NL8002419A - Luchtige enkelstreeps stiksteekstof. - Google Patents

Luchtige enkelstreeps stiksteekstof. Download PDF

Info

Publication number
NL8002419A
NL8002419A NL8002419A NL8002419A NL8002419A NL 8002419 A NL8002419 A NL 8002419A NL 8002419 A NL8002419 A NL 8002419A NL 8002419 A NL8002419 A NL 8002419A NL 8002419 A NL8002419 A NL 8002419A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
warp
elements
fabric
knitting
substrate
Prior art date
Application number
NL8002419A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Polylok Corp
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Polylok Corp filed Critical Polylok Corp
Publication of NL8002419A publication Critical patent/NL8002419A/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D04BRAIDING; LACE-MAKING; KNITTING; TRIMMINGS; NON-WOVEN FABRICS
    • D04BKNITTING
    • D04B21/00Warp knitting processes for the production of fabrics or articles not dependent on the use of particular machines; Fabrics or articles defined by such processes
    • D04B21/14Fabrics characterised by the incorporation by knitting, in one or more thread, fleece, or fabric layers, of reinforcing, binding, or decorative threads; Fabrics incorporating small auxiliary elements, e.g. for decorative purposes
    • D04B21/16Fabrics characterised by the incorporation by knitting, in one or more thread, fleece, or fabric layers, of reinforcing, binding, or decorative threads; Fabrics incorporating small auxiliary elements, e.g. for decorative purposes incorporating synthetic threads
    • D04B21/165Fabrics characterised by the incorporation by knitting, in one or more thread, fleece, or fabric layers, of reinforcing, binding, or decorative threads; Fabrics incorporating small auxiliary elements, e.g. for decorative purposes incorporating synthetic threads with yarns stitched through one or more layers or tows, e.g. stitch-bonded fabrics
    • DTEXTILES; PAPER
    • D10INDEXING SCHEME ASSOCIATED WITH SUBLASSES OF SECTION D, RELATING TO TEXTILES
    • D10BINDEXING SCHEME ASSOCIATED WITH SUBLASSES OF SECTION D, RELATING TO TEXTILES
    • D10B2403/00Details of fabric structure established in the fabric forming process
    • D10B2403/02Cross-sectional features
    • DTEXTILES; PAPER
    • D10INDEXING SCHEME ASSOCIATED WITH SUBLASSES OF SECTION D, RELATING TO TEXTILES
    • D10BINDEXING SCHEME ASSOCIATED WITH SUBLASSES OF SECTION D, RELATING TO TEXTILES
    • D10B2403/00Details of fabric structure established in the fabric forming process
    • D10B2403/02Cross-sectional features
    • D10B2403/024Fabric incorporating additional compounds
    • D10B2403/0241Fabric incorporating additional compounds enhancing mechanical properties
    • DTEXTILES; PAPER
    • D10INDEXING SCHEME ASSOCIATED WITH SUBLASSES OF SECTION D, RELATING TO TEXTILES
    • D10BINDEXING SCHEME ASSOCIATED WITH SUBLASSES OF SECTION D, RELATING TO TEXTILES
    • D10B2503/00Domestic or personal
    • D10B2503/06Bed linen

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Knitting Of Fabric (AREA)

Description

«* \ *r.
V
*
Luchtige enkelstreeps stiksteekstof.
De uitvinding heeft betrekking op non-woven stoffen.
Meer in het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op non-woven gemengde stoffen met nieuw functioneel en uiterlijk ontwerp die worden vervaardigd op machines van het steekdoortype en die onder 5 andere bruikbaar zijn voor decoratieve toepassingen/ zoals gordijnen en beddespreien.
Doorsteekstoffen omvatten in het bijzonder een laag van in hoofdzaak evenwijdige kettingelementen of einden op een flexibel substraat zoals een laag van in hoofdzaak evenwijdige 10 textielgarenvulelementen of -einden. De kettingelementen zijn bevestigd aan het flexibele substraat door het leggen daarvan op de bovenzijde van het substraat en het verbinden van beide componenten tot een integrale stof door middel van relatief fijne brei- of naaidraden. In gevallen waar een meer of minder open 15 maasstof gewenst is, kan dit worden bereikt door het besturen van de ruimte tussen de afzonderlijke kettingelementen en, indien het flexibele substraat een laag is van textielgarenvulelementen, ook door het besturen van de ruimte tussen de afzonderlijke vulelementen. Deze en andere "doorsteekstoffen" kunnen worden 20 verkregen met verschillende machines, daarbij inbegrepen machines van het "Malimo" type, waarbij gebruik wordt gemaakt van werkwijzen en een installatie die beschreven zijn in de Amerikaanse octrooischriften 2.890.579, 3.030.786, Re 25.749, 3.253.326, 3.274.806, 3.279.221, 3.309.900, 3.389.583, 3.392.078, 3.440.840, 25 3.452.561, 3.457.738, 3.460.599, 3.590.238, 3.541.812, 3.567.565, en 3.592.025.
De mogeli jkheid voor het snel met een grote massa produceren van een basisstof in een groot aantal ontwerpen en 8002419 2 * patronen is uitermate belangrijk voor hdtcxanmerciële succes van de stof. Terwijl de steekstoffen met een relatief hoge snelheid kunnen worden vervaardigd in vergelijking met geweven stoffen, moet veel aandacht worden gegeven voor het verhogen van de 5 gewenste eigenschap ten aanzien van ontwerpflexibiliteit, dat wil zeggen ten aanzien van het wezen, de dichtheid, de maat, en kleur van de stofcomponenten, de ruimte daartussen, en het gericht weglaten van een component of het toevoegen van andere componenten.
10 Er bestaat echter een behoefte aan doorsteekstoffen met een nog verdergaande ontwerpflexibiliteit, niet alleen ten aanzien van het teweeg brengen van ongebruikelijke visuele effecten, doch ook ten aanzien van het bereiken van nieuwe en bruikbare functionele eigenschappen. Bijvoorbeeld zijn bij bekende coimer-15 ciële Malimo-stoffen, die kettingelementen hebben, de laatste bevestigd aan het substraat door een naai- of breidraadnetwerk met een halftricetSieekconfiguratie. Een dergelijke netwerk leidt er noodgedwongen toe dat de kettingelementen plat tegen het substraat liggen met geen mógelijkheid voor het teweeg brengen 20 van een "luchtig" of "donsachtig" effect in de kettingcomponent, hetgeen een zeer gewenste manier zou zijn voor het simuleren van het uiterlijk van bijvoorbeeld diepte in relatief dure met de hand geweven stoffen. Ook het wezen van de conventionele halftriatsteekconfiguratie van het breidraadnetwerk is zodanig, 25 dat de kettingelementen noodgedwongen onderworpen zijn aan vernietigende slagen of het aftillen van de stof ten gevolge van het "losritseri'of ontrafelen van het breidraadnetwerk, hetgeen begint bij het af gesneden einde van de stof. In het verleden kon aan dit nadeel van Malimo-stoffen tegemoet worden gekomen door 30 alleen maar een afzonderlijke, en daardoor tijdrovende en kostbare bevestiging, die werd uitgevoerd op de gesneden einden van grège goederen aansluiten! aan het af nemen van de spoelen en elke keer dat de stof wordt gesneden gedurende het onzetten en afwerken.
Het is dus een oogmerk van de uitvinding om een nieuwe 35 decoratieve stof te leveren die gébruik maakt van machines van 8002419
*· V
3 f het doorsteektype.
Een ander oogmerk is het leveren van nieuwe decoratieve stoffen die gébruik maken van machines van het doorsteektype, waarbij de kettingelementen van de stof een luchtig en/of dons-5 achtig uiterlijk hebben.
Een nog ander oogmerk is het leveren van nieuwe decoratieve stoffen, die gébruik maken van machines van het doorsteektype, waarbij de kettingelementen een in hoofdzaak hogere weerstand hébben tegen het aflopen of opgetild worden 10 van de stof ten gevolge van het losritsen of afrafelen van het steek- of breidraadnetwerk.
Een en ander is volgens de uitvinding bereikt door het nieuwe stofconcept dat gebruik maakt van tenminste ëën naaldgeleidingsstang op een machine van het doorsteektype, zoals 15 doch niet beperkt tot een Malimo-machine. Een dergelijke stof omvat een flexibel substraat, een aantal kettingelementen die op het substraat zijn gelegd in de ketting- of machinerichting (dat wil zeggen langsrichting), en brei- of vaststeekdraden in evenwijdige in kettingriditing lopende ribbels over de breedte van 20 de stof en die in een uitvoeringsvorm een aantal lussteken vormen in een configuratie met een combinatie van kettingsteékstokjes en halftriccté^ekstakjes op een bepaalde breidraadribbel. De breidraad vormt dus een "stiksteeknetwerk", dat het substraat en de kettingelementen samenbindt tot een geïntegreerde stof 25 en het substraat en kettingelementen tegen relatieve verplaatsing bevestigt.
De hier gébruikte aanduiding "stiksteek" heeft betrekking op een breidraadconfiguratie die een betere weerstand levert aan het aflopen van de kettingelementen dankzij het feit, dat dergelijke 30 elementen lopen over enkele van de stokjes van het breidraadnetwerk.
Tengevolge van het feit, dat de kettingelementen alleen maar door de halftricosteekstokjes of gedeelten van de breidraad-stokjes worden begrensd en tegen het flexibele substraat worden gehouden, en niet door de kettingsteékstokjes of -gebieden, hebben 35 de uitgevonden stoffen een iïaestetisch opzicht aantrekkelijk uiter- 800 24 19 4 $ lijk dat correspondeert met de luchtigheid of het "losse" uitzien dat door de luchtige kettingelementsegmenten wordt gegeven tengevolge van het niet hechtende of ontspannende effect van de kettingsteekstokj es of ccmponenten van de stiksteekbrei-5 draadconfiguratie. Bovendien is ontdekt, dat deze unieke stiksteek- configuratie van het breidraadnetwerk op effectieve wijze de stof stabiliseert op een manier die tot nu toe onmogelijk was, tegen het vernietigende losritsen of uitrafelen van het breidraadnetwerk en het daarvan het gevolg zijnde weglopen of opheffen 10 van de kettingelementen van het stof oppervlak, in het bijzonder aan de gesneden einden van de stof waar een dergelijk ontrafelen en weglopen het gemakkelijkste begint.
Bij een uitvoeringsvorm van de uitgevonden stof omvat de grendelsteekbreidraadconfiguratie in een bepaalde breidraadribbel 15 tenminste één halftriccfcsteek die wordt gevolgd door één of meer kettingsteken met in hoofdzaak van 3 tot 32 lussen of stokjes per strékkende inch gemeten in de kettingrichting en in hoofdzaak van 3 tot 22 evenwijdige breidraadribbels per strekkende inch -------—gemeten -in de inslagrichting. Het is gewenst dat de stof van 20 6 tot 16 en bij voorkeur van 6 tot 12 breidraadstokjes per inch heeft en van 4 tot 18, bij voorkeur van 7 tot 10 breidraadribbels per inch. In het voorkeursgeval van een stof met van 6 tot 12 stokjes per inch en van 7 tot 10 ribbels per inch, zal de breidraad-stiksteekvolgorde bij voorkeur tenminste drie achtereenvolgende 25 kettingsteekstokjes hebben die worden gevolg door één of meer halftricefe^eékstok j es.
Het is een kenmerk van de uitvinding, dat de brei-draadstiksteekconfiguratie de stof in een mate stabiliseert die tot nu toe niet mogelijk was, en wel dankzij de ontdekking, dat 30 bij een bepaalde breidraadribbel, de kettingsteken de tricot-steken in neerwaartse richting op het lichaam van de stof "vergrendelen" zodat het ontrafelen of losritsen dat optreedt in het halftricdsükgedeelte van de ribbel, worden gestopt aan de overgang halftricosteek/kettingsteek. Op deze wijze kan, indien 35 een kettingelement wordt getrokken of onderworpen aan een 8002419 ie- > 5 # verplaatsingskracht bijvoorbeeld aan het gesneden einde van de stof, elk weglopen of "optillen” van het kettingelement van het vlak van de stof alleen maar beginnen in en voortgaan door het eerste halftricosteekgebied van een breidraadribbel. Zodra de 5 ontrafeling de verbinding of kruising benadert van het eerste kettingsteekgedeelte met het volgende halftricctbeekgedeelte van de ribbel, wordt het weglopen op doelmatige wijze gestopt.
Een ander uniek en totaal onverwacht kenmerk van de uitgevonden stof is het feit, dat terwijl de verhouding van 10 het aantal kettingsteekstokj es tot het aantal van halftriccfc.steek-stokjes toeneemt per eenheidslengte langs een bepaalde ribbel (met een bepaald aantal van stokjes per eenheidslengte) de zachtheid of het "losse uiterlijk" van de stof toeneemt, terwijl de sterkte van de stof, dat wil zeggen de weerstand van de ketting-15 elementen tegen weglopen of optillen, ook hoger wordt. Bovendien neemt deze stabiliteit van kettingelementen toe met hoger wordend aantal van stokjes per eenheidslengte langs ribbel.
De kettingelementen die geschikt zijn voor gebruik in de uitvinding kunnen willekeurige van die elementen zijn die 2Q tot nu toe worden gébruikt bij doorsteekstoffen. Van bijzonder belang zijn garens, zoals multifilamentfiguurgarens, multifilament-kroesgarens met lage twist, getaslanizeerde garens (in lucht in ingrijping gébracht), spiraalgarens bestaande uit gesponnen garens met lage twist gecombineerd met een fijn hechtgaren, 25 en/of banden, zoals stof- of viltbanden vanwege de mogelijkheid van het vertonen van een optimale onvervilte luchtigheid of losheid in die gebieden waar de elementen vrij zijn van het beperkende effect van de breidraad. Indien toegepast in de uitgevonden stof, kunnen de kettingelementen worden gelegd op 30 de flexibele substraatcomponent in hetzij wederzijds aanrakende verhouding of op een afstand van elkaar zich bevinden in de inslagrichting op een tevoren bepaalde afstand. In een uitvoeringsvorm van de uitvinding zijn de kettingelementen op aanzienlijke afstand van elkaar voor het versterken en verbeteren van het 35 visuele effect van het "echt gesponnen" of "open geweven" uiterlijk 8002419 6 β van stoffen die zijn vervaardigd met machines van het doorsteektype. Verder kunnen de kettingelementen op het flexibele substraat worden gelegd in een in hoofdzaak rechte lijn evenwijdig aan de ketting-richting. Zoals in het Amerikaanse octrooischrift 3.672.187 is 5 beschreven, kunnen de ketting- of "ontwerp"- elementen (zo genoemd vanwege het esthetisch aantrekkelijke uiterlijk en het orenamentale effect dat zij aan de stof geven) worden gebruikt voor het volgen van niet rechtlijnige paden langs de kettingrichting, en/of in een getwiste configuratie op de wijze die beschreven is in het 10 Amerikaanse octrooischrift 4.144.727.
Het flexibele substraat waarop de kettingelementen worden gelegd bij het vormen van de uitgevonden stof, kan een voorgebreid (zoals tricot:) of voorgeweven stof zijn, een vezelachtige mat of een willekeurig ander continu vel, waarbij één of meer lagen 15 van textielvulelementen lopen in in hoofdzaak inslagrichting ten opzichte van de kettingelementen, of een willekeurige andere flexibele structuur die in staat is om te worden bevestigd aan de kettingelementen met een breidraad volgens de proceduren die zijn beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 3.679.187.
20 In het geval dat de stoffen het "echt gesponnen" uiterlijk hebben van gordijnstoffen, heeft een flexibel substraat in de vorm van tenminste één laag van meer of minder op afstand van elkaar gelegen textielvulgarens of -elementen de voorkeur.
De breidraad die wordt gebruikt cm de kettingelementen 25 en het flexibele substraat samen te binden tot een geïntegreerde textielstof, kan een willekeurige draad zijn die tot nu toe wordt gébruikt bij een doorsteekstof en wordt aan de stofccmponenten toegevoerd door middel van de gewoonlijk toegepaste mechanische stikselelementen, bijvoorbeeld een doorsteekmachine van het Malimo-30 type. Deze elementen en de werkingswijze daarvan zijn algemeen bekend en omvatten een op een kam gelijkende platine stang en een op een kam gelijkende vasthoudpenstang, die tezamen een langwerpige ruimte of werkzóne begrenzen voor het daartussen vormen van de stof. De steekelementen omvatten verder een reeks van 35 tanden of baarden voorziene puntnaalden en corresponderende opsluit- 8002419
* V
9 7 draden, waarvan de combinatie wordt gedwongen te bewegen op heen en weer gaande wijze door de zojuist genoemde werkzöne in samenwerking met een reeks van breidraadgeleidingen voor het vormen van een veelvoud van in kettingrichting lopende breidraad-5 luskettingen. Gedurende de werking van de machine worden afwisselend lussen gevormd in het halftricosteekgedeelte van elke ketting, met een verschillende breidraad. Luskettingen van het type dat karakteristiek is voor de halftriccfcieekconfiguratie hébben de voorkeur voor toepassing in combinatie met kettingsteken indien de stof 10 kettingelementen bevat die in een rechte lijn zijn gelegd in de kettingrichting, vanwege de normaliter grotere structurele integriteit die aan de totale stof wordt gegeven door de halftricdsieek-camponent van het breidraadnetwerk. In dergelijke gevallen worden de stofcomponenten samengehouden door de lussen van de breidraad-15 stokjes op de achterzijde van de stof en door de lappen van de breidraadstokjes op het frontoppervlak, waarmede in de halftrico-steekgebieden de diagonale segmenten of lappen die worden gevormd door de breidraad, de ketting aan het substraat wordt bevestigd, pp deze wijze worden de kettingelementen "overlapt" door de naai-2Q draad rond het substraat (zoals textielgarenvulelementen) voor het bereiken van een geïntergreerde stof structuur. In die gebieden van het breidraadnetwerk die bestaan uit kettingsteken, worden die kettingsteken gevormd uit een enkelvoudig breidraadeinde dat een enkele ribbel van het draadnetwerk bepaalt.
25 Bij een uitvoeringsvorm van de uitvinding kunnen ten minste twee kettingelementen op het substraat worden gelegd langs niet-rechtlijnige banen in de kettingrichting, waardoor een ontwerpeffect teweeg wordt gébracht dat dient voor het verbeteren van het h aesthetisch opzicht aantrekkelijke uiterlijk van de 30 stof. Meer in het bijzonder kunnen dergelijke ketting- "ontwerp-elementen" gedeelten omvatten van aanzienlijke lengte die in diagonale richting lopen ten opzichte van de kettingrichting, langs rechte lijnen of in hoofdzaak gelijkmatig gebogen lijnen.
De kettingelementen kunnen zijn opgesteld in groepen die zijn 35 samengesteld uit tenminste twee aangrenzende elementen gevolgd 8002419 8 β door een in hoofdzaak identiek patroon. Het is echter ook mogelijk dat de aangrenzende kettingelementen op het flexibele substraat worden gelegd teneinde verschillende patronen te vormen, zoals waarin hetzelfde patroon wordt gevormd doch in 5 spiegelbeeld ten opzichte van elkaar. Dit stofontwerpkenmerk en een apparaat en werkwijze voor het bereiken daarvan, die in de praktijk kunnen worden gebracht in samenhang met de uitvinding, zijn respectievelijk beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 3.672.187, in het bijzonder kolom 1 regel 31 tot kolom 3 regel 10 44, het Amerikaanse octrooischrift 3.677.034 in het bijzonder kolom 1 regel 44 tot kolcm 8 regel 22.
Bij een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding, die indien dat gewenst is kan warden toegepast in combinatie met de hierboven beschreven uitvoeringsvorm, kan een verder in 15 esthetisch opzicht aantrekkelijk uiterlijk worden verkregen door het wijzigen van een aantal van aangrenzende kettingelementen in de relatieve hoogte-posities langs de lengte van de stof door het twisten daarvan qp op afstand van elkaar gelegen intervallen - langs de kettingrichting op de wijze die beschreven is in het 20 Amerikaanse octrooischrift 4.144.727. In het bijzonder kunnen de aangrenzende kettingelementen die op op afstand van elkaar gelegen intervallen langs de kettingrichting van de stof zijn getwist, worden gelegd op het substraat in de intervallen tussen twisten in hetzij onderling met elkaar in aanraking zijnde verhouding of 25 op afstand van elkaar in de inslagrichting (¾) een tevoren bepaalde afstand. Bij voorkeur zijn dergelijke kettingelementen qp aanzienlijke afstand van elkaar teneinde het visuele effect van de twist door het contrast te versterken. De mate van "twist" die aan de kettingelementen wordt gegeven, kan een willekeurige boekwaarde 30 hebben van groter dan 0°C tot 360° hoewel een mate van twist gewenst is van tenminste 90° en bij voorkeur 180° voor het maximaal maken van het visuele effect dat teweeg wordt gebracht door de twistconfiguratie, en voor het bereiken van een werkelijke twist of kruising van de kettingelementen in tegenstelling tot klaar-35 blijkelijke twist die wordt veroorzaakt door het naar elkaar 3002419 * % 9 » brengen van de kettingelernenten zonder een werkelijk over elkaar kruisen van dergelijke elementen, welk duidelijk twisten wordt verkregen indien de mate van twist minder is dan 90°. In het geval van een twist van 180°, worden tegenover elkaar gelegen 5 kettingelernenten in een groep van twee of meer gedwongen cm van plaats met elkaar te verwisselen en dan terug te keren naar de oorspronkelijke relatieve standen langs de stof met elk afwisselende twist. In de gebieden of intervallen tussen de twist, kunnen de elementen op het flexibele substraat worden gelegd met een in 10 hoofdzaak rechte lijn evenwijdig aan de kettingrichting, maar zoals hierboven is beschreven is het ook mogelijk dat de kettingelernenten worden gedwongen cm niet-rechtlijnige banen te volgen in samenhang met hun getwiste configuratie.
In samenhang met de uitvoeringen die in de twee voor-15 gaande alinea's zijn beschreven, is gebleken dat, als een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding, het stiksteekbreidraadnetwerk geheel of in hoofdzaak kan worden opgebouwd uit lussen van het kettingsteektype, waarbij de kettingelernenten aan het substraat worden bevestigd door de breidraadribbels op de punten waar 20 de kettingelernenten, die in diagonale richting tot de kettingrichting lopen, de breidraadribbels kruisen. In deze gevallen wordt het genoemde luchtigheidseffect in de kettingelernenten in die gebieden bereikt waar deze elementen niet de breidraadribbels kruisen, in het bijzonder waar de kettingelernenten in hoofdzaak evenwijdig 25 zijn aan de breidraadribbels, dat wil zeggen in de lengterichting.
Op hetzelfde manent worden de kettingelernenten pp effectieve wijze bevestigd tegen weglopen of optillen dankzij de exclusieve kettingsteekeigenschap van de breidraadribbels, die vrijwel immuun zijn voor losritsen of ontrafelen in de lengterichting 30 ten gevolge van de afwezigheid van kruisoverlappingen over een kettingelemsnt.
In aanvulling op de kettingsteek/halftricosteek en kettingsteekbreidraadnetwerken die hierboven zijn beschreven, omvat het wezen van de uitvinding ook stoffen waarin het stiksteek-35 breidraadnetwerk de vorm heeft van een drienaalds atlassteekconfi- 8002419 10 t guratie, waarbij het voorheen genoemde ontwerp en de functionele stof concepten van de uitvinding ook kunnen worden gerealiseerd, zoals hieronder nader zal worden toegelicht.
In een nog andere uitvoeringsvorm van de uitvinding 5 omvat de stof verder een flexibel zelfbekledend materiaal dat is opgesteld onder het flexibele substraat (dat op zijn beurt is gelegd beneden de kettingelementen) op de wijze die beschreven is in de Amerikaanse octrooiaanvrage 003.361 van 15 januari 1979 van Aanvraagster. Het breidraadnetwerk dat de bovengenoemde stiksteekconfigu-10 ratie heeft, waarvan de lussen verschijnen op het achteroppervlak van het bekledingsmateriaal, hecht zich op soortgelijke wijze samen tot een geïntegreerde zelfbekledende textielstof, het bekledingsmateriaal, het flexibele substraat, en de kettingelementen en bevestigd deze componenten tegen relatieve verplaatsing.
15 De stof van deze uitvoeringsvorm bereikt een verdere combinatie van functionele bruikbaarheid en decoratief uiterlijk effect met een in esthetisch opzicht aantrekkelijk uiterlijk door de unieke plaatsing van de functionele bekleding van flexibel materiaal, die is opgesteld achter of onder het flexibele substraat (zoals 20 van textielvulelementen) en de textielkettingelementen. Op deze wijze vervult het bekledingsmateriaal zijn functie (dat wil zeggen thermische, acoustische of optische isolatie) zonder de eenheid van ketting en vulling nadelig te beïnvloeden of het effect van de tussengelegen substraatlaag (dat wil zeggen van vulgarenelementen) 25 nadelig te beïnvloeden, en de buitenlaag van kettinggarenelementen.
Een dergelijke zelfbekledende stofconstructie levert practisch alsmede esthetisch een bruikbaar samengestelde stof, waarin het bekledingsmateriaal een bepaalde functie vervult (zoals thermische isolatie) hetzij op zichzelf of door verschillende nabehandelingen (zoals het 30 met hars aan de achterzijde bekleden, dat ook een geschikte wijze van het bereiken van een "blackout" effect geeft indien dat gewenst is) zonder de decoratieve functie van de overblijvende componenten van de stof nadelig te beïnvloeden, die zich bevinden aan de voorzijde van de bekleding of achter componenten.
35 De flexibele bekleding of de steimmateriaalcornponent 8002419 * * * 11 van de voorgaande uitvoeringsvorm is bij voorkeur een laag van vezelachtige non-^woven, te voren gebreide (zoals tricot) of te voren geweven stof. Het toepassen van dergelijke bekledingsmterialen is in het bijzonder voordelig vanwege het gemak waarmede/ bijvoor-5 beeld een aangebrachte vezelachtige non-woven bekleding vervolgens aan de achterzijde kan worden bekleed met een dunne laag van polymeer, zoals acryl- of urethaanschuim, voor het leveren van een effectieve thermische isolatie of grenseigenschappen terwijl het gewenste "gevoel” en "uiterlijk" van de samengestelde stof als 10 een geheel in stand wordt gehouden. Het is ook mogelijk dat de bekleding uit een ander flexibel materiaal bestaat dat in staat is cm door een breinaald te worden doorgestoken en daardoor te worden bevestigd aan het bovenliggende substraat (zoals vulgarens) en kettingelementen. Dergelijke andere bekledingsmaterialen omvatten, 15 zonder uitputtend te zijn, synthetische polymeersamenstellingen zoals geschuimd polyurethaan, polyrceerfilm en vezelachtige matten, zoals continue filamentmatten, en deze kunnen indien dat gewenst is ook aan de achterzijde met een polymeer zijn bekleed. Voorbeelden van uitvoeringsvormen van de uitvinding omvatten stoffen waarin de 20 zichzelf aanbrengende bekleding bestaat uit een continu vulmateriaal in de vorm van een willekeurig opgesteld in hoge mate gedisperseerd continu filament, zoals door spinnen gehecht continu filamentpolyes-ter, dat door du Pont de Nemours & Co wordt op de markt gebracht onder het handelsmerk "Reemay" en verstrikte stapelvezel, zoals 25 door spinnen gestrengeld stapel, dat door du Pont onder de handelsnaam "Sontara" op de markt wordt gebracht. Zoals hierboven ia aangegeven kunnen deze bekledingen aan de achterzijde met polymeersamenstellingen worden af gedekt. Andere materialen die geschikt zijn voor toepassing als bekleding van de stof van de 30 uitvinding zullen aan de deskundige duidelijk worden na het in zich opnemen van de uitvinding. In het geval dat het substraat anders is dan een laag van textielvulgarens, zoals een continu vulmateriaal, wordt een stof verkregen die in werkelijkheid twee bekledingen heeft.
35 De zelfbekledende stofuitvoering van de uitvinding 8002419 12 § kan ook door warmte worden gehecht in patroonontwerpen met een andere stof door het toepassen van stikken van het Pinsonic-type, waarbij de details van het uitvoeren op de stof van de uitvinding aan de deskundige duidelijk zullen zijn en de voordelen daarvan 5 zullen erkennen. De zelfbekledende stof van die uitvoeringsvorm kan hetzij geschuimd of ongeschuimd zijn. Op deze wijze zal de achterzijde van de stof worden gestikt, terwijl de voorzijde ongestikt is.
De stoffen die qp de wijze van de uitvinding zijn 10 vervaardigd, gebruiken breidraad voor het hechten van de ketting-elementen en het flexibele substraat tot een geïntergreerde structuur met de eigenschap waarin de breidraad de afzonderlijke kettingelementen doordringt en het flexibele substraat doordringt (in het geval van vulgarens) in een aanzienlijk aantal van wille-15 keurige punten voor het verder bevestigen van het substraat en de kettingelementen tegen relatieve verplaatsing.
in zijn breedste opzicht kunnen de stoffen van de uitvinding worden vervaardigd op een doorsteekmachine, zoals een doorsteekmachine van het Malymo-type, door de stappen van 20 a) het afleveren van een flexibel substraat aan de werkzone van de machine van het doors teektype, en b) het afleveren aan de werkzone gezamenlijk met en in boven elkaar geplaatste verhouding tot het substraat, van een aantal kettingelementen. De daarboven geplaatste kettingelementen en het 25 flexibele substraat worden in de werkzone van de machine samen- gébonden door het in kettingrichting lopende breidraadnetwerk voor het vormen van een geïntergreerde structuur die de stof van de uitvinding is in grège vorm, en die klaar is voor het verder behandelen tot voltooide stof volgens de algemeen bekende 30 wijzen, zoals het verven, drogen, met hars bewerken en dergelijke.
Het bijzondere aspect van de voorgaande werkwijze die het vormen van de nieuwe stof constructie mogelijk maakt, is het toepassen van tenminste één en bij voorkeur een enkelvoudige breidraadnaaldgeleidingsstang die kan worden geprogrammeerd 35 op een wijze die aan de deskundige bekend zal zijn en het 8002419 13 § voordeel van de uitvinding voor zich heeft, voor het leveren van de breidraden van elke ribbel aan de steekelementen in één of neer van de bovenbeschreven stikselvolgorden. Bij een uitvoeringsvorm geleid de geleidingsstangas van een Malimo-machine 5 die de stikseldraadgeleidingen draagt, ontkoppeld van de horizontale beweging excentrisch en zijn horizontale beweging wordt afgeleid van en bestuurd door een patroonketting die gelijkt op de ketting die wordt gébruikt op tricot-of raschelkettingbrei-machines voor het besturen van de garengeleidingen. De patroon-10 ketting kan worden aangedreven vanaf de Malimo-machine hoofdas of een andere as door wielen, kettingwielen of tijdsbanden. Op deze wijze is het mogelijk cm de stoffen te vervaardigen met een snelheidswaarde die vergelijkbaar is met die waarop békende doorsteekstoffen worden vervaardigd met de normale halftricc t-15 stiksteékbreidraadconfiguratie in hun géheel. Verder resulteert het toepassen van tenminste één en in het bijzonder een enkelvoudige breidraadnaaldstang voor het leggen van de ribbels van breidraad, tot een stof waarin de luchtige en niet-luchtige gedeelten van de kettinggarenelementen zich in evenwijdige banden in dwarsrichting 2Q uitstrekken over de stof, dat wil zeggen in de inslagrichting, waardoor een uniek secundair patroon wordt gegeven aan het "losse uiterlijk" van de stof.
De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin bij wijze van voorbeeld een 25 aantal uitvoeringsvormen van de stof volgens de uitvinding is weergegeven. In de tekening toont:
Fig. 1 een bovenaanzicht van het frontvlak van een békende stof van conventionele structuur ten aanzien van de opstelling van de kettingelanenten op het flexibele substraat, 30 fig. 2 een schema van de beweging van de breinaald- geleidingsstang voor het vervaardigen van een segment van een doorstikstof volgens de uitvinding, fig. 3 een schema van de beweging van de breinaald-geleidingsstang voor het vervaardigen van een segment van een 35 ander type van doorsteékstof volgens de uitvinding, 8002419 14 g fig. 4A een bovenaanzicht van het frontvlak van een eerste uitvoeringsvorm van de stof van de uitvinding, fig. 4B op grotere schaal een vooraanzicht van een gedeelte van de stof van fig. 4A, waarin de verhouding tussen 5 de elementen daarvan wordt getoond, fig. 4C op nog grotere schaal een vooraanzicht van een gedeelte van de stof van fig. 4A waarin de verhouding tussen de flexibele substraat en de breidraad wordt getoond, fig. 4D op grotere schaal een achteraanzicht van een 10 gedeelte van de stof 4A, fig. 5A een bovenaanzicht van het frontvlak van een tweede uitvoeringsvorm van de stof volgens de uitvinding, fig. 5B op grotere schaal een vooraanzicht van een gedeelte van de stof fig. 5A waarin de verhouding tussen de 15 elementen daarvan is weergegeven, fig. 5C een bovenaanzicht van het achtervlak van de stof fig. 5A, en fig. 5D op grotere schaal een aanzicht van het achtervlak van een gedeelte van de stof van fig. 5A, 20 fig. 6A een bovenaanzicht van het frontvlak van een derde uitvoeringsvorm van de uitvinding, fig. 6B op grotere schaal een vooraanzicht van een gedeelte van de stof van fig. 6A waarin de verhouding tussen de elementen daarvan is weergegeven, 25 fig. 6C op grotere schaal een vooraanzicht van een gedeelte van een stof van fig. 6A waarin de verhouding tussen de elementen daarvan is weergegeven, fig. 6D een vooraanzicht van het achtervlak van de stof van fig. 6A, 30 fig. 7A een vooraanzicht van het frontvlak van een vierde uitvoeringsvorm van de stof van de uitvinding, fig. 7B een grotere schaal vooraanzicht van een gedeelte van de stof fig. 7A waarin de verhouding tussen de elemanten daarvan is weergegeven.
35 fig. 7C een ander op grotere schaal tonend aanzicht 8002419 * 15 van een gedeelte van de stof van fig. 7A waarin de verhouding tussen de elementen daarvan is weergegeven, en fig. 7D een achteraanzicht van de stof van fig. 7A.
In de nu volgende beschrijving worden de corresponderende 5 elementen van elke figuur van de tekening met hetzelfde verwijzings-cijfer aangeduid en lettertoevoegingen zijn aangebracht cm specifieke elementen waar nodig nader aan te duiden.
In fig. 1 is een conventionele doorsteekstof weergegeven die is samengesteld uit kettinggarenelementen 1, 10 textielgarenvulelementen 3, en breidraad 5 die is aangebracht in een ' halftricotsteek configuratienetwerk door het geheel heen.
Van bijzonder belang is het uiterlijk van de kettinggarenelementen 1 die gelijkmatig zijn‘bevestigd aan het flexibele substraat van textielvulelementen 3 dankzij de halftricotsteekconfiguratie van 15 het breidraadnetwerk. Als een gevolg heeft de stof gebrek aan het driedimensionale uiterlijk van de vezels volgens de uitvinding, omdat de kettinggarenelementen worden belet zich luchtig of vrij te gedragen door het gelijkmatige overlappende of hechtende effect van de halftricotsteken van de breidraad.
20 In de fig. 2 en 3 hebben de horizontale en verticale reeksen van op gelijke afstanden gelegen punten 7 de betekenis van breinaalden van de dcorstikmachine, en de verticale getrokken lijnen 9 tonen de plaatsing van de kettingelementen ten opzichte van de breidraad 11. Elke horizontale reeks van punten kan worden 25 gevisualiseerd als het vlak van de naaldstang, waarbij elke punt één naaldkqp vertegenwoordigt. De onderste reeks van punten duidt de naaldstang aan in de eerste slag, de tweede reeks duidt de naaldstang aan in de tweede slag enz. Elke verticale kolom van punten vertegenwoordigt dus dezelfde naalden in achtereenvolgende 30 slagen, of omgekeerd kan worden gezegd dat zij een ribbel in de stof vertegenwoordigen. Aangezien alle breidraadgeleidingen op de enkelvoudige stang daar stevig in zijn gemonteerd, maken zij alle exact dezelfde bewegingen bij elke slag, hetgeen in fig. 2 zichtbaar is, die het maken van een breidraadgrendelsteekconfigu-35 ratie toont, omvattende acht achtereenvolgende kettingsteekslagen 8002419 * 16 gevolgd door drie aansluitende halftricotsteekslagen, of in fig. 3, die het vormen toont van een kettingdraadgrendelsteekconfiguratie, omvattende een drienaaldsatlasstikselnetwerk.
In fig. 4A, dat een bovenaanzicht van het frontvlak 5 van een eerste uitvoeringsvorm van de stof volgens de uitvinding is, geven de kettingelementen 13 een driedimensionaal effect of uiterlijk van diepte aan de stof dankzij de luchtigheid die in deze lengten wordt opgewekt waar de kettingelementen passeren over het kettingsteeksegment van elke breidraadribbel 15 van de 10 3-ketting/l-halftricotsteekconfiguratie, zoals weergegeven in fig.
4B. Fig. 4C toont in detail de zojuist genoemde configuratie van de breidraden 17 in verhouding tot de textielgarenvulelementen 19.
In fig. 4D kunnen de lussen 21 van de breidraadslagen van elke ribbel 15 op de achterzijde van de stof van fig. 4A ge-15 makkelijk worden gezien. Deze lussen hechten de non-woven vezelachtige mat 23 van de zichzelf opstellende bekleding aan het textiel-vulgarensubstraat 19 en aan de (niet weergegeven) kettingelementen.
In fig. 5A, dat een bovenaanzicht is van het frontvlak van een tweede uitvoeringsvorm van de uitgevonden stof, kan de 20 luchtigheid van de kettingelementen 25 worden gezien boven het kettingsteékgedeelte van het 8-ketting/4-halftricotstikselbreidraad-netwerk, dat meer in detail in fig. 5B is weergegeven. Aangezien het aantal van kettingsteken 27 tot half tricots teken 29 groter is in de stof van fig. 5A dat in de stof van fig. 4A (beide stoffen 25 hebben hetzelfde aantal van breidraadslagen per eenheidslengte), is de luchtigheid die wordt gegeven aan de kettingelenenten van de eerste dienovereenkomstig groter.
Zoals in fig.. 5C is weergegeven en neer in detail in fig. 5D, hechten de lussen 31 van de breidraadslagen 32 op de 30 achterzijde van de stof van fig. 5A de vezelachtige non-wovenmat van de zelfbekledende bekleding (slecht zichtbaar in de foto's) en de textielgarenvulelementen 33 van het flexibele substraat en aan de (niet weergegeven) kettingelementen.
In fig. 6A, dat een bovenaanzicht is van een gedeelte 35 van het frontvlak van een derde uitvoeringsvorm van de uitgevonden 8002419 17 stof/ zijn kettingelementen 35 zichtbaar in de vorm van irtoltifila-mentfiguurgarens in combinatie met kettingelementen 37 in de vorm van op vilt gelijkende banden, die beide worden verenigd, zoals is weergegeven in de fig. 6B en C, met de textielvulgarens 39 van 5 het flexibele substraat door de diagonale lappen 40 van de half- tricötsteekslagen 41 van de 8-ketting/4-half-tricotstikselbreidraad-configuratie, en zoals in fig. 6D is weergegeven, aan de vezelachtige non-woven mat van de flexibele zelfbekleding door de lussen van de breidraadslagen van de ribbels 43 op het achtervlak van de 10 stof. Fig. 6C toont het dramatische effect van luchtigheid en dons 45 van de kettingelementen 35 en 37 in het gebied 45 waar deze elementen lopen over en in niet bevestigde verhouding tot de kettingsteekslagen (niet weergegeven) van de breidraad-rihbels, in tegenstelling tot het gefetteerde uiterlijk 49 van 15 de kettingelementen, waar zij zijn bevestigd aan de textielvul-elementen 51 door de diagonale lappen 53 van de half-tricotsteek-slagen 41 van de breidraad. Fig. 6A demonstreert ook de decoratieve in dwarsrichting op een band gelijkende opstelling van de luchtige kettingelementsegmenten die worden teweeg gébracht door de afwisselende 2Q kettingsteek en half-tricotsegmenten van de breidraadribbels, hetgeen inherent is aan het toepassen van een enkelvoudige naald-geleidingsstang, zoals hierboven is besproken in samenhang met de fig. 2 en 3.
In fig. 7A, dat een bovenaanzicht is van een gedeelte 25 van een frontvlak van een vierde uitvoerigsvorm van de uitgevonden stof, zijn aanzienlijke lengten van kettingelementen 55 opgesteld op een niet rechtlijnige wijze in de hoofdzakelijke kettingrichting van de stof en de breidraadribbels 57 omvatten in hoofdzaak ketting-steken die de kettingelementen verbinden met de textielvulelementen 30 op de punten 61 waar dergelijke kettingelementen de breidraadribbels 63 kruisen, zoals meer in detail in de fig. 7B en C is weergegeven.
De lussen van de breidraadslagen van elke ribbel 63 binden ook de vezelachtige, doorzichtig gelijkende non-woven mat van de zelfbekleding op het achtervlak van de stof, zoals in fig. 7D is weer-35 gegeven.
8002419 18 $
De voorgaande voorbeelden zijn gegeven met het doel op het toelichten van de nieuwe stof zonder daaraan beperkinge te geven.
De uitvinding introduceert dus een nieuw concept van 5 een decoratief en functioneel bruikbare stoffen onder gebruik making van een machine van het doorsteek type die is uitgerust met een enkelvoudige breidraadgeleidingsstang voor het toevoeren van de breidraad aan de werkzone van de machine, zodat de andere componenten van de stof, dat wil zeggen het substraat en de 10 kettingelementen, samen worden gehouden door de breidraad met een grendelsteekconfiguratie. Op deze wijze worden de kettingelementen op een zodanige wijze bevestigd dat zij een hogere weerstand hebben tegen aflopen, hetgeen anders zou optreden, in het bijzonder aan de gesneden einden van de stof. De stof heeft 15 ook een luchtig uiterlijk in de kettingelementen, hetgeen de illusie wekt van een diepte en het uiterlijk van een driedimensionale stofstructuur.
Stoffen die volgens de uitvinding zijn vervaardigd, zijn zeer bruikbaar voor vele decoratieve en functionele toe-20 passingen, inbegrepen gordijnen, tafelkleden en beddespreien.
800 2 4 1 9

Claims (41)

1. Stof, die is gemaakt op een machine van het doorstiktype, met het kenmerk/ dat hij bestaat uit: een flexibel substraat, een aantal kettingeiementen die zijn gelegd op substraat in in 5 hcofdzaak de kettingrichting, en breidraadribbels die zich uitstrekken in de kettingrichting en een veelvoud van in kettingrichting lopende stiksels hébben met een grendelstikconfiguratienetwerk, dat bij een bepaalde breidraad-ribbel een combinatie heeft van kettingsteekslagen voor de be-10 vestigende verhouding aan het substraat en in hoofdzaak niet-be- vestigende verhouding tot de kettingeiementen, en half-tricotsteek- -slagen voor de bevestigende verhouding aan zowel het substraat als de kettingeiementen, welke kettingdraad het substraat en de kettingeiementen tot een integrale structuur samenbindt voor het bevestigen 15 van het substraat en de kettingeiementen tegen relatieve verplaatsing, en voor het stabiliseren van de stof tegen ontrafelen van het brei-draadnetwerk en het aftillen van de kettingeiementen, welke stof een inaesthetisch opzicht aantrekkelijk uiterlijk heeft dat correspondeert net de luchtigheid die wordt gegeven aan de 20 kettingeiementen dankzij de in hoofdzaak niet-bevestigende verhouding van de kettingsteekcomponenten van het breidcaadnetwerk aan de kettingeiementen,
2. Stof volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de breidraadgrendelsteekconfiguratie op een bepaalde breidraadribbel 25 tenminste één half-tricotsteekstokje bevat gevolgddoor één of meer achtereenvolgende ringkettingsteekstokjes.
3. Stof volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de stof van 2 tot 32 breidraadribbels per lineaire inch heeft in de inslagrichting, en 30 elke breidraadribbel van 3 tot 32 stokjes per lineaire inch in de kettingrichting heeft.
4. Stof volgens conclusie 2,met het kenmerk, dat de stof van 4 tot 18 breidraadribbels per strékkende inch in de inslagrichting heeft, 800 2 4 1 9 9 elke breidraadribbel van 6 tot 16 slagen per strékkende inch in de kettingrichting heeft, en de breidraadgrendelstikstikconfiguratie op een bepaalde breidraadribbel tenminste 3 achtereenvolgende kettingsteeks tokj es omvat 5 gevolgd door één of meer opvolgende halftricotsteekstokjes.
5. Stof volgens conclusie 2 net het kenmerk, dat de stof van 7 tot 10 breidraadribbels per strekkende inch heeft in de inslagrichting, elke breidraadribbel van 6 tot 12 stokjes per strekkende inch in 10 de kettingrichting heeft, en de breidraadgrendelstikconfiguratie op een bepaald breidraadribbel tenminste 3 achtereenvolgende kettingsteeks tok j es bevat gevolgd door tenminste één half-tricots tiks tok je.
6. Stof volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het 15 flexibele substraat een laag van textielgarenvulelementen omvat en de kettingelementen zijn gekozen uit de groep die bestaat uit garens en banden.
7. Stof volgens één der conclusies 1-6, met het kenmerk, dat één of meer kettingelementen in de ene positie kruisen over 20 aan de bovenzijde van één of meer aangrenzende kettingelementen en in een tweede stand terugkruisen onder de ene of meerdere aangrenzende kettingelementen voor het leveren van een verder in esthetisch opzicht aantrekkelijk uiterlijk dat correspondeert net een getwiste configuratie van de kettingelementen in op afstand van elkaar 25 gelegen intervallen.
8. Stof volgens één der conclusies 1-6, met het kenmerk, dat tenminste twee kettingelementen zijn gelegd op het substraat langs niet-rechtlijnige banen in de kettingrichting, waarbij elk kettingelement gedeelten met aanzienlijke lengte cravat die niet 30 evenwijdig lopen aan de kettingrichting.
9. Stof volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat één of meer kettingelementen in de ene stand kruisen over aan de bovenzijde van één of meer aangrenzende kettingelementen en in een tweede stand terugkruisen onder de ene of meerdere aangrenzende 35 kettingelementen voor het leveren van een verder in esthetisch 800 24 1 9 # opzicht aantrekkelijk uiterlijk dat correspondeert met een getwiste configuratie van kettingelementen in op afstand van elkaar gelegen intervallen in contoinatie met de niet-rechtlijnige opstelling van kettingelementen.
10. Stof volgens één der conclusies 1-6, met het kenmerk, dat verder een flexibel bekledingsmateriaal onder het flexibele substraat en de kettingelementen ligt, zodat het substraat zich bevindt tussen de bekleding en de kettingelementen, en dat de brei-draad het bekledingsmateriaal, substraat en kettingelementen de 10 lasten samenhoudt door lussen van breidraadstokj es aan dit achter-vlak van de stof en door lappen van breidraadstokjes op het front-viak van de stof.
11. Stof volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat een flexibele acntefbekleding van polymeer materiaal is aangebracht.
12. Stof volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat één of meer kettingelementen in de ene stand kruisen over de bovenzijde van één of meer aangrenzende kettingelementen en in een tweede stand terugkruisen onder de ene of meerdere aangrenzende kettingelementen voor het leveren van een verder i&aesthetisch 20 opzicht aantrekkelijk uiterlijk dat correspondeert met een getwiste configuratie van de kettingelementen in op afstand van elkaar gelegen intervallen.
13. Stof volgens conclusie 10 net het kenmerk, dat tenminste twee kettingelementen zijn gelegd op het substraat 25 langs niet rechtlijnige banen in de kettingrichting, waarbij elk van de kettingelementen gedeelten met aanzienlijke lengte omvat die niet evenwijdig aan de kettingrichting lopen.
14. Stof volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat één of meer kettingelementen in de ene stand kruisen over de boven- 30 zijde van één of meer aangrenzende kettingelementen en het in een tweede stand terugkruisen onder de ene of meerdere aangrenzende kettingelementen voor het leveren van een verder in esthetisch opzicht aantrekkelijk uiterlijk dat correspondeert met een getwiste configuratie van kettingelementen in op afstand van 35 elkaar gelegen intervallen in combinatie met de niet-rechtlijnige 8002419 # opstelling van kettingelementen.
15. Stof die is gemaakt op een machine van het doorstiktype, met het kenmerk, dat hij bestaat uit: een flexibel substraat, 5 een aantal kettingelementen die zijn gelegd op het substraat in in hoofdzaak de kettingrichting waarin één of meer van de kettingelementen in de ene stand kruisen over de bovenzijde van één of meer aangrenzende kettingelementen en in een tweede stand terugkruisen onder de ene of meerdere aangrenzende kettingelementen, 10 en breidraadribbels die zich uitstrekken in de kettingrichting en een veelvoud van in kettingrichting lopende stiksels hebben met een grendelstikconfiguratie die in hoofdzaak uit kettingsteék-stokjes bestaat op een bepaalde kettingdraadribbel voor het 15 samenbinden tot een geïntergreerde structuur van het substraat en de kettingelementen voor het bevestigen van het substraat en de kettingelementen tegen relatieve verplaatsing en voor het stabiliseren van de stof tegen het afhechten van de kettingelementen, welke stof hun in esthetisch opzicht aantrekkelijk uiterlijk heeft 20 dat correspondeert met de luchtigheid die wordt gegeven aan kettingelementen door het intermitterende niet hechtende effect van de kettingsteekstokj es van de grendelsteekbreidraadcaonfiguratie.
16. Stof volgens conclusie 15, roet het kenmerk, dat de stof van 2 tot 32 breidraadribbels per lineaire inch heeft 25 in de inslagrichting, en elke breidraadribbel van 3 tot 32 stokjes per lineaire inch in de kettingrichting heeft.
17. Stof volgens conclusie 16, net het kenmerk, dat de stof van 4 tot 18 breidraadribbels per strékkende inch heeft 30 in de inslagrichting, en elke breidraadribbel van 6 tot 16 slagen per strékkende inch heeft in de kettingrichting.
18. Stof volgens conclusie 15 met het kenmerk, dat de stof van 7 tot 10 breidraadribbels per strekkende inch in de 35 inslagrichting heeft, en 8 0 0 2 Λ 19 0 elke breidraadribbel van 6 tot 12 slagen per strekkende inch in de kettingrichting heeft.
19. Stof volgens één der conclusies 15-18, met het kenmerk, dat het flexibele substraat een laag van textielgarenvul- 5 elementen omvat en de kettingelementen zijn gekozen uit de groep die bestaat uit garens en banden.
20. Stof die is gemaakt op een machine van het doors tiktype, met het kenmerk, dat hij bestaat uit: een flexibel substraat, 10 een aantal van kettingelementen die op het substraat zijn gelegd in in hoofdzaak de kettingrichting, waarin tenminste twee kettingelementen zich bevinden langs niet-rechtlijnige banen in de kettingrichting, waarbij elk kettingelement gedeelten heeft van aanzienlijke lengte die niet evenwijdig lopen aan de kettingrichting, 15 en breidraadribbels die zich uitstrekken in de kettingrichting en een veelvoud van in kettingrichting lopende steken hébben met een grendelsteekconfiguratie die in hoofdzaak kettingsteekstokjes bevat op een bepaalde breidraadribbel voor het samenbinden tot een inte- 20 grale structuur van het substraat en de kettingelementen, voor het bevestigen van het substraat en de kettingelementen tegen relatieve verplaatsing, en voor het stabiliseren van de stof tegen aflichten van de kettingelementen, waarbij de stof een in esthetisch opzicht aantrekkelijk uiterlijk heeft dat correspondeert met de luchtigheid 25 die wordt gegeven aan de kettingelementen door het intermitterende niet-hechtende effect van de kettingsteekstokjes van de grendel-steekbreidraadconf iguratie.
21. Stof volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat de stof van 2 tot 32 breidraadribbels per lineaire inch heeft 30 in de inslagrichting, en elke breidraadribbel van 3 tot 32 stokjes per lineaire inch in de kettingrichting heeft.
22. Stof volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat de stof van 4 tot 18 breidraadribbels per strekkende inch heeft in de 35 inslagrichting, en elke breidraadribbel van 6 tot 16 slagen per strekkende inch heeft 800 24 1 9 0 in de kettingrichting.
23. Stof volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat de stof van 7 tot 10 breidraadribbels per strekkende inch in de inslagrichting heeft, en 5 elke breidraadribbel van 6 tot 12 slagen per strekkende inch in de kettingrichting heeft.
24. Stof volgens één der conclusies 20-23, met het kenmerk, dat het flexibele substraat een laag van textielgarenvul-elementen artvat en de kettingelementen zijn gekozen uit de groep 10 die bestaat uit garens en banden.
25. Stof volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat één of meer kettingelementen in de ene stand kruisen over de bovenzijde van één of meer aangrenzende kettingelementen en in een tweede stand terugkruisen onder de ene of meerdere aangrenzende 15 kettingelementen voor het leveren van een verder in esthetisch opzicht aantrekkelijk uiterlijk dat correspondeert met een getwiste configuratie van kettingelementen in qp afstand van elkaar gelegen intervallen in combinatie met de niet-rechtlijnige opstelling van kettingelementen.
26. Stof volgens één der conclusies 15, 20 of 25, met het kenmerk, dat een flexibel begeleidingsmateriaal onder het flexibele substraat en de kettingelementen is aangebracht, zodat het substraat zich bevindt tussen de bekleding en de kettingelementen, en dat de breidraad het bekledingsmateriaal, het substraat en de 25 kettingelementen samenhoudt door lussen van breidraadstokjes op het achtervlak van de stof en door lappen van breidraadstokjes op het frontvlak van de stof.
27. Stof volgens conclusie 26, met het kenmerk, dat de stof een flexibele achterbekleding van polymeer materiaal 30 heeft.
28. Stof die is gemaakt op een machine van het door-stiktype, met het kenmerk, dat hij bestaat uit: een flexibel substraat, een aantal kettingelementen die op het substraat zijn gelegd in 35 in hoofdzaak de kettingrichting, en 8002419 * breidraadribbels die zich uitstrekken in de kettingrichting en een veelvoud van in kettingrichting lopende steken bevatten met een grendelsteekconfiguratienetwerk dat op een bepaalde breidraadribbel een opeenvolging heeft van drie-naaldatlasstikselsstokjes, welke 5 breidraad het substraat en de kettingelementen samenbindt tot een geïntegreerde structuur voor het bevestigen van het substraat en de kettingelementen tegen relatieve verplaatsing, en voor het stabiliseren van de stof tegen ontrafelen van het breidraadnetwerk en het aflichten van de kettingelementen, waarbij de stof een 10 in esthetisch opzicht aantrekkelijk uiterlijk heeft dat correspondeert met de luchtigheid die wordt gegeven aan de kettingelementen door het intermitterende niet hechtende effect van de grendelsteek-breidraadconf iguratie.
29. Stof volgens conclusie 28, met het kenmerk, dat 15 de stof van 2 tot 32 breidraadribbels per lineaire inch heeft in de inslagrichting, en elke breidraadribbel van 3 tot 32 stokjes per lineaire inch in de kettingrichting heeft.
30. Stof volgens conclusie 28, met het kenmerk, 20 dat de stof van 4 tot 18 breidraadribbels per strékkende inch heeft in de inslagrichting, en elke breidraadribbel van 6 tot 16 slagen per strekkende inch heeft in de kettingrichting.
31. Stof volgens conclusie 28, met het kenmerk, 25 dat de stof van 7 tot 10 breidraadribbels per strekkende inch in de inslagrichting heeft, en elke breidraadribbel van 6 tot 12 slagen per strékkende inch in de kettingrichting heeft.
32. Stof volgens conclusie 28, met het kenmerk, 30 dat het flexibele substraat een laag van textielgarenvulelementen omvat en de kettingelementen zijn gekozen uit de groep die bestaat uit garens en banden.
33. Stof volgens één der conclusies 28-32 met het kenmerk, dat één of meer van de kettingelementen in de ene stand 35 kruisen over de bovenzijde van één of meer aangrenzende ketting- 8002419 # elementen en in een tweede stand terugkruisen onder de ene of meerdere aangrenzende kettingelementen voor het leveren van een verder in esthetisch opzicht aantrekkelijk uiterlijk dat correspondeert met een getwiste configuratie van de kettingelementen in 5 op afstand van elkaar gelegen intervallen.
34. Stof volgens één der conclusies 28-32 met het kenmerk,, dat tenminste twee kettingelementen zijn gelicht op het substraat langs een niet-rechtlijnige baan in de kettingrichting, waarbij elk kettingelement gedeelten bezit van aanzienlijke lengte niet-10 evenwijdig lopen aan de kettingrichting.
35. Stof volgens conclusie 34, met het kenmerk, dat één of meer van de kettingelementen in de ene stand kruisen over de bovenzijde van één of meer aangrenzende kettingelementen en in een tweede stand terugkruisen onder de ene of meerdere aangrenzende 15 kettingelementen voor het leveren van verder in esthetisch opzicht aangrekkelijk uiterlijk dat correspondeert met een getwiste configuratie van de kettingelementen in op afstand van elkaar gelegen intervallen in combinatie met de niet-rechtli jnige opstelling van de kettingelementen.
36. Stof volgens één der conclusies 28-32, met het kenmerk, dat een flexibel bekledingsmateriaal onder het flexibele substraat en de kettingelementen ligt, zodat het substraat zich bevindt tussen de bekleding en de kettingelementen, en dat de breidraad het bekledingsmateriaal, substraat en de kettingelementen 25 samenhoudt door lussen van breidraadstakjes op de achterzijde van de stof en door lappen van breidraads tok j es op het frontvlak van de stof.
37. Stof volgens conclusie 36, met het kenmerk, dat een flexibele achterbekleding van polymeer materiaal is aangebracht.
38. Stof volgens conclusie 36, met het kenmerk, dat één of meer van de kettingelementen in de ene stand kruisen aan de bovenzijde van één of meer aangrenzende kettingelementen en in een tweede stand terugkruisen onder de ene of meerdere aangrenzende kettingelementen voor het leveren van een verder in esthetisch 35 opzicht aantrekkelijk uiterlijk dat correspondeert net een getwiste 8002419 9 configuratie van de kettingelementen in op afstand van elkaar gelegen intervallen.
39. Stof volgens conclusie 36, met het kenmerk, dat tenminste twee kettingelementen op het substraat zijn gelegd 5 langs niet-rechtlijnige banen in de kettingridhting, waarbij elk kettingelement gedeelten van aanzienlijke lengte cravat die niet evenwijdig aan de kettingridhting loopt.
40. Stof volgens conclusie 39, met het kenmerk, dat één of meer van de kettingelementen in de ene stand kruisen over 10 de bovenzijde van één of meer aangrenzende kettingelementen en in een tweede stand terugkruisen onder de ene of meerdere aangrenzende kettingelementen voor het leveren van een verder in esthetisch opzicht aantrekkelijk uiterlijk dat correspondeert met een getwiste configuratie van de kettingelementen in op afstand van elkaar 15 gelegen intervallen in combinatie met de niet-rechtlijnige opstelling van kettingelementen.
41. Stof zoals weergegeven in de tekening en/of besproken aan de hand daarvan. 800 24 19
NL8002419A 1979-04-26 1980-04-25 Luchtige enkelstreeps stiksteekstof. NL8002419A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US06/033,181 US4285216A (en) 1979-04-26 1979-04-26 Single bar, warp lift-off-resistant, lofted fabric construction
US3318179 1979-04-26

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8002419A true NL8002419A (nl) 1980-10-28

Family

ID=21868968

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8002419A NL8002419A (nl) 1979-04-26 1980-04-25 Luchtige enkelstreeps stiksteekstof.

Country Status (14)

Country Link
US (1) US4285216A (nl)
JP (1) JPS55148259A (nl)
BE (1) BE882893A (nl)
BR (1) BR8002538A (nl)
CA (1) CA1150961A (nl)
DE (1) DE3015895A1 (nl)
ES (1) ES8200154A1 (nl)
FR (1) FR2455107A1 (nl)
GB (1) GB2047761B (nl)
IE (1) IE49588B1 (nl)
IL (1) IL59662A (nl)
IT (1) IT1128426B (nl)
MX (1) MX151663A (nl)
NL (1) NL8002419A (nl)

Families Citing this family (15)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4520636A (en) * 1979-11-28 1985-06-04 Burlington Industries, Inc. Woven-like warp knit fabric with tension control for top effect yarn
JPS5899961U (ja) * 1981-12-24 1983-07-07 株式会社学習研究社 原稿読取装置に使用する原稿用紙
USRE32387E (en) * 1983-05-09 1987-03-31 Milliken Research Corporation Athletic support fabric
US4435467A (en) 1983-05-09 1984-03-06 Milliken Research Corporation Athletic support fabric
US4497863A (en) * 1984-03-07 1985-02-05 Milliken Research Corporation Laminated weft insertion fabric
US4724179A (en) * 1984-10-15 1988-02-09 Burlington Industries, Inc. Weft insertion drapery fabrics
US4682480A (en) * 1985-10-04 1987-07-28 Burlington Industries, Inc. Warp-knit, weft-inserted fabric with substrate and method and apparatus to produce same
DE3679515D1 (de) * 1985-11-18 1991-07-04 Barriquand Verfahren und vorrichtung zum behandeln von textilen materialien auf materialtraegern.
US4811573A (en) * 1986-07-03 1989-03-14 W.S. Libbey Co. Two face stitch bonded fabric
US5294479A (en) * 1992-08-03 1994-03-15 Precision Custom Coatings, Inc. Non-woven interlining
DE19642595A1 (de) 1996-10-15 1998-04-16 Friedrich Roell Verfahren zur Herstellung von Flockgestricken
US5950457A (en) * 1997-05-28 1999-09-14 Highland Industries, Inc. Warp knit, weft inserted backlit sign substrate fabric
US7181933B2 (en) * 2004-08-27 2007-02-27 Milliken & Company Tape substrate and tape made therefrom
US9788661B1 (en) * 2016-04-28 2017-10-17 Bedgear, Llc Performance bed sheets
USD1027460S1 (en) * 2020-09-26 2024-05-21 Casper Sleep Inc. Woven textile

Family Cites Families (17)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BE605335A (nl) * 1960-06-30 1900-01-01
DE1585047A1 (de) * 1962-10-26 1969-11-06 Textiltech Forsch Naehwirkmaschine und ein hergestellter Textilstoff
US3279221A (en) * 1964-02-24 1966-10-18 Burlington Industries Inc Textile product
DE1570548B2 (de) * 1965-03-17 1980-01-17 Bayer Ag, 5090 Leverkusen Verfahren zur Herstellung von lagerbeständigen, in der Wärme zu Polyurethanen aushärtbaren Massen
GB1125378A (en) * 1966-03-04 1968-08-28 Nahwirkmaschb Malimo Karl Marx Improvements in and relating to warp knitting machines
US3672187A (en) * 1967-05-19 1972-06-27 Polylok Corp Fabric
GB1221372A (en) * 1967-10-13 1971-02-03 Toray Industries Process for production of vapour permeable sheet-like materials
US3567565A (en) * 1967-11-09 1971-03-02 Burlington Industries Inc Laminate of foam and stitch bonded fabric
GB1201400A (en) * 1968-01-03 1970-08-05 Vyzkumy Ustav Pletarsky Patterned non-woven stitch-bonded fabric
GB1297063A (nl) * 1969-04-17 1972-11-22
US3649428A (en) * 1970-03-12 1972-03-14 Beacon Mfg Co Stitched composite nonwoven fabric having a self-bonded fibrous supporting layer and outer fibrous layers
US3714078A (en) * 1970-09-16 1973-01-30 Gen Latex And Chem Corp Foamable acrylic latex composition and method of preparation
GB1479714A (en) * 1973-11-15 1977-07-13 Courtaulds Ltd Stitch-bonded non-woven fabrics
US3922888A (en) * 1974-09-11 1975-12-02 Deering Milliken Res Corp Warp knit twill, sharkskin and pique fabrics
CS184152B1 (en) * 1976-03-16 1978-08-31 Ervin Faulhaber Knitted or knit-bonded fabric and apparatus for manufacturing the same
US4144727A (en) * 1977-06-28 1979-03-20 Polylok Corporation Knitted Malimo type fabric
CA1097488A (en) * 1977-10-03 1981-03-17 Daniel Duhl Self-lined fabric and apparatus and method for making same

Also Published As

Publication number Publication date
US4285216A (en) 1981-08-25
ES490881A0 (es) 1981-09-01
FR2455107B1 (nl) 1984-08-31
ES8200154A1 (es) 1981-09-01
DE3015895A1 (de) 1980-11-06
IT1128426B (it) 1986-05-28
FR2455107A1 (fr) 1980-11-21
JPS55148259A (en) 1980-11-18
BR8002538A (pt) 1980-12-16
MX151663A (es) 1985-01-30
GB2047761B (en) 1983-09-01
IT8067626A0 (it) 1980-04-21
GB2047761A (en) 1980-12-03
CA1150961A (en) 1983-08-02
IL59662A0 (en) 1980-06-30
IE49588B1 (en) 1985-10-30
IE800841L (en) 1980-10-26
IL59662A (en) 1985-02-28
BE882893A (fr) 1980-10-21

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US3279221A (en) Textile product
NL8002419A (nl) Luchtige enkelstreeps stiksteekstof.
AU778334B2 (en) Stitched pile surface structure and process and system for producing the same
US3672187A (en) Fabric
US20070101771A1 (en) Napped face stitch bonded fabric and related process
US4841749A (en) Warp-knit, weft-inserted fabric with multiple substrate layers and method of producing same
CA1099124A (en) Fabric and apparatus and method for making same
JP3939884B2 (ja) ダブルラッシェル機による柄入り立体成形物及びその編成方法
AU757505B2 (en) Apparatus for producing a stitched pile surface structure
IE47747B1 (en) Self-lined fabric,and method and apparatus for making thereof
JPH04352840A (ja) モール糸製造方法
US3531953A (en) Pile structure
CA1151887A (en) Multiple stitch-through fabrics
GB1584324A (en) Knitted pile fabric
CA1194331A (en) Single bar lock-stitch lofted fabric construction
GB2059467A (en) Filling effect designs on a stitch-through fabric
CA1110863A (en) Fabric and apparatus and method for making same
JPS63112759A (ja) たて編レ−ス地
CA1186954A (en) Apparatus for making textile pattern designs
JPS6021428Y2 (ja) 重合構造材
CS210205B1 (cs) Proplétané textilie a způsob její výroby
GB2093869A (en) An apparatus and method for producing a self-lined fabric
CS203898B1 (cs) Hadicový pletený pás a způsob jeho výroby
CS256772B1 (cs) Jednolíoní osnovní pletenina s plastickým a prolamovaným efektem
CS269614B1 (cs) Jednolícní vícesložková osnovni pletenina v kombinované vazbě

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BV The patent application has lapsed