NL8003392A - Dialysator met holle vezel membranen. - Google Patents

Dialysator met holle vezel membranen. Download PDF

Info

Publication number
NL8003392A
NL8003392A NL8003392A NL8003392A NL8003392A NL 8003392 A NL8003392 A NL 8003392A NL 8003392 A NL8003392 A NL 8003392A NL 8003392 A NL8003392 A NL 8003392A NL 8003392 A NL8003392 A NL 8003392A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
polyurethane
dialyzer
solvent
solution
glycol
Prior art date
Application number
NL8003392A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Akzo Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Akzo Nv filed Critical Akzo Nv
Publication of NL8003392A publication Critical patent/NL8003392A/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B01PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
    • B01DSEPARATION
    • B01D63/00Apparatus in general for separation processes using semi-permeable membranes
    • B01D63/02Hollow fibre modules
    • B01D63/021Manufacturing thereof
    • CCHEMISTRY; METALLURGY
    • C08ORGANIC MACROMOLECULAR COMPOUNDS; THEIR PREPARATION OR CHEMICAL WORKING-UP; COMPOSITIONS BASED THEREON
    • C08GMACROMOLECULAR COMPOUNDS OBTAINED OTHERWISE THAN BY REACTIONS ONLY INVOLVING UNSATURATED CARBON-TO-CARBON BONDS
    • C08G18/00Polymeric products of isocyanates or isothiocyanates
    • C08G18/06Polymeric products of isocyanates or isothiocyanates with compounds having active hydrogen
    • C08G18/28Polymeric products of isocyanates or isothiocyanates with compounds having active hydrogen characterised by the compounds used containing active hydrogen
    • C08G18/30Low-molecular-weight compounds
    • C08G18/32Polyhydroxy compounds; Polyamines; Hydroxyamines
    • C08G18/3203Polyhydroxy compounds
    • C08G18/3206Polyhydroxy compounds aliphatic
    • CCHEMISTRY; METALLURGY
    • C08ORGANIC MACROMOLECULAR COMPOUNDS; THEIR PREPARATION OR CHEMICAL WORKING-UP; COMPOSITIONS BASED THEREON
    • C08GMACROMOLECULAR COMPOUNDS OBTAINED OTHERWISE THAN BY REACTIONS ONLY INVOLVING UNSATURATED CARBON-TO-CARBON BONDS
    • C08G18/00Polymeric products of isocyanates or isothiocyanates
    • C08G18/06Polymeric products of isocyanates or isothiocyanates with compounds having active hydrogen
    • C08G18/28Polymeric products of isocyanates or isothiocyanates with compounds having active hydrogen characterised by the compounds used containing active hydrogen
    • C08G18/30Low-molecular-weight compounds
    • C08G18/36Hydroxylated esters of higher fatty acids
    • CCHEMISTRY; METALLURGY
    • C08ORGANIC MACROMOLECULAR COMPOUNDS; THEIR PREPARATION OR CHEMICAL WORKING-UP; COMPOSITIONS BASED THEREON
    • C08GMACROMOLECULAR COMPOUNDS OBTAINED OTHERWISE THAN BY REACTIONS ONLY INVOLVING UNSATURATED CARBON-TO-CARBON BONDS
    • C08G18/00Polymeric products of isocyanates or isothiocyanates
    • C08G18/06Polymeric products of isocyanates or isothiocyanates with compounds having active hydrogen
    • C08G18/28Polymeric products of isocyanates or isothiocyanates with compounds having active hydrogen characterised by the compounds used containing active hydrogen
    • C08G18/65Low-molecular-weight compounds having active hydrogen with high-molecular-weight compounds having active hydrogen
    • C08G18/66Compounds of groups C08G18/42, C08G18/48, or C08G18/52
    • C08G18/6666Compounds of group C08G18/48 or C08G18/52
    • C08G18/667Compounds of group C08G18/48 or C08G18/52 with compounds of group C08G18/32 or polyamines of C08G18/38
    • C08G18/6674Compounds of group C08G18/48 or C08G18/52 with compounds of group C08G18/32 or polyamines of C08G18/38 with compounds of group C08G18/3203
    • C08G18/6677Compounds of group C08G18/48 or C08G18/52 with compounds of group C08G18/32 or polyamines of C08G18/38 with compounds of group C08G18/3203 having at least three hydroxy groups

Description

, t \ AGW 1898
Dialysator met holle vezel membranen.
De uitvinding heeft betrekking op een dialysator welke als membranen een bundel uit meerdere componenten bestaande holle draden omvat die ^ uit tenminste twee lagen bestaan, te weten één laag uit geregenereerde cellulose welke de eigenlijke membraan vormt en één laag welke adsorptiedeeljes zoals geactiveerde koolstof of aluminiumoxide bevat.
Het is bekend bij de vervaardiging van dialysators gebruik te maken 10 van membranen in de vorm van holle uit twee componenten opgebouwde draden uit geregenereerde cellulose. Deze holle draden zijn gevormd uit twee sterk aan elkaar hechtende lagen, waarvan de één uit geregenereerde cellulose en eventueel een cellulosederivaat bestaat, terwijl de andere laag gevormd is uit geregenereerde cellulose waar-15 in 1 tot 95 gew.% gelijkmatig verdeelde adsorptiedeeltjes met een gemiddelde deeltjesgrootte tot 40U m zijn ingebed. Dergelijke membranen zijn o.a. beschreven in de openbaargemaakte Duitse octrooiaanvrage 2 627 858. Bij de opbouw van een dergelijke dialysator worden de holle draden tot een bundel gevormd en de uiteinden hiervan 20 worden op gebruikelijke wijze ingebed in een massa, welke meer in . het bijzonder uit een polyurethaan bestaat. Na uitharding van de in-bedmassa worden de draden aan hun uiteinden afgesneden, waardoor de openingen van de holle vezels vrijkomen in de eindvlakken van de verkregen steunorganen.
25 Voor de dialyse kan dan de te dialyseren vloeistof door de holle vezels worden gevoerd. Daarbij kunnen de zich afscheidende bestanddelen door de wand van de celluloselaag diffunderen. Het adsorptiema-teriaal kan dan gelijktijdig bepaalde stoffen adsorberen.
Het is gebleken dat bij het afsnijden van de ingebedde draden ad-30 sorptiedeeltjes uit hun bedding worden gerukt en op het snijvlak terechtkomen of in de holle vezels belanden. Gedurende de dialyse kunnen dergelijke deeltjes een storende werking uitoefenen doordat zij 800 3 3 92 bijvoorbeeld de holle draden verstoppen.
Bij gebruik van een dergelijke dialysator voor hemodialyse kan het verder gebeuren dat bijvoorbeeld koolstofdeeltjes in de bloedbaan terechtkomen, waar zij grote schade kunnen aanrichten en de gezond-5 heid van de patiënt in gevaar brengen.
Er zijn reeds pogingen gedaan dergelijke bezwaren uit de weg te ruimen door van te voren de koolstofdeeltjes te bevrijden van ongewenste zeer kleine deeltjes zoals stof door middel van wassen. Dit is echter maar in beperkte mate mogelijk; het blijkt tenslotte on-10 vermijdelijk dat door het afsnijden de koolstofdeeltjes toch nog verder worden vergruisd.
Er is daarom behoefte aan een inrichting welke bovengenoemde bezwaren niet vertoont en aan een bevredigende werkwijze voor de vervaardiging van dergelijke dialysators.
15 De onderhavige uitvinding beoogt het verschaffen van een dialysator die een bundel uit meerdere componenten bestaande holle draden membranen omvat en aan de snijvlakken van de holle draden geen zich vrijelijk verplaatsbare adsorptiedeeltjes vertoont, en welke dialy-sato'r verder gladde eindvlakken aan de steunorganen bezit, en verder 20 veel toepassingsmogelijkheden biedt, géén toxicologische bezwaren vertoont en in het bijzonder bij hemodialyse kan worden toegepast zonder dat hierbij adsorptiedeeltjes in het bloed terecht komen.
De uitvinding heeft betrekking op een dialysator welke als membranen een bundel uit meerdere componenten bestaande holle draden omvat, 25 welke aan de dialysaatzijde uit een adsorptiedeeltjes bevattende laag bestaan en aan de retentiezijde uit een laag uit geregenereerde cellulose en eventueel een cellulosederivaat en die aan hun uiteinden in een uitgehard polyurethaan steunorgaan zijn ingebed en voor toegang tot de holle draden tot op het eindvlak van het steunorgaan 20 zijn afgesneden, met het kenmerk, dat op de snijvlakken een de ope-ningen van de draden vrijlatende polyurethaan afdichtingslaag met een dikte van 0,2 - 2P m is aangebracht.
800 33 92 ♦ ··»
Bij voorkeur bestaat de afdichting uit een polyurethaan verkregen door omzetting van ' twee- of driewaardige hydroxyl verbindingen met diisocyanaat in een oplosmiddel.
Bij de bereiding van het polyurethaan wordt met zeer veel voordeel 5 gebruik gemaakt van de driewaardige hydroxylverbinding trimethylol-propaan. Een bijzonder geschikte tweewaardige hydroxylverbinding is dipropyleenglycol.
Een zeer goed bruikbare verbinding is een polyurethaan verkregen door omzetting van ricinusolie, trimethylolpropaan, dipropyleen-10 glycol en diphenylmethaandiisocyanaat.
Als tweewaardige hydroxylverbindingen kunnen tevens polyalkyleen-glycolen worden toegepast, in het bijzonder polytetramethyleengly-col. Bij de toepassing van de polyalkyleenglycolen wordt met bijzonder voordeel gelijktijdig gebruik gemaakt van dipropyleenglycol.
15 Bij voorkeur wordt de afdichting uitgevoerd met een polyurethaan welke is verkregen door omzetting van hydroxylverbindingen met di-isocyanaten waarbij de verhouding van de OH-groepen tot de NC0-groepen 1,0 tot 1,5 en in het bijzonder 1,25 tot 1,4 bedraagt.
De uitvinding heeft eveneens betrekking op een werkwijze voor het 20 afdichten van de snijvlakken van een bundel uit meerdere componenten bestaande holle vezels die dienst doen als membranen in een dialysa-tor en die aan de dialysaatzijde uit een adsorptiedeeltjes bevattende laag bestaan en aan de retentiezijde uit een uit geregenereerde cellulose en eventueel een cellulosederivaat verkregen laag, 25 en die aan hun uiteinden in een uitgehard polyurethaan steunorgaan zijn ingebed en voor toegang tot de holle draden tot op het eindvlak van het steunorgaan zijn afgesneden, met het kenmerk, dat op de snijvlakken een 10 tot 20 gewichtsprocentige polyurethaanoplossing wordt gespoten die een viscositeit heeft van 8-15 m Pa.s. en naast 30 het oplosmiddel een verdunner met een vluchtigheidsgetal van 2,0 -25 en eventueel een vloeimiddel bevat. Het verdient aanbeveling een gelvrije oplossing toe te passen. Als oplosmiddel wordt bij voorkeur ethylglycolacetaat gebruikt; als verdunningsmiddel wordt met voor- 800 3 3 92 - 4 - deel gebruik gemaakt van isopropanol.
Goede resultaten worden verkregen bij verwarming van de snijvlakken tot 40 è 60°C.
Een bijzonder geschikt vloeimiddel is celluloseacetobutyraat.
5 Bij voorkeur wordt gebruik gemaakt van een polyurethaanoplossing met een viscositeit van 10 tot 11 mPa.s.
Het polyurethaan wordt op gebruikelijke wijze bereid. De reactanten worden tot oplossing gebracht in een oplosmiddel zoals, bij voorkeur, ethylglycolacetaat. Overige bruikbare oplosmiddelen zijn bij-10 voorbeeld azijnzure esters, zoals ethylacetaat.
Goede resultaten worden verkregen door de hydroxylverbindingen en het diisocyanaat afzonderlijk op te lossen en de diisocyanaat oplossing langzaam toe te voegen aan een voorgelegde oplossing van de hydroxy lverbinding. Met voordeel wordt tijdens het oplossen stikstof 15 doorgeleid.
De concentratie van de uitgangsstoffen in de oplossingen wordt zo hoog gekozen dat na afloop van de reactie door toevoeging van het vloeimiddel en het verdunningsmiddel de eindconcentratie 10 tot 20 gewichtsprocent polyurethaan bedraagt. Het is derhalve doelmatig de 20 concentratie van de uitgangsstoffen in het oplosmiddel meer dan 30 gewichtsprocent te laten bedragen; een gunstige concentratie is circa 40 gew.% of zelfs 60 gew.%.
De voorgelegde oplossing van de hydroxylverbindingen kan bijvoorbeeld op 80eC worden gebracht. Tijdens het toevoegen van het diiso-25 cyanaat dient men er op toe te zien dat de temperatuur niet te hoog oploopt en, voor zover mogelijk, niet boven een waarde van 90°C komt.
De reactie vindt plaats onder roeren, terwijl men er voor dient zorg te dragen dat de toevoeging van het diisocyanaat niet te snel geschiedt, teneinde te voorkomen dat tengevolge van de exotherme reac- 800 3 3 92 * Γ* - 5 - tie de temperatuur te hoog oploopt. Het diisocyanaat wordt over het algemeen over een periode van 20 tot 30 minuten toegevoerd. Daarna wordt de reactie nog voortgezet bij 90°C tot de NCO-groepen voor een groot gedeelte zijn uitgereageerd, hetgeen over het algemeen nog 1| 5 tot 2 uur in beslag neemt.
Aan de nog warme polyurethaanoplossing wordt dan het vloeimiddel toegevoegd: vloeimiddelen zijn stoffen die vaak aan lakken worden toegevoegd en die het gelijkmatig aanbrengen hiervan bevorderen, waardoor streperigheid, blaasvorming en andere oneffenheden worden 10 tegengegaan. Als voorbeelden van geschikte vloeimiddelen kunnen worden genoemd: glycol en glycolethers, esters, ketonen, siliconoliën, nitrocellulose, vinylpolymeren etc. Met de toevoeging van het vloeimiddel bereikt men dat op de adsorbentia een afdichtingslaag met een dikte van 0,2 tot 2 m wordt gevormd, maar niet zodanig dat de ope-15 ningen van de holle vezels worden afgesloten. Het vloeimiddel beïnvloedt derhalve in het bijzonder de oppervlakte-eigenschappen van de voor de afdichting toegepaste polyurethaanoplossing. Het verloopmid-del kan ook op een later tijdstip, bijvoorbeeld wanneer reeds een verdunningsmiddel aanwezig is worden toegevoegd.
20 Volgens de uitvinding wordt als vloeimiddel bij voorkeur cellulose-acetobutyraat toegepast, en wel bijvoorbeeld een produkt dat op de indieningsdatum onder de handelsnaam Cellit Bp 500 verkrijgbaar was (Firma Bayer AG, Leverkusen). Het vloeimiddel wordt met voordeel in de vorm van een oplossing toegevoegd, waarbij als oplosmiddel bij 25 voorkeur het zelfde oplosmiddel wordt gebruikt waarin reeds de bereiding van het polyurethaan heeft plaatsgevonden.
Over het algemeen kan worden volstaan met een hoeveelheid vloeimiddel van 3 to ongeveer 10 gew.%, berekend op de hoeveelheid polyurethaan in vaste vorm. De hoeveelheid toegevoegd vloeimiddel be-30 draagt bij voorkeur circa 4 tot 6 gew.%.
Na het vloeimiddel wordt de verdunner toegevoegd. Met laatstgenoemd middel wordt de verdamping van het oplosmiddel na het opspuiten van de afdichtingslaag in de hand gewerkt. Als voorbeelden van geschikte verdunningsmiddelen kunnen worden genoemd: alcoholen, zoals methanol 800 33 92 en laagkokende azijnzure esters, zoals ethylacetaat. Bij voorkeur wordt als verdunningsmiddel isopropanol toegepast.
Bij de toevoeging van de verdunner wordt over het algemeen het poly-urethaan nog niet op de gewenste eindconcentratie gebracht, maar op 5 een concentratie die nog even boven de concentratie ligt welke bij het spuiten wordt toegepast. De toevoeging van het verdunningsmiddel kan eventueel worden gevolgd door filtratie om mogelijk aanwezige geldeeltjes of andere bijmengesels af te scheiden. Na filtratie wordt door verdere toevoeging van verdunningsmiddel, dat met voor-10 deel in een oplossing met 1 deel verdunningsmiddel op 1 deel oplosmiddel wordt gebruikt, de oplossing op de definitieve concentratie gebracht.
Voor de verdere verwerking van de oplossing is het van belang een gunstige viscositeit te kiezen. Deze varieert tussen 8-15 mPa.s, en 15 ligt bij voorkeur in het gebied van 9 tot 13 mPa.s. Dergelijke oplossingen bevatten over het algemeen 10 tot 20 gewichtsprocent poly-urethaan. Het overige deel van de oplossing bestaat uit oplosmiddel, verdunner en vloeimiddel. Het spreekt vanzelf dat het verdunningsmiddel en het oplosmiddel in het algemeen in een dusdanige verhou-20 ding tot elkaar staan dat de hoeveelheid oplosmiddel niet beneden de hoeveelheid verdunner ligt, daar anders het gevaar van neerslaan aanwezig is. Eventueel wordt na de tweede toevoeging van het verdunningsmiddel nog eenmaal filtratie toegepast, waardoor een spuitop-lossing wordt verkregen welke geen gel of andere vreemde lichamen 25 meer bevat.
De hierboven vermelde viscositeitswaarden worden op de gebruikelijke wijze bij 20°C gemeten. Voor de bereiding van het polyurethaan wordt uitgegaan van twee- en driewaardige hydroxylverbindingen en diiso-cyanaten. Naast trimethylolpropaan wordt bij voorkeur ricinusolie 30 toegepast.
Als tweewaardige hydroxylverbinding wordt bij voorkeur dipropyleen-glycol gebruikt. De toevoeging van trimethylolpropaan heeft vooral een gunstige invloed op het verloop van de verknopingsreactie, waar- 800 3 3 92 - 7 - door in het bijzonder de mechanische eigenschappen van de afdich-tingslaag gunstig worden beïnvloed.
De dipropyleenglycol zorgt o.a. voor een goede oplosbaarheid van het polyurethaan in het oplosmiddel-verdunner mengsel, zodat een goede 5 verspuitbaarheid wordt verkregen en een goede afdichtingslaag wordt gevormd. Als verdere hydroxylgroepenverbinding kan bovendien poly-tetramethyleen glycol worden toegepast. In plaats van ricinusolie kan een polyestherdiol worden gebruikt, zoals polytetramethyleen-glycol of polypropyleenglycol.
10 De oplossingen kunnen worden verspoten met behulp van een gebruikelijke spuitinrichting. Men kan daarbij gebruik maken van drijfgassen zoals CO2, fluorchloorkoolwaterstoffen of perslucht. Eventueel kan gebruik worden gemaakt van een eenvoudig verstuivingsapparaat, waarbij met behulp van een blaasbal de perslucht met de hand wordt opge-15 wekt.
Bij het bespuiten van de snijvlakken met de polyurethaan oplossing dient men er voor zorg te dragen dat geen te grote hoeveelheid van de oplossing wordt opgespoten. De snijvlakken dienen slechts gedurende korte tijd te worden bespoten. Het oplosmiddel verdampt be-20 trekkelijk snel. Over het algemeen behoeven de snijvlakken niet vaker dan tweemaal te worden bespoten.
Bij voorkeur wordt gebruik gemaakt van de kruissproeitechniek; hierbij wordt het vlak eenmaal korte tijd van links naar rechts en van boven naar beneden bespoten. Een spuitduur van 1/4 seconde is over 25 het algemeen voldoende. Bij een langere spuitduur bestaat het gevaar dat de toegang tot de holle vezels wordt versperd. De afstand van sproeimond tot snijvlak dient circa 20 tot 30 cm te bedragen.
De vorming van de afdichtingslaag wordt gunstig beïnvloed indien de temperatuur van het te bespuiten steunorgaan van de holle draden 30 circa 40 tot 60eC bedraagt.
800 3 3 92
Indien de dialysator voor hemodialyse of een ander medisch doel wordt toegepastj wordt de afdichting bij voorkeur in een stofvrije ruimte uitgevoerd.
Het vluchtigheidsgetal is een maatstaf voor de snelheid waarmee een 5 vloeistof bij een bepaalde temperatuur beneden het kookpunt verdampt in de lucht. Dit getal wordt bepaald volgens DIN 53170.
Het was bijzonder verrassend dat het volgens de uitvinding mogelijk bleek een afgedicht polyurethaansnijvlak te verkrijgen waarbij de openingen van de holle draden toegankelijk blijven terwijl deson-10 danks geen adsorptiedeeltjes in het binnenste van de holle draden terecht kunnen komen. Door op eenvoudige wijze de snijvlakken te besproeien kan dus een afdichtingslaag worden verkregen zonder dat de doorgang in de holle draden wordt verstopt.
De verkregen snijvlakken zijn zeer vlak, zodat tijdens de dialyse 15 geen lekkage kan ontstaan. De afdichting is zeer elastisch, bestand tegen de meeste vloeistoffen, in het bijzonder bloed en volkomen onschadelijk voor het menselijk bloed. De vereiste spuittijden zijn zeer kort; over het algemeen is 1 of 2 maal bespuiten van het snijvlak voldoende om een ononderbroken afdichtingslaag te verkrijgen. 20 Tijdens het spuiten van het afdichtingsmiddel worden ook de eventueel in de polyurethaanbedding aanwezige gaatjes opgevuld. Door de afdichtingslaag wordt verder bereikt dat het steunlichaam geen dode hoeken vertoont, hetgeen van het grootste belang is voor de kwaliteit van het gereinigde bloed. Overigens verhindert de afdichtings-25 laag niet het optreden van een turbulente stroming van het bloed.
De dialysator volgens de uitvinding leent zich in het bijzonder voor toepassing bij hemodialyse voor bloedreiniging in geval van leverziekten, vergiftigingen, schizophrenie enz.
De uitvinding wordt toegelicht aan de hand van de volgende voorbeel-30 den.
800 33 92 - 9 -
Voorbeeld 1 73,95 g ricinusolie; 86,3 g dipropyleenglycol en 27,35 g tri-methylolpropaan worden opgelost in 322,45 g ethylglycolacetaat en in een roerapparaat (een driehalskoli voorzien van roerder, thermo-5 meter, terugvloeikoeler) voorgelegd. Door een op 80°C verwarmde druppeltrechter wordt binnen een tijdsduur van 20 tot 30 minuten een oplossing van 314,4 g 4,4'- diphenylmethaandiisocyanaat in 540,65 g ethylglycolacetaat toegevoegd. Na verloop van circa 2 tot 21/2 uur wordt 20,1 g Cellit BP 500, opgelost in 180,9 g ethylglycolacetaat, 10 toegevoegd gedurende ongeveer 10 minuten onder roeren. Vervolgens wordt een hoeveelheid van 1044 g isopropanol toegevoegd en het roeren voortgezet. Op deze wijze wordt een 20 gew.%-ige vaste stof oplossing verkregen. Na filtratie wordt door verdere toevoeging van isopropanol, opgelost in een gelijke hoeveelheid ethylglycolacetaat, 15 het mengsel op een viscositeit van 10,5 mPa.s gebracht. De aldus verkregen oplossing kan onmiddellijk worden verspoten.
Voorbeeld 2 21,5 g polytetramethyleenglycol (MG1000), 17,3 g dipropyleenglycol en 5,5 g trimethylolpropaan worden opgelost in een mengsel van 14,8 20 g ethylglycolacetaat en 14,8 g azijnzure ethylester tot een 60%-ige oplossing en voorgelegd in een roerapparaat. Vervolgens wordt druppelsgewijs een oplossing van 54,4 g 4,4'- diphenylmethaandiisocyanaat aan een oplosmiddelmengsel van 18,1 g ethylglycolacetaat en 18,1 g azijnzure ethylester toegevoegd. Na verloop van circa 2 tot 3 25 uur wordt allereerst 158 g ethylglycolacetaat en vervolgens 158 g isopropanol toegevoegd. De oplossing wordt na filtratie door toevoeging van isopropanol in afwezigheid van een vloeimiddel op een viscositeit van 11 mPa.s gebracht. De aldus verkregen oplossing kan onmiddellijk worden versproeid.
30 Voorbeeld 3 9,25 g polypropyleenglycol (MG400); 17,26 g dipropyleenglycol en 5,47 g trimethylpropaan worden opgelost in 55 g ethylglycolacetaat en voorgelegd in een roerapparaat. Met behulp van een druppeltrech-ter wordt vervolgens een oplossing van 62,88 g 4,4'- diphenylme- 35 thaandiisocyanaat in 108,1 g ethylglycolacetaat toegevoegd binnen 800 33 92 - 10 - een periode van 20-30 minuten. Na verloop van 2-3 uur wordt 3,79 g Cellit PB500, opgelost in 34,1 g ethylglycolacetaat, ingeroerd. Hierna wordt 197,3 g isopropanol toegevoegd. Na filtratie wordt de 20 gew.%-ige vaste stof oplossing verder verdund tot een verspuit-5 bare oplossing.
800 33 92

Claims (16)

1. Dialysator welke als membranen een bundel uit meerdere componenten bestaande holle draden omvat, welke aan de dialysaatzijde uit een adsorptiedeeltjes bevattende laag bestaan en aan de ^ retentiezijde uit een laag uit geregeneerde cellulose en even tueel een cellulosederivaat en die aan hun uiteinden in een uitgehard polyurethaan steunorgaan zijn ingebed en voor toegang tot de holle draden tot op het eindvlak van het steunorgaan zijn afgesneden, met het kenmerk dat op de snijvlakken een de openingen 10 van de draden vrijlatende polyurethaan afdichtingslaag met een dikte van 0,2-2 Urn is aangebracht.
2. Dialysator volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de afdichtingslaag bestaat uit een polyurethaan verkregen door omzetting van twee- of driewaardige hydroxylverbindingen met een diisocya- 15 naat in een oplosmiddel.
3. Dialysator volgens conclusie 2, met het kenmerk dat als driewan-dige hydroxylverbinding een trimethylolpropaan wordt gebruikt.
4. Dialysator volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk dat als tweewaardige hydroxylverbinding dipropyleenglycol wordt 20 toegepast.
5. Dialysator volgens een van de conclusies 2 tot en met 4, met het kenmerk dat het polyurethaan is verkregen door omzetting van ricinusolie, trimethylolpropaan, dipropyleenglycol en 4,4'-diphenylmethaandiisocyanaat.
6. Dialysator volgens een van de conclusies 2 tot en met 4, met het kenmerk dat als tweewaardige hydroxylverbinding eveneens een polyalkyleenglycol wordt toegepast.
7. Dialysator volgens conclusie 6, met het kenmerk dat als polyalkyleenglycol polytetramethyleenglycol wordt gebruikt.
8. Dialysator volgens een van de conclusies 2 tot en met 7, met het 800 3 3 92 - 12 - kenmerk dat het polyurethaan is verkregen door een omzetting van hydroxylverbindingen met diisocyanaten waarbij de verhouding van OH-groepen tot de NCO-groepen 1,0 tot 1,5 bedraagt.
9. Dialysator volgens conclusie 8, met het kenmerk dat de 5 verhouding van de OH-groepen tot de NCO-groepen 1,25 tot 1,4 bedraagt.
10. Werkwijze voor het afdichten van de snijvlakken van een bundel uit meerdere componenten bestaande holle vezels die dienst doen als membranen in een dialysator en die aan de dialysaatzijde uit 10 een adsorptiedeeltjes bevattende laag bestaan en aan de reten-tiezijde uit een geregenereerde cellulose en eventueel een cel-lulosederivaat verkregen laag en die aan hun uiteinden in een uitgehard, polyurethaan steunorgaan zijn ingebed en voor toegang tot de holle draden tot op het eindvlak van het steunorgaan zijn 15 afgesneden, met het kenmerk dat op de snijvlakken een 10 tot 20 gew.%-ige polyurethaanoplossing wordt gespoten die een viscositeit heeft van 8-15 mPa.s en naast het oplosmiddel een verdunner met een vluchtigheidsgetal van 2,0-25 en eventueel een vloeimiddel bevat.
11. Werkwijze volgens conclusie 10, met het kenmerk dat gebruik wordt gemaakt van een gelvrije oplossing.
12. Werkwijze volgens conclusie 10 of 11, met het kenmerk dat als oplosmiddel ethylglycolacetaat wordt toegepast.
13. Werkwijze volgens een van de conclusies 10 tot en met 12, met 25 het kenmerk dat als verdunningsmiddel isopropanal wordt gebruikt.
14. Werkwijze volgens een van de conclusies 10 tot en met 13, met het kenmerk dat de te bespuiten snijvlakken tot op 40 tot 60°C worden verwarmd.
15. Werkwijze volgens een van de conclusies 10 tot en met 14, met 30 het kenmerk dat als vloeimiddel celluloseacetobutyraat wordt toegepast. 800 33 92 - 13 -
16. Werkwijze volgens een van de conclusies 10 tot en met 15, met het kenmerk dat de polyurethaanoplossing een viscositeit heeft van 10-11 mPa.s. 800 3 3 92
NL8003392A 1979-06-22 1980-06-11 Dialysator met holle vezel membranen. NL8003392A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
DE2925172 1979-06-22
DE2925172A DE2925172C2 (de) 1979-06-22 1979-06-22 Dialysator mit Hohlfasermembranen

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8003392A true NL8003392A (nl) 1980-12-24

Family

ID=6073846

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8003392A NL8003392A (nl) 1979-06-22 1980-06-11 Dialysator met holle vezel membranen.

Country Status (10)

Country Link
JP (1) JPS563063A (nl)
BE (1) BE883923A (nl)
CA (1) CA1157388A (nl)
DE (1) DE2925172C2 (nl)
ES (1) ES8102826A1 (nl)
FR (1) FR2459674A1 (nl)
GB (1) GB2053023B (nl)
IT (1) IT1143970B (nl)
NL (1) NL8003392A (nl)
SE (1) SE430470B (nl)

Families Citing this family (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3147025A1 (de) * 1981-11-27 1983-06-01 Akzo Gmbh, 5600 Wuppertal Einbettmasse auf basis schnellreagierender polyurethan-giessharze
DE3423258C1 (de) * 1984-06-23 1986-01-23 SECON Gesellschaft für Separations- und Concentrationstechnik mbH, 3400 Göttingen Kapillardialysator
DE3931981C1 (en) * 1989-09-26 1990-09-27 Draegerwerk Ag, 2400 Luebeck, De Hollow fibre module prodn. - comprises housing parallel extending fibres between two partition walls fitted by centrifugal casting
DE19644347C2 (de) * 1995-11-02 1999-08-12 Emtec Magnetics Gmbh Polyurethane
DE102015225668A1 (de) * 2015-12-17 2017-06-22 Mahle International Gmbh Verfahren zur Herstellung eines Kapillarmembranbündels

Family Cites Families (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DD112904A1 (nl) * 1974-02-14 1975-05-12
DE2627858C2 (de) * 1976-06-22 1979-12-13 Akzo Gmbh, 5600 Wuppertal Dialysemembran, insbesondere für die Hämodialyse

Also Published As

Publication number Publication date
FR2459674A1 (fr) 1981-01-16
BE883923A (fr) 1980-10-16
SE430470B (sv) 1983-11-21
ES492622A0 (es) 1981-02-16
IT1143970B (it) 1986-10-29
IT8048947A0 (it) 1980-06-12
GB2053023A (en) 1981-02-04
GB2053023B (en) 1983-03-09
CA1157388A (en) 1983-11-22
JPS563063A (en) 1981-01-13
DE2925172A1 (de) 1981-01-08
ES8102826A1 (es) 1981-02-16
SE8004545L (sv) 1980-12-23
DE2925172C2 (de) 1985-07-18
FR2459674B3 (nl) 1982-04-02

Similar Documents

Publication Publication Date Title
EP2739660B2 (de) Superabsorbierende polymere mit schnellen absorptionseigenschaften sowie verfahren zu dessen herstellung
EP1722741B1 (de) Dentalmaterial auf basis von alkoxysilylfunktionellen polyethern
EP0538673B1 (de) Transparente, heissdampfsterilisierbare, nicht zytotoxische, im wesentlichen kompakte Polyurethan-Vergussmassen, Verfahren zu ihrer Herstellung und ihre Verwendung, insbesondere für medizinisch-technische Artikel
US7942957B2 (en) Air filter having antimicrobial property
EP2515812B1 (de) Verwendung eines polyurethanschaumstoffs als wundauflage in der unterdrucktherapie
EP2335747B1 (de) Vorrichtung zur Unterdrucktherapie von Wunden
EP2313119B1 (de) Verfahren zur herstellung von superabsorbern mit niedrigem restmonomerengehalt
DE2831274A1 (de) Polysiloxanhydrogele
DE102013208942A1 (de) Superabsorbierende Polymere mit schnellen Absorptionseigenschaften sowie Verfahren zu dessen Herstellung
TW201510042A (zh) 具快速吸收性質的超吸收性聚合物及其製造方法
CN111093595A (zh) 包含抗微生物颗粒的组合物和医学装置
EP1738737B1 (de) Zu formstabilen Formkörpern aushärtendes kondensationsvernetzendes Dentalmaterial
EP2711033A1 (de) System für die Wundtherapie
DE69834651T2 (de) Filtermaterial zur entfernung von weissen blutkörperchen
DE3914670A1 (de) Verfahren zur vebesserung der haftung eines klebstoffs an der oberflaeche eines harten gewebes, wie z.b. dentin
NL8003392A (nl) Dialysator met holle vezel membranen.
EP0406643A2 (de) Gemischte, teilneutralisierte Salze von niederen Alkyl-Vinyl-Ether Maleinsäure Copolymeren und damit hergestellte Zahnprothesehaftmittel
JP2000135277A (ja) 抗菌消臭剤とそれを用いたフィルタ
IL28365A (en) Hydrophilic polymers, methods for their preparation and the products produced
EP1915183B1 (de) Verwendung von nichtionischen estern in einer beschichtung für mit blut in kontakt kommende oberflächen
EP1305347B1 (de) Modifizierter polymerer formkörper, verfahren zu seiner herstellung und seine verwendung
DE2924042B1 (de) Filmibildende,verspruehbare Polymerisatloesung zur Herstellung eines Wundverbandes
EP0916352A2 (de) Verwendung von Polymeren zur Inhibierung der Denaturierung von adsorbierten Eiweissstoffen
DE3914687A1 (de) Klebstoffzusammensetzungen
DE10253623B4 (de) Bioabbaubare kolloidale Partikel, insbesondere für pulmonale Applikationen

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BV The patent application has lapsed