NL8002640A - Maaiinrichting. - Google Patents
Maaiinrichting. Download PDFInfo
- Publication number
- NL8002640A NL8002640A NL8002640A NL8002640A NL8002640A NL 8002640 A NL8002640 A NL 8002640A NL 8002640 A NL8002640 A NL 8002640A NL 8002640 A NL8002640 A NL 8002640A NL 8002640 A NL8002640 A NL 8002640A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- mowing
- members
- shaped
- gears
- drum
- Prior art date
Links
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01D—HARVESTING; MOWING
- A01D34/00—Mowers; Mowing apparatus of harvesters
- A01D34/01—Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus
- A01D34/412—Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters
- A01D34/63—Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters having cutters rotating about a vertical axis
- A01D34/64—Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters having cutters rotating about a vertical axis mounted on a vehicle, e.g. a tractor, or drawn by an animal or a vehicle
- A01D34/66—Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters having cutters rotating about a vertical axis mounted on a vehicle, e.g. a tractor, or drawn by an animal or a vehicle with two or more cutters
- A01D34/667—Means for directing the cut crop
- A01D34/668—Means for directing the cut crop rotating
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01D—HARVESTING; MOWING
- A01D34/00—Mowers; Mowing apparatus of harvesters
- A01D34/01—Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus
- A01D34/412—Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters
- A01D34/63—Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters having cutters rotating about a vertical axis
- A01D34/76—Driving mechanisms for the cutters
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01D—HARVESTING; MOWING
- A01D57/00—Delivering mechanisms for harvesters or mowers
Landscapes
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Environmental Sciences (AREA)
- Harvester Elements (AREA)
Description
s C. van der lely N.V., Weverskade 10, Maasland.
Maai- inrichting.
De uitvinding heeft betrekking op een maalinrichting voorzien van een aantal om opwaarts gerichte assen roterende van messen voorziene maaiorganen, en boven de maaiorganen aan trommelvormige, om opwaartse assen 5 roterende gewas-verplaatsingsorganen, welke gewas-verplaat-singsorganen met een andere rotatiesnelheid worden aangedreven dan de maaiorganen.
Een dergelijke maaimachine is beschreven in de Nederlandse octrooiaanvrage 6407939» 10 Het is gebleken dat afhankelijk van de aard en de hoeveelheid van het gewas het van belang is om de rotatiesnelheid van de ge was ver plaats ings organen te wijzigen, zodat ten allen tijde een zwad met de gewenste vorm en samenstelling kan worden gevormd.
15 Volgens de uitvinding omvat de aandrijving van de maaitrommels en/of maaiorganen middelen, met behulp waarvan de rotatie snelheid van de trommelvormige gewasverplaatsings-organen ten opzichte van die van de maaiorganen kan worden gewijzigd.
20 De uitvinding zal aan de hand van enige uitvoerings- voorbeelden nader worden toegelicht; hierbij zullen voordelen en andere kenmerken naar voren treden.
Pig. 1 geeft schematisch het bovenaanzicht weer van een aan een trekker gekoppelde maalinrichting.
25 Pig. 2 toont op vergrote schaal een aanzicht van een maaiwerktuig van de inrichting volgens de pijl II uit fig. 1.
Pig. 3 toont een doorsnede-aanzicht volgens de lijn III - III uit fig. 1.
Pig. 4 geeft een detailconstructie weer van een maai-30 werktuig volgens de aanzichtlijn IV - IV uit fig. 1.
Pig. 5, 6 en 7 tonen uitvoeringsvormen van een maai- 800 2 6 40 f - 2 - inrichting met vier maaiwerktuigen en daarbij behorende verschillend uitgevoerde aandrijf inrichtingen.
Volgens fig. 1 is aan de driepuntshefinrichting 1 van de trekker 2 een maalinrichting 3 gekoppeld, welke in-5 richting een gestelbalk 4 omvat, waarvan het einddeel 5 een huis vormt, waarin een riemschijf 6 van een snaaraan-drijfinrichting 7 is gelegerd. De snaarschijf 6 wordt hierbij op bekende wijze door middel van de aftakas 8 van de trekker 2 aangedreven, waarbij het drijvend vermogen via 10 deze schijf 6, een V-riem 9 en een tweede aandrijfschijf 10 op twee maaiwerktuigen wordt over ge bracht. De snaar aandrijf-inrichting 7 is geheel omsloten door een kast 11, welke parallel loopt aan de gestelbalk 4. Het andere einddeel van de gestelbalk 4 omvat een huis 12, waarin de aandrijf-15 bare as 13 van de aandrijf inrichting 7 is gelegerd. Aan het huis 12 is een gestel 14 bevestigd, waaraan de maaiwerktuigen 15 en 16 zijn gelegerd. Het gestel 14 vormt in deze uitvoeringsvorm een geheel afsluitbare kokervormige balk, waarin de aandrijf inrichtingen 17 resp. 18 zijn opgesloten. 20 De aandrijf inrichtingen 17 en 18 staan ten behoeve van de maaiwerktuigen 15 resp. 16 door middel van een as 19 met elkaar in verbinding. Voorkeursuitvoeringsvormen van een aandrijfinrichting 17 resp. 18 zullen bij de bespreking van de figuren 3» 5 ~ 7 nader worden toegelicht. De maai-25 werktuigen 15 en 16 omvatten maaimessen 20, welke uitwijk-baar in de maalinrichting gelegerd zijn, alsmede meeneem-organen 21 en 22, waarbij het meeneemorgaan 21 op een driehoekig uitgevoerd plaatvormig draagelement 23 bevestigd is. De messen 20 zijn hferbij uitwijkbaar gelegerd aan een 30 schotelvormig maaiwerktuig 15A resp. 16A, terwijl de mee-neemorganen 21 en 22 bevestigd zijn aan boven het schotelvormige maai-werktuig gelegen trommelvormige maaiwerktuig 15B resp. 16B. Aldus bestaat het maaiwerktuig 15 resp. 16 uit eigenlijk twee verschillend uitgevoerde maaiwerktuig-35 delen 15A, 15B resp. 16A, 16B. Volgens de uitvinding nu is 800 2 6 40 - 3 - t Λ \ de aandrijf inrichting voor de maaiwerktuigen 15 en 16 zodanig uitgevoerd, dat gezien in de rijrichting (pijl v) van de trekker 2, de aan de schotelvormige maai werktuigen 15A en 16A gekoppelde messen 20 roteren volgens de pijl A, 5 terwijl de meeneemorganen 21 en 22, gekoppeld aan de trommelvormige maaiwerktuigen 15B en 16B volgens de pijl B, dus tegengesteld aan de rotatierichting (volgens pijl A) van de maaimessen, roteren.
Volgens de aanzichten van fig. 2 en 3 is een 10 maaiwerktuig 15 of 16 roteerbaar aangebracht om een opwaarts gerichte as 24, welke as aan de onderzijde in een grond- of voetplaat 25 steunt. De plaat 25 loopt hierbij van de achterzijde naar de voorzijde - gezien in de rijrichting V van de trekker - taps toe en eindigt in een afgerond deel 15 26. Opgemerkt wordt dat in een gunstige uitvoeringsvorm (zie fig. 1) de grond- of steunplaat 25 ten minste de voorzijde van het schotelvormige maaiwerktuig 15A resp. 16A voor ongeveer de halve omtrek volgt, zodanig dat de grond-plaat binnen de snijcirkels van de maaimessen of meeneem-20 organen ligt. Door deze constructieve maatregel wordt een goede ondersteuning van de maalinrichting verzekerd, terwijl door de specifieke vormgeving van de grond- of steunplaat de rijweerstand relatief gering blijft. De as 24 is met het einddeel 24A door middel van een boutverbinding 27 in een 25 steunring 28 bevestigd, terwijl het boveneinddeel 24B van deze as door middel van een pen 29 aan een sluitplaat 30 van de als een langwerpige kast uitgevoerde gestelbalk 14 bevestigd is. De as 24 is in deze voorkeursuitvoeringsvorm door middel van de boutverbindingen 27 en 31 losneembaar 30 aan het gestel 14 en aan de grondplaat 25 bevestigd. Het einddeel 24A van de as 24 omvat een kogelleger 32, waarop een ring 33 is aangebracht. Op de ring 33 is een bus 34, alsmede een vlakke plaat 35 bevestigd. De plaat 35 maakt hierbij deel uit van het schotelvormig maaiwerktuig 16A, 35 evenals een boven de plaat 35 aangebrachte kegelvormig uit- 800 2 6 40 - 4 - gevoerde plaat 36· De plaat 36 is hierbij aan een ring 37 bevestigd, welke ring evenals de ring 33 bevestigd is aan de bus 34, die aldus om de as 24, over bijna de gehele lengte daarvan, ligt. De van de bus 34 afgekeerde rand-5 delen van de plaatvormige elementen 35 en 36 van het schotelvormige maaiwerktuig 16A omvatten bevestigingsorganen 38 ten behoeve van de maaimessen 20. De voorkeursuitvoeringsvorm van deze bevestiging zal bij de bespreking van fig. 4 nader worden toegelicht. Op de ring 37 is verder een kogel-10 leger 39 aangebracht, waaroverheen een ring 40 past. Aan de ring 40 is een langwerpige bus 41 bevestigd, die met het andere einddeel bevestigd is aan een tweede ring 42.
De onderdelen 40,41 en 42 maken hierbij deel uit van het trommelvormig maaiwerktuig 16B, dat verder een cilinder 43 15 omvat, welke aan de bovenzijde afgesloten is door een ronde plaat 47 en aan de onderzijde voorzien is van een kegelvormig uitgevoerde plaat 45. De platen 44 en 45 zijn hierbij bevestigd aan resp. de ringen 42 resp. 40.
Het draagelement 23 (zie fig. 1 en 2) is hierbij 20 aan de plaat 45 bevestigd en is in deze voorkeursuitvoeringsvorm in hoofdzaak driehoekig van vorm en tevens geschikt om een meeneemorgaan 21 te dragen. Het meeneemorgaan 21 heeft hierbij de vorm van een rechthoekig driehoek en wordt op een zodanige wijze op het draagelement 23 aangebracht, dat 25 de schuine zijde 46 op een kegelmantel ligt, waarvan de tophoek ongeveer 120° is en welke tophoek ligt in de as 24 van het maaiwerktuig. Het plaatvormig draagelement 23 bevindt zich hierbij eveneens op een kegelvormig omwentelingslichaam, waarvan de tophoek tussen de 135 en 160° ligt. In deze voor-30 keursuitvoeringsvorm liggen nu de hoekpunten 47 en 48 van resp. het plaatvormig draagelement 23 en het meeneemorgaan 21 op cirkels, waarvan de afzonderlijke diameters groter zijn dan de diameter "D" van het boven het schotelvormig maaiwerktuig 16A aangebracht maaiwerktuig 16B. Het tweede 35 meeneemorgaan 22 heeft de vorm van een gelijkbenige driehoek waarvan de tophoek ongeveer 120° bedraagt, en is 80 0 2 6 40 f * - 5 - met de basis evenwijdig aan de as 24 aan de cilindervormige trommel 43 bevestigd, de meeneemorganen 21 en 22 zijn uit flexibel doch stevig materiaal - bijvoorbeeld dun staalplaat of kunststof - vervaardigd.
5 Op de ring 42 is verder met behulp van een bout- verbinding 49 een kegelwiel 50 aangebracht, welk kegelwiel op een kogelleger 51 gelegerd is. Opgemerkt wordt dat in een voorkeursuitvoeringsvorm de diameter van de bus 41 groter is dan de diameter van de bus 34, waaraan in feite 10 het schotelvormige maaiwerktuig 16A bevestigd is. De bus 34 sluit hierbij aan op een kegelwiel 52 en is hieraan door middel van een boutverbinding 53 met het kegelwiel 52 gekoppeld. Het kegelwiel 52 is hierbij eveneens door middel van een kogelleger 54 draaibaar op de as 24 aangebracht.
15 Tussen de kegelvormige tandwielen 50 en 52 is een bus 55 aangebracht, waarvan het onderste deel in het leger 51 past, en verder meedraaibaar is met de bus 34 van het maaiwerktuig 16A. De beide tandwielen 50 en 52 staan verder in verbinding met het kegelvormige aandrijftandwiel 56, dat door 20 middel van een spie- en boutverbinding 57 resp. 58 op de as 13 van de aandrijfinrichting 7 is bevestigd. De as 13 is hierbij gelegerd in twee kogellegers 60 en 61, welke legers aangebracht zijn in het huis 12 van de maalinrichting.
De kegeltandwielen 50,52,56 zijn ondergebracht in een koker-25 vormige gestelbalk 14, welke aan de bovenzijde afsluitbaar is door de sluitplaat 30 en aan de onderzijde met de rand 14A aansluit op een plaat 62, welke met een geringe speling boven de plaat 44 past. De rand 63 van de plaat 62 ligt om de rand van de plaat 44 van het maaiwerktuig. De plaat 62 30 is bovendien door middel van een versterkingsrug 64 met de kokervormige balk 14 verbonden. In deze voorkeursuitvoeringsvorm zijn aldus de voor de aandrijving van de maai-werktuigen vitale onderdelen op effectieve wijze in de kokervormige gesteldelen 11 en 14, de draagbussen of huizen 35 5 en 12 van het gestel 4 opgesloten, zodat vervuiling van 800 2 6 40 - β - deze onderdelen tot een minimum beperkt wordt. Een huis 5 resp. 12 omvat verder een smeerinrichting, welke schematisch is aangegeven door middel van een smeemippel 64 en olie-groeven 66. De smering van de kegeltandwielen geschiedt op 5 een bekende wijze en zal verder niet worden toegelicht, terwijl de olie afdichting met eveneens bekende middelen uitgevoerd is. Fig. 4 toont een detailconstructie van de maai-mesbevestiging aan een schotelvormig maaiwerktuig 15A resp. 16A. Het mes 20 omvat in een gunstige uitvoeringsvorm twee 10 snijkanten en twee bevestigingsopeningen 67 en 68, in welke openingen een glijbus 69 past, die gedeeltelijk in het schotelvormig maaiwerktuig 16A steekt. In de glijbus 69 past een bevestigingsbout 70, waarvan de moer 71 op de plaat 36 aansluit. Tussen de plaat 36 en de plaat 35 is 15 een afstandsring 72 aangebracht. Door middel van bout 70 en moer 71 worden de onderdelen 69 en 72 ten opzichte van elkaar gefixeerd, terwijl aldus om de bus 69 als legering het maai-mes 20 verzwenkbaar aangebracht is. Opgemerkt wordt dat in een gunstige uitvoeringsvorm de hoogten tussen het maaimes 20 20 en een draagelement 23 van een meeneemorgaan 21, vanaf de binnen- naar de buitenzijde van een maaiwerktuig gerekend, afnemen; dat wil zeggen dat de hoogte h1 (zie fig. 4) gemeten nabij de bevestiging van het mes 20 aan het maaiwerktuig 16A groter is dan de hoogte h2 gemeten aan de einden 25 47 van het draagelement 23·
De werking van de inrichting zoals in de figuren 1 - 5 is getoond, is als volgt: De aan de gestelbalk 4 van de maalinrichting 3 gekoppelde maaiwerktuigen 15 en 16 worden aldus door middel van de met de aftakas 8 van de 30 trekker verbonden aandrijf inrichting 7 via de aandrijf bare as 13 in rotatie gebracht. Daarbij roteert het op de as aangebrachte kegeltandwiel 56 in één bepaalde richting en draaien de tegenover elkaar opgestelde kegeltandwielen 50 en 52 van resp. het trommelvormig maaiwerktuig 16B en het 35 schotelvormig maaiwerktuig 16A tegengesteld aan elkaar.
Hierdoor zal het schotelvormig maaiwerktuig 16A met de maai- 800 2 6 40 e ?
V
- 7 - messen volgens de pijl Δ roteren, terwijl de meeneemorgenen 21 en 22 juist tegengesteld (volgens pijl B) roteren. Door deze constructieve maatregel treedt het bijzondere effect -vooral bij het maaien van langhalmig gewas - op namelijk 5 dat gecombineerd, de maaimessen 20 en de meeneemorganen 21 en 22 als het ware "één knipschaarwerking" op het gewas uitoefenen, zoals deze ook door de heen- en weergaande messenbalken van een maaiblak op het gewas wordt uitgeoefend, waardoor een gladde loodrecht op de halmen liggende snede 10 wordt verkregen.
Fig. 5» 6 en 7 tonen uitvoeringsvoorbeelden van een maalinrichting volgens de uitvinding waarbij in plaats van twee maaiwerktuigen vier maaiwerktuigen zijn toegepast, welke paarsgewijs met elkaar samenwerken. De constructieve 15 opbouw van elk maaiwerktuig is gelijk aan die van een maai-werktuig volgens de figuren 1 - 4i het verschil hiertussen is echter gelegen in de aandrijf inrichting van de maaiwerktuigen volgens de figuren 5-7. Een aandrijfinrichting 73» welke direct de maaiwerktuigen 74 aandrijft, is volgens 20 figuur 5 zodanig gedimensioneerd en geconstrueerd dat de inrichting in een relatief platte, langwerpige omaksting 75 kan worden opgesloten. Daartoe omvat de aandrijf inrichting 73 een achttal relatief platte tandwielen, waarvan vier naast elkaar opgestelde tandwielen in elkaar grijpen, zodat 25 een groep tandwielen 76 en een tweede groep tandwielen 77 is gevormd. Een tandwiel 76 is hierbij bevestigd aan een bus 78, welke bus - bijvoorbeeld door middel van een verder niet getekende spieverbinding - gekoppeld is met de as 79, die de rotatieas vormt van het trommelvormig maaiwerktuig 30 74B. Een relatief lange bus 80, welke vrij draaibaar om de as 79 is aangebracht, vormt in deze constructie de rotatieas van het schotelvormig maaiwerktuig 74A, daarbij is om de bus 80 het platte tandwiel 77 bevestigd. Door deze maatregel wordt aldus aan de eis voldaan, dat het 35 schotelvormig maaiwerktuig 74A tegengesteld aan het trom- 600 2 6 40 - 8 - meivormig maaiwerktuig 74B roteren kan. De aandrijving van de tandwielengroepen 76 en 77 geschiedt hierbij eveneens door middel van de aandrijfbare as 13, waarop een kegelvormig tandwiel 81 is bevestigd. Dit tandwiel staat in 5 ingrijping met kegelvormige tandwielen 82 en 83 van de afzonderlijke groepen tandwielen 76 resp. 77. Het zal verder duidelijk zijn, dat tijdens bedrijf de kegelvormige tandwielen 82 en 83 tegengesteld aan elkaar roteren, zodat twee boven elkaar opgestelde tandwielen 76 en 77 van één. maai-10 werktuig eveneens tegengesteld aan elkaar zullen draaien. Aangezien een tandwiel 76 specifiek het trommelvormig maai-werktuig 74B aandrijft en het tandwiel 77 tot de aandrijf inrichting behoort van het schotelvormige maaiwerktuig 74A zullen deze maaiwerktuigen aldus ook tegengesteld aan elkaar 15 roteren.
Zoals in figuur 6 is weergegeven, bestaat de aandri jfinrichting 84 voor de maaiwerktuigen 74 uit groepen tandwielen, waarbij elke groep bestaat uit twee afzonderlijk met elkaar samenwerkende conische of kegelvormige tandwielen 20 85, 86 resp 87, 88. De tandwielen 85 en 86 zijn gelijk van vorm en afmeting. Een conisch tandwiel 86 is hierbij door middel van een stelring 89 om de bus 80 van het schotelvormig maaiwerktuig 74A bevestigd, terwijl het conische tandwiel 88 met een verlengstuk 90 op de as 79 (verder niet aan-25 gegeven) van het trommelvormig maaiwerktuig 74B bevestigd is. Het tandwiel 88 is hierbij in ingrijping met het conisch tandwiel 87, dat een grotere diameter bezit. De conische tandwielen 85 en 87 zijn bij deze aandri jf inrichting door middel van breekpennen 91 op een as 92 aangebracht. Opgemerkt 30 wordt dat een groep conische tandwielen 85, 86 resp. 87, 88 van twee naast elkaar opgestelde maaiwerktuigen ten opzichte van het symmetrievlak tussen deze maaiwerktuigen eikaars spiegelbeeld vormen. De rotatieas 92 van de aandri jf-inriehting 84 is in deze uitvoeringsvorm driemaal af gesteund 35 in de omkasting 93; de ondersteuning vindt hierbij plaats 80 0 2 6 40 t r ? - 9 - door middel van twee zijlegers' of taatsen 94 en 95* alsmede een steunleger 96, dat in het midden van de omkasting 93 is aangebracht. De aandrijving van de -inrichting 94 geschiedt hierbij op analoge wijze als bij de hiervoor beschreven in-5 richtingen, waarbij aldus de aandrijfbare as 13 met het kegel-tandwiel 81 het op de as 92 bevestigde kegeltandwiel 87 in rotatie brengt. Op hun beurt brengen de kegelvormige tandwielen 87 de kegelvormige tandwielen 88 van de trommelvormige maaiwerktuigen 74B in rotatie, terwijl eveneens de op de 10 as 92 bevestigde conische tandwielen 85 de met deze tandwielen in koppeling staande tandwielen 86 van de schotelvormige maaiwerktuigen 74A in rotatie gebracht worden.
Het zal duidelijk zijn dat bij deze opstelling van conische of kegelvormige tandwielen in de aandrijf inrichting 84 de 15 maaiwerktuigen 74A ten opzichte van de maaiwerktuigen 74B tegengesteld aan elkaar roteren? hierbij treedt echter het voordeel op dat door keuze van de diameters van de conische tandwielen 85, 86 enerzijds en de diameters van de tandwielen 87, 88 anderzijds de rotatiesnelheden van resp.
20 de schotelvormige maaiwerktuigen 74A en de trommelvormige maaiwerktuigen 74B verschillen.
Fig. 7 toont een aandrijf inrichting 97 voor de maaiwerktuigen 74 welke ten opzichte van de aandrijfinrichting volgens figuur 6 hierin verschilt, dat de conische tandwielen 25 87 en 88 vervangen zijn door platenkoppelingen 98 en 99.
De aandrijfinrichting 97 omvat bovendien een verstelin-richting 100, met behulp waarvan de platen 98 ten opzichte van de koppelingsplaten 99 op de as 101 verplaatsbaar zijn.
Daartoe omvat de verstelinrichting 100 stelarmen 102 en 30 103, die door middel van glijbeugels 104 resp. 105 op bevestigingsbussen 106 van de koppelingsplaten 98 passen; een en ander zodanig, dat door verplaatsen van de armen 102 en 103 de koppelingsplaten 98 over de as 101 verschoven worden.
De as 101 is hierbij op vier punten in de omkasting 107 35 af gesteund en wel aan de zijkanten door middel van zijlegers 80 0 2 6 40 - 10 - of taatsen 108 en 109 en nabij het midden en nabij het leger 109 door middel van steunlegers 110 en 111. De werking van de aandrijf inrichting 97 voor de maai werktuigen 74 volgens figuur 7 is als volgt. De tijdens bedrijf roterende aan-5 drijfas 13, welke met het conische tandwiel 81 in ingrijping is met het conisch tandwiel 87 van de as 101 brengt deze as in rotatie, waardoor de op de as 101 bevestigde conische tandwielen 85 evenals de plaatkoppelingen 98 in rotatie gebracht worden. De met de conische tandwielen 85 in verbin-10 ding staande conische tandwielen 89 van de schotelvormige maaiwerktuigen 74A roteren hierbij met hetzelfde toerental als bij de aandrijfinrichting volgens figuur 6. Het toerental evenwel van de trommelvormige maaiwerktuigen 74B verschilt hierbij onder andere door de gewijzigde diameter 15 van de plaatkoppeling 98, 99? bovendien is het voordeel aanwezig, dat het toerental van het maaiwerktuig 74B tijdens bedrijf door het in werking stellen van de verstelinrichting 100 gewijzigd kan worden. Dit effect wordt bereikt ingeval de plaatkoppeling 98 meer of minder naar het midden van de 20 plaatkoppeling 99 wordt versteld. Deze verstelling resulteert in een hoger toerental van het trommelvormig maaiwerktuig 74B ingeval de plaatkoppeling 98 meer nabij het midden van de plaatkoppeling 99 staat, en wordt een lager toerental verkregen wanneer de plaatkoppeling 98 verder van het mid-25 den van de plaatkoppeling 99 af staat. Aldus wordt met de aandrijf inrichting zoals in figuur 7 is weergegeven een toerenregeling voor het trommelvormig maaiwerktuig 74B met behulp van constructief eenvoudige middelen gerealiseerd. Bovendien biedt deze aandrijfinrichting nog het voordeel,
30 dat ingeval de beide maaiwerktuigen 74A en 74B, waaraan aldus de maaimessen 20 resp. meeneemorganen 21, 22 zijn aangebraeht in dezelfde richting moeten roteren de plaat- ' koppeling 98 tot voorbij het midden van de daarmee samenwerkende plaatkoppeling 99 kan worden versteld, waardoor de 35 plaatkoppeling 99 van het trommelvormig maaiwerktuig 74B
800 2 6 40 * ^ s - 11 - dezelfde draairichting verkrijgt als het tandwiel 89 van het schotelvormig werktuig 74A.
Door de uitvinding is thans een maalinrichting verwezenlijkt, waarmee op bijzonder efficiënte wijze het 5 voordeel van een maaibalk - welk voordeel gelegen is in de goede, loodrecht op de halm liggende gladde snede - gecombineerd is met het voordeel van de cirkelmaaier - welk voordeel gelegen is in de grotere capaciteit - zodat met· de maalinrichting volgens de uitvinding een loodrecht op 10 de halm liggende gladde snede binnen zeer korte tijd gerealiseerd wordt en daardoor het weer aangroeien van het gewas op de juiste wijze plaatsvindt. Bovendien geschiedt hierbij het afvoeren van het gemaaide gewas naar de achterzijde van de maalinrichting op bijzonder doeltreffende 15 wijze. De constructieve uitvoeringsvormen van de aandrijf-inrichtingen volgens de figuren 5-7 geven verder het voordeel van de onderlinge uitwisselbaarheid van de in kasten opgesloten aandrijf inrichtingen, waarmee de rotatie-snelheden alsmede de rotatierichting van de werktuigen 20 gewijzigd kunnen worden.
-Conclusies- 80 0 2 6 40
Claims (5)
1. Maalinrichting voorzien van een aantal om opwaarts gerichte assen roterende van messen voorziene maai organen, en hoven de maaiorganen aan trommelvormige om opwaartse assen roterende ge wasver plaats ings organen, welke gewasverplaat-5 singsorganen met een andere rotatiesnelheid worden aangedreven dan de maaiorganen, met het kenmerk dat de aandrijving van de maaitrommels en of maaiorganen middelen omvat met behulp waarvan de rotatiesnelheid van de trommelvormige gewasver-plaats ings organen ten opzichte van die van de maaiorganen 10 kan worden gewijzigd.
2. Maalinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de aandrijving middelen omvat om de draairichting van de trommelvormige gewasverplaatsings organen ten opzichte van die van de maaiorganen kan worden gewijzigd.
3. Maalinrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de rotatiesnelheid van de trommelvormige gewasverplaatsingsorganen kan worden gewijzigd.
4. Maalinrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de rotatiesnelheid van de 20 trommel tot nul gereduceerd kan worden.
5. Maalinrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de rotatiesnelheid gewijzigd kan worden door middel van verwisseling van tandwielen. -o-o-o-o-o- 800 2 6 40
Priority Applications (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL8002640A NL8002640A (nl) | 1970-04-06 | 1980-05-08 | Maaiinrichting. |
Applications Claiming Priority (4)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL7004883A NL7004883A (nl) | 1970-04-06 | 1970-04-06 | Maaiinrichting |
NL7004883 | 1970-04-06 | ||
NL8002640 | 1980-05-08 | ||
NL8002640A NL8002640A (nl) | 1970-04-06 | 1980-05-08 | Maaiinrichting. |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL8002640A true NL8002640A (nl) | 1980-08-29 |
Family
ID=19835260
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL8002640A NL8002640A (nl) | 1970-04-06 | 1980-05-08 | Maaiinrichting. |
Country Status (1)
Country | Link |
---|---|
NL (1) | NL8002640A (nl) |
Cited By (1)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US4671050A (en) * | 1984-03-15 | 1987-06-09 | Lely Cornelis V D | Mowing machine |
-
1980
- 1980-05-08 NL NL8002640A patent/NL8002640A/nl active Search and Examination
Cited By (1)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US4671050A (en) * | 1984-03-15 | 1987-06-09 | Lely Cornelis V D | Mowing machine |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US4497161A (en) | Mower | |
EP0349015B1 (en) | A mowing machine | |
US4314436A (en) | Mowing machine | |
NL1002883C2 (nl) | Apparaat voor de verzorging van tuin, landschap of boerderij. | |
NL8600047A (nl) | Maaimachine. | |
NL8002640A (nl) | Maaiinrichting. | |
NL9600023A (nl) | Maaimachine voor landbouwdoeleinden. | |
JPS61170308A (ja) | 回転式刈取機 | |
AU2002356800B2 (en) | Agricultural machine, particularly of the rotary mower type, comprising an improved chopping device | |
NL8400269A (nl) | Rolconstructie voor een grondbewerkingsmachine. | |
RU55535U1 (ru) | Косилка роторная | |
NL7809814A (nl) | Grondbewerkingsmachine. | |
NL1005843C2 (nl) | Bewerkingsinrichting voor halmgewas. | |
US4251981A (en) | Mowing machines | |
EP0255751A1 (en) | A soil cultivating machine | |
GB2087705A (en) | Mower | |
NL8101312A (nl) | Grondbewerkingsmachine. | |
NL7810717A (nl) | Grondbewerkingsmachine. | |
NL8300682A (nl) | Grondbewerkingsmachine. | |
NL8402926A (nl) | Maaimachine. | |
NL8201507A (nl) | Maaimachine. | |
JP6882758B2 (ja) | 草刈作業機 | |
GB1604891A (en) | Mowing machine | |
RU1595U1 (ru) | Ротационная косилка | |
NL8204104A (nl) | Maaimachine. |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
A1A | A request for search or an international-type search has been filed | ||
BB | A search report has been drawn up | ||
BC | A request for examination has been filed | ||
BN | A decision not to publish the application has become irrevocable |