NL1014960C2 - Profielverbindingselement. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Profielverbindingselement.

5 De uitvinding heeft betrekking op een profielverbindingsele ment, omvattende twee in hoofdzaak vlakke benen, die elk geschikt zijn om in de lengterichting van een profiel in hoofdzaak passend in een kanaal van het profiel geschoven te worden en die voorzien zijn van borgmiddelen voor het in combinatie met ten opzichte daarvan 10 aparte tegenmiddelen borgen van het been in het kanaal van het respectieve profiel.

Een dergelijk profielverbindingselement is als hoekelement bekend uit de praktijk. Elk been van het bekende profielverbindingselement heeft één of meer uitstulpingen die van een hoofdvlak van het 15 been uitgaan. Een opstaande kanaalwand van het profiel waarlangs een been van het verbindingselement geschoven wordt, heeft voor elke uitstulping een opening voor het doorlaten van een schroef op een plaats waar de uitstulping tijdens het inschuiven juist gepasseerd is. Tijdens het op een bouwplaats met behulp van het verbindingselement kop-20 pelen van profielen wordt, nadat een been in een profielkanaal geschoven is, een schroef door de opening naast een uitstulping van het been geschroefd, waardoor verhinderd wordt dat het been uit het profielkanaal terugschuift.

Het bekende profielverbindingselement heeft als bezwaar dat 25 het noodzakelijk is om op nauwkeurig bepaalde plaatsen vooraf gaten voor de genoemde schroeven in de profielen te boren. Op zich is dit al een lastige en kostenverhogende operatie, maar dit wordt versterkt doordat de kanaalwand waarin geboord moet worden een kleine afmeting heeft en vaak deel uitmaakt van een randgedeelte van het profiel dat 30 smal is en een ingewikkelde doorsnede heeft die het boren bemoeilijk.

Een ander bezwaar van het bekende verbindingselement is dat een uiteindelijke positie van het element ten opzichte van de gekoppelde profielen afhankelijk is van toleranties in de plaats van de schroefopeningen en de wijze waarop een monteur de schroeven in de 35 openingen draait, te weten recht of schuin, waardoor het element geen vooraf bepaalde gefixeerde locatie ten opzichte van de profielen 1014960 - 2 - heeft. Hierdoor is het mogelijk dat de profielen onjuist ten opzichte van elkaar gekoppeld worden en kieren tussen de gekoppelde uiteinden ervan zichtbaar worden. Vooral bij toepassing van het bekende verbindingselement in binnenwanden vormt dit een belangrijk esthetisch be-5 zwaar. De onnauwkeurige positionering kan er bovendien toe leiden dat andere onderdelen van een wand waar de profielen deel van uitmaken, zoals deuren en glaspanelen, lastig en niet correct geplaatst kunnen worden.

Een ander bezwaar van het bekende verbindingselement is dat de 10 koppen van de genoemde schroeven die gebruikt worden voor het borgen of vasthouden van het verbindingselement vaak zichtbaar blijven, dat wil zeggen ook nadat een daarmee geconstrueerde wand gereed is, en kieren tussen elementen aan weerskanten van de schroefkop kunnen laten zien. Ook dit vormt een belangrijk esthetisch bezwaar.

15 Weer een ander bezwaar van het bekende verbindingselement is dat de genoemde schroeven voor het borgen van het element vaak vanaf een zijde van een profielcombinatie, zoals de buitenzijde van een deurkozijn, ingedraaid moeten worden die op een bouwplaats moeilijk bereikbaar is en de profielcombinatie voorafgaand aan aanbrenging in 20 een wand samengesteld moet worden op een vloer van de bouwplaats die ter voorkoming van beschadigingen aan de profielen schoon moet zijn. Dergelijke werkomstandigheden zijn niet altijd op een bouwplaats te realiseren en bemoeilijken het samenstellen van profielcombinaties.

Andere bekende verbindingselementen omvatten naast het verbin-25 dingselement diverse andere soorten afzonderlijke borgmiddelen die al of niet een specifieke voorbereidende bewerking van de profielen of het gebruik van speciale gereedschappen op de bouwplaats vereisen om een been in een profielkanaal te kunnen borgen. Deze bekende verbindingselementen zijn daarom eveneens lastig en duur om gebruikt te 30 worden.

De uitvinding beoogt de genoemde bezwaren op te heffen.

Daartoe heeft het profielverbindingselement van de in de aanhef genoemde soort volgens de uitvinding als kenmerk dat een beginge-deelte van elk been, dat van het begingedeelte van het andere been 35 uitgaat, een breedte heeft die groter is dan een kanaalrandafstand tussen naar elkaar gebogen randen van een respectievelijk U-vormig kanaal van het profiel waarin het been geschoven wordt, een eindge-deelte van het been een breedte heeft die kleiner is dan de kanaal- ‘ -14960 - 3 - randafstand, en een overgangsgedeelte tussen het begingedeelte en het eindgedeelte een breedte heeft die ongeveer gelijk is aan de kanaal-randafstand, zodanig dat het been na in het kanaal gestoken te zijn in het overgangsgedeelte omgebogen kan worden en randen van een gebo-5 gen gebied van het overgangsgedeelte op de kanaalranden aangrijpen.

Hierdoor hoeven door middel van het verbindingselement volgens de uitvinding te koppelen profielen niet voorbewerkt te worden, kan het samenstellen van profielcombinaties door de eenvoudige buighande-ling snel en onafhankelijk van de locaties van de profielen, al of 10 niet op de grond, uitgevoerd worden, en zijn aan een persoon toe te schrijven positioneringsfouten van de profielen tijdens het samenstellen van de profielcombinatie uiterst klein.

Bij voorkeur heeft het profielverbindingselement volgens de uitvinding als kenmerk dat op een plaats waar de benen samenkomen een 15 zodanige tand gevormd is dat de tand na het in een kanaal van het profiel schuiven van een been zich tegen maar ten hoogste over de dikte van een wand van het kanaal uitstrekt. De tand vormt een aanslag die het inschuiven van een been in een profielkanaal, of het verder in het kanaal trekken van het been tijdens het ombuigen van 20 het eindgedeelte ervan, begrenst. In het bijzonder wanneer profielen onder een hoek gekoppeld moeten worden, waarbij een materiaaldikte van de profielen naar de hoek afneemt wordt daarmee voorkomen dat de profielen foutief ten opzichte van elkaar gepositioneerd en geborgd worden, een kier tussen de uiteinden van de profielen zichtbaar 25 blijft en hoeken van deze profieluiteinden niet juist tegen elkaar liggen.

Andere eigenschappen en voordelen van de uitvinding zullen duidelijk worden uit de hierna volgende toelichting van voorbeelden van uitvoeringsvormen van het profielverbindingselement volgens de 30 uitvinding, waarbij in de tekeningen: fig. 1 een aanzicht toont van een eerste uitvoeringsvorm van een profielverbindingselement volgens de uitvinding; fig. 2 een zijaanzicht toont van een eindgedeelte van het verbindingselement van fig. 1; 35 fig. 3 een doorsnede toont van een profiel dat geschikt is voor gebruik in combinatie met het verbindingselement volgens fig. 1; fig. 4 op grotere schaal een gedeelte van het profiel van fig.

3 toont; < J 14 960" - 4 - fig. 5 in perspectief een combinatie toont van drie door middel van vier verbindingselementen volgens fig. 1 te koppelen profielen; fig. 6 in perspectief een aanzicht toont van een tweede uit-5 voeringsvorm van een profielverbindingselement volgens de uitvinding; en fig. 7 een aanzicht toont van een derde uitvoeringsvorm van een profielverbindingselement volgens de uitvinding.

Het in fig. 1 getoonde profielverbindingselement 1 volgens de 10 uitvinding omvat twee benen 2 die volgens fig. 1 identiek zijn maar niet identiek moeten zijn.

Elk been 2 omvat een begingedeelte, of wortelgedeelte, 4 een eindgedeelte 5 en een overgangsgedeelte 6. De benen 2 zijn in hoofdzaak vlak, hebben een gemeenschappelijk hoofdvlak en gaan in een ge-15 meenschappelijk gebied 7 van de eindgedeelten 4 in elkaar over.

Het eindgedeelte 5 van elk been 2 heeft een in de lengterichting van het been 2 verlopende verstijvingsribbe 11 die vervorming van het eindgedeelte 5 tegengaat. Het vrije uiteinde 12 van het eindgedeelte 5 van elk been 2 is naar de kant van de verstijvingsribbe 11 20 omgebogen om tijdens gebruik van het verbindingselement 1 gemakkelijk door een vinger aangegrepen te kunnen worden.

Het overgangsgebied 6 is ten opzichte van de rest van het been 2 zodanig verzwakt dat wanneer het been 2 onder aangrijping van het gemeenschappelijk gebied 7 en het vrije uiteinde 12 gebogen wordt het 25 been 2 in het overgangsgebied 6 zal buigen. De verzwakking kan zoals getoond gevormd worden door een dwars op het been uitstrekkende rij van twee of meer perforaties 14. In plaats van de twee of meer perforaties 14 kan bijvoorbeeld ook een enkele, bij voorkeur langwerpige perforatie of een inkeping gebruikt worden.

30 Fig. 3 toont een doorsnede van een profiel 20 waarin het ver bindingselement 1 volgens fig. 1 toegepast kan worden. Het profiel 20 heeft twee kanalen 21, waarvan het rechter kanaal 21 van fig. 3 op grotere schaal in fig. 4 getoond is. Het kanaal heeft een U-vorm en omvat een bodem 22, van de bodem uitgaande opstaande wanden 23 en 35 naar elkaar gerichte randen of randgedeelten 24.

Het begingedeelte 4 van elk been 2 van het verbindingselement van fig. 1 heeft een breedte 31 die praktisch gelijk is aan een afstand 32 tussen de opstaande wanden 23 van het kanaal 21 van het pro- J 14 960 - 5 - fiel 20. De dikte van het begingedeelte 4 van het been 2 van het verbindingselement 1 is praktisch gelijk aan de hoogte van de opstaande wanden 23. Hierdoor kan het been 2 van het verbindingselement 1 gemakkelijk in het kanaal 21 verschoven worden.

5 Een breedte 34 van het eindgedeelte 5 van elk been 2 van het verbindingselement is kleiner dan een afstand 35 tussen de uiteinden van de randgedeelten 24 van het profielkanaal 21.

Fig. 5 toont drie profielen 20a, 20b, 20c waarvan de uiteinden 45° onder verstek gezaagd zijn. De profielen 20a, 20b, 20c vormen na 10 onderlinge koppeling bijvoorbeeld een deurkozijn.

De profielen 20a, 20b, 20c worden gekoppeld door middel van vier verbindingselementen 1 volgens fig. 1. Nadat een been 2 van een verbindingselement 1 zo ver mogelijk in bijvoorbeeld het kanaal 21a van het profiel 20b geschoven is wordt het eindgedeelte 5 van het 15 been 2 in de richting van de pijl 40 verplaatst, waardoor het been 2 in het overgangsgebied 6 buigt. Daarbij wordt materiaal van het over-gangsgedeelte 6 zijdelings naar buiten verplaatst, waardoor het over-gangsgedeelte 6 stevig op de randgedeelten 24 van het kanaal 21a aangrijpt en terugschuiven van het been 2 uit het kanaal 21a verhinderd 20 wordt. Het eindgedeelte 5 kan over 180° omgebogen worden, zodat het in hoofdzaak vlak tegen het begingedeelte 4 van het been 2 komt te liggen en daardoor geen obstakel vormt voor in de verdere ruimte van het profiel 20 aan te brengen onderdelen, zoals buizen en kabels, van een wandconstructie waarvan de profielcombinatie 20a, 20b, 20c deel 25 uit moet maakt. Deze situatie is in fig. 5 links voor de gekoppelde uiteinden van de profielen 20b en 20c getoond.

Nadat de eindgedeelten 5 van de benen 2 van twee tegenoverliggende verbindingselementen 1, zoals de verbindingselementen 1 rechtsboven in fig. 5, over 180° omgebogen zijn kunnen de andere benen 2 30 van deze verbindingselementen 1 gemakkelijk in de corresponderende profielkanalen 21 van een ander profiel, in het voorbeeld profiel 20a, geschoven worden. Vervolgens kunnen de eindgedeelten 5 van deze benen 2 over 180° omgebogen worden, zodat de gewenste koppeling snel en eenvoudig op een bouwplaats tot stand gebracht kan worden.

35 Bij voorkeur heeft het overgangsgebied 6 een breedte 42 die iets, bijvoorbeeld 1 mm, groter is dan de afstand 35 tussen de uiteinden van de randgedeelten 24 van het profielkanaal, en verloopt de breedte geleidelijk vanaf de breedte 34 van het eindgedeelte 5 van 1 0 14 960’" - 6 - het been 2 naar de breedte 42 van het overgangsgedeelte 6. Wanneer bij deze uitvoeringsvorm van het verbindingselement 1 het eindgedeel-te 5 van een in een profielkanaal 21 geschoven been 2 omgebogen wordt, wordt het been 2 ferm in het kanaal 21 getrokken en grijpen de 5 randen van het overgangsgedeelte 6 en de randgedeelte 24 van het profielkanaal 21 stevig in elkaar. Hierdoor kan op zeer eenvoudige, snelle wijze een zeer stijve, vormvaste profielcombinatie, zoals de combinatie 20a, 20b, 20c verkregen worden.

Bij voorkeur is aan het begin van het begingedeelte 4 van elk 10 been 2 van het verbindingselement 2, dat wil zeggen het verst van het uiteinde 12 van het been 2, een tand 45 gevormd waarvan de punt over een afstand 46, van bijvoorbeeld 0,8 mm, voorbij een naastliggende rand van het begingedeelte 4 van het been 2 steekt. De tand 45 vormt tijdens het in een profielkanaal 21 schuiven of, door de buighande-15 ling, trekken van een been 2 van het verbindingselement 1 een aanslag die, in het getoonde toepassingsvoorbeeld, bij de opstaande wanden 23 van het kanaal 21 op het zaagvlak van het profiel 20, in de fig. 3 en 4 het vlak van de tekening, steunt en het verbindingselement 1 op een nauwkeurig vooraf bepaalde plaats ten opzichte van beide te koppelen 20 profielen 20 fixeert. Omdat de afstand 46 relatief klein is, bij voorkeur kleiner dan de dikte van het profiel bij de tegenoverliggende opstaande wand 23 van het kanaal 21, is de tand in de samengestelde profielcombinatie, zoals 20a, 20b en 20c, van buitenaf niet zichtbaar.

25 De profielen bestaan vaak uit geëxtrudeerd aluminium, terwijl een onder verstek gezaagd uiteinde van een profiel naar de tand 45 een afnemende dikte heeft. Hierdoor kan de tand 45 in het materiaal van de twee te koppelen profielen 20 dringen en zich daarin fixeren, waarbij de afstanden 46 vereffend worden en een nauwkeurige positio-30 nering van de profielen ten opzichte van elkaar verkregen wordt, zodanig dat hun nokken en randen precies tegen elkaar liggen.

Wanneer de tand 45 in het materiaal van een profiel 20 dringt zal het materiaal van het profiel een uitweg moeten hebben. Ter voorkoming dat dit materiaal in de naad tussen de twee te koppelen pro-35 fielen 20 raakt is aan elke kant van de tand 45 een uitsparing of braamruimte 48 gevormd waarin het genoemde materiaal van de profielen 20 een uitweg kan vinden.

1 0 14960'* - 7 -

Hoewel hier hiervoor toegelicht profielverbindingselement volgens de uitvinding de vorm van een haaks hoekelement of haakse steek-hoek heeft, kan de hoek tussen de benen 2 elke grootte hebben. De hoek kan zelfs 180° zijn, zoals voorgesteld door middel van het rech-5 te verbindingselement 51 van fig. 6. Zoals getoond kan een dergelijk recht element 51 aan beide langsranden tegenover elkaar voorzien zijn van een tand 45 en uitsparingen 48.

Verder kan de uitvinding toegepast worden voor een profielverbindingselement in de vorm van een hoekelement, zoals het in fig. 7 10 getoonde verbindingselement 53, waarvan de hoofdvlakken van de benen 2 elkaar kruisen. Een dergelijk liggend hoekelement 53 kan verkregen worden door de benen 2 van het verbindingselement 51 van fig. 6 in het gebied van de tand 45 naar elkaar te buigen en door de tanden 45 naar de binnenkant van de tussen de benen 2 gevormde hoek te buigen. 15 » OU960”“

Claims (9)

1. Profielverbindingselement (1, 51, 53), omvattende twee in hoofdzaak vlakke benen (2), die elk geschikt zijn om in de lengte- 5 richting van een profiel (20) in hoofdzaak passend in een kanaal van het profiel geschoven te worden en die voorzien zijn van borgmiddelen voor het in combinatie met ten opzichte daarvan aparte tegenmiddelen borgen van het been in het kanaal van het respectieve profiel, met het kenmerk, dat een begingedeelte (4) van elk been (2), dat van het 10 begingedeelte (4) van het andere been (2) uitgaat, een breedte (31) heeft die groter is dan een kanaalrandafstand (35) tussen naar elkaar gebogen randen (24) van een respectievelijk U-vormig kanaal (21) van het profiel (20) waarin het been (2) geschoven wordt, een eindgedeel-te (5) van het been (2) een breedte (34) heeft die kleiner is dan de 15 kanaalrandafstand (35), en een overgangsgedeelte (6) tussen het begingedeelte (4) en het eindgedeelte (5) een breedte (42) heeft die ongeveer gelijk is aan de kanaalrandafstand (35), zodanig dat het been (2) na in het kanaal (21) gestoken te zijn in het overgangsgedeelte (6) omgebogen kan worden en randen van een gebogen gebied van 20 het overgangsgedeelte (6) op de kanaalranden aangrijpen.

2. Profielverbindingselement (1, 51, 53) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een voor het buigen bestemd buiggebied een in hoofdzaak constante breedte (42) heeft die iets groter dan de kanaalrand- 25 afstand (35) is en de breedte vanaf het buiggebied in de richting van het eindgedeelte (4) geleidelijk tot minder dan de kanaalrandafstand (35) afneemt.

3. Profielverbindingselement (1, 51, 53) volgens een voorgaande 30 conclusie, met het kenmerk, dat een voor het buigen bestemd buiggebied een verzwakking (14) heeft.

4. Profielverbindingselement (1, 51, 53) volgens een voorgaande conclusie, met het kenmerk, dat het eindgedeelte (5) een zich in de 35 lengterichting van het respectieve been (2) uitstrekkende verstijving (11) heeft. ; 0 14960 "' Λ

5. Profielverbindingselement (1, 51, 53) volgens een voorgaande conclusie, met het kenmerk, dat op een plaats waar de benen (2) samenkomen een zodanige tand (45) gevormd is dat de tand na het in een kanaal (21) van het profiel (20) schuiven van een been (2) zich tegen 5 maar ten hoogste over de dikte van een wand (23) van het kanaal uitstrekt .

6. Profielverbindingselement (1, 51, 53) volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat naast de tand (45) een uitsparing (48) gevormd is. 10

7. Profielverbindingselement volgens een voorgaande conclusie, met het kenmerk, dat het een staand hoekelement (1) is waarvan de hoofdvlakken van de benen (2) in hetzelfde meetkundige vlak liggen.

8. Profielverbindingselement volgens een van de conclusies 1 t/m 6, met het kenmerk, dat het een recht element (51) is waarvan de benen (2) in eikaars verlengde liggen.

9. Profielverbindingselement volgens een van de conclusies 1 t/m 20 6, met het kenmerk, dat het een liggend hoekelement (53) is waarvan de hoofdvlakken van de benen (2) elkaar kruisen. , u14960