NL8003201A - Reflectieplaatsbepalingsinrichting. - Google Patents

Reflectieplaatsbepalingsinrichting. Download PDF

Info

Publication number
NL8003201A
NL8003201A NL8003201A NL8003201A NL8003201A NL 8003201 A NL8003201 A NL 8003201A NL 8003201 A NL8003201 A NL 8003201A NL 8003201 A NL8003201 A NL 8003201A NL 8003201 A NL8003201 A NL 8003201A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
image memory
reflection
addresses
intensities
image
Prior art date
Application number
NL8003201A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Krupp Gmbh
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Krupp Gmbh filed Critical Krupp Gmbh
Publication of NL8003201A publication Critical patent/NL8003201A/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G01MEASURING; TESTING
    • G01SRADIO DIRECTION-FINDING; RADIO NAVIGATION; DETERMINING DISTANCE OR VELOCITY BY USE OF RADIO WAVES; LOCATING OR PRESENCE-DETECTING BY USE OF THE REFLECTION OR RERADIATION OF RADIO WAVES; ANALOGOUS ARRANGEMENTS USING OTHER WAVES
    • G01S13/00Systems using the reflection or reradiation of radio waves, e.g. radar systems; Analogous systems using reflection or reradiation of waves whose nature or wavelength is irrelevant or unspecified
    • G01S13/02Systems using reflection of radio waves, e.g. primary radar systems; Analogous systems
    • G01S13/50Systems of measurement based on relative movement of target
    • G01S13/52Discriminating between fixed and moving objects or between objects moving at different speeds
    • G01S13/538Discriminating between fixed and moving objects or between objects moving at different speeds eliminating objects that have not moved between successive antenna scans, e.g. area MTi
    • GPHYSICS
    • G01MEASURING; TESTING
    • G01SRADIO DIRECTION-FINDING; RADIO NAVIGATION; DETERMINING DISTANCE OR VELOCITY BY USE OF RADIO WAVES; LOCATING OR PRESENCE-DETECTING BY USE OF THE REFLECTION OR RERADIATION OF RADIO WAVES; ANALOGOUS ARRANGEMENTS USING OTHER WAVES
    • G01S7/00Details of systems according to groups G01S13/00, G01S15/00, G01S17/00
    • G01S7/02Details of systems according to groups G01S13/00, G01S15/00, G01S17/00 of systems according to group G01S13/00
    • G01S7/28Details of pulse systems
    • G01S7/285Receivers
    • G01S7/295Means for transforming co-ordinates or for evaluating data, e.g. using computers
    • G01S7/298Scan converters

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Radar, Positioning & Navigation (AREA)
  • Remote Sensing (AREA)
  • Computer Networks & Wireless Communication (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • General Physics & Mathematics (AREA)
  • Radar Systems Or Details Thereof (AREA)
  • Measurement Of Velocity Or Position Using Acoustic Or Ultrasonic Waves (AREA)

Description

49 535/AH/AS - 1 -
Reflectieplaatsbepalingsinrichting.
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het aanwijzen van reflectieplaatsbepalingssignalen van een reflectieplaatsbepalingsinrichting, die in een beeldgeheugen opgeborgen en vanuit dit beeldgeheugen 5 aangewezen worden, waarbij gepeilde doelen een nalicht-staart tonen, en op een inrichting voor het uitvoeren van deze werkwijze.
Dergelijke werkwijzen voor het leveren van nalichtstaarten op een aanwijsinrichting van reflectie-10 plaatsbepalingsinstallaties zijn vereist teneinde sporen van gepeilde doelen te beschrijven. Uit de nalichtstaarten zal een waarnemer het bewegingsgedrag van gepeilde doelen aflezen, bewogen : en niet-bewogen doelen van elkaar onderscheiden, en verder uit de bewegingsrichtingen 15 bepaalde botsingsgevaren afleiden en door een geschikte wijze van manoeuvreren vermeden.
Uit het Duitse octrooischrift 26 37 935 is een aanwijsinrichting bekend voor reflectieplaatsbepalings-signalen, die gepeilde doelen, die zich ten opzichte van 20 de waarnemende reflectieplaatebepalingsinrichting bewegen, met een nalichtstaart voorstelt. Bij deze aanwijzing wordt gebruik gemaakt van een z.g. plasmascherm in de vorm van een puntenmatrix, die volgens plaatscoördinaten is opgebouwd. Hierbij is de aanwijseenheid voor het 25 weergeven van intensiteiten door een rekenorgaan met uit plaatscoördinaten verkregen kartetische coördinaten stuurbaar en de intensiteiten van de reflectieplaatsbe-palingssignalen worden als helderheidsinformatie in het plasmascherm bewaard, waarbij de afzonderlijke punten 30 van de matrix slechts twee toestanden, t.w. helder of donker, kunnen aannemen. Door toevallige of pseudo-toevallige wisseing van afzonderlijke matrixpunten worden intensiteiten op onderling verschillende tijdstippen weliswaar gewist, doch zullen steeds weer worden 35 hersteld wanneer zij als reflectieplaatsbepalingssignalen^vai vaste of bewogen doelen opnieuw ontvangen en opgeborgen worden. Daarentegen worden oude, herhaalde intensiteiten 800 32 01 - 2 - die niet opnieuw worden ontvangen, door deze toevallige wisseling meer en meer afgebouwd, zodat nalichtstaarten met afnemende helderheid ontstaan.
Het gebruikmaken van een plasmascherm als 5 beeldgeheugen voor het verschaffen nalichtstaarten op aanwijzingen van reflectieplaatsbepalingsinrichtingen heeft het nadeel, dat slechts met behulp van een speciaal ontwikkelde kathodestraalbuis de aanduiding van het be-wegingsgedrag van gepeilde doelen mogelijk is. Hierdoor 10 wordt een modulaire opbouw van een reflectieplaatsbe-palingsinrichting met conventionele, genormaliseerde ketens en constructieëlementen voor aanwijsinrichting in sterke mate beperkt.
De uitvinding heeft ten doel een aanwijzing 15 voor reflectieplaatsbepalingssignalen te verschaffen, waarbij een willekeurig opgebouwd beeldgeheugen kan worden gebruikt, waarin voor het voortbrengen van nalichtstaarten bij de aanwijzing van gepeilde doelen intensiteiten van reflectieplaatsbepalingsperioden worden 20 ingelezen en waarvan de geheugeninhoud op een conventionele elektronische beeldweergeefinrichting kan worden overgedragen en dienovereenkomstig de helderheidsdynamiek van de beeldweergaveinrichting als grijstint kan worden voorgesteld.
25 Volgens de uitvinding wordt dit oogmerk hierdoor bereikt, dat de intensiteiten van de telkens verschijnende reflectieplaatsbepalingssignalen overeenkomstig hun plaatscoördinaten in het beeldgeheugen worden ingeschreven en gemeenschappelijk met de in voorafgaande reflectie-30 plaatsbepalingsperioden ontvangen, bewaarde reflectie-plaatsbepalingssignalen worden aangewezen.
Bij een aanwijzing van de beeldgeheugeninhoud met de werkwijze volgens de uitvinding worden gepeilde doelen voor intensiteiten van de reflectieplaatsbepalings-35 signalen, bijvoorbeeld als herlderheid op een kathode-straalbuis voorgesteld. Doelen, die zich ten opzichte van de waarnemende reflectieplaatsbepalingsinrichting bewegen, worden meervoudig en met onderling verschillende plaatscoördinaten in op elkaar volgende reflectieplaats- 800 3 2 01 * * - 3 - bepalingsperioden ontvangen en hun intensiteiten opgeborgen. Daar evenwel steeds de totale inhoud van het beeldgeheugen wordt aangetoond/ verschijnen de in opeenvolgende reflectieplaatsbepalingsperioden bewaarde 5 intensiteiten op de aanwijseenheid in aaneen gekoppelde vorm en beschrijven de sporen van de doelen, betrokken op de waarnemende reflectieplaatsbepalingsinrichting, waarvan de positie bijvoorbeeld in het midden van het beeld kan liggen. De sporen worden in het algemeen als 10 nalichtstaarten aangeduid. De met deze werkwijze verkregen nalichtstaarten worden willekeurig lang en zijn hier alleen begrensd door de weergeefbegrenzing van de aanwijs inrichting, zodat bijvoorbeeld in watergebieden met een gering tegemoetkomend verkeer de spoor van gepeilde 15 doelen over een willekeurig lang tijdsbestek kan worden aangewezen. Voor een overzichtelijke voorstelling in andere watergebieden wordt na een tevoren bepaalbaar aantal reflectieplaatsbepalingsperioden de aanwijzing volledig gewist, zodat door de dan opnieuw ontvangen 20 reflectieplaatsbepalingssignalen de intussen veranderde situatie van het afgetaste panorama weer als aanwijzing wordt opgebouwd.
Het weergeven van de in het beeldgeheugen bewaarde intensiteiten vindt voortdurend plaats en met 25 hogere beeldwisselfrequentie in een tijdsperiode direct in aansluiting op het inschrijven. Deze tijdsperiode wordt voor het weergeven van de intensiteiten verschaft gedurende de reflectieplaatsbepalingsperiode, daar de duur van het inschrijven in het beeldgeheugen in afhan-30 kelijkheid van de ontvangst van een laatst mogelijk echosignaal korter is dan een reflectieplaatsbepalings-periode.
In een verdere uitvoeringswijze van de werkwijze volgens de uitvinding wordt de lengte van de nalicht-35 staarten begrensd doordat bij de aanwijzing buiten de aanwezige reflectieplaatsbepalingsperiode slechts nog een tevoren bepaalbaar aantal voorafgaande reflectie-plaatsbepalingsperioden in aanmerking worden genomen.
Een periodiek reduceren van de bewaarde intensiteiten η nn s 2 01 - 4 - na dit aantal reflectieplaatsbepalingsperioden leidt eveneens tot een begrenzing van de lengte van de nalicht-staart. Hierbij kan het aantal reflectieplaatsbepalings-perioden door een volledig of gedeeltelijk aftasten van 5 een panorama zijn bepaald. Verder kan een reduceren van de bewaarde intensiteiten continu plaatsvinden of één of meer intensiteitsaangróeistappen bedragen.
Indien de reflectieplaatsbepalingsinrichting zich op een in beweging zijnd vaartuig bevindt, worden 10 alle doelen betrokken op de positie van het bewogen vaartuig gepeild. De intensiteiten van de verscheidene reflectieplaatsbepalingssignalen worden overeenkomstig hun plaatscoördinaten in het beeldgeheugen opgeborgen, waarbij de aangenomen - in het algemeen als intensiteit 15 bewaarde - positie van de waarnemende reflectieplaats- bepalingsinrichting met betrekking tot de in voorafgaande reflectieplaatsbepalingsperioden ontvangen intensiteiten onveranderd - bijvoorbeeld in het midden van het beeld -blijft. De nalichtstaarten geven derhalve de relatieve 20 bewegingen van de gepeilde doelen volgens richting en snelheid betrokken op het peilende vaartuig aan (relatieve beweging). Dergelijke doelen, die zich met betrekking tot hun richting en snelheid identiek met de reflectieplaatsbepalingsinrichting bewegen, worden steeds 25 met dezelfde plaatscoördinaten gepeild en derhalve zonder nalichtstaart voorgesteld.
In een gunstige verdere uitvoeringswijze volgens de uitvinding wordt de eigen beweging van het bewogen vaartuig in aanmerking genomen, waarop zich de waarne-30 mende reflectieplaatsbepalingsinrichting bevindt, doordat de intensiteiten van de reflectieplaatsbepalings-signalen van voorafgaande reflectieplaatsbepalingsperioden over één wegaangróeistap geschoven tezamen met de intensiteiten van de verschijnende reflectieplaatsbe-35 palingssignalen worden aangewezen. Deze wegaangróeistap is door het waarnemende vaartuig tijdens het aftasten van een panorama of deelpanorama afgelegd. De verschui-vinding is tegengesteld gericht aan de beweging van het waarnemende vaartuig. Hierdoor worden de intensiteiten 80032 01 A * - 5 - van de verschijnende reflectieplaatsbepalingssignalen betrokken op de waarnemende reflectieplaatsbepalings-inrichting met een momentele plaatscoördinaten aangewezen, terwijl de plaatscoördinaten van de intensiteiten 5 van de voorafgaande reflectieplaatsbepalingsperioden daarentegen met corresponderende wegaangroeistappen worden gecorrigeerd en als spoor in aansluiting op de intensiteiten van de verschijnende reflectieplaatsbepalingssignalen worden voorgesteld. De aangewezen inten-10 siteiten van de plaatsvindende en voorafgaande aftastin-gen van het panorama corresponderen derhalve met de beweging van gepeilde doelen in een ten opzichte van de aarde vast op haar plaats blijvend referentiesysteem en zijn met betrekking tot de richting en de snelheid al-15 leen van hun eigen beweging afhankelijk. Daar de correctie van de plaatscoördinaten reeds na elke volledige aftasting van het panorama of deelpanorama plaats vindt, zal de positie van de waarnemende reflectieplaatsbepa-lingsinrichting op de aanwijzing onveranderd verschijnen, 20 bijvoorbeid steeds in het midden van het beeld.
Voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding wordt een reflectie.plaatsbepalingsinrichting toegepast, waarbij het reflectieplaatsbepalingssignaal door een antenne of ontvangomzetter wordt opgenomen.
25 Achter de antenne is een ontvanginrichting geschakeld, waarvan de uitgangen zijn verbonden met een stuurketen en met een ingang van het beeldgeheugen. De capaciteit van het beeldgeheugen wordt bij voorkeur bepaald door het aantal te bewaren intensiteiten krachtens de beeld-30 definitie van het beeldscherm van de reflectieplaats- bepalingsinrichting. De opbouw ervan is zodanig, dat de intensiteiten van de reflectieplaatsbepalingssignalen overeenkomstig hun in de ontvanginrichting bepaalde plaatscoördinaten, bijvoorbeeld gerangschikt volgens de 35 azimut en afstand, met behulp van een stuurketen worden opgeborgen. Hierbij worden de intensiteiten van de momenteel ontvangen reflectieplaatsbepalingssignalen bewaard zonder dat intensiteiten worden gewist, die in voorafgaande reflectieplaatsbepalingsperioden ont- 8 0 0 3 2 01 - 6 - vangen en opgeslagen werden. Voor het aanwijzen van de bewaarde intensiteiten is een uitgang van het beeldge-heugen verbonden met een aanwijseenheid en haar ingangen voor beeldgeheugenadressen verbonden met corresponderende 5 uitgangen van een uitleeseenheid, die weergeefadressen levert. Verdere uitgangen van de uitleeseenheid zijn aaneen geschakeld met de aanwijseenheid, via welke stuurspanningen voor afbuigorganen van de aanwijseenheid worden overgedragen, die van de weergeefadressen 10 worden afgeleid.
Het weergeven van bewaarde intensiteiten op de aanwijseenheid wordt onderbroken door het inschrijven van intensiteiten van momenteel ontvangen reflectie-plaatsbepalingssignalen. Hierbij worden voor het synchro-15 niseren van de ontvangst van de reflectieplaatsbepalings- signalen bij het inschrijven van de intensiteiten in het beeldgeheugen de ontvanginrichting en het beeldge-heugen aaneen geschakeld met een stuurketen.
In een gunstige verdere uitvoeringswijze van 20 de uitvinding heeft de stuurketen, waarvan de opneem-azimutaalteller voor het leveren van azimutale opneem-adressen is aaneen geschakeld met eenjuitgang van de ontvanginrichting voor richtingsinformatie en achter de stuurklokpulsgenerator waarvan een opneemradiaalteller 25 voor het leveren van een zenderstuursignaal en radiale opneemadressen is geschakeld, uitgangen voor opneem-adressen, die zijn aangesloten op een multiplex (informs tiebundelings) eenheid. Twee verdere ingangen van de multiplexeenheid zijn verbonden met uitgangen van de 30 uitleeseenheid voor radiale en azimutale weergeefadressen. De stuurketen bevat verder een achter de opneemradiaalteller geschakelde stuurpulsgever, die krachtens een zenderstuursignaal aan het begin van elke reflectieplaats-bepalingsperiode een schrijfpuls afgeeft. Door de 35 schrijfpuls is de multiplexeenheid, waarvan de uitgangen met adresseeringangen van het beeldgeheugen zijn verbonden, van uitgangen van de uitleeseenheid voor weergeef-adressen omschakelbaar op uitgangen van de stuurketen voor opneemadressen, waarbij de intensiteiten van de 800 32 01
* I
- 7 - momentele reflectieplaatsbepalingssignalen in het beeld-geheugen worden opgeslagen.
In een verdere gunstige uitvoeringswijze volgens de uitvinding wordt de uitgang van het beeldgeheugen 5 via een omschakelaar verbonden met een ingang van een dempingsketen. De omschakelaar en het beeldgeheugen zijn door middel van een leespuls van de stuurpulsgever voor het onderbreken van een inschrijfbewerking, het uitlezen en het wissen stuurbaar. De leespuls wordt voor 10 elke reflectieplaatsbepalingsperiode na één of meer pano-rama-aftastingen tezamen met telkens een radiaal opneem-adres afgegeven. De uitgang van de dempingsketen is aaneengeschakeld met de ingang van het beeldgeheugen en door de schrijfpuls wordt het inschrijven van de gedempte 15 intensiteit op haar lege geheugenplaats bewerkstelligd.
Door een vergelijkketen, waarvan de ingangen met de ontvanginrichting en de dempingsketen en de uitgang met het beeldgeheugen is verbonden, wordt telkens de grootste waarde van de aan de ingangen verschijnende 20 intensiteiten in het beeldgeheugen ingeschreven. Hierdoor wordt bereikt, dat de intensiteiten een verschijnende reflectieplaatsbepalingssignalen met hun volle waarde worden overgenomen en de intensiteiten van voorafgaande reflectieplaatsbepalingsperioden worden gedempt in het 25 beeldgeheugen worden ingeschreven. De op de aanwijzing aaneengekoppeld voorgestelde, onderling verschillend gedempte intensiteiten verschaffen dan de nalicht-staarten. Wanneer de nalichtstaarten als sporen van twee bewogen doelen elkaar kruisen, wordt ook hier de grotere 30 intensiteit in het beeldgeheugen overgenomen. Bij de afwijzing van de beeldgeheugeninhoud verschijnen gekruiste nalichtstaarten, waarbij de momentele door ononderbroken grotere intensiteiten op de voorgrond geplaatst verschijnt.
35 In een verdere gunstige uitvoeringswijze volgens de uitvinding worden de beeldgeheugenadressen overeenkomstig de eigen beweging van de reflectieplaatsbepalings-inrichting gewijzigd. Hiertoe worden aan de adresseer-ingangen van het beeldgeheugen optellers voorgeschakeld.
800 3 2 01 - 8 -
De optelIers zijn met de uitgangen van de multiplex-eenheid en met een eigen bewegingswaardecorrectie-orgaan voor adrescorrectiewaarden verbonden. Het eigen bewegings-waardecorrectie-orgaan is aaneengeschakeld met een koers-5 gever en met een snelheidsgever, alsook met de stuurketen teneinde na één of meer panorama-aftastingen adrescorrecties uit afstandsaangroeistappen voor de opneem- en weergeefadressen door te schakelen naar de optellers, wanneer uit een telkens tussen twee beeldpulsen overeen-10 komstig de koers en snelheid van de reflectieplaatsbepa-lingsinrichting afgelegd wegtraject afstandsaangroeistappen worden bepaald.
Een dergelijke inrichting is op de geheugen-cellen van het beeldgeheugen zodanig werkzaam, dat ten 15 opzichte van vastliggende beeldgeheugenadressen de opneem-, resp. weergeefadressen met betrekking tot die, welke van het beeldgeheugen gelezen of geschreven werd, verschoven worden en aldus de eigen beweging van de reflectieplaats-bepalingsinrichting in aanmerking wordt genomen. Bij een 20 tevoren gegeven beeldgeheugen met vastliggende adressering heeft dit tot gevolg, dat een beeld van het afgetaste panorama via het beeldgeheugen wordt verschoven en delen van het beeld grenzen van de geheugencapaciteit van het beeldgeheugen overschrijden. Indien het beeldgeheugen 25 nu juist even groot is als het corresponderende beeld van het afgetaste panorama, kunnen de delen van het beeld, die grenzen van het geheugencapaciteit overschrijden, juist weer aan tegengestelde gebieden van het beeldgeheugen worden toegevoegd. Hierbij liggen nu tegen-30 gestelde randen van een beeld van het afgetaste panorama in het beeldgeheugen direct naast elkaar en moeten bijvoorbeeld intensiteiten aan een onderste beeldrand in het gebied van het beeldgeheugen worden gewist wanneer de bovenste beeldrand in dit gebied wordt verschoven.
35 Verder is in deze inrichting een decodeerketen aanwezig, die een ingang van een puls van het eigen bewegingswaardecorrectieorgaan heeft en aan de ingang van het beeldgeheugen is aangesloten voor wissignalen.
De decodeerketen levert door de puls geactiveerde wis- 800 3 2 01 * * - 9 - signalen voor geheugenplaatsen, waarvan weergeef adressen door grenzen van de geheugeninhoud zijn vastgelegd teneinde de voorstelling van intensiteiten te verhinderen, die bij het in aanmerking nemen van de eigen beweging 5 grenzen van de geheugeninhoud overschrijden.
De werkwijze volgens de uitvinding kan ook op gunstige wijze met een volgens kartetische coördinaten opgebouwd beeldgeheugen worden verwezenlijkt. In een dergelijk geval is bijvoorbeeld aan het beeldgeheugen 10 een coordinatenomzetter voorgeschakeld, waarmede de volgens de coördinaten verschafte beeldgeheugenadressen worden omgerekend. Wanneer bovendien een volgens kate-tische coördinaten opgebouwde weergave een de aanwijzing bijvoorbeeld op een televisiemonitor (met lijnenbeeld-15 techniek) is verschaft, worden door de coördinatenom-zetter alleen de opneemadressen omgezet, die bij re-flectieplaatsbepalingsinrichtingen op gebruikelijke wijze in poolcoördinaten ter beschikking staan.
Volgens een verdere uitvoeringswijze van de 20 uitvinding voor het overdragen van intensiteiten in een beeldgeheugen worden de adresseeringangen van het beeldgeheugen verbonden met een eigen bewegingsrekenorgaan, dat beeldgeheugenadressen en een leespuls voor het lezen van de intensiteiten levert. Het eigen bewegingsreken-25 orgaan is verder aaneen geschakeld met een koersgever, een snelheidsgever en de stuurketen en is door de beeld-pulsen hiervan zodanig stuurbaar, dat het telkens na het aftasten van een panorama of deelpanorama tussen twee beeldpulsen afgelegde wegtraject met overeenkomstige 30 koers en snelheid, doch tegengestelde richting als de reflectieplaatsbepalingsinrichting wordt omgerekend in afstandsaangroeistappen. De beeldgeheugenadressen worden door het eigen bewegingsrekenorgaan gecorrigeerd met de uit deze afstandsaangroeistappen verkregen adres-35 correcties en voor het inschrijven van de intensiteiten op het beeldgeheugen geschakeld.
Wanneer in de sonartechniek gebruik wordt gemaakt van de reflectieplaatsbepalingsinrichting volgens de uitvinding voor het aanwijzen van reflectieplaats- 800 32 01 - 10 - bepalingsperioden is een verdubbeling van het beeldge-heugengunstig teneinde een snel, door de langzaam ver-lopende opname ongestoord, aanwijzen mogelijk te maken. Het overdragen en dampen van intensiteiten van de reeds 5 ontvangen reflectieplaatsbepalingsperioden vindt dan bijvoorbeeld plaats bij overdragen van de intensiteiten uit een eerste, alleen voor de opname verschaft beeld-geheugen in het tweede beeldgeheugen.
Een reflectieplaatsbepalingsinrichting, waarop 10 de aanwijswerkwijze volgens de uitvinding is toegepast, heeft het voordeel, dat op conventionele elektronische beeldweergeefinrichting gepeilde doelen met nalicht-staarten kunnen worden voorgesteld, waarvan de lengten tevoren vrij bepaalbaar zijn. Verder is het bijzonder 15 gunstig, dat de helderheid van de nalichtstaarten in tevoren bepaalbare stappen of intensiteitsaangröeistap-pen in afhankelijkheid van de leeftijd van de intensiteit, d.i. in afhankelijkheid van het aantal reflectieplaats-bepalingsperioden, die na in het geheugen brengen van 20 deze intensiteit werden ontvangen, wordt gereduceerd en dat de momentele positie van het gepeilde doel zich op een plaats van hogere intensiteit bevindt. Er kan zelfs gebruik worden gemaakt van een zeer kort nalichtend luminescentrescherm van een kathodestraalbuis wanneer 25 bijvoorbeeld haar lichtkleur voor bepaalde toepassingen gunstig is.
Inrichtingen voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding kunnen in principe volgens analoge of digitale schakeltechniek zijn ontwikkeld en geconstru-30 eerd, doch volgens de huidije ontwikke lings stand en de kosten van de constructieëlementen wordt de voorkeur gegeven aan een constructie met digitale geïntegreerde schakelketens. Met in een dergelijk geval gebruikt digitaal beeldgeheugen kan men coördinaten omzetten in 35 katetische coördinaten en omgekeerd met relatief eenvoudige middelen en kan de ontvangst en aanwijzing van de reflectieplaatsbepalingssignalen in onderling verschillende coördinaten stelsels worden verwezenlijkt. Wanneer zoals bij radar- en sonarinstallaties in het 800 32 01 ► « - 11 - algemeen gebruikelijk is het reflectieplaatsbepalings-signaal door de azimut en afstand wordt gekenmerkt, kan het bij geschikte coördinaten omzetting zonder meer met een lijnenbeeldtechniek, bijvoorbeeld met een televisie-5 monitor, worden aangewezen.
Daar verder de aftasting, d.w.z. het in wezen in het beeldgeheugen en het aanwijzen met onderling verschillende beeldwisselfrequenties kunnen plaats vinden, wordt bij een voldoende hoge beeldwisselfrequentie van 10 de aanwijseenheid ook het als storend ervaren continu afnemen van de helderheid tijdens het aftasten van het panorama vermeden.
Door de volgens de uitvinding verschafte aanwijzing van gepeilde doelen met duidelijk waarneembare 15 nalichtstaarten wordt aan de waarnemer een reflectieplaats-bepalingsinrichting een middel verschaft om het bewe-gingsgedrag van de doelen met betrekking tot de waarnemer éénduidig en ondubbelzinnig te interpreteren. Wanneer de waarnemende reflectieplaatsbepalingsinrichting zich 20 bevindt op een in beweging zijnd vaartuig worden alle doelen met nalichtstaarten voorgesteld, waarvan de relatieve bewegingen en de richtingen van hun bewegingen ten opzichte van de reflectieplaatsbepalingsinrichting overeenkomen.
25 Een verdere uitvoering volgens de uitvinding heeft bovendien het voordeel, dat de aanwijzing plaats vindt in een ten opzichte van de aardejvast referentiesysteem, waarin het peilende vaartuig zich in het midden van het beeld bevindt. Door het in aanmerking nemen van 30 de eigen beweging bij de aanwijzing worden nalicht- staarten voor bewogen doelen verschaft, die corresponderen met het spoor van de beweging van de gepeilde doelen in dit vaste referentiesysteem. Niet-bewogen doelen tekenen zich duidelijker af doordat zij geen 35 nalichtstaarten vertonen. De positie van de waarnemende reflectieplaatsbepalingsinrichting bevindt zich steeds in het midden van het beeld en zal zich niet uit het weergeefscherm bewegen.
De uitvinding zal hieronder nader worden toe- 800 32 01 - 12 - gelicht aan de hand van de tekening, waarin bij wijze van voorbeeld enige uitvoeringsvormen van de inrichting volgens de uitvinding zijn weergegeven.
Hierin toont: 5 Fig. 1 een symbolische voorstelling van reflec- tieplaatsbepalingssignalen van drie op elkaar volgende panorama-aftastingen van een bewogen reflectieplaats-bepalingsinrichting in een ten opzichte van de aarde vast referentiesysteem, 10 Fig. 2 een symbolische voorstelling van reflec- tieplaatsbepalingssignalen van drie op elkaar volgende panorama-aftastingen in een op een bewogen refelectie-plaatsbepalingsinrichting met betrokken referentiesysteem, 15 Fig. 3 een symbolische voorstelling van reflec- tieplaatsbepalingssignalen van drie op elkaar volgende panorama-aftastingen van een bewogen reflectieplaats-bepalingsinrichting in een ten opzichte van de aarde vast referentiesysteem, waarbij de waarnemende reflectie-20 plaatsbepalingsinrichting steeds in het midden van het beeld wordt getoond,
Fig. 4 een blokschema voor een reflectieplaats-bepalingsinrichting met een aanwijzing overeenkomstig fig. 2, 25 Fig. 5 een blokschema voor een reflectieplaats- bepalingsinrichting met een aanwijzing overeenkomstig fig. 3, en
Fig. 6 een symbolische voorstelling van in een beeldgeheugen bewaarde reflectieplaatsbepalingssignalen 30 van drie op elkaar volgende panorama-aftastingen en de aanduiding van de geheugencellen door beeldgeheugen-adressen (BAx, Bay) en opneem-, resp. weergeefadressen (AWx, AWy).
Voor een situatie, die door een zich op een 35 in beweging zijn vaartuig bevindende reflectieplaatsbepalings inrichting wordt waargenomen en op een aanwijs-inrichting wordt voorgesteld, wordt aangenomen, dat een vast doel en een bewogen vaartuig worden gepeild. Het gepeilde vaartuig beweegt zich tijdens de panorama- 800 3 2 01 » « - 13 - aftastingen met constante snelheid naar het noorden en het gepeilde vaartuig beweegt zich met een tweemaal zo grote snelheid als het peilende vaartuig naar het oosten.
De aanwijzing van de reflectieplaatsbepalingsinrichting 5 is naar het noorden gericht.
In fig. 1-3 worden verschillende voorstellingswijzen voor reflectieplaatsbepalingssignalen van de reflectieplaatsbepalingsinrichting verduidelijkt door beeldreeksen met telkens drie deelbeelden la, lb, lc 10 resp. 2a, 2b, 2c, resp. 3a, 3b, 3c, die de ontwikkeling van de waargenomen situatie in tijdsopeenvolging symbolisch voorstellen en telkens een panorama-aftasting tonen. De deelbeelden la, 2a en 3a tonen dezelfde uitgangssituatie op het tijdstip tQ. De deelbeelden lb, 2b 15 en 3b geven de veranderde situatie op een later tijdstip t1 = tg + dt weer en de deelbeelden lc, 2c en 3c geven de toestand weer op nog een later tijdstip t2 = tg +2dt, dus na telkens gelijke tijdsintervallen dt.
Een vierkant, resp. een driehoek duiden telkens 20 op de intensiteit van een reflectieplaatsbepalingssignaal van een niet-bewogen doel, resp. een bewogen doel, terwijl daarentegen de cirkel duidt op de positie van een vaartuig, waarop zich de waarnemende reflectie plaats-bepalingsinrichting bevindt. De gebruikte symbolen, 25 t.w. de cirkel, de driehoek en het vierkant van grote afmeting corresponderen met de de gedurende de momentele panorama-aftasting ontvangen intensiteiten van het reflectieplaatsbepalingssignaal, terwijl de verkleind weergegeven symbolen duiden op intensiteiten van reflec-30 tieplaatsbepalingssignalen uit voorafgaande reflectie-plaatsbepalingperioden.
De in fig. 1 weergegeven beeldenreeks verduidelijkt de aanwijzing van reflectieplaatsbepalingssignalen in een ten opzichte van de aarde vaststaande referentie-35 systeem (ware beweging-voorstelling). De situatie in het deelbeeld lb heeft zich ontwikkeld uit situatie van het deelbeeld la doordat de vaartuigen op het tijdstip t^ een weg overeenkomstig hun snelheden hebben afgelegd. De positie van het vaste doel wordt gesymboliseerd door ann x ? m - 14 - een vierkant, doch is onveranderd. De posities van de bewogen vaartuigen op het tijdstip tg (overeenkomstig het deelbeeld la) worden in het deelbeeld lb aangeduid door verkleind weergegeven cirkels en driehoeken. In 5 het deelbeeld 1c zullen de bewogen vaartuigen op een tijdstip t2 verschijnen als over een nog verdere, met hun snelheden corresponderende, afgelegde weg en hun posities uit de voorafgaande panorama-aftastingen met verkleind weergegeven symbolen. Bij deze voorstellings-10 wijze zal het vaste doel haar positie onveranderd handhaven, doch de bewogen vaartuigen zullen zich overeenkomstig hun koersen bewegen over de aanwijzing en de op elkaar volgende symbolen beschrijven een spoor, dat de beweging van het vaartuig aanduidt.
15 Door de deelbeelden 2a, 2b en 2c in fig. 2 worden de aanwijzingen van een reflectieplaatsbepalings-inrichting op een bewogen vaartuig weergegeven, waarbij de coördinaten van alle doelen op de eigen telkens momentele positie betrokken zijn (relatieve beweging-20 voorstelling). De positie van de waarnemende reflectie-plaatsbepalingsinrichting (cirkel) is op alle drie deelbeelden 2a, 2b en 2c gemarkeerd in het midden van het beeld. Ten opzichte van deze positie zal nu het vaste doel (het vierkant) zich met de snelheid van het 25 waarnemende vaartuig voortbewegen, doch in de tegengestelde richting. Uit een vergelijking met de deelbeelden lc en 2c wordt duidelijk, dat tezamen met de verkleinde symbolen voor het aanduiden van de intensiteiten van de voorafgaande panorama-aftastingen in het deelbeeld 2c 30 de sporen ontstaan, die verkregen worden door een be- wegingsvector van de waarnemende reflectieplaatsbepalings-installatie vectorio af te trekken van de bewegingsvec-toren van de doelen. Dit betekent, dat het-vaste doel ook nu een spoor verkrijgt.
35 De in fig. 3 weergegeven beeldenreeks stelt de aanwijzing van een reflectieplaatsbepalingsinrichting voor, waarbij de positie van het waarnemende vaartuig steeds in het midden wordt weergegeven, terwijl daarentegen de doelen zich met hun eigen ware koersen over 800 32 01 *· < - 15 - het aanwijsbeeld bewegen. De situatie voor het deelbeeld 3b heeft zich ontwikkeld uit het deelbeeld 3a doordat door de grote driehoek en het grote vierkant de momentele positie van de gepeilde doelen met een momentele 5 plaatscoördinaten ten opzichte van de positie van het waarnemende vaartuig wordt voorgesteld, terwijl door een verkleinde driehoek en een verkleind vierkant de posities in de voorafgaande panorama-aftastingen overeenkomstig de beweging van het peilende vaartuig, doch verschoven 10 in de tegengestelde richting, worden voorgesteld. De door de waarnemende reflectie plaatsbepalingsinrichting krachtens haar eigen snelheid gedurende het tijdsinterval dt afgelegde weg wordt door deze verschuiving juist weer opgeheven. Wanneer nu de deelbeelden lc en 3c met elkaar 15 worden vergeleken blijken voor het vaste doel en de waarnemer geen sporen te ontstaan, terwijl daarentegen het bewogen doel (de driehoek ) een spoor verkrijgt, die de koers van het vaartuig aangeeft. Deze wijze van weergeven heeft ten opzichte van het deelbeeld 2c, waarin 20 het vaste doel een spoor verkrijgt, en ten opzichte van fig. 1, waarin bij een verdere voortzetting van de beeldenreeks de waarnemer uit het deelbeeld verdwijnt, het bijzondere voordeel, dat vaste doelen geen nalichtstaarten vertonen en ware koersen van bewogen doelen worden aange-25 wezen en de waarnemende reflectieplaatsbepalingsinrich-ting steeds in het midden blijft.
De met de aanwijzing volgens fig. 2 corresponderende reflectieplaatsbepalingsinrichting volgens de uitvinding is blokschematisch voorgesteld in fig. 4.
30 Elk met een antenne 1 van een reflectieplaatsbepalings-signaal wordt toegevoerd aan een ontvanginrichting 2, waarbij intensiteiten over de tijd als echosignaal ES aan een uitgang van de ontvanginrichting 2 verschijnen, terwijl de bijbehorende richtingsinformatie RI aan een 35 tweede uitgang van de ontvanginrichting 2 zal verschijnen.
Het echosignaal ES wordt via een analoog/digitaal-omzetter 3 ingeschreven in een voorgeheugen 4, dat kan zijn uitgevoerd als schuifregister. Aftastpulsen AI en geheugenpulsen SP voor de analoog/digitaal-omzetter 3 800 32 01 - 16 - en het voorgeheugen 4 worden geleverd door een stuurketen 5, die hiertoe voorzien is van een door een stuurklok-pulsgenerator 6 gestuurde opneemradiaalteller 7. Aan de uitgangen van de opneemradiaalteller 7 verschijnen 5 verder een met de radiale plaatscoördinaten corresponderend radiaalopneemadres RA en een zenderstuursignaal SS, waarmede de zender 8 wordt gestuurd. Verder worden de zenderstuursignalen SS toegevoerd aan een stuurpulsgever 9. De in de ontvanginrichting 2 bepaalde richtingsinfor-10 matie RI van het reflectieplaatsbepalingssignaal wordt in een azimutale aanpassingsketen 10 omgezet in een pulsreeks, waarvan de pulsen corresponderen met hoekaan-groeistappen, en toegevoerd aan een opneemazimutaalteller 11, aan de uitgang waarvan azimutale opneemadressen AA 15 ter beschikking staan.
De in de opneemradiaalteller 7 verschafte radiale opneemadressen RA en de in de opneemazimutaalteller 11 bepaalde azimutale opneemadressen AA worden via een multiplexorgaan 12 als beeldgeheugenadressen BA 20 overgedragen naar een beeldgeheugen 13, waarvan de ge- heugencellencapaciteit wordt bepaald door het azimutale en radiale scheidend vermogen (beeldschermdefinitie) van de reflectieplaatsbepalingsinrichting. Daar het multiplexorgaan 12 voor een voortdurend doorlopend weergeefpro-25 ces weergeefadressen RW, AW overdraagt aan het beeldgeheugen 13 wordt het door middel van een schrijfpuls SI, die korter is dan de duur van de reflectieplaatsbepa-lingsperiode, aan het begin van elke reflectieplaats-bepalingsperiode mogelijk gemaakt, dat door het multiplex-30 orgaan 12 in plaats van de weergeefadressen RW, AW de opneemadressen RA, AA worden overgedragen.
Door de stuurpulsgever 9 wordt tezamen met het zenderstuursignaal SS de schrijfpuls SI afgegeven, die voor het inschrijven tezamen met het multiplexorgaan 12 35 het beeldgeheugen 13 stuurt. Verder wordt door de stuurpulsgever 9 een aantal reeds bewaarde reflectieplaatsbe-palingsperioden vergeleken met een tevoren bepaald getal en bij overeenstemming een leespuls LI afgegeven, die eveneens wordt overgedragen naar het beeldgeheugen 13.
800 3 2 01 - 17 -
Dit getal correspondeert bijvoorbeeld met een aantal reflectieplaatsbepalingsperioden voor de volledige aftasting van een panorama.
In het voorgeheugen 4 zijn de aan de beeldge-5 heugenadressen BA toegevoegde intensiteiten van het reflectieplaatsbepalingssignaal voor één richting opgeslagen en worden gedurende de inschrijfbewerking, die voorrang heeft "boven de weergeefbewerking, uit het voorgeheugen 4 uitgelezen en ingeschreven in het beeldgeheu-10 gen 13.
Het weergeven vindt met een aanzienlijk hogere beeldwisselfrequentie plaats dan het opnemen. Voor het sturen van de weergeefbewerking worden in een uitlees-eenheid 20 vanuit een weergeefklokpulsgenerator 21 15 klokpulsen met een hogere klokpulsfrequentie dan die van de stuurklokpulsgenerator 6 geleverd, die in een weergeefazimutteller 22 een azimutale weergeefadres AW instellen, dat op het multiplexorgaan 12 wordt geschakeld. Een verder uitgangssignaal van de weergeef-20 azimutteller 22 wordt gevoerd naar een filter 23 en doorgeschakeld naar een weergeefradiaaltelier 24. De weergeefradiaalteller 24 levert de radiale weergeef-adressen RW, die worden overgedragen naar het multiplexorgaan 12 en door een hierachter geschakelde signaal-25 omzetter 25 wordt hiervan een zaagtandspanning afgeleid. Het uitgangssignaal van het filter 23, die dus een Sinusvormig signaal, en dat van de signaalomzetter 25 worden vermenigvuldigd in een vermenigvuldiger 26. Voor het sturen van een aanwijsinrichting 30 worden nu aan 30 de uitgangen 31 en 32 van de uitleeseenheid 20 twee afbuigsignalen afgegeven, die met behulp van een fase-keten 33 90° ten opzichte van elkaar in fase verschoven zijn. De beide afbuigsignalen worden in versterkers 34,35 versterkt en toegevoerd aan afbuigspoelen 36, 37 van 35 de weergeefbuis 38. Door deze wijze van aaneenschakelen van de weergeefazimutteller 22 en de weergeefradiaal-teller 24 zal op het weergeefscherm een getrapte spiraal ontstaan.
Krachtens de via het multiplexorgaan 12 naar het 800 32 01 - 18 - beeldgeheugen 13 overgedragen radiale weergeefadressen RW en azimutale weergeefadressen AW worden uit het beeldgeheugen 13 intensiteiten uitgelezen. In een digitaal/ analoog-omzetter 40 wordt vah de in digitale vorm aan-5 wezige intensiteiten een analoog helderheidssignaal afgeleid, dat via een versterker 41 de helderheid van de weergeefbuis 38 stuurt.
In een gunstige verdere uitvoeringsvorm volgens de uitvinding wordt tussen het beeldgeheugen 13 en de 10 digitaal/analoog-omzetter 40 een omschakelaar 42 geplaatst, waarvan een tweede uitgang is verbonden met een dempingsketen 43. De omschakelaar 42 wordt door de lees-puls LI van de stuurpulsgever 9 omgeschakeld op een tijdstip, waarop aan het beeldgeheugen 13 als beeldgeheugen-15 adressen BA opneemadressen RA, AA verschijnen. De lees-puls LI maakt ook het uitlezen van reeds opgeslagen intensiteiten uit het beeldgeheugen 13 mogelijk, die via de omschakelaar 42 worden toegevoerd naar de dempingsketen 43. Verder wordt aan het beeldgeheugen 13 een 20 vergelijkketen 44 voorgeschakeld, waarvan de ene ingang is aangesloten op het voorgeheugen 4 en de andere ingang op de dempingsketen 44. De vergelijkketen 44 vergelijkt de door het voorgeheugen 4 overeenkomstig de opneemadressen RA, AA aangeboden intensiteiten met de inten-25 siteiten aan de uitgang van de dempingsketen 44 en zal de telkens grotere intensiteit overdragen naar het beeldgeheugen 13 teneinde bij elkaar kruisende sporen van bewogen doelen een grotere intensiteit van het momentele reflectieplaatsbepalingssignaal in aanmerking te 30 nemen. De leespuls LI wordt steeds na een tevoren bepaalbaar- aantal reflectieplaatsbepalingsperioden, die overeenkomen met volledige aftasting van een panorama, geactiveerd en maakt het mogelijk om bewaarde intensiteiten direct vöór het inschrijven van intensiteiten uit de 35 momentele reflectieplaatsbepalingsperiode, die in het voorgeheugen 4 zijn ingeschreven, uit het beeldgeheugen 13 uit te lezen. Deze leespulsen LI worden door demping voor alle, een volledig beeld verschaffende reflectie-plaatsbepalingssignalen verschaft, doch een demping 800 32 01 -* * - 19 - van de intensiteiten van alle op elkaar volgende beelden is niet vereist. Door het dempen van de intensiteiten wordt een begrenzing van de nalichtstaarten verschaft.
De aanwijzing van de beeldgeheugeninhoud door de aan-5 wijseenheid 30 correspondeert met de in fig. 2 symbolisch voorgestelde weergeefwijze, waarin door demping van de intensiteiten bijvoorbeeld het deelbeeld 2c is ontstaan.
De lengte van de nalichtstaarten wordt hierbij bepaald door de ingestelde demping in afhankelijkheid van het 10 aantal van de voor elke dempingsverandering in aanmerking genomen aftastingen van een panorama.
Een gunstige verdere uitbouw van het blokschema volgens fig. 4 is weergegeven in fig. 5, waarmede een weergeefwijze overeenkomstig fig. 3 is te bewerkstelligen.
15 De in fig. 5 weergegeven inrichting bevat een x/y-beeld-geheugen 50, dat nu is opgebouwd volgens katetische coördinaten, zodat de aanduiding van de lijnen hierin correspondeert met de ordinaatadressen en de aanduiding van de kolommen hierin correspondeert met de abscis-20 adressen. Het aantal geheugencellen van het x/y-beeld-geheugen 50 correspondeert met het scheidend vermogen (beelddefinitie) van de reflectieplaatsbepalingsinrichting.
De positie van de reflectieplaatsbepalingsinrichting die de oorsprong van de weergeef-, resp. opneemadressen 25 kenmerkt, bevindt zich aan het begin van een peiling in een geheugencel in het midden van het x/y-beeldgeheugen 50. De reflectieplaatsbepalingsinrichting bevindt zich op een in beweging zijnd vaartuig, waarvan de eigen beweging wordt geïnterpreteerd en bij de aanwijzing van de 30 reflectieplaatsbepalingssignalen wordt in aanmerking genomen. Wanneer het bewogen vaartuig met de reflectie-plaatsbepalingsinrichting een wegtraject heeft afgelegd, dat juist kan worden herleid, is de positie hiervan van een geheugencel naar een naburige geheugencel ver-35 schoven.
Achter het multiplexorgaan 12 is een coÖrdinaten-omzetter 51 voor het omrekenen van poolcoördinaten in katetische coördinaten geschakeld, waarop een abscisteller 52 en een ordinatorteller 53 zijn aangesloten. Voor het 800 3 2 01 - 20 - in aanmerking nemen van de eigen beweging van een vaartuig zijn in een eigen bewegingseenheid 55 een koers-gever 56 en een snelheidsgever 57 aaneen geschakeld met een eigen bewegingswaardecorrectieorgaan 58, dat bovendien 5 een beeldpuls BI vanuit de stuurketen 5 ontvangt. De beeldpuls BI wordt door de stuurpulsgever 9 steeds geleverd na een aantal reflectieplaatsbepalingsperioden, dat overeenkomt met een volledige aftasting van een panorama. Het eigen bewegingswaardecorrectieorgaan 58 10 levert aan haar uitgangen dan abscis- en/of ordinaat-pulsen wanneer het vaartuig gedurende de aftasting van het panorama zich over een wegtraject heeft bewogen.
De abscis- en/of ordinaatpulsen worden telkens in een hierachter geschakelde en aan de eigen bewegingseenheid 15 55 toegevoegde abscisteller 59, resp. ordinaatteller 60 in afhankelijkheid van de koers bij een eenmaal ingestelde in beginpositie opgeteld, resp. hiervan afgetrokken en als adrescorrectie AK overgedragen naar de abscisoptelIer 52, resp. de ordinaatteller 53. Aan de 20 uitgangen van de abscisopteller 52 en de ordinaatop-teller 53 verschijnen derhalve met de eigen beweging gecorrigeerde beeldgeheugenadressen BAx, BAy, op grond waarvan het x/y-beeldgeheugen 50 wordt geschreven of gelszen.
25 Door de correctie van de beeldgeheugenadressen BAx, Bay op grond van de eigen beweging van de reflectie-plaatsbepalingsinrichting worden de oorsprong van de opneemadressen RA, AA, resp. weergeefadressen RW, AW en derhalve het hieraan ten grondslag gelegen coördi-30 natenstelsel ten opzichte van de door de technische constructie van het x/y-beeldgeheugen 50 tevoren gegeven beeldgeheugenadressen BAx, BAy verschoven. Hierbij overschrijden randcoördinaten de aftastingen van het panorama, die overeenstemmen met grenzen van de reik-35 wijdte van de reflectieplaatsbepalingsinrichting, de vastliggende beeldgeheugenadressen BAx, BAy, die de geheugencellen kenmerken. Deze randcoördinaten corresponderen met de opneemadressen RA, AA, resp. weergeef-adressen RW, AW en moeten nu worden toegevoegd aan 5 00 32 01 9 * -tide vastliggende beeldgeheugenadressen BAx, BAy van de aan het tegenover gestelde rand liggende geheugencellen.
Fig. 6 toont een aantal opeenvolgende beelden ter verduidelijking van de invloed op de constructie 5 van de inhoud van het x/y-beeldgeheugen 50. De drie deelbeelden 6a, 6b en 6c van de reeks beelden stellen het x/y-beeldgeheugen 50 voor. De rijen en kolommen van het x/y-beeldgeheugen 50 worden gekenmerkt door twee onderscheidbare adresseringen. Door de cijfers 1 tot 11 10 worden hierbij telkens de aan de geheugencellen van het x/y-beeldgeheugen 50 vast toegevoegde beeldgeheugenadressen BAx, BAy aangegeven, terwijl de cijfers -5 tot +5 corresponderen met weergeef-, resp. opneemadressen AWx, AWy. De symbolen kenmerken intensiteiten zoals 15 reeds met betrekking tot fig. 3 werd verduidelijkt.
In de drie deelbeelden 6a, 6b en 6c is de positie van de waarnemende reflectieplaatsbepalings-inrichting (cirkel) gemarkeerd in de oorsprong van de opneem-, resp. weergeefadressen AWx = O en AWy = O.
20 De intensiteiten van gepeilde doelen (grote symbolen) worden betrokken op deze oorsprong in het x/y-beeldgeheugen 50 ingevoerd, zoals uit een vergelijking met fig. 1 blijkt. Het vaste doel (vierkant) wordt steeds weer op· dezelfde beeldgeheugenadressen BAx = 9 en 25 BAy = 3 geschreven, zodat hier geen verkleinde symbolen zijn verschaft. Bij een bewogen vaartuig blijven de intensiteiten van de reflectieplaatsbepalingssignalen van voorafgaande reflectieplaatsbepalingsperioden in dezelfde geheugencellen en worden door de verkleinde 30 symbolen voorgesteld. Het deelbeeld 6b verschilt hierin van het deelbeeld 6a, dat de opneem- en weergeefadressen AWx voor de aanduiding van de lijnen over een adreswaarde overeenkomende met wegaangroeistap, die het vaartuig met de reflectieplaatsbepalingsinrichting heeft afgelegd, 35 ten opzichte van de vaststaande beeldgeheugenadressen BAy zijn verschoven. De aan de bovenste deelbeeldrand weggevallen weergeef-, resp. opneemadressen AWy = +5 worden aan de onderste deelbeeldrand weer toegevoegd.
Hierdoor zal zoals uit een vergelijking tussen het deel- 800 32 01 - 22 - beeld 6b en het deelbeeld 6c blijkt tussen de regel AWy = -5 en de regel AWy = +5 een verschuifbare horizontale beeldgrens worden gevormd, die als streeplijn is aangeduid. Bewaarde intensiteiten, die door deze 5 beeldgrens bestreken worden, moeten gewist worden teneinde niet in een het vaste doel (vierkant) in het deelbeeld 6c zou anders bijvoorbeeld met de opneem-, resp. weergeefadressen AWx = +3, AWy = -5 bij een verdere eigen beweging van het vaartuig foutief met de coördina-10 ten (+3, +5) worden voorgesteld.
Een vergelijkbare beschouwing kan worden ga-maakt voor de verandering van de kolomadressering AWx, waaruit dan een verdere verticale beeldgrens wordt gevonden .
15 Een aanwijzing overeenkomstig het deelbeeld 3c zal uit het deelbeeld 6c ontstaan doordat de inhoud van elk van de geheugencellen met betrekking tot de oorsprong van de opneem-, resp. weergeefadressen AWx, AWy bijvoorbeeld beginnen met de rij AWy = -5 tot de rij 20 AWy = +5 wordt uitgelezen en aangewezen. De rijen AWy = +4 en AWy = +5 worden hierbij in de juiste rij-volgorde aan de bovenste beeldrand toegevoegd.
Voor het wissen van de intensiteiten aan de beeldgrenzen is in de keten volgens fig. 5 op de uitgangen 25 van de coördinatenomzetter 51 een decodeerketen 61 aangesloten. Zij wordt bekrachtigd door een puls LP van het eigen bewegingswaardecorrectieorgaan 58 en levert bij de weergeefadressen AWx, AWy, die door de beeldgrenzen zijn vastgelegd, een wissignaal LS voor de betreffende 30 geheugencel aan het x/y-beeldgeheugen 50. In de voorstelling volgens fig. 6 zijn het de weergeefadressen AWx in de rij AWy = +5.
Conclusies.
800 32 01

Claims (15)

1. Werkwijze voor het aanwijzen van reflectie-plaatsbepalingssignalen van een reflectieplaatsbepalings- inrichting, die in een beeldgeheugen worden opgeborgen en vanuit dit beeldgeheugen worden aangewezen, waarbij 5 gepeilde doelen een nalichtstaart vertonen, met het kenmerk, dat de intensiteiten van de telkens verschijnende reflectieplaatsbepalingssignalen overeenkomstig hun plaatscoördinaten in het beeldgeheugen worden ingeschreven en gemeenschappelijk met de in voorafgaande 10 reflectieplaatsbepalingsperioden ontvangen, bewaarde reflectieplaatsbepalingssignalen worden aangewezen.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de in voorafgaande reflectieplaatsbe-palingsperioden ontvangen, bewaarde reflectieplaatsbepa- 15 lingssignalen na een aantal reflectieplaatsbepalings- perioden, dat voor het volledig aftasten van een panorama of deelpanorama vereist is, over een weg, die ondertussen door de reflectieplaatsbepalingsinrichting die krachtens haar eigen bewegi-ng werd afgelegd, in tegengestelde 20 richting verschoven worden aangewezen.
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, m e t het kenmerk, dat de nalichtstaarten in afhankelijkheid van een tevoren bepaalbaar aantal reflectie-plaatsbepalingsperioden begrensbaar zijn.
4. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, m e t het kenmerk, dat de bewaarde intensiteiten telkens na een tevoren bepaalbaar aantal reflectieplaats-bepalingsperioden worden gereduceerd.
5. Werkwijze volgens conclusie 4, m e t het 30 kenmerk, dat de intensiteiten over één of meer intensiteitsstappen worden gereduceerd.
6. Werkwijze volgens conclusie 4 of 5, m e t het kenmerk, dat het aantal reflectieplaatsbe- 800 32 01 - 24 - palingsperioden een veelvoud van de voor het volledig aftasten van een panorama of deelpanorama vereiste reflectieplaatsbepalingsperiode is.
7. Inrichting voor het uitvoeren van de werk-5 wijze volgens conclusie l,met het kenmerk, dat een uitgang van een ontvanginrichting (2) van een reflectieplaatsbepalingsinrichting is verbonden met een beeldgeheugen (13), waarvan de geheugencapaciteit ten minste met de beelddefinitief van de reflectieplaatsbe-10 palingsinrichting overeen komt, dat een stuurketen (5) voor de synchronisatie van de ontvangst van de reflectie-plaatsbepalingssignalen met het inschrijven van hun intensiteiten volgens de in de ontvanginrichting bepaalde plaatscoördinaten in het beeldgeheugen (13) met de ont-15 vanginrichting (2) en met het beeldgeheugen (13) is verbonden, en dat een uitleeseenheid (20) met het beeldgeheugen (13) en met een aanwijseenheid (30) is aaneen geschakeld, waarbij de uitleeseenheid (20) stuurspan-ningen voor afbuigorganen (34, 35 en afbuigspoelen 36, 37) 20 van de aanwijseenheid (30) levert, alsook het beeldgeheugen (13) stuurt voor het weergeven van de intensiteit van de aanwijseenheid (30).
8. Inrichting volgens conclusie 7, m e t het kenmerk, dat de stuurketen (5) een opneemazimut - 25 teller (11) bevat, die met een richtingsuitgang van de ontvanginrichting (2) is verbonden en uit richtingsin-formatie (RI) van de ontvanginrichting (5) azimutale' opneemadressen (AA) vormt, alsmede een stuurpulsgenera-tor (6) met nageschakelde opneemradiaalteller (7) voor 30 het leveren van een zenderstuursignaal (SS) en radiale opneemadressen (RA), waarbij de opneemadressen (RA, AA) beeldgeheugenadressen (BA) voor het inlezen vormen en aan andresuitgangen van de stuurketen (5) verschijnen, dat de uitleeseenheid (20) een weergeefklokpulsgenerator 35 (21) met hierachter geschakelde weergeefazimutteller (22) en weergeefradiaalteller (24) voor het leveren van azimutale en radiale weergeefadressen (AW, RW) bevat, waarbij de weergeefadressen (AW, RW) beeldgeheugenadressen 800 32 01 - 25 - BA) voor het uitlezen vormen en aan adresuitgangen van de uitleeseenheid (20) verschijnen, dat een multiplex (informatiebundeling)orgaan (12) met haar ingang is verbonden met de adresuitgangen van de stuurketens (5) en 5 van de uitleeseenheid (20) en met haar uitgangszijde is aaneengeschakeld met adresseeringangen van het beeld-geheugen (13), dat het multiplexorgaan (12) aan het begin van elke reflectieplaatsbepalingsperiode door een sdxijfpuls (SI) , waarmede het beeldgeheugen (13) stuur-10 baar is, van de uitleeseenheid (20) omschakelbaar is op de stuurketen (5), waarbij de schrijfpuls (SI) in een achter de opneemradiaalteller (7) geschakelde stuurpuls-gever (9) wordt afgegeven en een pulsduur heeft, die kleiner is dan de reflectieplaatsbepalingsperiode.
9. Inrichting volgens conclusie 8 voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 4, m e t het k enmerk, dat tussen het beeldgeheugen (13) en de aanwijseenheid (30) een omschakelaar (42) is geplaatst, waarvan de tweede uitgang is verbonden met 20 een dempingsketen (43), dat de omschakelaar (42) en het beeldgeheugen (13) tezamen met elk van de radiale opneemadressen door een leespuls (LI) van de stuurpuls-gever (9) voor het onderbreken van de inschrijfbewerking, het uitlezen en het wissen stuurbaar zijn, waarbij de 25 omschakelaar (42) de uitgang van het beeldgeheugen (13) wordt gescheiden van de aanwijseenheid en wordt verbonden met de ingang van de dempingsketen (44), waarvan de uitgang met de ingang van het beeldgeheugen (13) is aaneen geschakeld.
10. Inrichting volgens conclusie 9, m e t het kenmerk, dat tussen de ontvanginrichting (2) en het beeldgeheugen (13) een vergelijkketen (44) is ingevoegd, waarvan de tweede ingang is verbonden met de uitgang van de dempingsketen (43) , waarbij de vergelijkketen (44) de 35 grootste van de beide intensiteiten aan het beeldgeheugen (13) doorschakelt.
11. Inrichting volgens conclusie 7 of 8, m e t 800 32 01 - Zb - het kenmerk, dat de beeldgeheugenadressen (BA) poolcoördinaten zijn, waarbij in het beeldgeheugen (13) voor elke reflectieplaatsbepalingsperiode van een pano-ramaaftasting een rij geheugencellen in overeenstemming 5 met de in aanmerking genomen richting is aangebracht en het aantal geheugencellen van elke rij gelijk is aan het aantal herleidbare afstandsaangroeistappen, dat in elke rij döi intensiteiten van de reflectieplaatsbepalings-signalen overeenkomstig hun looptijden inschdjfbaar zijn 10 in het geheugen, dat de uitleeseenheid (20) weergeef- adressen (AB, RW) voor het uitlezen van de intensiteiten van alle reflectieplaatsbepalingsperioden bij elke af-standsaangroeistap gereed maakt en een stuurspanning voor de afbuigorganen (versterkers 34, 35 en afbuig-15 spoelen 36, 37) voor een met de afstandsaangroeistappen corresponderende cirkelvormige aanwijzing voortbrengt.
12. Inrichting volgens conclusie 7, m e t het kenmerk, dat de beeldgeheugenadressen kartetische coördinaten zijn, waarbij rijen en kolommen van het 20 beeldgeheugen (x/y-beeldgeheugen 50) corresponderen met coördinaat- of abscisassen, dat een coördinatenomzetter (51) is aangebracht tussen de stuurketen (5) resp. de uitleeseenheid (20) enerzijds en het beeldgeheugen (x/y-beeldgeheugen (50) anderzijds, dat voor elke afstands-25 aangroeistap r in een richting φ abscis- en ordinaat-coördinaten x = r . cos φ en y = r . sin φ als beeldgeheugenadressen (BAx, BAy) vormt.
13. Inrichting volgens een der conclusies 7-12 2Q voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat aan de adresseeringangen van het beeldgeheugen (x/y-beeldgeheugen 50) optellers (abscisopteller 52 en ordinaatopteller 54) zijn voorgeschakeld, waarin de optellers (abscisopteller 52 en 35 ordinaatopteller 53), die met een eigen bewegingseenheid (55) zijn verbonden, voor de opneem-, resp. weergeef-adressen (RA, AA, resp. RW, AW of AWx, AWy) adrescorrecties (AK) worden opgeteld, en dat de eigen bewegingseenheid (55) door beeldpulsen (BI) van de stuurketen (5) 80032 01 - 27 - telkens na aftasting van een panorama of deelpanorama stuurbaar is en uit een telkens tussen twee beeldpulsen (BI) overeenkomstig de koers ^aofenelhe id van de reflectie- i plaatsbepalingsinrichting afgelegde wegtrajectafstands-5 aangroeistappen vormt, en de met deze afstandsaangroei- stappen corresponderende adrescorrecties (AK) in de coordinaatsoort van de beeldgeheugenadressen (BA) schakelt naar de optellers (abscisopteller 52 en ordi-naatopteller 53), waarbij aan de oorsprong van de opneem-, 10 resp. weergeefadressen (RA, AA, resp. RW, AW of AWx, AWy) de positie van de reflectieplaatsbepalingsinrichti-ng is toegevoegd.
14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat in een decodeerketen (61) weergeef- 15 adressen (RW, AW, resp. AWx, AWy), die de grenzen van de geheugencapaciteit van het beeldgeheugen (x/y-beeld-geheugen 50) kenmerken instelbaar zijn, dat ingangen van de decodeerketen (61) zijn aaneen geschakeld met de adresuitgangen van de uitleeseenheid (20) en een verdere 20 ingang door een puls (LP) van de eigen bewegingseenheid (55) bij verandering van de adrescorrecties (AK) stuurbaar is en de decodeerketen (61) met haar uitgangszijde is verbonden met een wisingang van het beeldgeheugen (x/y-beeldgeheugen 50) en een wissignaal (LS) afgeeft wanneer 25 de weergeefadressen (RW, AW, resp. AWx, AWy) van de uitleeseenheid (20) gelijk zijn aan de in de decodeerketen (61) ingestelde weergeefadressen (RW, AW, resp. AWx, AWy).
15. Inrichting volgens een der conclusies 7-12 voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 2, 30 met het kenmerk, dat de adresseeringangen van het beeldgeheugen (x/y-beeldgeheugen 50) voor uitwisselen van intensiteiten met een eigen bewegingsreken-orgaan zijn verbonden, dat beeldgeheugenadressen (BAx, BAy) en leespulsen (LI) voor het lezen van intensitei-35 ten levert, dat het eigen bewegingsrekenorgaan door beeldpulsen (BI) van de stuurketen (5) telkens na het aftasten van een panorama of deelpanorama stuurbaar is en telkens tussen twee beeldpulsen (BI) afgelegde weg- 800 3 2 01 - 40 - trajecten overeenkomstig koers en snelheid doch in tegengestelde richting van de reflectieplaatsbepalingsinrich-ting vormt en de beeldgeheugenadressen (BA) corrigeert met adrescorrecties, die corresponderen met deze weg-5 trajecten en voor het inschrijven op het beeldgeheugen (x/y-beeldgeheugen 50) schakelt. 800 32 01
NL8003201A 1979-06-15 1980-06-02 Reflectieplaatsbepalingsinrichting. NL8003201A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
DE2924176 1979-06-15
DE19792924176 DE2924176C2 (de) 1979-06-15 1979-06-15 Verfahren zur Darstellung von Rückstrahlortungssignalen zur Ausübung des Verfahrens

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8003201A true NL8003201A (nl) 1980-12-17

Family

ID=6073272

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8003201A NL8003201A (nl) 1979-06-15 1980-06-02 Reflectieplaatsbepalingsinrichting.

Country Status (5)

Country Link
AU (1) AU534768B2 (nl)
DE (1) DE2924176C2 (nl)
FR (1) FR2459486B1 (nl)
GB (1) GB2052910B (nl)
NL (1) NL8003201A (nl)

Families Citing this family (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE2952315A1 (de) * 1979-12-24 1981-07-02 Fried. Krupp Gmbh, 4300 Essen Verfahren zur darstellung einer gefechtslage
US4434422A (en) * 1981-04-15 1984-02-28 Hazeltine Corporation Digital scan converter with randomized decay function
FR2530064B1 (fr) * 1982-07-07 1988-08-05 Omera Segid Dispositif de memoire a inscription controlee destine notamment a cooperer avec une unite de visualisation d'images radar
FR2530822B1 (fr) * 1982-07-20 1985-11-08 Thomson Csf Procede de traitement des signaux video dans un transformateur numerique d'images
FR2544504B1 (fr) * 1983-04-12 1985-07-05 Thomson Csf Dispositif de visualisation pour sonars
GB2198906B (en) * 1984-12-11 1990-03-28 Mars G B Ltd Displays for information obtained by vector scanning
GB2169465B (en) * 1984-12-11 1989-10-04 Mars G B Ltd Polar to cartesian scan conversion
DE19844620A1 (de) * 1998-09-29 2000-05-11 Stn Atlas Marine Electronics G Radargerät

Family Cites Families (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL110770C (nl) * 1957-01-24
GB1023927A (en) * 1961-07-10 1966-03-30 Marconi Co Ltd Improvements in or relating to radar systems
US3765018A (en) * 1972-06-02 1973-10-09 Hughes Aircraft Co Digital scan converter
US3798425A (en) * 1972-08-29 1974-03-19 Hughes Aircraft Co Target motion compensator
FR2223830B1 (nl) * 1973-03-27 1976-11-05 Thomson Csf
NL179417C (nl) * 1976-06-22 1986-09-01 Hollandse Signaalapparaten Bv Inrichting voor het regelen van de helderheid waarmede videosignalen op een raster-scan-display worden afgebeeld.

Also Published As

Publication number Publication date
FR2459486B1 (fr) 1986-04-04
FR2459486A1 (fr) 1981-01-09
GB2052910B (en) 1984-05-31
DE2924176C2 (de) 1982-11-18
GB2052910A (en) 1981-01-28
DE2924176A1 (de) 1980-12-18
AU534768B2 (en) 1984-02-16
AU5906380A (en) 1980-12-18

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4569079A (en) Image data masking apparatus
US4567768A (en) Ultrasonic image output apparatus
US4729029A (en) Process and apparatus for the insertion of insets into the image supplied by a digital scan converter
US4106021A (en) Polar to rectangular coordinate converter
NL8003201A (nl) Reflectieplaatsbepalingsinrichting.
US4551752A (en) Method and apparatus for correcting distortion in an image which is recorded electronically and built up along lines
US4402009A (en) Method and apparatus for enhancing an incomplete, limited bandwidth picture generated by an image sensor
KR880014478A (ko) 컴퓨터 비디오 디멀티플렉서
US6522289B1 (en) Method and device for producing a pulse trail
GB882905A (en) Improvements in or relating to display systems for radar data presentation
JPS62274873A (ja) 受像管を備えたテレビジヨン受像機用デジタル回路システム
US3914730A (en) Moving window sonar display system
US4128834A (en) Range mark generation
JP2638061B2 (ja) 動き量検出装置
JP2002525639A5 (nl)
US4164739A (en) Reduction of target shift in coordinate converter
US6424292B1 (en) Radar device and the like
US5469269A (en) High speed optical information system and method
JPH0511271B2 (nl)
GB2001503A (en) System for generating line drawing of a scanned picture
JP2828908B2 (ja) レーダ装置
SU1691880A1 (ru) Устройство дл отображени радиолокационной информации на экране электронно-лучевой трубки
US3188633A (en) Radar systems
JPS6037431B2 (ja) レ−ダカラ−表示装置
JPS6029077B2 (ja) 複数レ−ダビデオ表示装置