NL8001941A - Vulinrichting voor accumulatoren. - Google Patents

Vulinrichting voor accumulatoren. Download PDF

Info

Publication number
NL8001941A
NL8001941A NL8001941A NL8001941A NL8001941A NL 8001941 A NL8001941 A NL 8001941A NL 8001941 A NL8001941 A NL 8001941A NL 8001941 A NL8001941 A NL 8001941A NL 8001941 A NL8001941 A NL 8001941A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
valve
pressure
resp
valve chamber
water
Prior art date
Application number
NL8001941A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Herrmann Willy
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Herrmann Willy filed Critical Herrmann Willy
Publication of NL8001941A publication Critical patent/NL8001941A/nl

Links

Classifications

    • HELECTRICITY
    • H01ELECTRIC ELEMENTS
    • H01MPROCESSES OR MEANS, e.g. BATTERIES, FOR THE DIRECT CONVERSION OF CHEMICAL ENERGY INTO ELECTRICAL ENERGY
    • H01M50/00Constructional details or processes of manufacture of the non-active parts of electrochemical cells other than fuel cells, e.g. hybrid cells
    • H01M50/60Arrangements or processes for filling or topping-up with liquids; Arrangements or processes for draining liquids from casings
    • H01M50/609Arrangements or processes for filling with liquid, e.g. electrolytes
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02EREDUCTION OF GREENHOUSE GAS [GHG] EMISSIONS, RELATED TO ENERGY GENERATION, TRANSMISSION OR DISTRIBUTION
    • Y02E60/00Enabling technologies; Technologies with a potential or indirect contribution to GHG emissions mitigation
    • Y02E60/10Energy storage using batteries

Landscapes

  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Chemical Kinetics & Catalysis (AREA)
  • Electrochemistry (AREA)
  • General Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Filling, Topping-Up Batteries (AREA)

Description

£ 2
Vulinrichting voor accumulatoren.
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het toevoeren van geschikt gemaakt water in de afzonderlijke cellen van een accumulator of batterij, waarbij het de toevoer van het water sturende afsluitventiel in afhanke-5 lijkheid van het vloeistofniveau in de batterij cel gesloten wordt en door de in de toevoerleiding heersende druk gesloten wordt gehouden.
Inrichtingen van deze soort zijn reeds bekend, zie het Duitse Gebrauchsmuster 7^-^0002. Deze bekende inrichtingen hebben 10 echter het nadeel, dat na het sluiten van het toevoerventiel de voor het gesloten houden van het ventiel op het ventiellichaam werkende druk slechts gering is, zodat de dichtheid van het gesloten ventiel niet met voldoende zekerheid is gewaarborgd.
De uitvinding heeft ten doel, een dergelijke inrichting 15 zodanig uit te voeren, dat zowel het sluiten van het toevoer ventiel in afhankelijkheid van het vloeistofniveau in de batterij-cel, als het in stand houden van zijn gesloten toestand resp. zijn dichtheid met absolute zekerheid is gewaarborgd.
Om dit doel te bereiken, wordt volgens de uitvinding een 20 inrichting van de boven beschreven soort zodanig uitgevoerd, dat de onder een hoge vloeistofdruk staande toevoerleiding geen verbinding met de atmosfeer heeft en door middel van een gedurende de doorstroming drukverlagend werkende boring of een andere doorvoer met een geringe dwarsdoorsnede met het huis van het afsluit-25 ventiel is verbonden en dat het afsluitventiel na beëindiging van het vulproces door de volle in de toevoerleiding heersende druk gesloten wordt gehouden.
Dank zij deze uitvoeringsvorm van de inrichting wordt bereikt, dat als gevolg van de drukverlagende werking van de door- 800 1 9 41 2 voer met een geringe dwarsdoorsnede de in de ventielkamer heersende druk gering is. Het ventiel blijft geopend, totdat de kleine, door het niveauverschil van de vloeistof in de batterij cel bepaalde, op het ventiellichaam overgebrachte krachten het ventiel-5 lichaam in zijn gesloten stand brengen. Omdat op dit ogenblik de doorstroming door de doorvoer met een geringe dwarsdoorsnede wordt onderbroken, stijgt in de ventielkamer de hydrostatische druk plotseling op de volle hoogte van de in de toevoerleiding heersende druk en houdt nu het ventiel met zekerheid gesloten, zolang de 10 toevoerleiding op de onder overdruk staande bereidingsinstallatie of een eveneens onder hoge druk staande, het geschikt gemaakte water bevattende houder is aangesloten.
Afgezien van de zodoende bereikte grote bedrijfszekerheid van het ventiel brengt de inrichting volgens ue uitvinding nog 15 het extra voordeel met zich mee, dat de voor het bijvullen van een accumulator of batterij benodigde tijd vergeleken met de bekende inrichtingen van dezelfde soort zeer aanzienlijk kan worden verkort.
Gebleken is, dat de dwarsdoorsnede van de drukverlagende 20 doorvoer bij voorkeur zodanig is gekozen, dat deze een tiende gedeelte of minder van de dwarsdoorsnede van de het geschikt gemaakte water in de inrichting toevoerende toevoerleiding bedraagt .
Om te verhinderen, dat bij het binnenstromen van het water 25 in de ventielkamer als gevolg van de grote stroomsnelheid bij het uitstromen van de doorvoer met een geringe dwarsdoorsnede ongewenste verschijnselen optreden, bestaat de mogelijkheid, de doorvoer met een geringe dwarsdoorsnede niet direct in de ventielkamer te laten uitmonden. Men brengt in dit geval een kamer aan, 30 die voor de ventielkamer is opgesteld en daarmee door een of meer openingen is verbonden en waarin de doorvoer met een geringe doorsnede uitmondt.
De uitvinding zal aan de hand van de tekening met een paar uitvoeringsvoorbeelden nader worden toegelicht.
35 Fig. 1 toont een toevoerinrichting volgens de uitvinding in vertikale doorsnede volgens de lijn I-I in fig.
800 1 9 41 *. ·ί 3 fig. 2 is een vertikale doorsnede van de inrichting volgens fig. 1 volgens de lijn II-II in fig. 5; fig. 3 toont dezelfde inrichting in horizontale doorsnede volgens de lijn III-III in fig. 1; 5 fig. U toont dezelfde inrichting in horizontale door snede volgens de lijn IV-IV in fig. 1; fig. 5 toont dezelfde inrichting in horizontale doorsnede volgens de lijn V-V in fig. 1; fig. 6 toont een andere uitvoeringsvorm van de inrichting 10 volgens de uitvinding; fig. 7 is een horizontale doorsnede van de inrichting volgens fig. 6, volgens de lijn VII-VII in fig. 6; fig. 8 toont de aansluiting van een inrichting volgens de uitvinding aan een waterbereidingsinstallatie; en 15 de fig. 9 en 10 tonen twee verschillende mogelijkheden voor het uitvoeren van de vulling van het geschikt gemaakte water in de cellen van een accumulator of batterij.
In de fig. 1 t/m 5 i's een inrichting voor het toevoeren van geschikt gemaakt water in een batterij cel getekend. De in-20 richting 1 bestaat uit een huis 11, dat zodanig in de bovenste afdekking van de batterij cel is geplaatst, dat het naar beneden uitstekende aanzetstuk 111 in de zich in de cel bevindende vloeistof is gedompeld. De vorm van de dwarsdoorsnede van dit aanzetstuk heeft geen betekenis; bij het gekozen uitvoeringsvoorbeeld 25 is een rechthoekige dwarsdoorsnede aangenomen. Boven dit aanzet stuk steekt een stomp 113 in het inwendige van het huis uit en begrenst daar een ringvormige ruimte 112, die hierna nader zal worden toegelicht.
Het huis is aan de bovenzijde afgesloten door een deksel 30 12, waarvan de cilindrische zijwand 121 verhoudingsgewijs ver in het huis 11 uitsteekt en waaraan op in de tekening niet nader aangeduide wijze een inzetlichaam 1U is bevestigd. Het inzet-lichaam 1U draagt de aansluitstomp 1U1 (fig. 2) voor de toevoer-leiding 1^1' (fig· 8). Op het einde van de stomp eindigende boring 35 11*3 van de aansluitstomp 1^1 sluit rechtstreeks en zonder over- gang een boring 11+2 met een zeer kleine dwarsdoorsnede aan, die als 800 1 9 41 drukverlagende doorstroomboring dient en in het in het ventielkamerhuis 15 aangebrachte ringkanaal 15^· uitmondt. Dit ringkanaal 15^ vormt de voor de ventielkamer 17 opgestelde kamer, die het storingvrij binnenstromen van het water in de ventielkamer 17 U waarborgt.
Het inzetlichaam 1^ omsluit een naar, boven open cilindrische holle ruimte, waarin van boven af vormsluitend het ventiel-kamerhuis 15 is gemonteerd, waarbij tussen de bovenkant van het inzetlichaam 14 en de aan het ventielkamerhuis 15 aangebrachte 1Q flens een 0-ring voor een onberispelijke afdichting zorgt. Het in de cilindrische buitenwand van het ventielkamerhuis 15 aangebrachte ringkanaal 15^ staat via de uitsparingen 155 in verbinding met de ventielkamer 17· In het bovenste afsluitvlak van het ventielkamerhuis 15 bevindt zich de ventielopening 153. Bovendien is 15 het ventielkamerhuis 15 nog voorzien van dragers 151» die het voor de geleiding van de bovenste geleiderstaaf van de ventieldrager 16 dienende oog 152 dragen. De bodem van de ventielkamer 17 is door een elastische schijf 1^5 gevormd, die door de onderrand van het ventielkamerhuis 15 aan de bodem van het inzetlichaam 1U is vast-20 geklemd.
De ventieldrager 16 is op zijn beurt in de boring van het oog 152 en anderzijds in de boring 1kè van het inzetlichaam 1k geleid. De ventieldrager 16 draagt de op de flens 163 aangebrachte uit elastisch materiaal, bijvoorbeeld een elastomeer, bestaande 25 ventielafdichtring 161, die bij gesloten ventiel tegen het als ventielzitting dienende vlak 153' komt aan te liggen.
De ventieldrager 16 is aan zijn ondereinde vast verbonden met een naar beneden open klok 13, waarvan de rand in de door de binnenwand van het huis 11 en de stomp 113 gevormde, steeds tot 30 aan de niveaulijn S met water gevulde sifon 112 is gedompeld. Deze sifon 112 heeft ten doel te verhinderen, dat de gedurende het vul-proces in de batterijcel gevormde gassen in het het stuurmechanisme van het ventiel bevattende bovenste deel van de inrichting 1 stromen.
35 De boven beschreven inrichting werkt op de volgende wijze: aan het begin van het vulproces is het ventiel 152 geopend, door- 800 1 9 41 t * 5 flat de ventielafdichting 161 , die in de tekening in de op het ogenblik van sluiten ingenomen stand is weergegeven, zover naar beneden is verplaatst, dat de onderrand van de klok 13 op de bodem van de sifon staat, resp. de flens 162 de bodemplaat 1U5 5 van de ventielkamer 17 heeft bereikt.
Wordt nu via de stomp 1U1, resp. het stomp eindigende kanaal 1^3 het geschikt gemaakte water onder hoge druk (bijvoorbeeld 3 bar) toegevoerd, dan stroomt het water bij gelijktijdige aanzienlijke drukverlaging door de nauwe boring 1h2 verder in het 10 ringkanaal 1en van daaruit via de doorlaten 155 in de reeds met water gevulde ventielkamer 17· Van daaruit stroomt het water door de ventielopening 153 in de door het deksel 12 omsloten ruimte en stroomt door de cilindrische tussenruimte 18 tussen de naar beneden gerichte wand 121 van het deksel 12 en de buitenwand van 15 het inzetlichaam ih langs de klok 13 in de sifon 112. De sifon 112 stroomt op zijn beurt over en via de stomp 113 wordt het water in de batterij cel toegevoerd.
Het niveau van het elektrolyt E in de batterijcel stijgt, tot het de onderrand van het aanzetstuk 111 bereikt. Bij verdere 20 toevoer van water vormt zich dan een niveauverschil D tussen het vloeistofniveau P buiten en het vloeistofniveau Q binnen het aanzetstuk 111, dat bij voortdurende watertoevoer steeds groter wordt en binnen het aanzetstuk 111, de stomp 113 en de binnenruimte van de klok 13 een met het niveauverschil D overeenkomende 25 overdruk bewerkstelligt, onder invloed waarvan de klok 13 zich naar boven beweegt en daarbij de ventieldrager 16 meeneemt, totdat de ventieldichting 161 de ventielzitting 153' bereikt en de verdere toevoer van het geschikt gemaakte water onderbreekt.
Zodra als gevolg van het sluiten van het ventiel 15 3/161 30 de doorstroming van het water door de drukverlagend werkende nauwe boring 1^2 ophoudt, stijgt de via de boring 1 h-2, het ringkanaal 15h en de doorlaten 155 werkende hydrostatische druk in de ventielkamer 17 plotseling op de volle waarde van de in de toevoer-leiding 141’ heersende druk. De nu in de ventielkamer heersende 35 hoge druk drukt enerzijds de ventielafdichting 161 zo sterk tegen de ventielzitting 153', dat deze licht naar boven wordt gewelfd, 800 1 9 41 6 terwijl anderzijds de bodem van de ventielkamer 17 vormende elastische schijf 1U5 zover naar beneden wordt gewelfd, dat de rand van de in deze schijf 1^5 aangebrachte, het doorsteken van de ventieldrager 16 mogelijk makende centrale opening vast tegen 5 de flens 162 van de ventieldrager 16 aanligt en zo het doorsijpelen van het onder hoge druk staande water langs de doorvoering 1h6 van de ventieldrager 16 door de bodem van het inzet-lichaam 1^, resp. het dalen van de druk in de ventielkamer 17 verhindert.
10 Zodra in alle cellen van de accumulator of batterij het gewenste vloeistofniveau is bereikt, kan de waterbereidings-installatie, resp. de houder voor het geschikt gemaakte water - bijvoorbeeld door losmaken van de koppeling 9 (fig. 8) - van de toevoerleiding 1U1' van de batterij worden losgemaakt. De in de 15 toevoerleiding 1U1* heersende overdruk daalt dan op de atmosferische druk, evenals de druk in de met de toevoerleiding verbonden ruimten (1^3, 1^2, 15^, 155, 17), in het bijzonder in de ventielkamer 17- Het ventiel 153/161 wordt dus nu alleen nog door de in de klok 13 werkende, door het niveauverschil D bepaalde 20 onderdruk gesloten gehouden en opent zich, zodra door het dalen van de vloeistofspiegel in de batterijcel deze overdruk onder een bepaalde waarde daalt.
In plaats van een cilindrische boring 1^2 kan als doorvoer met een geringe dwarsdoorsnede ook een doorvoer met een 25 willekeurige andere vorm - bijvoorbeeld een sleuf of een kanaal met een veelhoekige dwarsdoorsnede - worden gekozen, vooropgesteld, dat de dwarsdoorsnede voldoende klein is, dat wil zeggen een tiende gedeelte van de dwarsdoorsnede van de watertoevoerleiding 1^3 niet overschrijdt.
30 De boven beschreven uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding is bestemd voor installaties, waarbij op de in fig. 9 getekende wijze de afzonderlijke cellen Z van de batterij 3 parallel aan elkaar op de toevoerleiding 32 zijn aangesloten. Vanzelfsprekend kunnen dan meerdere van dergelijke toe-35 voerleidingen 32 op hun beurt parallel aan elkaar uit een gemeen schappelijke, van de bereidingsinstallatie, resp. van de water- 800 1 9 41 * ,* 7 houder komende leiding 31 worden gevoed.
Anderzijds is het echter onder bepaalde omstandigheden voordelig, steeds meerdere batterijcellen achter elkaar op te stellen. Een inrichting, die een dergelijke toepassing mogelijk 5 maakt, is in de fig. 6 en 7 getekend.
De fig. 6 en 7 tonen een inrichting 2, die niet alleen de opstelling van meerdere van dergelijke inrichtingen achter elkaar toelaat, maar waarbij - afwijkend van de boven beschreven inrichting 1 - de door het niveauverschil D (fig. 1) bepaalde druk 10 opnemende klok 23 in het bovenste deel van de inrichting 2, dus boven het ventiel 253/261 is opgesteld. Het ventiel is daarbij in de geopende stand getekend.
De inrichting 2 bestaat uit een centraal lichaam 2h, waarin een ringkanaal 25*4 is aangebracht, die de beide aansluit-15 stompen 2*41 en 2*41' verbindt. Dit ringkanaal 25** is naar boven afgesloten door het onderste afsluitvlak van het ventielkamerhuis 25, waarin de als drukverlagingstraject dienende nauwe boring 2*42 is aangebracht, die in de enerzijds door de zijwand van het ventielkamerhuis 25 zelf en anderzijds door de binnenwand van het 20 cilindrische, naar boven gerichte aanzetstuk 2*4-8 van het centrale lichaam 2*4 begrensde ruimte 256 uitmondt, die op zijn beurt via de opening 2h6 is verbonden met de ventielkamer 27. De ruimte 256 vormt in dit uitvoeringsvoorbeeld de voor de ventielkamer 27 opgestelde kamer, waardoor het onberis—pelijk binnenstromen van 25 het water in de ventielkamer 27 is gewaarborgd.
De ventieldrager 26 is door middel van de beide flenzen 262 en 262' in een overeenkomstige boring van het centrale lichaam 2*4 geleid. De ventieldrager 26 draagt op een andere flens de ventielafdichting 261 in de vorm van een ringvormige schijf van 30 elastisch materiaal, bijvoorbeeld rubber of een elastomeer, en is door een naar boven uitstekend verlengstuk 26^4- vast met de klok 23 verbonden.
De binnenruimte van de klok is door middel van een door de wand van het aanzetstuk 2kQ en een deze omgevende cilindrische 35 wand 2*49 van het centrale lichaam 2*4 begrensd, naar boven open ringkanaal 2*4*4 en twee aan beide zijden van het ringkanaal 25*4 800 1 9 41 8 aangebrachte doorvoeren 2kJ met de binnenruimte van de in het in de batterijcel aanwezige elektrolyt gedompelde, aan de onderzijde aan het centrale lichaam aangebrachte holle cilinder 21 verbonden. De onderrand van de klok 23 is in de sifon 212 gedompeld, die 5 tussen de buitenwand van het centrale lichaam, die gelijktijdig de zijdelingse buitenwand van de inrichting 2 vormt, en de cilindrische wand 21+9 is gevormd en steeds tot aan het niveau S met water is gevuld.
De inrichting 2 is aan de bovenzijde afgesloten door een 10 deksel 22. Het deksel 22 kan, wanneer men de mogelijkheid tot een aanwijzing betreffende het sluiten van het ventiel wenst, bijvoorbeeld zijn voorzien van een centrale opening 225, waarin een naar boven gericht aanzetstuk 231 van de klok 23 zichtbaar wordt, zodra dit door de door het niveauverschil D bewerkstelligde over-15 druk zover wordt opgetild, dat de ventielafdichting 261 tegen het de ventielzitting vormende vlak 253' komt aan te liggen en dé ventielopening 253 daardoor wordt gesloten. De door de opening 225 ontstane verbinding met de atmosfeer blijft zonder invloed op het bedieningsmechanisme, omdat het inwendige van de klok 23 20 door de sifon 212 van de door het deksel 22 omsloten ruimte is gescheiden. In plaats van een dergelijke controle-inrichting zou het ook mogelijk zijn, het deksel 22 van doorzichtig materiaal te vervaardigen.
Wenst men te vermijden, dat de batterijcel van een af-25 zonderlijk ontluchtingsopening wordt voorzien - zoals dit bijvoorbeeld bij de inrichting 1 noodzakelijk is - dan bestaat de mogelijkheid, via de cilindrische holle ruimte 28 tussen de buitenwand van het naar beneden stekende aanzetstuk 2^5 van het centrale lichaam 2k en de wand van de holle cilinder 21 door 30 middel van een in het inwendige van de batterijcel boven het hoogste te verwachten vloeistofniveau aangebrachte boring 281 en een boven de celafdekking, dat wil zeggen buiten de cel aangebrachte boring 282 een verbinding met de atmosfeer tot stand te brengen.
35 De werking van de inrichting 2 is als volgt: het geschikt gemaakte water stroomt onder hoge druk in de stomp 2^1 naar 800 1 9 41 ï 9 9 binnen, en bereikt via diens boring 2k3 het ringkanaal 25k. Het ringkanaal 25b voert het water naar de stomp 2kl *, waarop een verdere inrichting van dezelfde soort is aangesloten en zo verder, totdat bij de laatste te vullen batterijcel de verder voerende 5 stomp 2^1' dicht is afgesloten. Als gevolg van de terugstuwing stroomt het water telkens door de nauwe boring 2^2, waar de noodzakelijke drukverlaging optreedt en verder via de ruimte 256 en de opening 2b6 in de ventielkamer 27* Van daaruit stroomt het water door de ventielopening 253 in de sifon 212 en het ring-10 kanaal 2bk, van waaruit het water door de doorvoeren 2^7 in de batterij cel stroomt. De verschillende stijging van het vloeistofniveau buiten en binnen de holle cilinder bewerkstelligt een door het niveauverschil D bepaalde overdruk, die via de doorvoeren 2kj het optillen van de klok 23 bewerkstelligt, totdat de 15 ventielafdichting 261 de ventielopening 253 sluit en daardoor de toevoer van het water onderbreekt. Zodra door de drukverlagende borihg 2k2 geen water meer stroomt, stijgt de druk in de ventielkamer 27 plotseling op de volle waarde van de in de toevoerleiding heersende druk. Het verdere verloop van het vulproces komt dan 20 overeen met het reeds hierboven voor de inrichting 1 beschreven vulproces.
Een installatie van de genoemde soort is in fig. 10 schematisch getekend, waarin de gehele installatie met k en de gemeenschappelijke toevoerleiding met Ui is aangeduid. Van de 25 toevoerleiding U1 zijn evenwijdig aan elkaar een aantal leidingen k2 afgetakt, die telkens meerdere batterij cellen Z voeden, die door middel van de inrichtingen 2 in serie achter elkaar zijn opgesteld.
In fig. 8 is als voorbeeld voor de toepassing van de 30 inrichting de aansluiting van een accumulatorenbatterij B op een bereidingsinstallatie getekend. De installatie bestaat bij het gekozen uitvoeringsvoorbeeld uit de ionenuitwisselaar 5> die door middel van het afsluitventiel 6 en een drukregelaar 7 op de waterleiding is aangesloten. De drukregelaar 7 zorgt er voor, dat 35 in de toevoerinrichting (bijvoorbeeld de inrichting 1) steeds de gewenste druk - bijvoorbeeld 3 bar - heerst. Het in de ionenuit- 80 0 1 9 41 # 10 wisselaar 5 geschikt gemaakte water wordt door middel van een fijn filter 8 in de door middel van de koppeling 9 aangesloten toevoerleiding 1^1' aan de accumulatorenbatterij B toegevoerd.
De afzonderlijke cellen van de batterij kunnen dan hetzij in de ^ opstelling 3 (fig. 9) of in de opstelling k (fig. 10) met de toevoerleiding zijn verbonden. Bij stationaire installaties kan in plaats van de losneembare koppeling 9 een vast ingebouwde driewegkraan worden aangebracht, waardoor de leiding 1 Ui * van de bereidingsinstallatie, resp. de waterhouder kan worden gescheiden 10 en gelijktijdig met de atmosfeer kan worden verbonden.
Afsluitend wordt nog opgemerkt, dat de toepassing van de uitvindingsgedachteriet is beperkt tot de boven beschreven en in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeelden en op geen enkele wijze van de voor de besturing van het ventiel resp. voor de „c centrole van het vloeistofniveau in de batterij cel aangebrachte 1? systeem afhangt. In plaats van de op het door het niveauverschil bewerkstelligde drukverschil reagerende klok kunnen ook andere mogelijkheden, bijvoorbeeld de toepassing van een vlotter, voor dit doel worden gebruikt en met een inrichting volgens de uit-2q vinding worden verbonden. Ook in dit geval is het zonder meer mogelijk, het binnendringen van dampen of gassen uit de batterij-cel in de het ventielstuurmechanisme bevattende ruimte door middel van een sifon te verhinderen. De sifon moet daarbij op de bovenzijde van de vlotter zelf zijn aangebracht, opdat hij diens 25 opgaande en neergaande bewegingen kan volgen.
800 1 9 41

Claims (4)

1. Inrichting voor het toevoeren van geschikt gemaakt water in de afzonderlijke cellen van een accumulator of batterij, waarbij het de toevoer van het water sturende afsluitventiel in 5 afhankelijkheid van het vloeistofniveau in de batterijcel wordt gesloten en door de in de toevoerleiding heersende druk gesloten wordt gehouden, met het kenmerk, dat de onder een hoge vloeistof- druk staande toevoerleiding (11*1' + 11*3; resp. 11*1' + 21*3) geen . . van een verbinding met de atmosfeer heeft en door middel/gedurende de 10 doorstroming drukverlagend werkende boring (1U2; resp. 2l*2) of een anders uitgevoerde doorvoer met een geringe dwarsdoorsnede met het huis (15; resp. 25) van het afsluitventiel (153 + 161; resp. 253 + 261), resp. de ventielkamer (17; resp. 27) is verbonden en dat het afsluitventiel (151 + 161; resp. 253 + 261) na 15 beëindiging van het vulproces door de volle in de toevoerleiding (1 Ui1 + 1U3» resp. 1 Ui * + 2l*3) heersende druk gesloten wordt gehouden . 2.Inrichting volgens conclusie 1, net het kenmerk, dat de dwarsdoorsnede van de drukverlagend werkende boring (11*2; 20 resp. 2l*2) gelijk is aan of kleiner is dan een tiende gedeelte van de dwarsdoorsnede van de boring (1U3; resp. 2U3) van de aansluit stomp (1U1; resp. 2l*2), resp. van de dwarsdoorsnede van het ringkanaal (25U).
3. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat 25 de drukverlagende boring (11*2; resp. 2l*2) in een voor de ventielkamer (17; resp. 27) opgestelde ruimte (15U; resp. 25U) uitmondt. 1*. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de bodem van de ventielkamer (27) door een schijf (ll*5) van elastisch materiaal is gevormd, waarin een opening voor het door-30 voeren van de ventieldrager (16) is aangebracht en dat de eigenschappen en de afmetingen van deze schijf (1U5) zodanig zijn gekozen, dat na het sluiten van het ventiel (161 + 153) de rand van de opening onder invloed van de in de ventielkamer (17) heersende overdruk afdichtend tegen de ventieldrager (16) of 35 tegen een daaraan aangebrachte flens (162) aanligt. 80 0 1 9 41
5· Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de het mechanisme (16; resp. 26, 2éh) voor de bediening van het ventiel (161 + 153, resp. 261 + 253) bevattende ruimte van de binnenruimte van de batterijcel en/of de omgevende atmosfeer 5 is gescheiden door een sifon.
6. Inrichting voor het toevoeren van geschikt gemaakt water in de afzonderlijke cellen van een accumulator of batterij, in hoofdzaak zoals beschreven in de beschrijving en/of weergegeven in de tekening. 800 1 9 41
NL8001941A 1979-09-27 1980-04-02 Vulinrichting voor accumulatoren. NL8001941A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
DE2939069A DE2939069B1 (de) 1979-09-27 1979-09-27 Speisevorrichtung fuer Akkumulatorenbatterien
DE2939069 1979-09-27

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8001941A true NL8001941A (nl) 1981-03-31

Family

ID=6081960

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8001941A NL8001941A (nl) 1979-09-27 1980-04-02 Vulinrichting voor accumulatoren.

Country Status (7)

Country Link
JP (1) JPS5648068A (nl)
DE (1) DE2939069B1 (nl)
FR (1) FR2466868A1 (nl)
GB (1) GB2061601A (nl)
IT (1) IT1141543B (nl)
NL (1) NL8001941A (nl)
SE (1) SE8002738L (nl)

Families Citing this family (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2525821A1 (fr) * 1982-04-27 1983-10-28 Oldham France Sa Bouchon pour le remplissage automatique des bacs d'accumulateurs electriques
IT8420716V0 (it) * 1984-02-02 1984-02-02 Fiamm Spa Stazione di carica per batterie trazione con rabbocco singolo o multiplo centralizzato e drenaggio completo dei gas di carica.
DE3426392A1 (de) * 1984-07-18 1986-01-23 Willy 7151 Affalterbach Herrmann Einspeisevorrichtung fuer akkumulatorenbatterien
DE3430681A1 (de) * 1984-08-21 1986-02-27 Willy 7151 Affalterbach Herrmann Einspeisevorrichtung fuer akkumulatorenbatterien
DE29511229U1 (de) * 1995-07-11 1995-09-28 Froetek Kunststofftechnik Gmbh Befüllungsvorrichtung für eine Batterie mit destilliertem Wasser
US6227229B1 (en) * 2000-02-08 2001-05-08 Flow-Rite Controls, Ltd. High gain fluid control valve assembly

Also Published As

Publication number Publication date
GB2061601A (en) 1981-05-13
JPS5648068A (en) 1981-05-01
IT8021258A0 (it) 1980-04-09
IT1141543B (it) 1986-10-01
DE2939069B1 (de) 1980-09-11
SE8002738L (sv) 1981-03-28
FR2466868A1 (fr) 1981-04-10

Similar Documents

Publication Publication Date Title
SE448650B (sv) Ventil for vattenpafyllning vid elektrokemiska ackumulatorbatterier
GB1521628A (en) Gravitational separator for mixtures of immiscible liquids of different densities
NL8001941A (nl) Vulinrichting voor accumulatoren.
US1688279A (en) Liquid-supply tank
ES242174U (es) Un dispositivo para suministrar un fluido desde un recipien-te.
KR100852524B1 (ko) 개구공이 하향된 공기관의 자동 폐쇄 장치
ES185988U (es) Valvula de flotador para el control del flujo y nivel del agua dentro de un deposito destinado a tal liquido.
RU2400600C2 (ru) Устройство регулировки расхода для промывных систем с бачком
EP1460344B1 (en) Expansion tank with valve
KR910011623A (ko) 용기로의 유체 유입 제어장치
US1582855A (en) Hydraulic system for storing, handling, and delivering oil
US2829666A (en) Accumulator control valve
CN210507628U (zh) 一种具有新型上加水浮子结构的水箱
US882451A (en) Automatic flushing apparatus.
US3001398A (en) Metering separator
JPH10165705A (ja) 油水分離装置
US2854993A (en) Differential pressure liquid level and moisture control device
NO117188B (nl)
FI90227B (fi) Ylitäyttösuoja
US647259A (en) Automatic cistern cut-off and filter.
US1551639A (en) Pneumatic pump
JPH1057707A (ja) 油水分離装置
SU1051504A1 (ru) Регул тор уровн жидкости
JP2008200560A (ja) 混合流体分離器
JP2005169338A (ja) 油水分離器

Legal Events

Date Code Title Description
A1A A request for search or an international-type search has been filed
BV The patent application has lapsed