NL8003184A - Verbindingsorgaan voor het onder een hoek aan elkaar bevestigen van twee holle staafelementen. - Google Patents

Description

80.5022/M/Rey/sme

Korte aanduiding: Verbindingsorgaan voor het onder een hoek aan elkaar bevestigen van twee holle staafelementen.

De uitvinding heeft betrekking op een verbindingsorgaan voor het onder een hoek aan elkaar bevestigen van twee holle staafelementen, die elk tenminste op de verbindingsplaats in de wand zijn voorzien van een in de lengterichting lopende langwerpige 5 opening.

Een dergelijk verbindingsorgaan kan in het bijzonder worden toegepast voor het samenstellen van een console voor bijvoorbeeld een ophangbeugel voor leidingen, welke console bestaat uit drie met elkaar verbonden staafelementen, die tezamen een drie-10 hoek vormen. Teneinde de afmetingen van de console te kunnen aanpassen aan de plaatselijke omstandigheden, is het noodzakelijk dat de staafelementen op elke gewenste plaats en onder elke gewenste hoek met elkaar kunnen worden verbonden zonder dat dit afbreuk doet aan de stevigheid van de verbinding. De uitvinding beoogt een verbin-15 dingsorgaan te verschaffen, dat aan deze eisen voldoet, welk verbindingsorgaan volgens de uitvinding bestaat uit een in elk der te verbinden staafelementen aan te brengen moerplaat, die onverdraai-baar binnen het betreffende staafelement kan schuiven, en een van schroefdraad voorzien boorgat bevat, een hoekstuk bestaande uit 20 twee onder een hoek staande benen, die elk zijn voorzien van een boorgat, zodat de in de staafelementen gestoken moerplaten en het hoekstuk met behulp van bouten naar elkaar toe kunrei worden getrokken, waarbij de wand van het staafelement hiertussen wordt geklemd en elke moerplaat tenminste in het naar het hoekstuk gerichte opper-25 vlak is voorzien van een profilering en de naar de moerplaten gerichte vlakken van het hoekstuk zijn voorzien van een profilering, die overeenkomt of samenwerkt met de profilering van de moerplaten.

Indien de langwerpige opening in de wand van de staafelementen bestaan uit een zich over de gehele lengte van het element 30 uitstrekkende sleuf, kan het verbindingsorgaan op elke geschikte 800 3 1 84

* V

- 2 - plaats worden aangebracht.

Volgens een bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm van de uitvinding is het naar de moerplaat toe gerichte oppervlak van elk been van het hakstuk voorzien van een verhoogde rug, die in 5 gemonteerde toestand nauwsluitend past in de longitudinale opening van het betreffende staafelement. Met behulp van deze rug kan het hoekstuk gemakkelijk in de juiste stand tegen het staafelement worden geplaatst, waarna de bout kan worden aangedraaid, zonder risico dat de stand van het hoekstuk zich tijdens het.aandraaien wijzigt.

10 Volgens de uitvinding bestaat de profilering van de moerplaten uit een aantal uitstekende delen of pukkels en de profilering van het hoekstuk uit op overeenkomstige plaatsen aangebrachte uitsparingen of gaten. De uitstekende delen van de moerplaat zullen bij het aandraaien van de bout in de wand van het staafelement 15 dringen en deze wand plaatselijk vervormen. Deze plaatselijke vervormingen worden opgenomen door de in het hoekstuk aangebrachte uitsparingen. Op deze wijze wordt bereikt, dat het hoekstuk onver-schuifbaar en onverdraagbaar met het betreffende staafelement is verbonden.

20 Bij voorkeur is het tussen de benen van het hoekstuk gelegen gedeelte voorzien van een of meer uitsparingen, zodat het oppervlak van de dwarsdoorsnede plaatselijk is verkleind. De hoek tussen de benen van het hoekstuk is zodoende gemakkelijk te wijzigen. Deze uitvoeringsvorm is vooral gunstig wanneer het verbindingsorgaan 25 wordt gebruikt voor het samenstellen van een console, waarbij de Koeken tussen de verschillende staafelementen naar wens kunnen worden gevarieerd.

Volgens de uitvinding zijn de beide moerplaten door middel van een relatief smalle verbindingsstrip met het hoekstuk 30 verbonden, welke strippen zich aan de beide uiteinden van het hoekstuk bevinden. Een dergelijk verbindingsorgaan bevat geen losse onderdelen, terwijl de moerplaten een vaste stand hebben ten opzichte van het hoekstuk, zodat een snellere montage mogelijk is.

8003 1 84 * it- - 3 -

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de tekening.

Fig. 1 toont een in onderdelen uiteengenomen perspek-tivisch aanzicht van een verbindingsorgaan volgens de uitvinding 5 met een uiteinde van een staafelement.

Fig. 2 is een dwarsdoorsnede van een gemonteerd verbindingsorgaan.

Fig. 3 is een Langsdoorsnede volgens de lijn III-III

in fig. 2.

10 Fig. 4 toont een perspectivisch aanzicht van een ande re uitvoeringsvorm van het verbindingsorgaan.

Fig. 5 is een vooraanzicht van het verbindingsorgaan volgens fig. 4 in gemonteerde toestand met twee staafelementen.

Fig. 6 is een doorsnede volgens de lijn VI -VI in 15 fig. 5.

Fig. 7 toont op vergrote schaal een doorsnede volgens de lijn VII -VII in fig. 5.

Fig, 8 toont schematisch een met behulp van de ver-bindingsorganen samengestelde console, 20 Het in fig. 1 weergegeven verbindingsorgaan, dat in zijn geheel met het verwijzingscijfer 1 is aangeduid, dient voor het met elkaar verbinden van twee holle staafelementen 2, waarvan er in fig. 1 slechts één is weergegeven.

Het staafelement 2 heeft een in hoofdzaak rechthoekige 25 dwarsdoorsnede, waarbij één van db zijvlakken een zich over de gehele lengte van het element uitstrekkende longitudinale spleet 3 heeft.

Het verbindingsorgaan 1 bestaat uit een rechthoekige moerplaat 4, die in het midden is voorzien van een boorgat 5 met inwendige schroefdraad. Rondom dit boorgat zijn een aantal uitstekende 30 delen of pukkels ó aangebracht, waarvan de functie hierna nog zal worden beschreven. De afmetingen van de moerplaat 4 zijn zodanig gekozen, dat deze plaat verschuifbaar in het staafelement kan worden aangebracht, waarbij de plaat zodanig wordt geleid, dat deze zelf 800 3 1 84 - 4 - niet kan verdraaien.

Het verbindingsorgaan 1 omvat vervolgens een hoekstuk 7, dat is gevormd uit een langwerpige plaat, waarvan de breedte in hoofdzaak overeenkomt met die van de te verbinden staafelementen.

5 De plaat is ongeveer in het midden gebogen, zodat twee een hoek met elkaar makende benen 8, 9 ontstaan. De beide benen zijn elk voorzien van een boorgat 10 resp. 11 voor het opnemen van een bout 12. Het middelste gebogen deel van het hoekstuk is voorzien van uitsparingen 13, zodat het oppervlak van de dwarsdoorsnede van het hoekstuk plaat-10 selijk is verkleind, en de hoek tussen de beide benen 8, 9 gemakkelijk kan worden gewijzigd.

Het met het staafelement resp. de moerplact samenwerkende oppervlak van elk der benen van het hoekstuk is voorzien van een verhoogde rug 14. Deze rug strekt zich in de lengterichting van 15 het heekstuk uit en wordt in de gemonteerde stand van het hoekstuk opgenomen in de longitudinale spleet 3 van het staafelement (zie fig. 2).

Rondom de boorgaten 10 en 11 zijn een aantal kleinere boorgaten 15 aangebracht.

20 Het verbindingsorgaan volgens de uitvinding wordt op de volgende wijze aangebracht: De moerplaat 4 wordt in één der te verbinden holle staafelementen geschoven, waarna het hoekstuk 7 met het been 8 ter hoogte van de moerplaat tegen het staafelement wordt geplaatst, waarbij de verhoogde rug 14 in de spleet 3 valt, en zo-25 doende een geleiding voor het hoekstuk vormt. De bout 12 wordt vervolgens via het boorgat 10 in het van inwendige schroefdraad voorziene boorgat 5 van de moerplaat gedraaid. Het andere been van het hoekstuk wordt op overeenkomstige wijze met een tweede (niet weergegeven) staafelement verbonden.

30 Voordat de bouten geheel worden aangedraaid, kan het hoekstuk nog langs het staafelement worden verplaatst totdat het exact de juiste positie inneemt. Bij het hieropvolgend aandraaien van de bouten dringen de uitstekende delen of pukkels 6 in de wand 800 3 1 84 - 5 - van het staafelement en wel in die delen van de wand die de spleet 3 begrenzen. De wand wordt zodoende plaatselijk vervormd waardoor uitstulpingen 16 (fig. 2) ontstaan, die worden opgenomen door de boorgaten 15 van het hoekstuk. Op deze wijze wordt een uitstekende 5 verbinding tussen de moerplaat met het staafelement en van het staafelement met het hoekstuk verkregen.

Het zal duidelijk zijn dat de uitstekende delen van de bij voorkeur gesmede moerplaat 4 elke gewenste vorm kunnen hebben en, zoals in de fig. 2 en 3, aan beide zijden van de moerplaat kun-10 nen zijn aangebracht. De boorgaten 15 voor het opnemen van de uitstulpingen 16 moeten dan overeenkomstig zijn gevormd. Deze boorgaten 15 behoeven uiteraard geen, zoals in de tekening, doorgaande boorgaten te zijn, maar kunnen evengoed worden gevormd door blinde boorgaten of verzonken delen.

15 Fig. 4 toont een perspektivisch aanzicht van een ande re uitvoeringsvorm van het verbindingsorgaan volgens de uitvinding met een gedeeltelijk weggebroken voorkant.

Bij deze uitvoeringsvorm bestaat het verbindingsorgaan op overeenkomstige wijze uit een hoekstuk 17, dat is gevormd uit 20 een langwerpige plaat, die in het midden met een bepaalde hoek is omgezet, en waarbij de vlakke benen van het hoekstuk elk zijn voorzien van een boorgat 18 resp. 19 voor het opnemen van een bout 12, 12'. Tegenover elk been van het hoekstuk is een moerplaat 20, 21 aangebracht, welke moerplaten via een relatief smalle verbindings-25 strip 22, 23 met het hoekstuk zijn verbonden. De verbindingsstrippen bevinden zich aan de uiteinden van het hoekstuk en zijn over 180° rondgebogen, zodat elke moerplaat op een afstand en evenwijdig tegenover het been van het hoekstuk, waarmee het via de strip in verbinding staat is gelegen. De beide moerplaten hebben eveneens 30 een van schroefdraad voorzien boorgat 24, 25, welke boorgaten in het verlengde van de boorgaten 18 en 19 van het hoekstuk liggen»

De naar elkaar toegerichte oppervlakken van de moerplaten en het hoekstuk zijn voorzien van een profilering 26, die 800 3 1 84 - 6 - bestaat uit stroken met tandjes.

De fig. 5 en 6 tonen resp. een aanzicht en een langs-doorsnede van het verbindingsorgaan volgens fig. 4 in gemonteerde toestand.

5 Voor het met elkaar verbinden van de twee staafele- menten 2 en 2' wordt het verbindingsorgaan volgens de pijl A in fig. 4 in het eerste staafelement 2 geschoven, waarbij de de spleet 3 begrenzende delen van de wand tussen het hoekstuk en de moerplaat komen.en vervolgens door middel van de bout 12 op de gewenste plaats 10 vastgezet. Het tweede staafelement 2' wordt nu op overeenkomstige wijze op het andere uiteinde van het verbindingsorgaan geschoven en met behulp van de bout 12' vastgezet. Bij het aandraaien van de bouten dringen de tandjes van de profilering 26 aan weerszijden in het materiaal van de resp. staafelementen , zodat de verbinding te-15 gen verschuiven is geborgd (fig. 7).

Door de moerplaten 20 en 21 zodanige afmetingen te geven dat ze met geringe speling in de staafelementen passen, wordt bereikt dat de met elkaar verbonden staafelementen automatisch in één vlak liggen en niet ten opzichte van elkaar kunnen verdraaien.

20 De verhoogde rug 14 kan dan dus achterwege blijven. Het zal duidelijk zijn dat de breedte van de verbindingsstrippen wordt begrensd door de breedte van de spleet 3 in de staafelementen.

Deze uitvoeringsvorm van het verbindingsorgaan heeft het voordeel dat het uit één stuk bestaat en zodoende gemakkelijker 25 en sneller is te monteren, en het verbindingsorgaan zodoende uit een plaatvormig stuk materiaal kan worden vervaardigd,

In fig. 8 toont een met behulp van de verbindingsor-ganen volgens de uitvinding samengestelde console 27 voor een op-hangbeugel 28 van een pijp of leiding, welke console bestaat uit 30 drie staafelementen 2', 2" en 2"*, die in een driehoek met elkaar zijn verbonden door middel van drie bevestigingsorganen 1', 1" en 1"’. Tot op heden werd voor het ophangen van beugels meestal gebruik gemaakt van starre consoles. Met behulp van de verbindings- 800 3 1 84 - 7 - organen volgens de uitvinding kan nu van drie op een geschikte lengte gezaagde staafelementen, één console worden samengesteld, die gemakkelijk kan worden aangepast aan de locale omstandigheden, zodat men geen groot aantal consoles van verschillende afmetingen meer in 5 voorraad behoeft te hebben.

800 3 1 84

Claims (6)

1. Verbindingsorgaan voor het onder een hoek aan elkaar bevestigen van twee holle staafelementen, die elk tenminste op de verbindingsplaats in de wand zijn voorzien van een in de lengterichting lopende langwerpige opening, gekenmerkt door, een in 5 elk der te verbinden staafelementen aan te brengen moerplaat (4; 20, 21. die onverdraaibaar binnen het betreffende staafelement (2, 2') kan schuiven, en een van schroefdraad voorzien boorgat (5; 24, 25) bevat, een hoekstuk (7, 17) bestaande uit twee onder een hoek staande benen (8,9) die elk zijn voorzien van een boorgat (10,11; 18, 19), 10 zodat de in de staafelementen gestoken moerplaten en het hoekstuk met behulp van bouten (12, 12') naar elkaar toe kunnen worden getrokken, waarbij de wand van het staafelement hiertussen wordt geklemd en elke moerplaat tenminste in het naar het hoekstuk gerichte oppervlak is voorzien van een profilering (6; 26) en de naar de moerplaten ge-15 richte vlakken van het hoekstuk zijn voorzien van een profilering (15; 26) die overeenkomt of samenwerkt met de profilering van de moerplaten.

2. Verbindingsorgaan volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat het naar de moerplaat toegerichte oppervlak van 20 elk been van het hoekstuk is voorzien van een verhoogde rug (14), die in gemonteerde toestand nauwsluitend past in de langwerpige opening van het betreffende staafelement.

3. Verbindingsorgaan volgens conclusie 1 of 2, m e t het kenmerk, dat de profilering van de moerplaten bestaat 25 uit een aantal uitstekende delen of pukkels (6) en de profilering van het hoekstuk uit op overeenkomstige plaatsen aangebrachte uitsparingen of gaten (15). 800 3 1 84 - 9 -

4. Verbindingsorgaan volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de profilering van de moerplaten en het hoekstuk bestaat uit één of meer stroken met tandjes.

5. Verbindingsorgaan volgens een der voorafgaande con- 5 clusies, met het kenmerk, dat het tussen de beide benen gelegen gebogen deel van het hoekstuk is voorzien van één of meer uitsparingen (13).

6. Verbindingsorgaan volgens een der voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de beide moerplaten door 10 middel van een relatief smalle verbindingsstrip (22, 23) met het hoekstuk (17) zijn verbonden, welke strippen zich aan beide uiteinden van het hoekstuk bevinden. 800 3 1 84