NL8001573A - Magneetkophoogteregelinrichting. - Google Patents

Magneetkophoogteregelinrichting. Download PDF

Info

Publication number
NL8001573A
NL8001573A NL8001573A NL8001573A NL8001573A NL 8001573 A NL8001573 A NL 8001573A NL 8001573 A NL8001573 A NL 8001573A NL 8001573 A NL8001573 A NL 8001573A NL 8001573 A NL8001573 A NL 8001573A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
signal
magnetic head
height
detection
magnetic
Prior art date
Application number
NL8001573A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Sony Corp
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from JP3042579A external-priority patent/JPS55135331A/ja
Priority claimed from JP3533479A external-priority patent/JPS55129930A/ja
Application filed by Sony Corp filed Critical Sony Corp
Publication of NL8001573A publication Critical patent/NL8001573A/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B5/00Recording by magnetisation or demagnetisation of a record carrier; Reproducing by magnetic means; Record carriers therefor
    • G11B5/48Disposition or mounting of heads or head supports relative to record carriers ; arrangements of heads, e.g. for scanning the record carrier to increase the relative speed
    • G11B5/58Disposition or mounting of heads or head supports relative to record carriers ; arrangements of heads, e.g. for scanning the record carrier to increase the relative speed with provision for moving the head for the purpose of maintaining alignment of the head relative to the record carrier during transducing operation, e.g. to compensate for surface irregularities of the latter or for track following
    • G11B5/584Disposition or mounting of heads or head supports relative to record carriers ; arrangements of heads, e.g. for scanning the record carrier to increase the relative speed with provision for moving the head for the purpose of maintaining alignment of the head relative to the record carrier during transducing operation, e.g. to compensate for surface irregularities of the latter or for track following for track following on tapes
    • G11B5/588Disposition or mounting of heads or head supports relative to record carriers ; arrangements of heads, e.g. for scanning the record carrier to increase the relative speed with provision for moving the head for the purpose of maintaining alignment of the head relative to the record carrier during transducing operation, e.g. to compensate for surface irregularities of the latter or for track following for track following on tapes by controlling the position of the rotating heads

Landscapes

  • Adjustment Of The Magnetic Head Position Track Following On Tapes (AREA)

Description

* C/Ca/eh/1109 *' i
Magneetkophoogteregelinrichting.
De uitvinding heeft betrekking op een automatische magneetkophoogteregelinrichting voor een dynamisch afbuigbaar magneetkopstelsel, en meer in het bijzonder op een dergelijke regelinrichting ten gebruike bij een videobandapparaat.
5 Sedert enige tijd wordt aan een videobandapparaat van hét type met schroeflijnvormige bandaftasting de eis gesteld,, dat het behalve signaalweergave bij normale bandtrans-portsnelheid, ook signaalweergave bij langzaam bewegend beeld en signaalweergave bij: snel bewegend beeld verschaft. Voor 10 dergelijke speciale bedrijfstoestanden zijn de bandtransportsnelheid en de bandtransportrichting bepalend-
Bij een zelfde bandtransportsnelheid tijdens signaalweergave als tijdens signaalopname verkeert het videobandapparaat in de bedrijfstoestand "normale signaalweergave".
15 In deze normale bedrijfstoestand voeren de roteerbare mag-neetkoppen van het bandapparaat een aftasting van de eerder opgenomen registratiesporen uit met een nauwkeurigheid, welke wordt bepaald door de kwaliteiten van het bij het videobandapparaat toegepaste kaapstanderfaseservobesturingsstelsel.
20 Zoals figuur 1 van de bijbehorende tekening laat zien, is de schuinloophoek θρ van. de door de magneetkop op een magneet** ~~ band 1 gevolgde af testbaan 2 gelijk aan de schuinloophoek van het op de magneetband 1 opgenomen registratiespoor T.
Vervolgens wordt ervan uitgegaan, dat de bandtrans-25 partsnelheid tijdens signaalweergave wordt gewijzigd ten opzichte van de transportsnelheidswaarde V^ tijdens signaalopname. Daarbij wordt voorts aangenomen, dat de transport-richting van de magneetband 1 tijdens signaalopname die van de pijl 5 in figuur 1 is. Indien de bandtransportsnelheid 30 tijdens signaalweergave een hogere dan de bij signaalopname behorende waarde νφ heeft, zal de aftastrichting, welke de magneetkop tijdens signaalweergave over de magneetband 1 volgt, gericht zijn volgens de pij 1 3 in figuur 1; indien de aftastsnelheid tijdens signaalweergave een lagere waarde dan de 35 transportsnelheid V^ heeft, zal de aftastrichting de gedaante 800 1 5 73 - 2 - van de pijl 4 in figuur 1 hebben. In de deze beide laatstgenoemde gevallen zal de schuinloophoek van de aftastbaan respectievelijk de waarden ©g en ©^ hebben, welke afwijken van de schuinloophoek ©T van de registratiesporen T.
5 Als gevolg hiervan zal de magneetkop bij signaaluit- lezing tijdens de aftasting van de magneetband 1 een aantal registratiesporen T bestrijken; dit heeft het nadelige effect, dat een op grond van deze uitlezing zichtbaar gemaakt beeld ongunstig wordt belnvloéd door ruis— en andere stoorverschijn-10 selen, welke bijvoorbeeld het gevolg zijn van aftasting van een zogenaamde beschermingsband (guard band).
Teneinde dit nadelige effect tegen te gaan, heeft men reeds voorgesteld, de uitleesmagneetkop(pen) te bevestigen op een afbuigbaar element, zoals een twee vormen vertonend 15 blad, dat electrisch zodanig kan worden bestuurd, dat de uit-leesmagneetkop nauwkeurig de registratiesporen T volgt.
Eerst zal een dergelijk blad worden beschreven. Zoals figuur 2 van de bijbehorende tekening laat zien, bestaat het blad uit: een piëzo-electrisch element 6 met door middel van 20 een oppervlaktebehandeling of dergelijke op zijn beide hoofdoppervlakken gevormde, metalen electroden 6a, 6b en voorts uit een soortgelijk piëzo-electrisch element 7 met metalen electroden 7a, 7b; daarbij zijn de electroden 6b en 7a bijvoorbeeld aan elkaar gehecht. De bladen 6 en 7, ieder be-25 staande uit een piëzo-electrisch element, zijn zodanig uitgevoerd, dat hun polarisatierichtingen evenwijdig aan hun breedte-richting verlopen. Wanneer op de bladen 6 en 7 een in dezelfde richting als de genoemde polarisatierichting een electrisch veld tot inwerking wordt gebracht, zullen de bladen 6 en 7 een 30 zodanige vormverandering ondergaan, dat zij als gevolg van het piëzo-electrische effect krimp in hun langsrichting vertonen; wanneer het electrische veld in aan de genoemde polarisatierichting tegengestelde richting tot inwerking op de bladen wordt gebracht, zullen de bladen een langsrek onder-35 gaan. Indien de verschillende electroden van de bladen zodanig aan een spanningsbron B (zie figuur 2) worden aangesloten, «00 1 5 73 *< ί - 3 - dat het electrische veld binnen het blad 6 van de electrode 6a naar de electrode 6b en het electrische veld binnen het blad 7 van de electrode 7b naar de electrode 7a is gericht, zal het blad een verplaatsing volgens figuur 2 ondergaan, 5 welke verplaatsing althans ten minste nagenoeg evenredig met de sterkte van het aangelegde veld is. Indien de richting van het aangelegde veld wordt omgekeerd, keert ook de verplaatsing van richting om.
Indien nu, zoals de figuren 3A en 3B laten zien, hèt 10 ene einde van het twee vormen vertonende blad aan een basisplaat 8 is bevestigd, bijvoorbeeld door middel van bouten 9, en het andere of vrije einde van het blad een daaraan bevestigde magneetkop-10 draagt, zal deze laatstgenoemde, wanneer op de in het voorgaande beschreven wijze een electrische spanning 15 over de electroden van het blad wordt aangelegd, in ten opzichte van de aftastrichting loodrechte richting worden verplaatst, zoals in figuur 3A met een dubbelpijl is aangeduid.
Binnen het videobandapparaat is het blad met aan het vrije einde daarvan de magneetkop 10 bevestigd aan een roteer-20 baar lichaam, zoals een. .roteerbare boventrommel; daarbij steekt de magneetkop buiten de omtrek van de trommel uit. De genoemde afbuigverplaatsing van- de magneetkop vindt plaats in aan de rotatie-as van de trommel evenwijdige richting. Indien nu aan het twee vormen vertonende blad een zaagtandgolfvormige af-25 buigspanning van de juiste-gedaante-wordt toegevoerd, welke afhankelijk is van de afwijking tussen de door de magneetkop gevolgde aftastbaan. tijdens normale signaalweergave, als weergegeven door de pijl 2 in figuur 1, en de door de magneetkop gevolgde aftastbaan tijdens een afwijkende signaalweergave, 30 dat wil zeggen bij afwijkende bandtransportsnelheid en als weergegeven door de pijl 3 of 4 in figuur l, zal de roteerbare magneetkop 10 een correcte aftasting van de registratiesporen T uitvoeren, zodat een door uitlezing verkregen beeld zonder ruis- of andere stoorverschijnselen kan worden zichtbaar ge-35 maakt.
In het algemeen vertoont een electromechanisch omzet-element, zoals een twee vormen vertonend blad of dergelijke van 800 1 5 73 - 4 - het hier beschreven type, tijdens de omzetting hystereses-verschijnselen. Als gevolg daarvan doet zich het verschijnsel voor, dat na voltooiing van de gewenste correctie weliswaar geen verdere correctiespanning wordt toegevoerd, doch geen 5 volledige terugkeer van het twee vormen vertonende blad naar zijn uitgangstoestand optreedt? enige residuele vervorming blijft bestaan. Deze residuele vervorming van het blad kan betrekkelijk groot zijn wanneer de ïiiate van voorafgaande afbuiging van het blad (en van de bijbehorende magneetkop) 10 betrekkelijk groot is. Dit kan tot gevolg hebben, dat na signaalweergave, bij langzaam bewegend beeld, signaalweergave bij stilstaand beeld en signaalweergave bij snel bewegend beeld enige residuele vervorming van het blad blijft bestaan. Een dergelijke residuele vervorming leidt dan weer 15 tot slechte resultaten in een daarop volgende bedrijfstoe-stand "signaalopname".
Wanneer namelijk de bedrijfstoestand "signaalweergave" wordt beëindigd, zal ook de hiervoor genoemde correctie worden beëindigd? indien daarna signaalopname plaatsvindt en indien 20 de genoemde residuele vervorming van het twee vormen vertonende blad nog aanwezig is, zal de aftastpositie van de aan het blad bevestigde - magneetkop ten opzichte van de magneetband afwijken van de voor het vormen van normale registratie-sporen op de magneetband gewenste, normale aftastpositie.
25 Dit heeft weer tot gevolg, dat niet het gewenste patroon van registratiesporen wordt verkregen.
In verband met het voorgaande is men er toe overgegaan, de aan het vrije einde van het twee vormen vertonende blad bevestigde magneetkop slechts voor signaalweergave te ge-30 bruiken, terwijl voor signaalopname een afzonderlijke magneetkop wordt gebruikt. De toepassing van dergelijke afzonderlijke magneetkoppen maakt een videobandapparaat echter kostbaar.
De onderhavige uitvinding stelt zich ten doel, een 35 automatische magneetkophoogteregelinrichting te verschaffen, waarmede de hoogte van een magneetkop automatisch kan worden bijgeregeld.
800 1 5 73 t * ·? - 5 -
Voorts stelt de uitvinding zich ten doel, een magneet-kophoogteregelinrichting te verschaffen voor instelling van de hoogte van een aan een twee vormen vertonend blad bevestigde, roteerbare magneetkop op een vooraf bepaalde waarde.
5 Een ander doel van de uitvinding is het verschaffen van een videobandapparaat van het type met schroeflijnvormige bandaftasting, waarbij een aan een twee vormen vertonend blad bevestigde, roteerbare magneetkop.niet alleen voor signaal-weergave doch bovendien voor signaalopname kan worden tae-10 gepast, waartoe de magneetkophoogte tijdens signaalopname op een vooraf bepaalde waarde wordt ingesteld.
Daartoe stelt de uitvinding voor, dat een detectie-kop in een vaste positie wordt bevestigd tegenover een aan een twee vórmen vertonend blad bevestigde magneetkop, zodanig, dat 15 de hoogte van de laatstgenoemde magneetkop op electrische wijze wordt gedetecteerd. De van de aan het twee vormen vertonende blad bevestigde magneetkop afkomstige, magnetische flux wordt daarbij door de in een. vaste positie aangbrachte detectie-kop gedetecteerd. Afhankelijk van de uitvoering van de detec-20 tiekop en andere componenten wordt een geschikte foutsignaal-opwekschakeling toegepast, zodanig, dat een foutsignaal wordt afgegeven, dat een functie van de fase en/of de amplitude van het door de detectiekop afgegeven signaal is. '
Aangezien het twee vormen vertonende blad aan een ro-25 teerbaar lichaam in de vorm van een trommel is bevestigd, zal de roteerbare magneetkop zich tijdens bedrijf periodiek tegenover de detectiekop bevinden.
De positiebijregaling of -instelling van de magneetkop, als voorgesteld door de uitvinding, is in het bijzonder effec-30 tief in de bedrijfstoestand "signaalopname" van het videobandapparaat en kan voorafgaande of tijdens de signaalopname plaatsvinden. Bij een videobandapparaat met twee magneetkoppen zal, wanneer de ene magneetkop met de magneetband in aanraking verkeert, de andere magneetkop niet in aanraking met de mag-35 neetband verkeren. Tijdens dit laatstgenoemde interval kan bijvoorbeeld de magneetkophoogteregelinrichting werkzaam zijn.
800 1 5 73 - 6 -
De onderhavige uitvinding kan uiteraard worden toegepast bij een ander type videobandapparaat dan een apparaat met twee magneetkoppen.
De uitvinding zal worden verduidelijkt in de nu volgende 5 beschrijving aan de hand van de bijbehorende tekening van enige uitvoeringsvormen, waartoe de uitvinding zich echter niet beperkt. In de tekening tonen: figuur 1 een schematische weergave van een magneetband ter verduidelijking van de relatie tussen de door een 10 magneetkop gevolgde aftastbaan en een op de magneetband gevormd registratiespoor, figuur 2 een schematische weergave van een twee vormen vertonend blad voor toepassing bij de ütvinding, figuur 3A en 3B respectievelijk een zij-aanzicht en 15 een bovenaanzicht op een twee vormen vertonend blad, dat aan zijn ene einde een daaraan bevestigde magneetkopdrager en aan zijn andere einde vast is bevestigd, figuur 4 een dwarsdoorsnede door een roteerbare mag-neetkoptrommel volgens de uitvinding, 20 figuur 5, in perspectief, de ruimtelijke relatie tussen een signaalmagneetkop en een volgens de uitvinding toegepaste detectiekop, figuur 6A, 6B en. 6C enige grafieken, welke uitgangs-karakteristieken van de detectiekop volgens figuur 5 laten 2.5 zien, figuur 7, in perspectief, een andere ruimtelijke relatie tussen de signaalmagneetkop en de detectiekop volgens de uitvinding, figuur 8A, 8B en 8C enige grafieken, welke uitgangs-30 karakteristieken van de detectiekop volgens figuur 7 laten zien, figuur 9 een grafiek, welke de relatie tussen de rotatie-fase van de signaalmagneetkop en het geïntegreerde uitgangssignaal van een fasevergelijkingsschakeling laat zien, 35 figuur 10A en 10B enige grafieken, welke respectieve lijk de anplitude en de fase van de karakteristiek volgens figuur 6B als functie van de mate van verplaatsing van een 800 1 5 73 • . - * - 7 - magneetkop laten zien, figuur 11 en 12 enige blokschema's van uitvoeringsvormen van een regelinrichting volgens de uitvinding, figuur 13 een grafiek, welke de relatie tussen de 5 fase van het met pijlen in figuur 8A aangeduide uitgangssignaal en de afstand van de signaalmagneetkop laat zien, figuur 14 een blokschema van nog een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding, figuur 15A-15E enige golfvormen ter verduidelijking 10 van de werking van de uitvoeringsvorm volgens figuur 14, figuur 16 een grafiek, welke de relatie tussen het hellende gedeelte van de golfvorm volgens figuur 15B en de hoogte van de detectiekop laat zien, figuur 17 een grafiek, welke de relatie tussen de 15 na bemonstering vastgefèouden spanning en de mate van verplaatsing van de signaalmagneetkop laat zien, en figuur 18 een schematische weergave van een videoband-apparaat, waarbij de uitvinding wordt toegepast.
De uitvinding zal verder worden verduidelijkt aan de 20 hand van. figuur 4 en volgende van de bijbehorende tekening.
Figuur 4 toont een uitvoeringsvorm van een roteerbare magneetkoptrommel volgens de uitvinding voor toepassing bij een videobandapparaat* De magneetkoptrommel volgens figuur 4 omvat een vaste ondertrommel 11, een roteerbare boventrom-25 mei 12 en een rotatie-as 13.
Aan het benedenoppervlak van de roteerbare boventrommel 12 is het ene einde van een twee vormen vertonend blad 14 bevestigd, waarvan het andere of vrije einde een daaraan bevestigde magneetkop 15 draagt. In het benedenoppervlak van 30 de roteerbare boventrommel 12 is, tegenover het vrije einde van het blad 14, dat wil zeggen waar de magneetkop 15 daaraan is bevestigd, een uitsparing 16 gevormd.
Bij de in figuur 4 weergegeven uitvoeringsvorm van de uitvinding vindt toepassing van een als "detectiekop" aan-35 geduide signaaltransducent plaats voor detectie van de hoogte-positie van de magneetkop 15 ten opzichte van een referentie-hoogtewaarde.
800 1 5 73 - 8 -
Bij de hier beschreven uitvoeringsvorm is de referentie-hoogtewaarde gekozen als dié van het bovenoppervlak van een chassis 17; de genoemde signaaltransducent of detectiekop wordt gevormd door een magneetkop 18, welke op een in boven-5 waartse richting aan het chassis 17 uitstekende staander 18 is aangebracht. De detectiekop 18 bevindt zich in een positie, waarin hij naar het roteerbare buitenoppervlak van de magneetkop 15 is gekeerd.
Bij de hier beschreven uitvoeringsvorm wordt aan de 10 ene van beide koppen een signaal toegevoerd, terwijl de andere de van deze ene kop afkomstige, magnetische lekflux detecteert, zodanig, dat de hoogtepositie van de voor signaalopname en -weergave dienende, roteerbare magneetkop 15 ten opzichte van het chassis 17 wordt gedetecteerd-15 Vervolgens zal het uitgangssignaal van de detectiekop 18 worden beschreven.
Daarbij wordt eerst uitgegaan van het geval volgens figuur 5, waarbij de luchtspleet g^ van de signaalmagneet-kop 15 zich althans ten minstenagenoeg evenwijdig aan de 20 luchtspleet g^ van de detectiekop 18 uitstrekt. In die situatie worden voor de detectiekop 18 bijvoorbeeld de uitgangs-karakteristieken volgens respectievelijk de figuren 6A, 6B en 6C gevonden. Daarbij wordt een draaggolfsignaal met een frequentie van bijvoorbeeld 4 MHz aan de signaalmagneetkop 25 Γ5 toegevoerd. Eiguur 6A toont de amplitudevariaties van het uitgangssignaal van de detectiekop 18 wanneer de signaalmagneetkop 15 en de detectiekop 18 zich juist tegenover elkaar bevinden en de signaalmagneetkop 15 vervolgens in op- en neergaande richting wordt verplaatst. De magneetkop 15 wordt 30 daarbij gedragen door de roteerbare magneettrommel, zodat, wanneer de rotatiefase langs de abscis van de grafiek wordt uitgezet, de uitgangsamplitude het karakter volgens figuur 6B krijgt. In figuur 6B vertegenwoordigt de met volle lijn getekende grafiek het geval, waarin de beide koppen 15 en 35 18 met elkaar samenvallende hoogten hebben; de gebroken lijn vertegenwoordigt het geval, waarin de beide koppen 15 en 18 in bovenwaartse of benedenwaartse hoogterichting ten op- 800 1 5 73 * κ - 9 - zichte van elkaar worden verplaatst.
In de uitgangsgolfvorm volgens figuur 6B is de draag-golfsignaalfase in het centrale gedeelte tegengesteld aan dié in de beide zijgedeelten, zodat bij fasevergelijking van 5 het door de detectiekop 18 gedetecteerde draaggolfsignaal met het aan de signaalmagneetkop 15 toegevoerde draaggolfsignaal een fasevariatie kan worden gedetecteerd. Indien vervolgens integratie van het uitgangssignaal van de fase-vergelijkingsschakeling wordt toegepast, zal de golfvorm 10 van het geïntegreerde signaal de gedaante volgens figuur 6C hebben. In deze figuur vertegenwoordigt de met een volle lijn getekende karakteristiek het geval, waarin de hoogten van de beide koppen 15 en 18 met elkaar samenvallen, terwijl de met gebroken lijn getekende grafiek betrekking heeft 15 op het geval, waarin de beide koppen 15 en 18 in bovenwaartse of benedenwaartse richting ten opzichte van elkaar zijn verplaatst.
Wanneer bij de situatie volgens figuur 5 de signaalmagneetkop 15 in bovenwaartse of benedenwaartse richting 20 wordt verplaatst, ondergaat slechts de amplitude van het uitgangssignaal van de detectiekop 18 een wijziging. De informatie, welke_de_verplaatsingsrichting van de signaalmagneetkop weergeeft, dat wil zeggen of de magneetkop 15 in bovenwaartse of benedenwaartse richting wordt verplaatst, 25 kan daaraan echter niet worden ontnomen.
Figuur 7 toont de situatie, waarin de spleten g^ en gB van respectievelijk de koppen 15 en 18 elkaar kruisen; de uitgangskarakteristiek van de detectiekop 18 krijgt dan een andere gedaante. Tijdens rotatie van de magneetkop 15 30 en gelijktijdige verplaatsing in de hoogterichting ondergaat het uitgangssignaal van de detectiekop 18 veranderingen volgens de figuren 8A-8C. Figuur 8A heeft betrekking op de situatie, waarin de hoogten van de beide koppen 15 en 18 juist met elkaar samenvallen? figuur 8B vertegenwoordigt het geval, 35 waarin de signaalmagneetkop bijvoorbeeld in benedenwaartse richting is verplaatst, terwijl figuur 8C het geval weergeeft, 800 1 5 73 - 10 - waarin de magneetkop 15 bijvoorbeeld in bovenwaartse richting is verplaatst. Bij ieder van de grafieken 8A-8C is de rotatie-fase van de magneetkop 15 langs de abscis uitgezet.
Zoals uit de figuren 8A-8C naar voren komt, zullen bij 5 een verplaatsing van de magneetkop in verticale richting, dat wil zeggen bij een hoogteverandering, de amplitudevaria-ties van de beide zijgedeelten, waar de draaggolfsignaalfasen zijn omgekeerd, ter weerszijden van het centrale gedeelte van elkaar verschillen, terwijl bij hoogteveranderingen in boven-10 waartse en benedenwaartse richting de golfvormfasen eveneens veranderen.
Het geïntegreerde uitgangssignaal van de fasevergelij-kingsschakeling varieert daarbij met de verplaatsingsrichting, zoals figuur 9 laat zien. Dit wil zeggen, dat indien op een 15 geschikte plaats een bemonsterimpuls voor bemonstering van de rotatiefase wordt gevormd, rechtstreeks een voor de gewenste regeling geschikt foutsignaal kan worden verkregen.
Indien het in figuur 6B met een pijl aangeduide punt wordt beschouwd, kan ..bovendien worden opgemerkt, dat de 20 amplitude- en fasekarakteristieken in het desbetreffende punt variëren volgens.respectievelijk de figuren 10A en 10B.
De karakteristiek volgens figuur 10B kan worden beschouwd als de uitgangskarakteristiek van de fasevergelijkingsscha-keling. Indien de breedterichtingen van de spleten gA en 25 van respectievelijk de koppen 15 en 18 onderling kruisend in plaats van onderling evenwijdig worden gekozen, blijken de karakteristiekvariaties bovendien scherper te worden.
Uitgaande van de hier beschreven karakteristiekvariaties, kan men tot verschillende regelschakelingen en regelwijzen 30 komen.
Figuur 11 toont het blokschema van een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding, waarbij detectie van de hoogtepositie van de signaalmagneetkop tijdens signaalopname plaatsvindt, terwijl het detectie-uitgangssignaal wordt ge- -35 bruikt voor zodanige regeling van de positie van de signaalmagneetkop 15, dat deze tijdens signaalopname op de gewenste hoogte wordt gebracht. Daarbij worden zowel de amplitude- 800 1 5 73 * * « - 11 - karakteristiek als de fasekarakteristiek van het detectie-uitgangssignaal gebruikt.
Bij het blokschema volgens figuur 11 vindt toepassing plaats van een opneemversterker 20, die in de bedrijfs-5 toestand "signaalopname" een opneemstroom aan de signaal-magneetkop 15 toevoert. Wanneer de laatstgenoemde tijdens zijn rotatiebeweging een positie bereikt, waarin hij zich tegenover de detectiekop 18 uitstrekt, vindt detectie van de magnetische lekflux van de magneetkop 15 door de detectie-10 kop 18 plaats. Het detectie-uitgangssignaal van .de detectiekop 18 wordt toegevoerd aan een weergeefversterker 21, waarvan, het uitgangssignaal wordt toegevoerd aan een niveau-detector 22 voor detectie van de amplitude van het uitgangssignaal van de versterker 21. Het detectie-uitgangssignaal 15 van de niveaudetector 22 wordt aan een polariteitsbepalings-schakeling 23 toegevoerd. Het uitgangssignaal van de weergeef ver sterker 21 wordt voorts toegevoerd aan een fasever-gelijkingsschakeling 24, waaraan tevens de van de opneem-. versterker 20 afkomstige opneemsignaalstroom wordt toegevoerd.
20 Zoals in het voorgaande is beschreven, is de fase van het detectie-uitgangssignaal van de detectiekop 18 tegengesteld aan dié van .het aan de magneetkop 15 toegevoerde signaal, met de normale magneetkophoogtewaarde HQ als grenslijn. De fasevergelijkingsschakeling 24 zal derhalve detectie-uit-25 gangssignalen afgeven,, welke van elkaar verschillen voor het geval de signaalmagneetkop 15 ten opzichte van het chassis 17 uit zijn normale kophoogtewaarde HQ in de bovenwaartse of in de benedenwaartse richting evenwijdig aan de rotatie-as wordt verplaatst. Het detectie-uitgangssignaal van de fase-30 vergelijkingsschakeling 24 wordt toegevoerd aan een polari-teitsdiscriminatieschakeling 25, welke de verplaatsings-richting detecteert. Het discriminatie-uitgangssignaal van de schakeling 25 wordt toegevoerd aan de polariteitsbepalings-schakeling 23, welke een detectie-uitgangssignaal afgeeft, 35 waarvan de polariteit afhankelijk is van de verplaatsings-richting van de signaalmagneetkop 15 en waarvan het niveau afhankelijk is van de mate van verplaatsing. Het detectie- 800 1 5 73 - 12 - uit gangs signaal van de schakeling 23 wordt toegevoerd aan een regelschakeling 26, waarvan het uitgangssignaal via een aandrijf schakeling 27 aan de electrode van het twee vormen vertonende blad 14 wordt toegevoerd voor zodanige regelbeïnvloe-5 ding daarvan, dat de magneetkop 15 naar zijn normale kophoogte ter waarde Hg wordt teruggebracht. Bij het hier beschreven voorbeeld is de tijdsduur, waarin de detectiekop 18 de magnetische lekflux van de magneetkop 15 detecteert kort, doch de regelschakeling 26 houdt het correctiesignaal gedurende 10 één rotatieinterval van de magneetkop 15 vast.
Figuur 12 toont het blokschema van een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding. Daarbij vindt toepassing plaats van een paar detectiekoppen onder gebruikmaking van de ampli-tudekarakteristieken van de detectie-uitgangssignalen daarvan. 15 Meer in het bijzonder kan worden gesteld, dat als signaaltrans-ducenten twee detectiekoppen 28 en 29 op het chassis van de roteerbare magneetkop 15 zijn aangebracht, en wel zodanig, dat de beide detectiekoppen 28 en 29 zich in ten opzichte van de aftastrichting van de magneetkop 15 loodrechte richting 20 uitstrekken op onderling gelijke afstanden tot de normale magneetkophoogte met de waarde Hq ten opzichte van het chassis .17.
Indien de detectiekoppen 28 en 29 op de zojuist genoemde wijze ten opzichte van de signaalmagneetkop 15 zijn aange-25 bracht, zullen de amplitudekarakteristieken van de detectie-uitgangssignalen van de beide detectiekoppen voor plaatsing in de rotatierichting ten opzichte van de normale magneetkophoogte ïïQ symmetrisch met elkaar zijn. Wanneer de detectie-uitgangsniveaus van de magneetkoppen 28 en 29 aan elkaar gelijk 30 zijn, zal de magneetkop 15 zich op de juiste hoogte ter waarde HQ bevinden.
Bij de zpjuist beschreven uitvoeringsvorm volgens figuur 12 van de uitvinding wordt van het volgende effect gebruik gemaakt. Het detectie-uitgangssignaal van de detec-35 tiekop 28 wordt via een weergeefversterker 30 toegevoerd aan de ene ingang van een optelschakeling 32, terwijl het detectie-uitgangssignaal van de andere detectiekop 29 via een weer- 800 1 5 73 * * » - 13 - geefversterker 31 en een omkeerschakeling 33 aan de andere ingangsaansluiting van de optelschakeling 32 wordt toegevoerd. Wanneer de signaalmagneetkop 15 zich op de juist efoogte Eq bevindt, zal de optelschakeling 32 derhalve geen uitgangs-5 signaal of een uitgangssignaal ter waarde 0 afgeven; wanneer de magneetkop zich op een van de hoogte Hq afwijkende hoogte bevindt, zal de optelschakeling 32 daarentegen een uitgangssignaal afgeven, waarvan de polariteit met de verplaatsings-richting van de magneetkop overeenkomt en waarvan het niveau 10 met de mate van verplaatsing overeenkomt. Dit wil zeggen, dat het uitgangssignaal van de optelschakeling 32 het mag-neetkophoogtedetectie-uitgangssignaal vormt. Dit uitgangssignaal van da optelschakeling 32 wordt toegevoerd aan de regelschakeling 26, waarvan het uitgangssignaal via de aan-15 drijfschakeling 27 aan het twee vormen vertonende blad 14 wordt toegevoerd voor zodanige regelbeïnvloeding daarvan, dat de magneetkoppositie van de signaalmagneetkop 15 de waarde Hg heeft.
Vervolgens wordt aandacht besteed aan een punt Pg, 20 waar de fase van het detectie-uitgangssignaal van de enkelvoudige detectiekop 18 een verandering ondergaat, meer in het bijzonder^plotseling omkeert tijdens een beweging van de signaalmagneetkop 15 in zijn rotatierichting. Dit punt P is bijvoorbeeld in figuur 8A met. pijlen aangeduid. Wanneer D * 25 de relatieve positie van de koppen 15 en 18 een verandering in de richting van de rotatie-as ondergaat, zal het punt Pg, waar de fase van het detectie-uitgangssignaal plotseling omkeert, zich in de rotatierichting van de magneetkop 15 verplaatsen, zoals figuur 13 laat zien.
30 Wanneer één van beide koppen een vaste hoogte heeft en de andere in hoogte varieert, zal de omvang van deze hoogte-variatie overeenkomen met dié van de positievariatie van het punt Pg, waarin de fase van het detectie-uitgangssignaal plotseling omkeert. De hoogte van de signaalmagneetkop 15 35 kan derhalve worden gedetecteerd door gebruik te maken van de positievariatie van het punt Pg.
800 1 5 73 - 14 -
Figuur 14 toont een blokschema van nog een andere uitvoeringsvorm volgens de uitvinding, waarbij de kophoogte op de zojuist beschreven wijze wordt gedetecteerd. Daarbij wordt als signaaltransducent een enkelvoudige detectiekop 18 gebruikt, 5 welke op een constante hoogte boven het chassis 17 (niet in figuur 14 weergegeven) is aangebracht.
Wanneer bij deze uitvoeringsvorm de signaalmagneetkop 15 met een constante rotatiesnelheid wordt aangedreven, wordt een van een oscillator 34 afkomstig signaal van constante fre-10 quentie via een opneemversterker 35 aan de signaalmagneetkop 15 toegevoerd. De detectiekop 18 detecteert de van de signaalmagneetkop 15 afkomstige, magnetische lekflux en voert via een weergeefversterker 36 het detectie-uitgangssignaal toe aan een fasevergeüjkingsschakeling 37, waaraan tevens het van de 15 oscillator 34 afkomstige oscillatiesignaal v/ordt toegevoerd.
De fasevergeüjkingsschakeling 37 geeft voor de ene van twee magneetkoppen 15 een vergelijkingsuitgangssignaal volgens figuur 15A af, dat wordt toegevoerd aan een integrerende schakeling 38, waarvan het voor vergelijkingsdoeleinden dienende 20 uitgangssignaal PB een trapezegolfvorm heeft, zoals figuur . 15B laat zien. Eet trapezegolfvormige signaal Ρβ wordt toegevoerd aan een bemonster- en houdschakeling 39.
In figuur 14 bevindt zich voorts een impulsgenerator 40 voor opwekking en afgifte van een impuls P volgens figuur 25 15C bij een vooraf bepaalde hoekpositie van de signaalmagneetkop 15. Deze impuls PG wordt aan een monostabiele multivibrator 41 toegevoerd voor het starten daarvan. De monostabiele multivibrator 41 geeft dan een impulsvormig signaal. met een impulsduur X' volgens figuur 15D af, dat aan een bemonster- 30 impulsopwekschakeling 42 wordt toegevoerd. De bemonster impuls-opwekschakeling 42 geeft op een tijdstip, dat met een bedrag 't ten opzichte van de impuls P^ is verschoven, een bemonster-. impuls SE volgens figuur 15E af, welke eveneens aan de bemonster- en houdschakeling 39 wordt toegevoerd. De laatstge-35 noemde schakeling bemonstert derhalve het schuin verlopende of hellende gedeelte van het door de integrerende schakeling 9 ö 0 1 5 73 t - 15 - 38 afgegeven en voor vergelijkingsdoeleinden bestemde, trapeze-golfvormige signaal Ρβ en houdt de bemonsterde waarde vast.
De tijdsconstante van de monostabiele multivibrator 41 is daarbij zodanig gekozen, dat wanneer tijdens rotatie 5 van de signaalmagneetkop 15 het centrale gedeelte van de spleet tussen de koppen 15 en 18 ter hoogte van de normale kophoogte Hg samenvalt met de richting van de rotatie-as, het centrale gedeelte van het schuin verlopende of hellende gedeelte van het trapezegolfvormige signaal Ρβ wordt be-10 monsterd door de bemonsterimpuls S^,.
Indien de magneetkop 15 zich daarbij op de normale kophoogte Hg bevindt, zal de waarde van het uitgangssignaal Sjj, van de bemonster- en houdschakeling 39 altijd gelijk Eg zijn; deze laatstgenoemde waarde EQ vormt een indicatie, dat 15 de signaalmagneetkop 15 zich op zijn normale kophoogte Hg bevindt .
Zoals in het voorgaande reeds is beschreven, zal de positie van het hellende of schuin verlopende gedeelte van het trapezegolfvormige signaal Ρβ een verandering ondergaan, 20 zoals figuur 16 laat zien; dit is een gevolg van het feit, dat het vergelijkingsuitgangssignaal P^ van de fasevergelij-kingsschakeling 37 bij een hoogtevariatie van de signaalmagneetkop 15 een plotselinge faseverandering ondergaat. Daarbij wordt namelijk aangenomen, dat het voor vergelijkingsdoel-25 einden bestemder trapezegolfvormige signaal Ρβ de in figuur 16 met een volle lijn getekende gedaante heeft wanneer de signaalmagneetkop 15 zich op zijn normale kophoogte HQ bevindt. Indien de signaalmagneetkop 15 evenwijdig aan de ro-tatie-as ia bovenwaartse richting wordt verplaatst, zal het 30 trapezegolfvormige signaal Ρβ de in figuur 16 met een gebroken lijn van steeds gelijke lijndelen weergegeven gedaante hebben; indien de magneetkop daarentegen in benedenwaartse richting ten opzichte van de normale hoogtepositie Hq wordt verplaatst, zal het trapezegolfvormige signaal P_ de in figuur 16 met
O
35 een gebroken lijn van in lengte wisselende lijndelen weergegeven gedaante hebben. Dit wil zeggen, dat de verschijningsplaats van het zaagtandgolfvormige signaal Ρβ op de tijdsas ö η η λ k 77 - 16 - zich afhankelijk van de hoogte van de signaalmagneetkop 15 verplaatst.
Zoals uit figuur 16 naar voren komt, zal de door bemonstering verkregen en vastgehouden spanning derhalve de 5 waarde E^. (E^Eq) krijgen wanneer de magneetkop 15 in ten opzichte van zijn normale hoogtepositie HQ bovenwaartse richting wordt verplaatst, doch de waarde EQ (EQ<^ Eg) wanneer de signaalmagneetkop ten opzichte van zijn normale hoogte HQ in benedenwaartse richting wordt verplaatst, waarbij de momen-10 tane spanningswaarde E^ of E^ steeds met de mate van verplaatsing van de signaalmagneetkop 15 overeenkomt.
De relatie tussen de door bemonstering verkregen en vastgehouden spanning enerzijds en de hoogteverandering van de magneetkop 15 anderzijds is in figuur 17 weergegeven. Uit 15 deze figuur komt naar voren, dat de door bemonstering verkregen en vastgehouden spanning lineair verandert met de afstand tussen de roteerbare signaalmagneetkop 15 en de vaststaande detectiekop 18 in de richting van de rotatieas. Het is derhalve mogelijk om de hoogteverandering van de magneetkop 15 20 uit het uitgangssignaal van de vaststaande detectiekop 18 af te leiden door middel van deze door bemonstering verkregen en vastgehouden spanning.
Bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 14 wordt deze laatstgenoemde spanning toegevoerd aan een regelschakeling 43, 25 waarvan het uitgangssignaal via een aandrijfschakeling 44 aan het twee vormen vertonende blad 14 wordt toegevoerd voor zodanige regeibeïnvloeding daarvan, dat de hoogtepositie van de signaalmagneetkop 15 op de normale hoogtewaarde HQ wordt gebracht.
30 Bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 14 wordt aan de signaalmagneetkop 15 het oscillatiesignaal toegevoerd. Indien in plaats daarvan tijdens signaalopname het op te nemen signaal, bijvoorbeeld een FM-signaal, aan de signaalmagneetkop 15 wordt toegevoerd, zullen een soortgelijke werking en effect worden 35 verkregen.
Bij een videobandapparaat van het type met twee signaal-magneetkoppen en schroeflijnvormige bandaftasting vindt toe- 800 1 5 73 - 17 - passing plaats van twee videosignaalmagneetkoppen 15a en 15b volgens figuur 18, waarbij de magneetband 1 over een hoek van 180° om de trommel 12 wordt geslagen. De detectiekop 18 kan derhalve worden aangebracht in elke positie tegenover 5 het resterende hoekgebied van 180° van de trommel 12, dat wil zeggen het gedeelte waarom de magneetband niet is geslagen.
De uitvinding beperkt zich niet tot de in het voorgaande beschreven en in de tekening weergegeven uitvoeringsvormen. Verschillende wijzigingen kunnen in de beschreven compo-10 nenten en in hun onderlinge samenhang worden aangebracht, zonder dat daarbij het kader van de uitvinding wordt overschreden..
800 1 5 73

Claims (8)

1. Magneetkophoogteregelinrichting voor een aan een electrisch afbuigbaar orgaan bevestigde magneetkop, gekenmerkt door: a) een in een vooraf bepaalde positie tegenover de 5 magneetkop aangebrachte signaaltransducent, b) een foutsignaalopwekschakeling voor opwekking en afgifte van hoogtefoutsignalen op basis van de signaaltrans-missie-eigenschappen van de magneetkop en de signaaltransducent, en door 10 c) regelmiddelen voor instelling van de hoogte van de magneetkop door toevoer van hoogtefoutsignalen aan het electrisch afbuigbare orgaan.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de signaaltransducent een paar in de afbuigrichting 15 van het afbuigbare orgaan gealigneerde magneetkoppen bevat.
3. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het electrisch afbuigbare orgaan is bevestigd op een roteerbaar lichaam, dat tijdens signaalopname in rotatie wordt aangedreven: met een rotatiesnelheid, welke aan de 20 rasterfrequentie van een op te nemen signaal is gerelateerd.
4. Inrichting- volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de foutsignaalopwekschakeling de hoogtefoutsignalen afgeeft op basis van detectie van de amplitudetransmissie-eigenschappen van de magneetkop en de signaaltransducent.
5. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de foutsignaalopwekschakeling met de signaaltransducent is gekoppeld, terwijl de signaaltransmissie-eigenschappen volgen uit meting van de magnetische lekflux van de magneetkop door de signaaltransducent.
6. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de foutsignaalopwekschakeling de hoogtefoutsignalen afgeeft op basis van detectie van de fasetransmissie-eigen-schappen van de magneetkop en de signaaltransducent.
7. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, 800 1 5 73 Λ * - 19 - dat de foutsignaalopwekschakeling het hoogtefoutsignaal afleidt op basis van amplitudevergelijking van de uitgangssignalen van het paar magneetkoppen.
8. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, 5 dat de foutsignaalopwekschakeling het hoogtefoutsignaal afgeeft op basis van detectie van de fasetransmissie-eigen-schappen van de magneetkop en de signaaltransducent. 800 1 5 73
NL8001573A 1979-03-15 1980-03-17 Magneetkophoogteregelinrichting. NL8001573A (nl)

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
JP3042579 1979-03-15
JP3042579A JPS55135331A (en) 1979-03-15 1979-03-15 Magnetic recording and reproducing device
JP3533479 1979-03-26
JP3533479A JPS55129930A (en) 1979-03-26 1979-03-26 Height position detection unit of magnetic head

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8001573A true NL8001573A (nl) 1980-09-17

Family

ID=26368765

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8001573A NL8001573A (nl) 1979-03-15 1980-03-17 Magneetkophoogteregelinrichting.

Country Status (8)

Country Link
US (1) US4366515A (nl)
AT (1) AT372203B (nl)
AU (1) AU539426B2 (nl)
CA (1) CA1150830A (nl)
DE (1) DE3009469A1 (nl)
FR (1) FR2451614A1 (nl)
GB (1) GB2045979B (nl)
NL (1) NL8001573A (nl)

Families Citing this family (16)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPS5727421A (en) * 1980-07-23 1982-02-13 Sony Corp Track following device
AT376860B (de) * 1983-03-15 1985-01-10 Philips Nv System zum wiedergeben von auf einem magnetband gespeicherten informationssignalen
US4628378A (en) * 1983-08-26 1986-12-09 Canon Kabushiki Kaisha Information signal recording and/or reproducing apparatus
FR2566952B1 (fr) * 1984-06-28 1989-03-31 Enertec Alignement de suivi de pistes pour tete magnetique tournante
DE3517266A1 (de) * 1985-05-14 1986-11-20 Deutsche Thomson-Brandt Gmbh, 7730 Villingen-Schwenningen Geraet, insbesondere videorecorder
DE3517267A1 (de) * 1985-05-14 1986-11-20 Deutsche Thomson-Brandt Gmbh, 7730 Villingen-Schwenningen Geraet, insbesondere videorecorder
US4933784A (en) * 1988-10-31 1990-06-12 Ampex Corporation Automatic head position tracking system for video signals recorded in a segmented format
US5313347A (en) * 1990-01-12 1994-05-17 Mitsubishi Denki Kabushiki Kaisha Rotating magnetic head for a magnetic recording reproduction system
JP2595752B2 (ja) * 1990-03-27 1997-04-02 三菱電機株式会社 磁気記録再生装置
DE69123419T2 (de) * 1990-09-28 1997-04-03 Matsushita Electric Ind Co Ltd Aufzeichnungsgerät und Wiedergabegerät mit drehbaren Magnetköpfen
US11205449B2 (en) 2013-03-18 2021-12-21 Magnecomp Corporation Multi-layer PZT microacuator with active PZT constraining layers for a DSA suspension
US9330698B1 (en) 2013-03-18 2016-05-03 Magnecomp Corporation DSA suspension having multi-layer PZT microactuator with active PZT constraining layers
US10607642B2 (en) 2013-03-18 2020-03-31 Magnecomp Corporation Multi-layer PZT microactuator with active PZT constraining layers for a DSA suspension
US9741376B1 (en) 2013-03-18 2017-08-22 Magnecomp Corporation Multi-layer PZT microactuator having a poled but inactive PZT constraining layer
US9330694B1 (en) * 2013-03-18 2016-05-03 Magnecomp Corporation HDD microactuator having reverse poling and active restraining layer
US10128431B1 (en) 2015-06-20 2018-11-13 Magnecomp Corporation Method of manufacturing a multi-layer PZT microactuator using wafer-level processing

Family Cites Families (11)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPS4919006B1 (nl) * 1968-09-14 1974-05-14
US4203140A (en) * 1974-11-26 1980-05-13 Sony Corporation Helical scan VTR with deflectable head
US4165523A (en) * 1976-03-19 1979-08-21 Ampex Corporation Automatic scan tracking using an additional sensing means on a bimorph
US4106065A (en) * 1976-03-19 1978-08-08 Ampex Corporation Drive circuitry for controlling movable video head
AT346089B (de) * 1976-07-30 1978-10-25 Philips Nv Wiedergabegeraet
US4099211A (en) * 1976-09-13 1978-07-04 Ampex Corporation Positionable transducing mounting structure and driving system therefor
JPS6031009B2 (ja) * 1976-12-02 1985-07-19 ソニー株式会社 自動トラツキング装置
JPS5497007A (en) * 1978-01-17 1979-07-31 Sony Corp Head supporting structure
US4197564A (en) * 1978-03-23 1980-04-08 Ampex Corporation Automatically calibrated RF envelope detector circuit
JPS54148421A (en) * 1978-05-15 1979-11-20 Sony Corp Automatic tracking device for rotary magnetic head
US4207601A (en) * 1978-08-01 1980-06-10 Pertec Computer Corporation Transient temperature compensation for moving head disk drive

Also Published As

Publication number Publication date
AU5625480A (en) 1980-09-18
AU539426B2 (en) 1984-09-27
DE3009469A1 (de) 1980-09-25
FR2451614B1 (nl) 1984-08-31
GB2045979A (en) 1980-11-05
US4366515A (en) 1982-12-28
GB2045979B (en) 1982-12-08
ATA139080A (de) 1983-01-15
CA1150830A (en) 1983-07-26
FR2451614A1 (fr) 1980-10-10
AT372203B (de) 1983-09-12

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8001573A (nl) Magneetkophoogteregelinrichting.
US4163994A (en) Automatic head tracking system utilizing transducer deflecting means and synchronous demodulation of the envelope signal
US4172265A (en) Automatic head tracking system
US4410918A (en) Helical scan VTR with deflectable head
CA1115835A (en) Video signal recording system
CA1111959A (en) Tracking-error correcting system for use with record medium scanning apparatus
US4310912A (en) Servo system for recording and/or reproducing apparatus using a rotatable recording carrier
CA1128201A (en) Open loop servo-system for accurate tracking in a video signal reproducing apparatus
NL8005930A (nl) Koppositioneringssignaalgenerator.
EP0067562B1 (en) Magnetic reproducing apparatus
JPH0695377B2 (ja) バイモルフヘツドのバイモルフ駆動装置
NL193155C (nl) Inrichting voor weergave van een volgens een registratiespoor op een registratiedrager opgenomen informatiesignaal.
EP0091764B1 (en) Head positioning apparatus
JPH08506918A (ja) 光走査装置
US4104573A (en) Speed control device for a moving member
US4644413A (en) Automatic tracking control device
KR830001200B1 (ko) 자기 헤드의 트랙킹 장치
JPS61267918A (ja) 磁気記録再生装置
JPS6255204B2 (nl)
JPS6255206B2 (nl)
JPH0326450B2 (nl)
KR900006961B1 (ko) 디스크의 회전속도, 위상의 제어장치
CA1134947A (en) Method and apparatus for cancelling the remanent deflection in a piezoceramic head support means of a video recorder
JPH0568003B2 (nl)
JPH07101492B2 (ja) トラツキング装置