet over te dragen op de inrichting 1.

Boven het achterste gedeelte van het schilorgaan 5 bevindt zich een scheef gerichte geleidingswand 41 die zich voortzet in een 10 bodemplaat 41' en daarmee een bestanddeel vormt van de verdringings-ruimte 11 resp. de achterste drijver 11. Deze schuin gerichte geleidingswand 41 voor het water wordt aan de voorzijde via staven 45 verbonden met het schilorgaan 5. Deze staven 45 vormen een rooster dat er voor zorgt dat het kanaal 42 wordt vrijgehouden van grotere 15 « verontreinigingen.

Het schilorgaan 5 dat zich uitstrekt op de volle breedte van de inrichting 1 en dat vast verbonden is met de beide zijwanden 12, 15, is in langsdoorsnede stroomlijnvormig uitgevoerd. Een aanwezige wand 60 verdeelt het schillichaam 5 in een bovenste kamer 20 61 en een onderste kamer 62. Hiervan vormt de bovenste kamer 61 een in zich zelf gesloten drijflichaam. De onderste kamer 62 kan worden doorstroomd door middel van het openen van een bodem ventiel 80. Dit ventiel kan via een stootstang 81 worden gesloten waarbij de stang zich uitstrekt door een geleidingsbuis 82 tot voorbij de 25 bovenkant van het schilorgaan 5. Deze uitvoering verschaft de mogelijkheid een voorafbepaalde schilhoogte in te stellen door het gedeeltelijk of geheel laten vollopen van de onderste kamer 62.

Nog extra kunnen ook de voorste drijvers 25 tenminste gedeeltelijk worden gevuld met water.

30 De voorste drijvers 25 zijn onderverdeeld in een bovenste drijver 23 en een onderste drijver 24. Hiervan kan de onderste drijver 24 met water worden gevuld via een verzamelbuis 70 die zich 8004069

ί -V

- 5 - uitstrekt ook door de bovenste drijver 23. Om dan bij deining een sterke stroming in de onderste drijver 24 te vermijden welke stroming invloed kan uitoefenen op de stand van het schilorgaan 15, zijn in de onderste drijver 24 twee scheidingswanden 72 en 73 5 aangebracht. Deze wanden strekken zich niet uit tot op de bodem van de onderste drijver 24 opdat bij een gedeeltelijk gevulde drijver 24 een vereffening tussen de beide kamers kan optreden.

Voor de bevestiging van de voorste drijver 25 zijn draagplaten 63 aanwezig die zijn bevestigd op flenzen 64 aan de voor-10 zijde van het schilorgaan 5. Bij het inlopen van een golf overeenkomstig de pijl 22 wordt de voorste drijver gedeeltelijk omspoeld en heft hierdoor de gehele inrichting 1 aan de voorzijde op. Hierdoor wordt de schildikte ongeveer constant gehouden. Dit veronderstelt echter dat de bovenste drijver 23 zo snel mogelijk aanspreekt.

15 Om dit te bereiken is de opdrijvende kracht van de bovenste drijver 23, d.w.z. het grondvlak hiervan groter dan dat van de onderste drijver 24. Zodra het achterste deel van de inrichting 1 wordt overstroomd zal de achterste drijver 11 als extra drijfkracht werkzaam worden in de zin van een stabilisering.

20 ' Het zal duidelijk zijn dat verscheidene soortgelijke inrichtingen 1 op de beschreven wijze naast elkaar liggend kunnen worden aangebracht en er ook een overeenkomstig aantal verzamel-leidingen 2 aanwezig kunnen zijn die gemeenschappelijk voeren naar de scheepsromp 19 teneinde de werkzame breedte van de inrichting 25 nog te vergroten. Teneinde met een hogere snelheid de verzamel-inrichting te kunnen vervoeren naar de plaats van bestemming, kan door het ledigen van de ruimte 62 en de onderste drijver 24 een zo ver mogelijk heffen van de inrichting worden verkregen. Dit ledigen van de genoemde ruimten kan bij voorbeeld geschieden met 30 perslucht. Op deze wijze kan worden gevaren met een grotere snelheid dan de normale werksnelheid.

8004069 - 6 -

De inrichting moet met zo min mogelijk vertraging werken en het is in dit verband gunstig gebleken wanneer verschillende delen van de inrichting zijn vervaardigd uit kunststof of bij voorbeeld uit aluminium.

- conclusies - 8004069

Claims (9)

1. Inrichting voor het verzamelen van verontreinigingen op een golvend oppervlak, toe te passen bij een schip, voorzien van tenminste een schilorgaan dat is aangebracht voor een inlaat-opening in de scheepsromp, welke inrichting via scharnierende 5 stangen met de scheepsromp is verbonden en is voorzien van twee aan de zijkant aangebrachte ongeveer vertikaal staande geleidings-wanden, met het kenmerk, dat het schilorgaan (5) drijvend is uitgevoerd en vast is verbonden met de geleidingswanden (12) en dat de drijver bestaat uit gedeeltelijk 10 met vloeistof te vullen drijvers (11, 25) die vast zijn verbonden met de voor- en achterzijde van het schilorgaan.

2. Inrichting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat het schilorgaan (5) over zijn volle breedte via een tussenwand (60) is verdeeld in twee kamers (61, 62), 15 waarbij tenminste een van deze kamers kan worden gevuld met vloeistof.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het schilorgaan (5) een stroomlijnvormige dwarsdoorsnede bezit.

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het schilorgaan (5) aan zijn voorzijde twee of meer op een afstand van elkaar staande drijvers (25) draagt.

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies 25 met het kenmerk, dat de voorste drijver (25) is onderverdeeld in een bovenste kamer (23) en een onderste 8004069 - 8 - kamer (24) waarbij deze onderste kamer met vloeistof kan worden gevuld.

6. Inrichting volgens conclusie 5, m e t het kenmerk, dat de bovenste kamer (23) groter is dan de 5 onderste kamer (24).

7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat boven het schil- orgaan (5) een watergeleidingsplaat (41, 41') is aangebracht welke de achterste drijver (11) draagt.

8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat achter het schil- orgaan (5) een trechtervormige achterwand (8) met een opening (9) is aangebracht waarop de verzamelbuis (2) is aangesloten welke voert naar de scheepsromp (19).

9. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat verscheidene inrichtingen (1) naast elkaar liggend zijn verbonden met een enkele scheepsromp (19). 8004069