NL8001703A

NL8001703A - Kamera-opneembuis.

Info

Publication number: NL8001703A
Application number: NL8001703A
Authority: NL
Original assignee: Ampex
Priority date: 1979-03-23
Filing date: 1980-03-21
Publication date: 1980-09-25
Also published as: NL189225B; JPS5616380A; NL189225C; GB2053627B; DE3010812A1; DE3010812C2; US4229767A; JPH0137909B2; GB2053627A

Description

ft * * νί VO 0306

Betr.: Kamera-ónneemhuis ♦

De uitvinding heeft betrekking op een keten voor het onderdrukken van opflikkeringen, en in het bijzonder een keten voor het regelen van de bundelstroom van een als diode uitgevoerd kanon in een kamerabuis en dergelijke.

5 In kamer a-opneembui zen, als voorbeeld waarvan gewoonlijk buizen dienen, bekend als vidieon of plumbicon, wordt de bundelstroom van de elektronenbundel, die de trefelektrode daarvan aftast, in het algemeen binnen het gebruikelijke werkbereik daarvan gehouden, dat overeenkomt met het gebruikelijke werkbereik van het videosignaal, teneinde een 10 optimaal oplossend vermogen te verzekeren van de buis. D.w.z., dat het algemeen bekend is, dat het versterken van de bundelstroom van een elektronenbundel, die een trefelektrode aftast, tot boven het bepaalde gebruikelijke werkbereik daarvan, in het algemeen een defocusse-ring veroorzaakt van de elektronenbundel en dus een verlies aan op-15 lossend vermogen van het videobeeld.

In het geval van het optreden van opflikkeringen in het waargenomen tafereel is het nodig, dat het foto-elektrische omzetoppervlak van de trefelektrode wordt geneutraliseerd, in het algemeen door het versterken van de bundelstroom voor het ontladen van de bovenmatige 20 accumulatie van ladingen op de trefelektrode van een opneembuis in het gebied van de flikkering. Een van de nadelen echter, die eigen is aan opneembuizen bij het onderdrukken van opflikkeringen door een versterking van de bundelstroom is, dat het gebruik van een bundel met een grote sterkte voor het ontladen van de bovenmatige ladingen, ver-25 oorzaakt door de opflikkering, tevens bovenmatige, zachte röntgenstralen opwekt, die de trefelektrode bombarderen voor het zodoende in belangrijke mate bekorten van de levensduur van de opneembuis. Het is derhalve in het algemeen nodig om bij het versterken van de bundelstroom een compromis te vinden teneinde de maximaal mogelijke onder-30 drukking van opflikkeringen te verschaffen onder het gelijktijdig handhaven van de optimale levensduur van de opneembuis.

Er zijn verschillende, thans bekende technieken, die het onderdrukken verschaffen van opflikkeringen in opneembuizen, welke technieken bepaalde middelen omvatten voor het versterken van de bundel-2^ stroom voor het ontladen van de bovenmatige ladingen op de trefelektrode van de opneembuis, veroorzaakt door de aanwezigheid van een op- 800 17 03 * 2 flikkering. De "bij dergelijke technieken "behorende ketens staan gewoonlijk "bekend onder de algemene benamingen van ketens voor het onderdrukken van een komeetstaart, ketens voor het automatisch optimaal maken van de bundel, ketens voor het automatisch regelen van de bundel, 5 enz. Kenmerkende ketens voor het onderdrukken van een komeetstaart zijn ketens, die de bundelstroam versterken gedurende de actieve of de terugslagtijdsduren van de aftasting door de elektronenbundel, zoals bijvoorbeeld beschreven in de Amerikaanse octrooiaanvrage 802.839 op naam van aanvraagster. Deze keten voor bet onderdrukken van 10 een komeetstaart verschaft een versterking van de bundelstroom alleen gedurende de terugslagtijdsduur en alleen "op verlangen", d.w.z. bij het optreden van een opflikkering. Gebruikelijke ketens voor het automatisch optimaal maken van de bundel en/of het regelen daarvan, zijn beschreven in de Amerikaanse octrooischriften 3.999*011 en 2.930.929· 15 Dergelijke ketens verschaffen het onderdrukken van opflikkeringen gedurende de actieve tijdsduur van de aftasting van de elektronenbundel, en in aanspreking op de aanwezigheid van een opflikkering in het videobeeld, dat wordt waargenomen. De verschillende ketens bevatten bepaalde middelen, waarmede de bundel- en/of kathodestroom wordt bewaakt, 20 waarbij het daaruit voortvloeiende regelspanningssignaal wordt teruggekoppeld naar het rooster van de buis via een in het algemeen ingewikkelde, negatieve terugkoppelketen, die op zijn beurt de gewenste geregelde versterking verschaft van de bundelstroom, zoals nodig voor het onderdrukken van de opflikkeringen.

25 Alle voorgaande technieken worden toegepast bij standaard opneem- buizen van de soorten, die bekend staan als vidicon, plumbicon, enz, en die de eigenschap hebben, dat geen stroom door de regelroosters gaat tussen de roosterspanning en de bundelstroom. Bij de genoemde ketens voor het optimaal maken van de bundel wordt daarentegen gebruik 30 gemaakt van het in het algemeen rechtlijnige verband tussen de kathodestroom en de bundelstroom voor het verschaffen van de negatieve terugkoppeling van de regelspanning voor het regelen van het rooster en dus de bundelstroom.

Zeer recent is een verbeterde kamera-opneembuis ontwikkeld, die 35 algemeen bekend staat als een buis met een als diode uitgevoerd kanon, waarbij gebruik wordt gemaakt van uit loodoxyde bestaande trefplumbi-cons, saticons, enz, en versterkte bundelstromen kunnen worden toege- 800 1 7 03 3' past zonder "bovenmatig de levensduur van de buis te verslechteren. Verder hebben dergelijke buizen· met een als diode uitgevoerd kanon de eigenschap, dat de stroom door het regelrooster daarvan gaat, en een in hoofdzaak rechtlijnig verband bestaat tussen de roosterstroom 5 en de besehikbare bundelstroom.

De uitvinding verschaft een bundelregelketen voor gebruik met opneembuizen met een als diode uitgevoerd kanon, welke keten ogenblikkelijk de bundelstroom versterkt in aanspreking op een opflikkering, .in een matei die alleen voldoende is voor het ontladen van de opflikke-.10.-' ring, waarbij wordt verzekerd, dat de bundelstroom op een niveu wordt gehouden, dat in overeenstemming is met een minimum beeldverslechtering en een maximum buislevensduur bij afwezigheid van een opflikkering.

Het stelsel behoeft geen bewaking van de.bundel- of kathodestroom . noch het bijbehorende terugkoppelen van overeenkomstige spanningen 15· voor het regelen van de niveaus van de bundelstroom gedurende het bestaan van opflikkeringen.

• Hiervoor is een regelketen van het buisrooster gekoppeld met het rooster van een kamerabuis met een als diode uitgevoerd kanon, waarbij een door een opflikkering in de werkzame toestand te brengen ke-20 ten op zijn beurt is gekoppeld met de regelketen van het buisrooster. .De door een opflikkering in de werkzame toestand te brengen keten is onder een zodanige voorspanning geplaatst, dat de opneembuis in het gebruikelijke bereik daarvan werkzaam is in overeenstemming met het gebruikelijke bereik van een videosignaalstroom bij afwezigheid van 25 opflikkeringen. Bij het optreden van een opflikkering, brengt de door een opflikkering in de werkzame toestand te brengen keten, de regelketen van het buisrooster in de werkzame toestand, welke regelketen het rooster van de opneembuis bekrachtigt voor het opwekken van een overeenkomstig versterkte bundelstroom. De regelketen van het rooster 30 wordt gecalibreerd voor het verschaffen van een bundelstroom, die op zodanig wijze versterkt, dat een in hoofdzaak gelijkblijvende, voorafgekozen spelingbreedte wordt gehandhaafd boven de binnenkomende videosignaalstroom wanneer deze toeneemt als gevolg van de aanwezigheid van opflikkeringen.

35 De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin : .fig. 1 een schema is van de onderhavige bundelregelketen; en 800 1 703 t k fig. 2 een grafiek is, die het verband, dat wil zeggen de vooraf-gekozen gelijkblijvende spelingbreedte, tussen de videosignaalstroom en de beschikbare bundelstroom weergeeft, zoals gehandhaafd door de keten volgens fig. 1.

5 Bij de in de aanvrage beschreven bundelregelketen wordt gebruik gemaakt van het feit, dat een in hoofdzaak rechtlijnig verband bestaat tussen de roosterstroom en de beschikbare bundelstroom van een kame-rabuis^met een als diode uitgevoerd kanon. Indien dus bij wijze van voorbeeld een roosterstroom van 1 mA een bundelstroom geeft van 300 nA, 10 verschaft een roosterstroom van 2 mA een bundelstroom van 600 nA, enz. De grootte van de evenredigheidsconstante is echter in het algemeen niet bekend, en is veranderlijk tussen verschillende buizen. Dienovereenkomstig wordt bij de bundelregelketen gebruik gemaakt van middelen voor het zodanig calibreren daarvan, dat de evenredigheidsconstante 15 van geen belang is, maar automatisch wordt vereffend.

Onder het in eerste instantie verwijzen naar fig. 2, is een in hoofdzaak rechtlijnig verband gewenst tussen de videosignaalstroom en de bundelstroom van de buis, zoals weergegeven door de kromme 10.

Indien de signaalstroam zou worden uitgezet op de grafiek, zou 20 deze verschijnen als de rechtlijnige kromme 12, die zich in hoofdzaak evenwijdig aan de kromme 10 uitstrekt. Wanneer dus de videosignaal-stroom versterkt tot bijvoorbeeld boven 300 nA (de bovenste grens van het gebruikelijke werkbereik van de videosignaalstroom bij afwezigheid van opflikkeringen), versterkt de bundelstroom eveneens rechtlijnig...

25 voor het handhaven van in hoofdzaak dezelfde verschilbreedte daartussen.

Fig. 1 toont uitsluitend bij wijze van voorbeeld een toepassing van de onderhavige bundelregelketen. Hoewel een enkel kanaal met elektronentechniek is weergegeven, bijvoorbeeld het groenkanaal, worden twee aanvullende kanalen gebruikt voor de rood en blauw videosignaal-30 kanalen. Het door de voorver sterker in de videoverwer kings schakeling .(niet weergegeven) van een gebruikelijk kamerastelsel opgewekte videosignaal wordt dus ingebracht bij de ingang 16 van een door opflikkeringen in de werkzame toestand te brengen keten ik, en in het bijzonder naar de emitterelektrode van een eerste faze 18 van een twee-35 ledige transistor 20. De collector van de faze 18 is via een weerstand 22 gekoppeld met een positieve spanning, waarbij de basis daarvan is gekoppeld met de collector en vandaar met de basis van een tweede fa- 800 1 7 03 é j! 5 ze 24 van de tweeledige transistor 20. De transistorfaze 18 verschaft middelen voor het vereffenen van temperatuurschommelingen. De emitter van de faze 24 is via een weerstand 26 geaard, waarbij de collector daarvan de uitgang opwekt van de door opflikkeringen in de werkzame 5 toestand te "brengen keten 1¾ "bij een verbindingspunt 27.

Het verbindingspunt 27 van de door opflikkeringen in de werkzame toestand te brengen keten 1¾ kamt overeen met de ingang van een regel-keten 28 van het buisrooster. Het verbindingspunt 27 is gekoppeld met êen zijde van een stroombron 30, waarvan de andere zijde is geaard.

10 Het verbindingspunt 27 is gekoppeld met de basis van een transistor 32, en met êén zijde van een regelbare weerstand 34, waarvan de andere zijde is gekoppeld over de basis en de collector van een transistor 36. De emitter van de transistor 36 is gekoppeld met een positieve spanning en via een weerstand 38 ook met de emitter van de transistor 32.

15 - De collector van de transistor 32 strekt zich uit naar het regelroos-. ter 40 van een buis 42 met een als diode uit gevoerd kanon, waarvan de kathode 44 is geaard.

Het regelrooster 40 is tevens gekoppeld met de collector van een transistor 46, waarvan de basis via een weerstand 48 en een ingangs-20 leiding 50 is gekoppeld met een gebruikelijk onderdrukkingssignaal van het videokamerastelsel. De basis daarvan is via een weerstand 52 ook gekoppeld met de emitter van de transistor 46 en vandaar met een negatieve spanningsbron.

De transistoren 36 en 32 vormen samen met de weerstanden 34 en 38 25 een vermenigvuldigende stroomspiegel, d.w.z. dat een signaalstrocm I bij het verbindingspunt 27 een collectorstroom tot gevolg heeft in de transistor 32, welke stroom gelijk is aan de stroom I vermenigvuldigd met de verhouding van de waarden van de weerstand 34 tot de weerstand 38. De regelbare weerstand 34 verschaft dus ondermeer middelen voor 30 het ealibreren van. de regelketen 28 van het buisrooster, en in het bijzonder voor het vaststellen van de grootte van de evenredigheid tussen de stroom op het verbindingspunt 27 en de beschikbare bundel-stroom van de buis 42.

Het ealibreren wordt tot stand gebracht door het plaatsen van 35 een willekeurige vergelij kings stroom van bijvoorbeeld 2 mA op het verbindingspunt 27 via de stroombron 30. De kamera-iris (niet weergegeven) van het videokamerastelsel wordt ingesteld onder toepassing

800 1 7 0S

6 van de gebruikelijke proeftabel voor bet verschaffen van een topsig-naalstroom in de orde van 600 nA, waarbij 600 nA wordt gekozen als tweemaal, de bovenste grens van de gebruikelijke videosignaalstroom bij afwezigheid van opflikkeringen. De weerstand 3^ wordt dan inge-5 steld voor het verlagen van de weerstand daarvan voor het zodoende verzwakken van .de bundelstroom in- de buis k2. totdat het 600 nA signaal begint te bezwijken. Dan bestaat de toestand, dat een stroom van 2 mA, die het verbindingspunt 27 binnengaat naar de regelketen 28 van het buisrooster, het equivalent produceert van een 600 nA bundelstroom. 10 Indien dan een versterking van het signaal boven 2 mA stroom optreedt, bijvoorbeeld als gevolg van het optreden van een opflikkering, wordt de bundelstroom dienovereenkomstig versterkt.

De transistor 20 van de door opflikkeringen in de werkzame toestand, te brengen keten zet het videosignaal van de voorversterker 15 cm in een evenredige stroom, die het verbindingspunt 27 binnengaat.

De voorver sterker heeft in het algemeen een gevoeligheid van 1 mV pep 1 nA van de videosignaalstroom, waarbij bij afwezigheid van een signaalstroom, de uitgang van de voorversterker is ingesteld op -0,3 V door bijvoorbeeld een klemketen (niet weergegeven). De onder voorspan-20 ning staande uitvoering van de transistor 20 wordt zodanig gekozen, dat geen collectorstrocm in het verbindingspunt 27 gaat totdat de uitgang van de voorversterker hét 0 V -niveau bereikt, overeenkomende met een vidosignaalstroom van 300 nA. De bundelstroom van de buis h2 • blijft dus op de voorafgekozen,gelijkblijvende waarde van 600 nA ge-25 durende het gebruikelijke videosignaalwerkbereik van 0 - 300 nA. Wanneer echter de videosignaalstroom versterkt'tot boven het 300 nA-niveau, zoals bij' aanwezigheid van opflikkeringen, geleidt de transistor 2k, en doet deze de bundelstroom van de buis h2 via de regelketen 28 van het buisrooster, overeenkomstig versterken, waardoor de bundelstroom 30 een in hoofdzaak gelijkblijvende spelingbreedte handhaaft van 300 nA boven.de waarde van de videosignaalstroom, zoals in fig. 2, weergegeven door de krammen 10, 12. Indien dus de videosignaalstroom versterkt tot hOO nA of 500 nA, als gevolg van bijbehorende opflikkeringen, versterkt de bundelstroom tot waarden van respectievelijk 700 nA en 800 35 nA voor het doeltreffend onderdrukken van de gevolgen van de bepaalde opflikkeringen. De waarde van de weerstand 26 verzekert de gelijkblijvende verschilbreedte van 300 nA, die in de aanvrage slechts bij 800 1 7 03 ic -·» 7 wijze van voorbeeld is gekozen, tussen de bundelstroom en de video-signaalstroom gedurende de aanwezigheid van opflikkeringen.

Gedurende het actieve gedeelte van de aftasttijd, is de transistor U6 uitgeschakeld hij afwezigheid van een onderdrukkingssignaal .via de aansluitklem 50, waarbij alle stroom vanaf de collector van de 5 transistor 32 in het regelrposter kO gaat van de buis k2. Gedurende het onderdrukkingstijdvak van het signaal op de aansluitklem 50, is de transistor k6 verzadigd, hetgeen het rooster 1*0 in tegengestelde zin.'onder voorspanning plaatst, en alle collectorstroom van de transistor 32 absorbeert voor het zodoende uitschakelen van de opneem-10 buis k2.

Het is duidelijk, dat hoewel bepaalde waarden van stromen, spanningen, weerstand, enz, in de aanvrage zijn gebruikt, andere waarden, evenredig aan de werkpsrameters, soorten kamerastelsel, ketenonderdelen, enz, kunnen worden gebruikt, en dat de bepaalde waarden alleen 15 zijn gebruikt voor het verduidelijken van de beschrijving van het onderhavige bundelregelstelsel.

Hoewel de krammen 10, 12 van fig. 2 zijn weergegeven als onderling evenwijdig bij alle weergegeven waarden daarvan, zijn er tevens praktische grenzen aan de mate waarin de vooraf gecalibreerde (300 nA) 20 spelingbreedte wordt gehandhaafd, als gevolg van de werkparameters van de buis h2 met het als diode uitgevoerde kanon.

•Zoals reeds vermeld, is slechts iin kanaal van de onderhavige . bundelregelketen beschreven, terwijl drie soortgelijke kanalen worden gebruikt in een kamera met drie buizen, te weten êén voor elke buis.

25 In het geval, dat een opflikkering alleen een bepaalde kleur beïnvloedt, wordt alleen het betrokken kleurkanaal beïnvloed. Het meeren-deel van de opflikkeringen is echter spiegelend, waarbij alle drie kleurkanalen op de hiervoor beschreven wijze werkzaam zijn.

30 800 1 7 03

Claims

1. Kamera-opneembuis, voorzien van een in hoofdzaak rechtlijnig verhand tussen de roosterstroom en de hundelstroom daarvan, en van een regelketen voor het regelen van de hundelstroom met betrekking tot een. vodeosignaalstroom, met het kenmerk, dat de regelketen door op- 5 flikkeringen in de werkzame toestand te brengen middelen omvat, gekop-peld met de videosignaalstroom en onder een voorspanning geplaatst naar een bepaalde bovenste grens van een gebruikelijk werkbereik van de videosignaalstroom, evenals regelmiddelen voor het buisrooster, welke middelen zijn gekoppeld met het rooster, en een middel bevatten 10’ voor . het vooraf ealibreren van een verband tussen de videosignaalstroom en een daardoor veroorzaakte verandering in de hundelstroom, welke regelmiddelen van het buisrooster aanspreken op de door opflikkeringen in de werkzame toestand te brengen middelen bij aanwezigheid . van opflikkeringen voor het opwekken van versterkingen van de bundel-15 stroom, die een vooraf gekozen spelingbreedte handhaven, overeenkomende met het vooraf gecalibreerde verband. 2. 'Opneembuis volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de door opflikkeringen in de werkzame toestand te brengen middelen een’transis-tormiddel bevatten, dat onder een voorspanning is geplaatst naar de 20 bepaalde, bovenste grens, en aanspreekt op videosignaalstromen, die de grens overschrijden, voor het in-de werkzame toestand brengen van de regelmiddelen van het buisrooster.

3. Opneembuis volgens conclusie 2 met het kenmerk, dat het middel voor het vooraf ealibreren een verstelbaar weerstandsmiddel bevat voor 25 het verschaffen van een gekozen hundelstroom, die een gekozen videosignaalstroom geeft in overeenstemming met de als voorspanning verschafte bovenste grens van de door opflikkeringen in de werkzame toestand te brengen middelen. h. Opneembuis vólgens conclusie 3 met het kenmerk, dat het transis-30 tormiddel een gekozen voorspanningsveerstand bevat, en een signaal voor het in de werkzame toestand brengen pas opwekt wanneer de videosignaalstroom de bepaalde bovenste grens overschrijdt als gevolg van de aanwezigheid van een opflikkering, waarbij het middel voor het vooraf ealibreren een overeenkomstige versterking handhaaft van de 35 hundelstroom in overeenstemming met het gekozen spelingbreedteverband 800 1 7 03 t: I tussen de bundelstroom en de videosignaalstroom wanneer deze laatste de "bepaalde "bovenste grens overschrijdt.

5. Opneembuis volgens conclusie h met het kenmerk, dat het transis-tormiddel een tweeledige transistor "bevat, waarbij de eerste faze is 5. gekoppeld met de videosignaalstroom en een temperatuursvereffening verschaft, en de tweede faze is gekoppeld met de eerste faze en een uitgangsverhindingspunt. daarvan verschaft, welke tweede faze onder een voorspanning is geplaatst naar de "bepaalde bovenste grens, waarbij de regelketen een stroombron bevat, gekoppeld met het uitgangs-verbindingspunt van de tweede faze, en de regelmlddelen van het buis-rooster een paar transistören bevatten, gekoppeld voor het bepalen van een vermenigvuldigende strocmspiegelketen, die het verstelbare weerstandmiddel bevat,

6. Opneembuis volgens conclusie 5 gekenmerkt door middelen voor het 35 leveren van een onderdrukkingssignaal, en door een transistorschake- ' laar, gekoppeld met*het rooster en uitgevoerd voor het uitschakelen van.de bui^in aanspreking op de aanwezigheid van het onderdrukkingssignaal.

7. Regelketen voor het regelen van de bundelstroom in een 20 kamerabuis met een als diode uitgevoerd kanon en voorzien van een regel-rooster, welke keten is gekoppeld voor het ontvangen van een videosig- naalstroom, die een gebruikelijk werkbereik heeft bij afwezigheid van opflikkeringen, welk bereik overeenkomt met een gebruikelijk bundel-stroamwerkbereik, gekenmerkt door ketenmiddelen, die direkt zijn ge-25 koppeld met het regelrooster van de buis vanaf de videosignaalstroom voor het in de werkzame toestand brengen van de buis voor het opwekken yan bundelstromen voor het onderdrukken van opflikkeringen, welke stromen de bovenste grens van het gebruikelijke werkbereik daarvan overschrijden, bij het optreden van opflikkeringen, welke ketenmidde-30 len regelmi'ddelen voor het rooster bevatten voor het versterken van de bundelstromen voor het onderdrukken van opflikkeringen op een in hoofdzaak gelijkblijvende, vooraf gekozen spelingbreedte boven de signaalstroom.

8. Keten volgens conclusie 7 met het kenmerk, dat de keten-35 middelen verder een onder voorspanning geplaatst sehakelmiddel bevatten voor het uitsluiten van een versterking van de videosignaalstroom, geleverd aan. de roosterregelmiddelen zolang de videosignaalstroom 800 1 7 03 binnen bet gebruikelijke werkbereik daarvan blijft, -welk schakelmid-del een signaal stroom lervert voor het in de werkzame toestand brengen van het rooster via de roosterregelmiddelen wanneer de videosignaal-stroom de bovenste grens overschrijdt van het gebruikelijke werkbereik 5 daarvan. . v 1

9· Keten volgens conclusie 8 met het kenmerk, dat de roosterregel-middelen een middel bevatten voor het vooraf calibreren en het zodoende vaststellen van de in hoofdzaak gelijkblijvende, vooraf gekozen spelingbreedte, en voor het handhaven van de spelingbreedte tussen de 10 . bundelstroom en de videosignaalstroom bij versterkingen van deze laat ste stroom, veroorzaakt door het optreden van opflikkeringen.

10. Werkwijze voor het onderdrukken van opflikkeringen, die verschijnen als aanzienlijke versterkingen in de videosignaalstroom van een videokamera, door het regelen van de bundelstroom in de kamera-opneem-15 buis daarvan, welke buis is voorzien van een regelrooster en van een in hoofdzaak rechtlijnig verband tussen de regelroosterstroom en de bundelstroom, gekenmerkt door de stappen van het vaststellen van een vooraf gekozen stroomspelingbreedte tussen de bundelstroom en de video-signaalstrocm, het onder voorspanning plaatsen van de videosignaal-20 strom voor het bepalen van een gebruikelijk werkbereik bij afwezigheid van opflikkeringen, en het handhaven van de vooraf gekozen stroom-. spelingbreedte tussen de bundelstroom en de videosignaalstroom, wanneer deze laatste het gebruikelijke werkbereik daarvan overschrijdt bij aanwezigheid van opflikkeringen. 25 11- Werkwijze volgens conclusie 10 met het kenmerk, dat de stap van het· vaststellen het toepassen bevat van een gekozen stroamsignaalni-veau in overeenstemming met de bovenste grens van het gebruikelijke werkbereik van de videosignaalstroom, en het vooraf calibreren van de regelroosterstroom in aanspreking op het gekozen stroomsignaalni-30 veau voor het vaststellen van de vooraf gekozen stroomspelingbreedte. 12, Werkwijze volgens conclusie 11 met het kenmerk, dat de stap van het onder voorspanning plaatsen het voorkomen bevat van een verhoging van het gekozen stroomsignaalniveau bij afwezigheid van opflikkeringen, waarbij het videosignaalniveau in de videosignaalstroom binnen het 35 gebruikelijke werkbereik daarvan blijft, en het verhogen van het gekozen stroomsignaalniveau wanneer de videosignaalstroom het gebruikelijke werkbereik overschrijdt bij aanwezigheid van opflikkeringen, 8001703 * > onder handhaving van de vooraf gekozen stroomspelinghreedte tussen de bundelstroom en de videosignaalstroam. 800 1 7 03