NL8002077A - Kinderrijtuig met een trapperoverbrenging in het onderstel. - Google Patents

Description

Kinderrijtuig met een trapperoverbrenging in het onderstel.

De uitvinding heeft betrekking op een kinderrijtuig met een trapperoverbrenging in het onderstel en een zitplaats in het carrcseriedeel. Dergelijke rijtuigen zijn voor het ouderdomsbereik van 2 tot 6 jaar internationaal in gebruik.

5 Het is reeds bekend om kinderrijtuigen van deze soort als open driewieler uit te voeren, waarbij het verder bekend is kinderrij tuigen met vier wielen te vervaardigen met een in meer of mindere mate open carrcserie, voorzien van vier wielen. De bijzondere problematiek van deze twee rijtuiggroepen wordt gevoraid, doordat de drie-10 wieler, dat wil zeggen een uitrusting van het rijtuig met een voorwiel en twee achterwielen, die zijn aangebracht aan een gemeenschappelijke as, weliswaar een grote beweeglijkheid mogelijk maakt, maar voor het oog niet de indruk kan geven van een automobiel. De achterwielen lopen in het algemeen vrij op de achterste as.

15 Ook zijn ontwerpen bekend geworden, waarbij de overbrenging plaatsvindt op de achterwielen.

Bij de rijtuigen met vier wielen en een dienovereenkomstig ingewikkelde besturingsconstructie, is niet de verrassende wendbaarheid van de driewieler aanwezig, waarbij bovendien een vooroordeel 20 bestaat voor zover de overbrenging met vier wielen en de vier steunpunten daarvan niet moeilijk zijn aan te brengen in een carrcserie. Dit is bij een overbrenging met drie wielen, die in beginsel alleen de steunpunten van de achterwielen heeft, fundementeel anders en derhalve ook moeilijker.

25 Hierbij komt nog, dat de rijtuigen met vier wielen een 800 2 0 77 2 bijbehorende wielafstand moeten hebben tussen het voor- en achterwiel, zodat het rijtuig betrekkelijk lang is. Deze lange constructie heeft ertoe geleid, dat deze rijtuigen met vier wielen slechts in beperkte mate worden gekocht, omdat het gebruik daarvan in normale 5 woonruimten vanzelfsprekend niet kan, en het gebruik buiten ook een betrekkelijk grote bewegingsruimte vereist.

De vele jaren durende bemoeiingen van de vakkringen om een op een auto lijkend kinderrijtuig te ontwikkelen voor de kleinste kinderen, zijn tot nu toe mislukt. De redenen hiervoor liggen in 10 hoofdzaak in de omstandigheden, dat bij de keuze van een gebruikelijke overbrenging, dat wil zeggen via trappers en een ketting, alsmede met behoud van de bestaande veiligheidsvoorschriften, de daaruit voortvloeiende veiligheidsafstanden, rijtuigafmetingen, in het bijzonder lengteafmetingen, tot stand doen komen, die reeds door de 15 omvang en de verhoudingen het gebruiken door de kleinste kinderen onmogelijk maken. Teneinde deze problematiek op te lossen is een compromis toegepast door het gebruik van een schuifstangenoverbren-ging en een veelal dunwandige, breukgevoelige, op een carroserie lijkende afdekkap. Dergelijke rijtuigen zijn weliswaar toereikend 20 voor de aard van de kleinste kinderen, maar zijn op grond van de begrensde beweeglijkheid daarvan en de ongemakkelijke overbrenging de mindere van de gebruikelijke driewielers of rijtuigen met vier wielen.

Een verder vraagstuk van een carroserie met vier wielen is 25 de stabiliteit daarvan, in het bijzonder wanneer deze carroserie met de kunststofblaaswerkvijze moet worden vervaardigd. De technisch economisch eigen aard van de blaaswerkwijze verlangt dunne, zo veel mogelijk ngelmatige wanddikten. Dit zijn eisen die slechts moeilijk in overeenstemming kunnen worden gebracht met het ruwe rijden in 30 kinderhanden en de daardoor ontstane belastingen bij het botsen van twee rijtuigen of het met snelheid rijden tegen een hindernis. Dit heeft de betrokken techniek ook verhinderd om zondermeer de drie-wieloverbrenging in het onderstel (met de bij een driewieloverbren-ging vereiste vrije voetruimte) te combineren met een carrosserie 35 voor vier wielen, omdat bij een dergelijke combinatie de ruimtelijke 800 2 0 77 *. ^ ί 3 moeilijkheden worden vermenigvuldigd als gevolg van de sterke, "bijkomend optredende wringingskrachten.

De uitvinding heeft zich de opgave gesteld om een in afmetingen klein kinderrijtuig te combineren en de voordelen van de drie-cj wieler te verenigen met de voordelen van een automobielvormig rijtuig met vier wielen zonder de nadelen daarvan over te nemen.

Bij de oplossing van de opgave gaat de uitvinding uit van een kinderrijtuig met een trapperoverbrenging in het onderstel en een zitplaats in het carrosseriedeel, waarbij de uitvinding is gekenmerkt, IQ doordat de uitwendig als een vierwielig rijtuig uitgevoerde carrosserie in het inwendige een driewielig onderstel heeft. Hierbij is het drie-wielige onderstel uitgerust met de op zichzelf bekende voorwielover-brenging, die met voordeel is uitgerust met een vrijloopschakelnaaf.

De carrosserie wordt bij voorkeur onen uitgevoerd, waarbij vanaf ongeil veer heuphoogte naar boven en zijdelings naar buiten het totale lichaam van de carrosserie vrij is van onderdelen.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin: fig. 1 een zijaanzicht is van het kinderrijtuig, 2o fig. 2 een bovenaanzicht is, fig. 3 een vooraanzicht is, fig. k een achteraanzicht is, fig. 5 een lengtedoorsnede is van het rijtuig, fig. 6 de aanbrenging van de as toont zonder doordringing 25 van het door blazen gevormde deel, fig. 7 het remstangenstelsel toont buiten de carrosserie, en fig. 8 het remstangenstelsel toont binnen de carrosserie.

Uit de fig. 1-5 is te zien, dat de carrosserie 1 aan de buitenkant de indruk wekt van een automobiel met vier wielen. Het 30 driewielige onderstel 2, 3, k is voorzien van een trapperoverbrenging 5, 6,17· De trapperoverbrenging rust in een gaffel 8. Bij voorkeur is de tranperoverbrenging oo een op zichzelf bekende wijze uitgerust met een vrijloopschakelnaaf teneinde verwondingen van de kindervoeten te voorkomen wanneer de trappers niet worden bediend. De stuurgaffel 8 35 is gelegerd in een legerdrager 22 met de stuurkolom 9· Aan het bovenste 80 0 2 0 77

It einde draagt de stuurkolom 9 het stuurwiel 11.

Het is van voordeel het driewielige onderstel 2, 3, U uit te rusten als voorwiel-trapperoverbrenging met vrijloop 2h. Een dergelijke vrijloop 2k is hij voorkeur uitgerust met een schakelnaaf, 5 zodat de vrijloop zovel werkzaam is bij het vooruitbewegen als het achteruitbewegen.

De voorwiel-trapperoverbrenging heeft een verrassende beweeglijkheid en wendbaarheid, zodat deze manier van rijden reeds door een klein kind van 2 jaar volledig kan worden beheerst. De gunstige 10 combinatie van een driewielig onderstel met de vierwielige carrosserie maakt door de rechthoekige trapperruimte 23 een stootvrije bediening mogelijk van de trappers.

De vrijloop 2b, in het bijzonder in de uitvoering van de betrokken bekende vrijloopschakelnaaf, beschermt het rijdende kind 1^ tegen verwondingen van de benen bij het plotseling uitblijven van de trapperbeweging, maar maakt desondanks het vooruitbewegen en het achteruitbewegen mogelijk.

De carrosserie 1 is volgens een bijzonder kenmerk van de uitvinding bij een open uitvoering zodanig uitgevoerd, dat ongeveer 2o vanaf heuphoogte het totale lichaam naar boven en zijdelings naar buiten vrij is van onderdelen. Hierbij loopt de achterkant 15 van de carrosserie 1, gezien vanuit het wielgebied 3,^, naar boven schuin naar binnen. Dat vergemakkelijkt het zogenoemde door duwen aandrijven door een speelkameraad. Deze duwende hulp bij het rijden wordt 25 vaak gebruikt door kinderen en is zeer geliefd.

Voor het opnemen van de stuurkolom 9 is in het voorste rijtuigdeel, vanaf een stabiliseringskraal 30 zich uitstrekkend in het midden aan de binnenzijde een drager 22 gevormd voor de stuurkolom 9. Deze drager 22 is, zoals de fig. 1 en 5 gedetailleerd tonen, opge-30 nomen in een schaalvorm van de carrosserie. De kraal 30 maakt het overbrengen mogelijk van de vanaf de stuurkolom 9 zich uitstrekkende en naar de stuurkolom gedragen krachten, op de gehele carrosserie.

Om dit mogelijk te maken draagt de drager 22 zowel aan de boven- als aan de onderzijde een verdieping 32 voor het opnemen van legerbussen 35 33, waarin de stuurkolom 9 dan is opgenomen.

800 2 0 77 * :* 5

Teneinde de indruk van het vierwielige rijtuig (automobiel) voor het oog te versterken, zijn de wieln 3, b in êén vlak met de zijkanten 25 aangebracht in, in de carrosserie gevormde wielkasten 16.

5 Teneinde gemakkelijk in de voetruimte te kunnen stijgen en tegelijkertijd de trapperruimte gemakkelijk te kunnen bereiken, heeft de carrosserie 1 instijgopeningen, die gezien in de rijrichting zijn aangebracht voor het gebied van de zitplaats.

De zitplaats 1^ is op de eerste plaats gekenmerkt door een IQ aan het lichaam aangepaste vorm met zijdelings aansluitende armsteunen 3b en een gewelfde rugleuning 21, die aan de zij de gebogen overgaat in de armsteunen.

Het voorste gedeelte van het kinderrijtuig is voor het oog gekenmerkt door een kegelvormig koelergebied 13. Op het koelergebied 15 13 sluit aan de voorkant van de carrosserie een stootbalk 31 aan in de vorm van een horitontale kraal. Op deze wijze is het voor wat betreft de dynamische belasting het gevaarlijkste gebied van het voorste rijtuiggedeelte aan de bovenkant en zijdelings bijzonder gunstig beveiligd door de stabiliseringskraal 30 en de stootbalk 31 20 in de vorm van een horizontale kraal.

Ondanks de door talrijke krommingen zich kenmerkende carrosserie 1, is voor een economisch gunstige vervaardiging de blaaswerk-wijze beschikbaar. Het is dan wel een voorwaarde, dat het blaasli-chaam zoveel mogelijk niet of alleen on niet bijzonder bedreigde plaatsen, wordt doorbroken. Dit algemene constructiebeginsel is consequent aangehouden bij de verbinding tussen de achteras 7, zoals dit in het bijzonder tot uitdrukking komt in de fig. 1, 5 en 8.

Hierbij is namelijk voor het opnemen van de achteras 7, een naar beneden open groef 35 gevormd, waarin de achteras naar binnen kan 30 worden geschoven. In de groef zijn twee legerhulsen 36 aangebracht, die de achteras 7 verbinden met de carrosserie 1.

Ook bij de uitvoering van het remstangenstelsel 37 kan het beginsel worden aangehouden om op grond van stabiliteitsoverwegingen de carrosserie niet door openingen heen aan te grijpen en zodoende 35 te verzwakken, zoals de fig. 6-8 tonen.

800 2 0 77 6

In het ene geval is de remhandgreep zijdelings aan de buitenkant aangebracht. Omdat dit gedeelte van de carrosserie echter onderhevig is aan minder dynamische belastingen, kan het remstangen-stelsel 38, zoals weergegeven in de fig. 6 en 8, eventueel ook binnen 5 de carrosserie 1 worden aangebracht. In beide gevallen zijn de rem-stangenstelsels gemonteerd en gelegerd in glijlegers Uo, Ui.

Tijdens systematische onderzoekingen is gebleken, dat het met de onderhavige driepuntslegering van het totale onderstel zondermeer mogelijk is om op bedrijfszekere wijze een driewielig onderstel 10 zodanig te verbinden met een vierwielige carrosserie 1, dat ook de aanzienlijke dynamische belastingen van het kinderrijtuig, veilig worden opgevangen.

Samenvattend stelt zich een gelukkige combinatie in tussen de voordelen, die het driewielige onderstel met zijn wendbaarheid 15 biedt, en de voordelen, die worden gevormd door de voor het oog en de dynamisch gunstige vorm van de in afmetingen kleine carrosserie 1.

Het is duidelijk, dat veranderingen en verbeteringen kunnen worden aangebracht zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

i 800 2 0 77

Claims (16)

1. Kinderrijtuig met trapperoverbrenging in het onderstel en een zitplaats in het carrosseriedeel, met het kenmerk, dat de uitwendig als vierwielig rijtuig uitgevoerde carrosserie (1) in het 5 binnenste daarvan is voorzien van een driewielig onderstel (2,3,1*) ·

2. Rijtuig volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het driewielige onderstel is uitgerust met een voorwiel-trapperoverbren- ging (5,6,17).

3. Rijtuig volgens de conclusies 1 en 2, met het kenmerk, 10 dat de trapperoverbrenging (5,6,17) is uitgerust met een vrijloop (210. 1*. Rijtuig volgens de conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de carrosserie (1) open is uitgevoerd in de vorm van een ongeveer vanaf heuphoogte naar boven en zijdelings naar buiten vrij van onderin delen zijnd totaal lichaam.

5. Rijtuig volgens de conclusies 1-1+, met het kenmerk, dat de achterkant (15) van de carrosserie (1) vanaf het wielgebied (3,1*) naar boven en naar binnen schuin loopt.

6. Rijtuig volgens de conclusies 1-5, met het kenmerk, dat 20 in het voorste rijtuiggedeelte in het midden aan de binnenzijde vanaf een stabiliseringskraal (30) zich uitstrekkend, een drager (22) is gevormd voor het opnemen van de stuurkolom (9)·

7. Rijtuig volgens de conclusies 1-6, met het kenmerk, dat de drager (22) voor de stuurkolom (9) zowel aan de bovenzijde als de 25 onderzijde een verdieping (32) heeft voor het opnemen van de leger-bussen (33).

8. Rijtuig volgens de conclusies 1-7, met het kenmerk, dat de achterwielen (3,1*) in één vlak met de zijkanten (25) zijn aangebracht in ingevormde wielkasten (16). 30 9· Rijtuig volgens de conclusies 1-8, met het kenmerk, dat de voetruimte (trapperruimte) (23) rechthoekig is uitgevoerd.

10. Rijtuig volgens de conclusies 1-9, met het kenmerk, dat de zijdelingse buitenzijde zijn voorzien van instijgopeningen, die gezien in de rijrichting zijn aangebracht voor het gebied van de 35 zitplaats. 800 2 0 77

11. Rijtuig volgens de conclusies 1-10, met het kenmerk, dat een aan het lichaam aangepaste zitplaats (1U) zijdelings aansluitende armsteunen (3^) en een gewelfde rugleuning (21), die zijdelings overgaat in de armsteunen, "bezit.

12. Rijtuig volgens de conclusies 1-11, met het kenmerk, dat het koelerbereik (13) kegel-vormig is uitgevoerd.

13. Rijtuig volgens de conclusies 1-12, met het kenmerk, dat de stootbalk (31) is uitgevoerd in de vorm van een horizontale kraal. 10 1U. Rijtuig volgens de conclusies 1-13, met het kenmerk, dat het koelergebied (13) aan de bovenkant en zijdelings wordt afgesloten door een stabiliseringskraal (30).

15. Rijtuig volgens de conclusies 1-1U, met het kenmerk, dat aan de bodemzijde een groef (35) is gevormd voor het opnemen 15 van de achteras (7).

16. Rijtuig volgens de conclusies 1-15, met het kenmerk, dat de carrosserie (1) is vervaardigd als kunststofblaasstuk.

17· Rijtuig volgens de conclusies 1-16, met het kenmerk, dat aan de buitenzijde van de carrosserie (1) een remstangenstelsel 20 (37) is aangebracht.

18. Rijtuig volgens de conclusies 1-17, met het kenmerk, dat de carrosserie (1) met het totale onderstel, bestaande uit de wielen (2,3,U) met de trapperoverbrenging (5,6,17), het stangen-stelsel, de besturing (8,9,11) en de achteras (7), op drie leger- 25 plaatsen (33,35) is verbonden.

19· Kinderrijtuig in hoofdzaak zoals in de beschrijving beschreven en in de tekening weergegeven. 800 20 77