NL8001352A - Opslaginrichting voor produkten met behulp van steunorganen. - Google Patents

Opslaginrichting voor produkten met behulp van steunorganen. Download PDF

Info

Publication number
NL8001352A
NL8001352A NL8001352A NL8001352A NL8001352A NL 8001352 A NL8001352 A NL 8001352A NL 8001352 A NL8001352 A NL 8001352A NL 8001352 A NL8001352 A NL 8001352A NL 8001352 A NL8001352 A NL 8001352A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
storage device
conveyor
products
voting
lifting
Prior art date
Application number
NL8001352A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Elten Tech Ontwickel Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Elten Tech Ontwickel Bv filed Critical Elten Tech Ontwickel Bv
Priority to NL8001352A priority Critical patent/NL8001352A/nl
Priority to NL8004549A priority patent/NL8004549A/nl
Priority to AT81200256T priority patent/ATE25647T1/de
Priority to DE8181200256T priority patent/DE3175947D1/de
Priority to EP84200729A priority patent/EP0140393A3/de
Priority to BR8107266A priority patent/BR8107266A/pt
Priority to JP56500865A priority patent/JPH0358969B2/ja
Priority to EP81200256A priority patent/EP0035818B1/de
Priority to AU67880/81A priority patent/AU542512B2/en
Priority to PCT/NL1981/000004 priority patent/WO1981002563A1/en
Publication of NL8001352A publication Critical patent/NL8001352A/nl
Priority to DK476081A priority patent/DK153755C/da
Priority to NO813745A priority patent/NO157814C/no
Priority to SU813356144A priority patent/SU1271369A3/ru
Priority to US06/769,991 priority patent/US4787803A/en
Priority to US06/769,553 priority patent/US4712964A/en

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65GTRANSPORT OR STORAGE DEVICES, e.g. CONVEYORS FOR LOADING OR TIPPING, SHOP CONVEYOR SYSTEMS OR PNEUMATIC TUBE CONVEYORS
    • B65G1/00Storing articles, individually or in orderly arrangement, in warehouses or magazines
    • B65G1/02Storage devices
    • B65G1/04Storage devices mechanical
    • B65G1/06Storage devices mechanical with means for presenting articles for removal at predetermined position or level

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Warehouses Or Storage Devices (AREA)

Description

: ' "*~i *
Opslaginrichting voor produkten met behulp van stemorganen.
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een opslaginrichting voor produkten met behulp van steunorganen, bestaande uit een aantal etages omvattende stellage, aan de ene zijde van de stellage ten minste één aanvoertansporteur en ten minste éën 5 aanvoerhef inrichting, alsmede een inrichting voor het inbrengen van de steunorganen in de stellage en aan de andere zijde van de stellage ten minste één afvoerhefinrichting en ten minste één afvoertranspor-teur.
Een soortgelijke opslaginrichting is bekend uit het Neder-10 landse octrooischrift 154.394. Bij deze bekende opslaginrichting worden de steunorgenan met behulp van een stoterinrichting in de stellage geduwd en worden de zich reeds in de stellage bevindende steunorganen verder geduwd door het binnenkomende steunorgaan. Om de steunorganen aan de andere zijde van de stellage te kunnen af-15 nemen, moeten de geleidebanen, waarover de steunorganen verplaatsbaar zijn, dus geheel zijn opgevuld met op elkaar aansluitende steunorganen. Bovendien moet de afvoerhefinrichting zijn opgesteld aan het andere uiteinde van de geleidebaan, die aan het ene uiteinde, aan de aanvoer zij de net steunorganen wordt aangevuld.
20' De opslaginrichting volgens de uitvinding onderscheidt zich ten opzichte van de békende opslaginrichting, doordat in elke etage van de stellage één of meer transporteurs zijn gemonteerd, die aan beide zijden van de stellage koppelbaar zijn met één aandrijf-inrichting, die vertikaal verplaatsbaar is op de aanvoerhefinrich-25 ting resp. de afvoerhefinrichting.
Door toepassing van deze maatregelen wordt bereikt, dat de transporteurs in de verschillende etages van de stellage niet geheel met steunorganen behoeven te worden gevuld, om de steunorganen 800 1 3 52 2 ► * aan de andere zijde van de stellage uit de transporteurs te kunnen halen. Verder kan aan de aanvoerzijde van de stellage een bepaalde transporteur met steunorganen worden aangevuld, terwijl tegelijkertijd aan de afvoerzijde van de stellage de steunorganen uit een 5 andere transporteur kunnen worden af gevoerd.
Bij een voorkeursuitvoeringsvorm van de opslaginrichting volgens de uitvinding is elke etagetransporteur een stappentransporteur, die bestaat uit een draagconstructie, die is voorzien van een reeks vaste wiggen met een schuin vlak aan de bovenzijde, uit een 10 daarboven liggende hefbalk, die is voorzien van een reeks beweegbare wiggen, die met hun schuine vlak aanliggen op het schuine vlak van de vaste wiggen en uit een transportbalk, die met zijn ondervlak aanligt op horizontale glijvlakken van glijorganen, die zijn bevestigd op de hefbalk.
15 Daarbij is een bijzonder eenvoudige en toch robuuste uitvoeringsvorm van de transporteurs verkregen, die weinig of geen onderhoud nodig heeft en die gemakkelijk koppelbaar is met en ontkoppelbaar is van de centrale aandrij finrichting.
Bij een bijzonder doelmatige uitvoeringsvorm van de op-20 slaginrichting volgens de uitvinding is de aandrij f inrichting evenwijdig aan de etagetransporteurs door middel van een aandrij f eenheid verplaatsbaar in een frame, dat door middel van een drijfwerk op en neer verplaatsbaar is langs de aanvoerhef inrichting resp. de afvoer-hef inrichting die in langsrichting van de stellage verplaatsbaar 25 zijn en is de aandrijf inrichting voorzien van twee aandrij f eenheden, waarvan de ene koppelbaar is met de hefbalk en de andere met de transportbalk.
Bij deze uitvoeringsvorm van de aandrijfinrichting kan deze aan de aanvoerzijde van de stellage en aan de afvoerzijde van 30 de stellage gelijk zijn uitgevoerd, waarbij men de aandrijf-. .
eenheden aan de afvoerzijde eenvoudig in omgekeerde richting laat werken ten opzichte van die aan de aanvoerzijde.
Bij de bestaande inrichtingen voor het opslaan van produk-ten en het samenstellen van orders van die produkten worden voor het 35 transport en de opslag van de produkten kratten, dozen en/of kisten 80 0 1 3 52 J i \ 3 gébruikt, die worden opgestapeld op pallets of laadborden, in containers en/of op rolwagens en dergelijke, die op hun beurt worden opgeslagen in daartoe geschikte stellingen. Naast de kosten van aanschaf van pallets en dergelijke hebben deze hulpmiddelen als nadeel, 5 dat, indien orders samengesteld moeten worden met als eenheid een krat, doos of kist, de pallets en dergelijke voor het samenstellen van de orders weer geheel of gedeeltelijk moeten worden ontladen, terwijl de leeggekomen pallets moeten worden afgevoerd, gereinigd en qpgeslagen. Voorts kan niet worden gesteld, dat de kratten op de 10 pallets direkt ter beschikking liggen, omdat het afnemen van een krat van een pallet na het aanvoeren van dat pallet, of het zich begeven naar dat pallet, veel tijd kost, terwijl het automatisch afnemen van zo'n krat relatief hoge investeringen vergt en veel ruimte in beslag neemt.
15 Volgens de uitvinding is de afvoerhefinrichting voorzien van een overbrenginrichting voor de steunorganen pp de afvoer-transporteur die door transporteurs is verbonden met een buffer-magazijn, dat bestaat uit ten minste één verzamelbaan voor elk af te leveren produkt en is elke verzamelbaan aan zijn uiteinde voor-20 zien van een mechanisme, dat de steunorganen kan overzetten op een orderverzamel transporteur.
De inrichting volgens de uitvinding heeft het nadeel van de bestaande inrichtingen niet, omdat de kratten, dozen en/of kisten als zelfstandig afzonderlijke eenheden kunnen worden getransporteerd, 25 opgeslagen en verzameld, zonder dat daarbij hulpmiddellen zoals pallets, containers of rolwagens noodzakelijk zijn, waarbij tevens wordt voldaan aan de eis, dat de prodükten in dezelfde volgorde, waarin zij in de stellage zijn gébracht, uit de stellage kunnen worden af gevoerd. Het verzamelen van orders in kleine eenheden is 30 speciaal van belang voor de levensmiddelenindustrie, en net name voor melkdistributiestations, waarbij flessen of kartons in kratten worden getransporteerd.
Volgens de uitvinding kan verder de overbrenginrichting van de afvoerhefinrichting de stemorganen overbrengen op een 35 tweede afvoertransporteur, die de stemorganen via andere trans- 800 1 3 52 X 4 4 porteurs kan toevoeren aan een handorderverzamelstation, waarin één of meer stemorganen met de hand met verschillende produkten per stemorgaan kmnen worden gevuld en dat is voorzien van een afvoer-transporteur, die deze stemorganen kan overbrengen qp de orderver- 5 zameltransporteur.
Daarbij is het qp eenvoudige wijze mogelijk, per order niet alleen kratten met één soort produkt in elke krat af te leveren, maar kunnen bovendien één of meer kratten net verschillende soorten produkten in elke krat worden gevuld.
10 De onderhavige uitvinding heeft ook betrekking op een op- slaginrichting, waarbij de stellage is verdeeld in een aantal naast elkaar staande vakken, die elk bestaan uit één of meer boven elkaar liggende stemorganen, waarop één of meer rijen produkten naast elkaar liggen.
15 Een voorkeuruitvoeringsvorm van de ops laginrichting volgens de uitvinding is daardoor gekenmerkt, dat de vakken van elkaar zijn gescheiden door kamers en doordat een inrichting is aangebracht voor het doen circuleren van geconditioneerde lucht door de kamers en tussen de stemorganen in hoofdzaak in horizontale richting door de rijen 20 produkten.
Met de circulatieinrichting kan gekoelde lucht dwars door de rijen produkten op de stemorganen worden gestuurd, zodat de temperatuur van warm ingebrachte produkten relatief snel qp de gewenste lage waarde kan worden gébracht, hetgeen een gunstige invloed 25 uitoefent qp de uiterste verkoopdatum van die produkten.
Bij deze ops laginrichting volgens de uitvinding zijn tussen de kamers en de vakken bij voorkeur primaire schotten geplaatst, die ter hoogte van de rijen produkten zijn voorzien van doorstrocmope-ningen.
30 Door middel van de doorstroamopeningen kan men een geconcen treerde, gekoelde luchtstroom op de produkten richten, waardoor het afkoelende effekt van de luchtstroom op de produkten nog wordt versterkt.
Verder zijn bij deze opslaginrichting volgens de uitvinding de rijen produkten qp de stemorganen op doelmatige wijze van elkaar 35 gescheiden door secundaire schotten, waarin doorstroomopeningen zijn aangebracht.
80 0 1 3 52 4 5
Door toepassing van deze maatregel wordt bereikt, dat de luchtstroom bij elke rij produkten opnieuw wordt geconcentreerd, zodat het afkoelende effekt van de luchtstroom op de produkten over de gehele breedte van het vak in hoofdzaak constant wordt gehouden.
5 Volgens de uitvinding zijn de doorstrocmopeningen in de secundaire schotten tussen de rijen produkten (¾) dezelfde hoogte aangebracht als de doorstrocmopeningen in de primaire schotten tussen de kamers en de vakken, waarbij volgens de uitvinding de doorstroom-openingen in de primaire schotten en de secundaire schotten, in ver-10 tikale richting gezien, onder het horizontale middenvlak van de produkten op de stemorganen liggen.
Door toepassing van deze maatregelen wordt een optimaal afkoelend effekt van de luchtstroom op de produkten bereikt.
De uitvinding zal aan de hand van de tekening net een paar 15 uitvoeringsvoorbeelden nader worden toegelicht.
Fig. 1 is een perspectivisch aanzicht van de opslagin-richting volgens de uitvinding, fig. 2 is een gedeeltelijke vertikale doorsnede en een gedeeltelijk zijaanzicht van de als paternoster lift uitgevoerde aan-20 voerhefinrichting, fig. 3 is een gedeeltelijke dwarsdoorsnede en een gedeeltelijk bovenaanzicht van de patemosterlift volgens fig. 2, alsmede van de overbrenginrichtingen van de steunorganen met de produkten van de aanvoertransporteurs in de aanvoerhefinrichting en uit de aanvoerhef-25 inrichting in de stellage, fig. 4 is een gedeeltelijk zijaanzicht en een gedeeltelijke doorsnede van de aandrijf inrichting voor de etagetransporteurs, de fig. 5A en 5B tonen een dwarsdoorsnede resp. een langs-doorsnede van een etagetransporteur in ruststand, 30 de fig. 6A en 6B tonen een dwarsdoorsnede resp. een langs- doorsnede van de etagetransporteur in de transports tand, fig. 7 is een schematische langsdoorsnede van de opslag-inrichting volgens de uitvinding, voorzien van een luchtcirculatie-inrichting, 35 fig. 8 is een dwarsdoorsnede van de opslaginrichting vol gens de lijn VIII-VIII in fig. 7 en 80 0 1 3 52 t < 6 fig. 9 is een gedeeltelijke langsdoorsnede van de opslag-inrichting volgens de uitvinding op een grotere schaal.
In de hierna volgende beschrijving is aangenomen, dat de te leveren produkten zijn verpakt in kratten, die in de produktie-5 eenheden van bijvoorbeeld een melkfabriek met volle flessen, kartons, en/of andere houders zijn gevuld. De kratten, die met volle flessen of andere houders zijn gevuld, worden vanaf de prodüktie-eenheden door middel van één of meer aanvoertransporteurs 1 toegevoerd naar de opslagstellage 2. Daarbij kan het aantal aanvoertransporteurs 1 10 gelijk zijn aan het aantal prodüktie-eenheden, die niet in fig. 1 zijn getékend.
De opslagstellage 2, die in fig. 1 is getekend, bestaat uit een aantal, bijvoorbeeld zeven, naast elkaar staande vakken 3, die in vertikale richting zijn onderverdeeld in een aantal, bijvoor-15 beeld dertien, lagen of steunorganen 4. In elke laag 4 liggen bijvoorbeeld acht etagetransporteurs 5 naast elkaar, die op de gebruikelijke wijze door middel van draagbalken 6 (zie fig. 4) zijn ondersteund. In elke etagetransporteur kunnen bijvoorbeeld vijftig gevulde kratten 7 worden opgeslagen. De etagetransporteurs zijn uitge-20 voerd als stappentransporteurs, die hierna aan de hand van de fig.
4, 5 en 6 nader zullen worden beschreven. Daarbij worden de kratten van een drager opgetild, over een bepaalde afstand getransporteerd, die bijvoorbeeld gelijk is aan de lengte van de grootste gébruikte krat, en vervolgens weer op de drager neergezet. De stappentranspor-25 teurs zijn opgesteld in een aan de onderzijde gesloten draaggoot. Daardoor wordt voorkomen, dat als gevolg van lekkende houders in een transporteur de zich qp een onderliggende transporteur bevindende kratten met houders vuil worden. De draaggoten rusten op de draagbalken 6, die onder een kleine hellingshoek ten opzichte van het 30 horizontale vlak zijn opgesteld. Dankzij de hellingshoek van de draaggoten kan het water, waarmee de goten periodiek worden schoongemaakt, naar één zijde af Iepen, worden opgevangen en afgevoerd. De draaggoten kunnen worden gereinigd met een door de draaggoot lopend borstelwagentje, zonder dat de transporteur zelf uit de draaggoot 35 behoeft te worden verwijderd.
800 1 3 52
. J
7
Aan de aanvoerzijde van de stellage zijn op rails 8 één of neer patemosterliften 9 verrijdbaar, waarbij elke lift 9 in principe over de gehele lengte van de stellage 2 verrijdbaar is en kan worden gepositioneerd vóór elke vertikale rij stappentransporteurs 5. Bij 5 voorkeur is het aantal liften 9 gelijk aan het aantal aanvoertrans-porteurs 1. Ter hoogte van de aanvoertransporteur 1 is vast op de lift 9 een inrichting 10 gemonteerd, waarmee de kratten 7 van de aanvoertransporteur 1 kunnen worden overgébracht in de lift 9. Op de lift 9 is, in hoogterichting verstelbaar, een krattenoverbreng-10 inrichting 11 met een aandrijf- en koppelinrichting 11* gemonteerd.
De krattenoverbrenginrichting 11 brengt de kratten uit de lift 9 over tot vlak voor de stappentransporteur 5. Nadat de stappentransporteur met de inrichting 11' is gekoppeld, kan de transporteur 5 door de inrichting 11' worden aangedreven. De inrichting 10 zal aan de hand 15 van de fig. 2 en 3 en de inrichtingen 11 en 11' en aan de hand van fig. 4 hierna nader worden toegelicht.
Wanneer een stappentransporteur 5 geheel met kratten 7 is gevuld, dan wordt de patemosterlift 9 over de rails 8 verplaatst naar een nabij gelegen transporteur 5 en/of de aandrijf- en koppel-20 inrichting 11 wordt op de lift 9 naar beneden of naar boven verplaatst.
De aanwezige liften 9 werken geheel zelfstandig, zodat meerdere liften gelijktijdig in bedrijf kunnen zijn on de kratten 7 van de aanvoertransporteurs 1, met in het algemeen velschillende produkten, over te brengen in de opslagstellage 2. De capaciteit van elke lift 25 9 is voldoende, cm de aangevoerde kratten 7 van één produktie-een-heid te kunnen verwerken.
Aan de afvoerzijde van de opslagstellage 2 bevinden zich één of meer afvoerhefinrichtingen in de vorm van patemosterliften 12, die op dezelfde wijze zijn uitgevoerd als de patemosterliften 30 9 aan de aanvoerzijde. Deze liften 12 zijn ook voorzien van een overbrenginrichting met een aandrijf- of koppelinrichting (niet getekend) , die gelijk is uitgevoerd aan de overeenkomstige inrichting 11' en de stappentransporteur 5 op dezelfde wijze kan aandrijven, maar dan in tegengestelde richting ten opzichte van die van de 35 inrichting 11'. Met behulp van de niet-getekende aandrijf- en koppel- 800 1 3 52 » * 8 inrichting kunnen de kratten 7 uit de transporteurs 5 worden overgebracht in de lift 12, die in omgekeerde richting werkt ten opzichte van de lift 9 en die de kratten van de niet-getekende aandrijf- en koppelinrichting ovemeemt en afzet op een niet-ge-5 tekende overbrenginrichting, die op soortgelijke wijze is geconstrueerd als de inrichting 10 volgens de fig. 2 en 3, maar in omgekeerde richting werkt en die de kratten 7 uit de lift 12 overbrengt op een eerste afvoertransporteur 13, waarvan de constructie overeenkomt met die van de aanvoertransporteurs 1.
10 Van de afvoertransporteur 13 worden de kratten 7 door middel van een overschuif inrichting 14 overgebracht op een hellende transporteur 15, die de kratten 7 af zet op een verdeeltransporteur 16, die op zijn beurt de kratten 7 vervoert tot aan een overzetter 17.
De krattenoverzetter 17 zet de kratten 7 op één van de 15 krattenbufferbanen 18. Elke bufferbaan 18 is bestemd voor het tijdelijk opslaan van een aantal kratten 7, die zijn gevuld met slechts één soort produkt. Volgens fig. 1 zijn twee lagen van naast elkaar gelegen bufferbanen 18 toegepast, maar vanzelfsprekend kunnen, indien nodig, meer dan twee boven elkaar liggende lagen bufferbanen 20 18 worden toegepast. Het aantal bufferbanen 18 in elke laag is gelijk aan het aantal soorten produkten, dat moet worden af geleverd.
Bij voorkeur zijn de bufferbanen 18 onder de opslagstellage 2 opgesteld, cm het benodigde vloeroppervlak voor de opslaginrichting zo klein mogelijk te houden.
25 De bufferbanen 18 zijn bij voorkeur uitgevoerd als hellend opgestelde rollenbanen, waarop de kratten 7 door de zwaartekracht naar het onderste uiteinde van de baan rollen en tot stilstand komen tegen een niet-getekende aanslag of tegen een voorgaande krat.
Aan het uiteinde van elke bufferbaan 18 is een overzet-30 mechanisme (niet getekend) gemonteerd, dat de kratten van de baan 18 overzet qp één van de orderverzamelbanen 19 en 20, die bestaan uit aangedreven rollentransporteurs. Op de orderverzamelbanen 19 en 20 kunnen de voor één order benodigde kratten worden verzameld en verder worden getransporteerd in pijlrichting voor verdere afhandeling.
35 Doordat meerdere lagen bufferbanen 18 boven elkaar zijn opgesteld, 800 1 3 52 9 waarbij elke laag een eigen orderverzameltransporteur bezit, kunnen de kratten voor meerdere orders gelijktijdig worden verzameld.
De bovenbeschreven (niet getékende) overbrenginrichting van de afvoerliften 13 kan de kratten uit de liften overbrengen 5 op een tweede afvoertransporteur 21, die de kratten 7 toevoert naar een eenhedenverzamelstation 22. De kratten 7 worden door middel van een overzetinrichting 23 overgebracht op een van de banen 24 van het eenhedenverzamelstation 22. Deze banen 24 liggen naast elkaar in een aantal boven elkaar liggende lagen, waarbij het aantal 10 banen 24 ten minste gelijk is aan het aantal soorten produkten. De banen 24 bestaan uit hellende rollenbanen, waarop de kratten 7 door de zwaartekracht naar voren worden getransporteerd tot tegen een aanslag. De in het station 22 opgeslagen kratten zijn homogene kratten, waarbij elke krat één soort produkt bevat.
15 Aan de voorzijde van het station 22 is een transporteur 25 opgesteld. Op het station 22 kan een bedienende persoon een lege krat vullen met de voor de betreffende onder benodigde aantallen verpakkingseenheden van verschillende produkten. Daarbij kan één krat bijvoorbeeld worden gevuld met een aantal flessen melk, een aan- 20 tal flessen vla, een aantal flessen yoghurt, enz. De bedienende persoon plaatst de gevulde, heterogene krat met verschillende soorten produkten op de transporteur 25, die de krat via een wissel 26 en een poort 27 kan overbrengen op één van de orderverzamel-transporteurs 19 en 20, waar de krat aan de betreffende order kan 25 worden toegevoegd.
Op het eenhedenverzamelstation 22 kunnen displays zijn aangebracht, waarop de voor elke order benodigde verpakkingseenheden zijn vermeld. Dit vergemakkelijkt het samenstellen van de kratten met verschillende produkten. Eventueel kan het vullen van 30 de heterogene kratten met verschillende produkten ook automatisch geschieden.
Nu zullen aan de hand van de fig. 2 t/m 6 de verschillende overbreng, aandrijf-, koppel- en transportinrichtingen nader worden toegelicht.
35 De overbrenginrichting 10, die in de fig. 2 en 3 is gete- 800 1 3 52 * * 10 kend, is vast aan het huis 28 van de lift 9 bevestigd door middel van een frame 29, waarop een hydraulische of pneumatische cylinder 30 of een andere duwinrichting is gemonteerd, alsmede twee hellende rollenbanen 31 en 32. De krat 7 komt tegen het frame 29 tot stil-5 stand en wordt met behulp van de cylinder 30 qp de rollenbaan 31 geduwd en van daaruit door middel van de zwaartekracht op de rollenbaan 32 tot tegen een aanslag 33 getransporteerd.
De aanvoerlift 9 is over de rail 8 verplaatsbaar door middel van twee of meer loopwielen 34, die worden aangedreven door een 10 electromotor 35 op een console 36, die vast aan het huis 28 is bevestigd. De aanvoer lift 9 is aan de bovenzijde door middel van twee leiwielen 37 ondersteund op een rail 38. In het huis 28 van de lift 9 is aan de bovenzijde en de onderzijde een paar kettingwielen 39 resp. 40 draaibaar ondersteund op assen 41 resp. 42, waarvan de 15 bovenste as 41 in hoogterichting verstelbaar is. Over de kettingwielen 39 en 40 lopen twee eindloze kettingen 43 en 44, die kunnen worden gespannen met de bovenste verstelbare as 41.
De kettingen 43 en 44 worden in de richting van de in fig.
2 getekende pijlen aangedreven door een electromotor 45 en een ketting-20 c£rie*moverbrenging 46. Aan de kettingen 43 en 44 zijn draagschcranels 47 scharnierend bevestigd, waarmee de krat 7 van de rollenbaan 32 wordt overgenomen. De schamels 47 zetten de kratten 7 af op een transporteur 48 van de overbrenginrichting 11 met de aandrijf- en koppelinrichting 11*, die in fig. 4 is getekend.
25 De aandrijf- en koppelinrichting 11' is voorzien van een hef frame 49, dat is voorzien van leiwielen 50, die lopen over rails 51, die op het frame 28 van de aanvoerlift 9 zijn bevestigd. Aan de bovenzijde van het hefframe 49 is een electromotor 52 gemonteerd, die door middel van een rondsel 53 en een tandheugel 54 het hefframe 30 49 op en neer langs de lift 9 kan verplaatsen.
Op het hefframe 49 is schamierbaar om een as 55 een draag-frame 56 gemonteerd, dat verend is ondersteund door middel van een rol 57 op een hefboom 58, die schamierbaar is qp een console 59 aan het hefframe 49 en onder de rol door middel van een veer 60 op de 35 console 59 is ondersteund, terwijl de hefboom door middel van de 800 1 3 52 11 veer 60 aan het andere einde op een aanslag 61 wordt gedrukt.
De eigenlijke aandrijf- en koppelinrichting ll' is voorzien van een drager 62, die met behulp van loopwielen 63 evenwijdig aan de stappentransporteurs 5 verplaatsbaar is in het draagframe 56.
5 Daartoe dient een eerste hydraulische of pneumatische cylinder 64, die schamierbaar om een as 65 aan het draagframe 56 is gemonteerd en waarvan de zuigerstang 66 met een vork 67 schamierbaar aan de drager 62 is bevestigd. De bovengenoemde transporteur 48 is aan de bovenzijde op het draagframe 56 bevestigd.
10 De eigenlijke aandrijf- en koppelinrichting 11' voor de stappentransporteurs 5 van de kratten 7 zal nu aan de hand van fig.
4 worden beschreven.
De drager 62 is aan de zijde van de opslagstellage 2 bij voorkeur voorzien van een eerste grijper 68 met een zoekopening 69 15 en een verend schamierbare klink 70, die door middel van een cylinder 71 kan worden geopend. Verder is op de drager 62 schamierbaar een tweede cylinder 72 gemonteerd, waarvan de zuigerstang 73 schar-nierbaar is verbonden met een hefboom 74, die op zijn beurt aan één einde schamierbaar is op de drager 62 en aan zijn andere einde 20 schamierbaar is verbonden met een tweede grijper 75. De tweede grijper 75 is aan de zijde van de stellage 2 voorzien van een zoekopening 76 en een verend schamierbare klink 77, die door middel van een cylinder 78 kan worden geopend. De grijper 75 is verend ondersteund op de drager 62 op dezelfde wijze als het draagframe 56 op 25 het hef frame 49. Aan de bovenzijde van de drager 62 is schamierbaar een derde cylinder 79 gemonteerd, waarvan de zuigerstang 80 schamierbaar is verbonden met een derde grijper 81, die aan de zijde van de stellage 2 is voorzien van een zoekopening 82 en van een verend schamierbare klink 83, die door middel van een cylinder 84 kan 30 worden geopend. De derde grijper 81 is met geleidenokken 81' verschuifbaar ondersteund op de tweede grijper 75.
Hoewel bij de getekende uitvoeringsvorm is gekozen voor een aandrijving en bediening door middel van hydraulische of pneumatische cylinders, kunnen hiervoor ook andere aandrijvingen worden 35 toegepast.
S00 1 3 52 12
Nu zal eerst een stappentransporteur 5 worden beschreven, voordat de koppeling van de aandrijf Inrichting 11' net de s tappentransporteur en de aandrijving van de stappentransporteur door de aandrijf inrichting 11' aan de orde kant.
5 De stappentransporteur 5 volgens de fig. 5 en 6 is opge steld in een draaggoot 85, die op de draagbalken 6 (fig. 4) rust.
De draaggoot 85 bestaat uit een gewalst profiel van staalplaat, waarin in beide opstaande wanden een steunvlak 86 voor de kratten 7 is gevormd. Op de bodem 87 van de draaggoot 85 zijn in langs-10 richting op afstand van elkaar een aantal vaste wiggen 88 van bijvoorbeeld nylon bevestigd. Boven de bodem 87 is een hefbalk 89 opgesteld, waaraan in langsrichting qp afstand van elkaar beweegbare wiggen 90 zijn gemonteerd, waarbij de schuine vlakken van de wiggen 88 en 90 op elkaar liggen en met elkaar kunnen samenwerken.
15 Op het platte bovenvlak van de beweegbare wiggen 90 rust een transportbalk 91, waarmee het eigenlijke transport van de kratten 7 plaatsheeft.
De hefbalk 89 en de transportbalk 91 bestaan evenals de draaggoot 85 uit een gewalst profiel van staalplaat, zodat deze 20 drie onderdelen in een vlak loodrecht op hun langsrichting weerstand kunnen bieden aan in dat vlak op de onderdelen uitgeoefende krachten, terwijl op deze wijze de stappentransporteur toch goedkoop kan worden vervaardigd. De wiggen 88 en 90 zijn vervaardigd van een sterke, slijtvaste kunststof, bijvoorbeeld nylon en hebben daardoor een zeer 25 lange levensduur.
Hierboven is een voorkeursuitvoeringsvorm van de stappentransporteurs beschreven. De stappentransporteur 5 kan ook eenvoudiger worden uitgevoerd. Zo kan de draaggoot 85 door een andere constructie, bijvoorbeeld twee op afstand van elkaar liggende hoekijzers zijn 30 gevormd. De hefbalk 89 en de transportbalk 91 kunnen ook eenvoudiger worden geconstrueerd bijvoorbeeld door twee naast elkaar liggende profielstaven. Verder behoeft de transportbalk 91 niet op het bovenvlak van de beweegbare wiggen 90 verschuifbaar te zijn; dit kan ook op andere organen met horizontale glijvlakken. Tenslotte behoeven 35 alleen de werkzame vlakken van de wiggen en glijorganen te bestaan 800 1 3 52 13 uit een sterke slijtvaste kunststof.
Met de in de fig. 5 en 6 getékende stappentransporteur 5 worden de kratten 7 stap voor stap getransporteerd in de richting van de in de fig. 5B en 6B op de krat 7 getekende pijl T. Dit 5 transport heeft op de volgende wijze plaats. Volgens de fig. 5A. en 5B rust de krat op de steunvlakken 86 van de draaggoot 5. Daarbij bevinden de hefbalk 89 en daarmee ook de met de hefbalk 89 verbonden beweegbare wiggen 90 zich in hun rechtse uitgangsstand of ruststand, terwijl de transportbalk 91 zich in zijn linkse eindstand bevindt.
10 Het bovenvlak 92 van de transportband 91 ligt dan onder de steunvlakken 86 van de draaggoot, waarop de kratten 7 rusten.
Voor het transport van de kratten 7 wordt eerst de transport-balk 91 volgens de pijl II over een bepaalde afstand, die in het algemeen iets groter is dan de grootste afmeting van de kratten in langs-15 richting van de transportbalk 91, onder de kratten 7 door naar rechts verplaatst, dus in de richting van de aanvoerlift 9. Vervolgens wordt de hefbalk 89 over een relatief kleine afstand volgens de pijl III naar links verplaatst in de stand volgens fig. 6B waardoor de beweegbare wiggen 90 schuin omhoog bewegen over de vaste wiggen 88, zodat de 20 transportbalk 91 wordt opgetild en het bovenvlak 92 boven de steunvlakken 86 van de draaggoot kant te liggen en de kratten 7 van de steunvlakken 86 worden opgetild. Dan wordt de transportbalk over de bovengenoemde afstand volgens de pijl IV in fig. 6B naar links verplaatst, waarbij de kratten 7 over dezelfde afstand worden roeege-25 nomen. Na het verplaatsen van de transportbalk 91 naar links wordt de hefbalk 89 weer in de richting van de pijl V in de uiterst rechtse stand volgens fig. 5B teruggetrokken, waardoor de hefbalk 89 en daarmee de transportbalk 91 zover zakt, dat de kratten 7 weer op de steunvlakken 86 van de draaggoot 85 kernen te staan, waarna de 30 uitgangsstand volgens fig. 5B weer is bereikt. De vaste wiggen 88 en de beweegbare wiggen 90 zijn in langsrichting van de stappentrans-porteur 5 op gelijke afstand van elkaar op de bodem 87 van de draaggoot 85 resp. de hefbalk 89 aangebracht.
De uitvoeringsvorm van de stappentransporteur 5 volgens 35 de fig. 5 en 6 heeft verder nog het voordeel dat de kratten 7 door 800 1 3 52 14 middel van een relatief groot dragend oppervlak worden opgetild, verplaatst, en weer worden neergezet, zodat ook minder sterke verpakkingen dan kratten, zoals kartonnen dozen en dergelijke, zonder beschadiging kunnen worden getransporteerd.
5 Zonder bezwaar kunnen de kratten 7 tijdens het transport worden tegengehouden, omdat in dat geval de transportbalk 91 tijdens de transportbeweging onder de tegengehouden kratten doorschuift.
Hoewel het in de toepassing als krattenopslag- en doorvoer-inrichting niet nodig is, kan de transportinrichting van de stappen-10 transporteurs 5 zonder meer worden omgekeerd. Het aandrijven van de hefbalk 89 en de transportbalk 91 van een stappentransporteur geschiedt door de loskoppelbare aandrijf- en koppelinrichting 11', die in fig. 4 is getekend. Bij deze uitvoeringsvorm zijn voor de aandrijving hydraulische of pneumatische cylinders toegepast, die 15 echter ook zouden kunnen worden vervangen door een krukdrij fstang-mechanisme of door een curveschij fmechanisme.
De constructieve uitvoeringsvorm van de aandrijf- en koppelinrichting 11’ voor de stappentransporteurs 5 is aan de hand van fig. 4 nader toegelicht. Nu zal de werking van deze inrichting 20 nader worden toegelicht.
Volgens fig. 4 is de aandrijf- en koppelinrichting 11' getekend in de stand, waarin de inrichting 11' is gekoppeld met een bepaalde stappentransporteur 5. Daarbij is de derde grijper 81 met behulp van de verende klink 83 gekoppeld met een koppelplaat 93, die 25 is voorzien van een opening 94 waarin de klink 83 grijpt en die vast met de transportbalk 91 is verbonden.
De tweede grijper 75 is met de verende klink 77 gekoppeld met een koppelplaat 95 die is voorzien van een opening 96, waarin de klink 77 grijpt en die vast met de hefbalk 89 is verbonden.
30 Bij voorkeur is de eerste grijper 68 net behulp van de verende klink 70 gekoppeld met een koppelplaat 97 die is voorzien van een opening 98, waarin de klink 70 grijpt en die vast is verbonden met een draagbalk 6 van de stappentransporteur 5.
Bij deze uitvoeringsvorm van de aandrijf- en koppelinrich-35 ting 11' worden de door de grijpers 81 en 75 op de transportbalk 91 resp. de hefbalk 89 uitgeoefende krachten via de drager 62 en de 800 1 3 52 15 grijper 68 overgebracht qp de koppelplaat 97 en vandaar op de draag-balk 6, zodat deze krachten niet als buigkrachten worden overgebracht qp de patemosterlift 9.
Eventueel kan de aandrijf inrichting 11' ook worden gekoppeld 5 met en ontkoppeld van de stappentransporteurs 5 en de stappen-transporteurs 5 aandrijven, zonder dat de drager 62 roet de draag-balk 6 is gekoppeld. Daarbij worden dan de op de drager 62 werkende reactiekrachten door middel van de cylinder 64 overgebracht op het draagframe 56, dat met de lift 9 is gekoppeld.
10 In fig. 4 is de aandrijf- en koppelinrichting 11' in de ge koppelde stand roet de stappentransporteur 5 en de draagbalk 6 getekend. Het loskoppelen begint met het openen van de klink 70 door middel van de cylinder 71. Dan duwt de cylinder 64 de drager 62 over een kleine afstand naar links, waardoor de gekoppelde grijpers 15 75 en 81 de hefbalk 89 resp. de transportbalk 79 over dezelfde afstand naar links meenemen. Dan worden ook de klinkers 77 en 83 door middel van de cylinders 78 resp. 84 geopend. De drager 62 wordt door middel van de cylinder 64 verder naar links gedrukt, zodat de grijpers 75 en 81 buiten bereik van de koppelplaten 95 en 93 20 komen. De aandrijf- en koppelinrichting 11' is nu geheel losgekoppeld en kan naar een andere stappentransporteur 5 worden gébracht door de inrichting 11 en 11' met behulp van de electromotor 52 en het hefframe 49 op de lift 9 naar boven of beneden ter verplaatsen en/of door de lift 9 met behulp van de electromotor 35 en de loopwielen 34 25 over de rail 8 naar links of naar rechts verplaatsen.
Cm de aandrijf- en koppelinrichting 11' opnieuw te koppelen met de volgende stappentransporteur 5, wordt de drager 62 door middel van de cylinder 64 naar rechts verplaatst, zie fig. 4. De zoekopening 69 van de grijper 68 heeft een langer bereik dan de zoekopeningen 76 30 en 82 van de grijpers 75 en 81, zodat eerst de zoekopening 69 zijn bijbehorende koppelplaat 97 bereikt. Een afwijking van de stand in vertikale richting van de inrichting 111 ten opzichte van die stand van de stappentransporteur 5 wordt gecorrigeerd, doordat de zoekopening 69 de drager 62 en daarmee het draagframe 56 laat scharnieren 35 ten opzichte van het hefframe 49 door samenwerking met de koppel- 800 1 3 52 16 plaat 97, waardoor de zoekopeningen 76 en 82 reeds op ongeveer de juiste hoogte worden gébracht en wel voordat deze zoekopeningen de koppelplaten 95 en 93 hébben bereikt. Tijdens de verdere verplaatsing van de drager 62 door middel van de cylinder 64 kamen 5 de grijpers 75 en 81 in aanraking met de koppelplaten 95 en 93, waarna de klinken 77 en 83 in de openingen 96 resp. 94 grijpen.
De drager 62 wordt nog verder naar rechts verplaatst, totdat de klink 70 in de opening 98 van de koppelplaat 97 grijpt, waarna de koppeling van de aandrijf inrichting 11' met de s tappentransporteur 10 5 is voltooid.
Nu kan het transport van de kratten 7 door middel van de stappentransporteur 5 beginnen, zie de fig. 2 en 4. De liftschcmtels 47 zetten de kratten 7 af op de aangedreven transporteur 48, die de kratten tot aan de stappentransporteur 5 naar rechts verplaatst.
15 Daarbij is het rechter einddeel van de transporteur 48 (zie fig. 3) gevorkt uitgevoerd, waarbij de lange rollen zijn vervangen door korte rolletjes, die aan weerszijden zijn gemonteerd op de draag-balken van de transporteur 48. Vervolgens wordt de transportbalk 91 door middel van de cylinder 71 over een bepaalde afstand, die overeen-20 kcmt met de transportafstand, over één stap van de stappentransporteur 5 naar links uitgetrokken in de vorkholte van de transporteur 48, waarbij de transportbalk 91 onder de gereedstaande krat 7 door beweegt. Dan wordt de hefbalk 89 door middel van de cylinder 72 over een kleine afstand naar rechts geduwd, waardoor door middel van de 25 wiggen 88 en 90 de transportbalk 91 en de in de transporteur 5 te brengen krat 7 worden opgetild. Daarna wordt de transportbalk 91 door middel van de cylinder 79 naar rechts verplaatst, waarbij de zojuist opgenamen krat 7 tot boven het begin van de draaggoot 5 wordt verplaatst. De hefbalk 89 wordt dan weer door middel van de cylinder 30 72 naar links in de oorspronkelijke stand teruggebracht, zodat de krat 7 op de steunvlakken 86 van de draaggoot 85 wordt neergezet.
Bij het opzetten van de volgende krat qp de transporteur 5 wordt de eerst aangekomen krat 7 over de transportafstand verder over de draaggoot 5 verplaatst, terwijl de tweede aankomende krat 35 7 geplaatst wordt op de oorspronkelijke plaats van de eerste krat.
800 1 3 52 17
Op die manier kan de stappentransporteur 5 met kratten worden beladen. Wanneer de eerste krat het uiteinde van de transporteur 5 aan de afvoer zij de bereikt, dan stopt de aandrijving van de transporteur 5, de aandrijf- en koppelinrichting 11' wordt losgekoppeld 5 en verplaatst naar een nabij gelegen stappentransporteur 5, die dan na koppeling met de aandrijf inrichting 11' kan worden beladen.
De qpslaginrichting 1, die in fig. 1 is getékend, is ondergebracht in een loods 99, die in de fig. 7, 8 en 9 is getékend en is voorzien van een inrichting voor het doen circuleren en koelen 10 van lucht, die aan de hand van de fig. 7, 8 en 9 nader zal worden toegelicht.
De vakken 3 van de opslaginrichting volgens fig. 1 zijn van elkaar gescheiden door kamers 100 en 101 (fig. 7), die afwisselend tussen de vakken 3 zijn aangebracht en die aan de aanvoerzijde 15 en de afvoerzijde zijn afgesloten door vertikale schotten 102 (fig.
8}. De kamers 100 zijn aan de onderzijde afgesloten door een horizontaal schot 103, terwijl aan de bovenzijde van de kamers 100 een horizontaal schot 104 is aangébracht, waarin gelijkmatig over de breedte van de opslaginrichting verdeeld, een aantal ventilatoren 20 105 is gemonteerd. De kamers 101 zijn aan de onderzijde open en aan de bovenzijde afgesloten door een horizontaal schot 106, terwijl de kamers 101', die grenzen aan de zijwanden van de loods 99, aan de bovenzijde door horizontale schotten 106' zijn afgesloten.
Aan de aanvoerzijde en aan de afvoerzijde van de opslag-25 inrichting 1 zijn aan het plafond van de loods 99 in de ruimte 99' boven de vakken 3 van ventilatoren voorziene luchtkoelers 107 van een békend type opgehangen, waarbij de koelers 107 kunnen zijn opgesteld in het verlengde van de rijen ventilatoren 105.
Volgens fig. 9, die een schematische dwarsdoorsnede van 30 de vakken 3 toont, is elk vak 3 van de opslaginrichting voorzien van een draaggestel 108, dat aan de zijkanten ten minste ter plaatse van de lagen 4 van stappentransporteurs 5 is voorzien van primaire verticale schotten 109, die zijn voorzien van een sleuf 110, die laag is gesitueerd ten opzichte van de rij kratten op de stappentransporteur 35 5.
800 1 3 52 18
Verder zijn volgens fig. 9 tussen de stappentransporteurs 5 secundaire vertikale schotten lliopgesteld, die op dezelfde hoogte als de schotten 109 zijn voorzien van sleuven 112. De sleuven 110 en 112 in de primaire en secundaire schotten 109 en 111, liggen, 5 in vertikale richting gezien, onder het midden van de produkten in de kratten.
De inrichting voor het doen circuleren en koelen van de lucht in de opslaginrichting volgens de uitvinding werkt als volgt: den ventialtoren 105 verplaatsen de lucht uit de kamers 100 10 naar boven in de ruimte 99' boven de vakken 3. De lucht in de ruimte 99' wordt door middel van de ventilatoren in de luchtkoelers 107 aangezogen en in gekoelde toestand naar beneden verplaatst in de ruimte 99" aan de aanvoerzijde en de afvoerzijde van de opslaginrichting 1. Deze lucht is dan gedwongen te stranen in de ruimte 99''' 15 onder de vakken 3, uit welke ruimte 99''1 de lucht omhoog stroomt in de karrers 101 en van daaruit door de sleuven 110 in de primaire schotten 109 en door de sleuven 112 in de secundaire schotten 111 dwars door de rijen kratten in de stappentransporteurs 5. Doordat de sleuven 110 en 112 onder het midden van de produkten in de kratten, 20 in de vertikale richting gezien, liggen, worden de luchtstromen telkens gedwongen, naar beneden af te buigen, zodat de flessen of andere houders in de eerstvolgende rij kratten over het grootste deel van hun hoogte door de luchtstroom worden bestreken en een effectieve koeling van de produkten plaatsheeft.
25 Nadat de lucht dwars door het gehele vak is gestroomd, komt de lucht weer terecht in de kamers 100, zodat de cyclus is gesloten.
Door omkeerbare ventilatoren 105 te kiezen en eventueel ook soortgelijke ventilatoren te plaatsen in de ondereinden van de 30 kamers 101 en 101' kan de luchtstrcming nog beter worden gestuurd, terwijl de stromingsrichting van de lucht over en door de kratten kan worden omgekeerd, waardoor een nog gelijkmatiger en snellere afkoeling kan worden bereikt.
De bovenbeschreven opslaginrichting wordt door middel van 35 een computer bestuurd, die het begin- en eindpunt van de werking van 800 1 3 52 19 de verschillende transporteurs/ aandrijf-, overbreng- en overzet-inrichtingen bepaalt, en bovendien de volgorde van werking van deze inrichtingen bestuurt, dit alles in afhankelijkheid van de volgorde en de grootte van de orders voor de verschillende produkten.
800 1 3 52

Claims (23)

1. Opslaginrichting voor producten met behulp van steun-organen, bestaande uit een, een aantal etages omvattende stellage, aan de ene zijde van de stellage minstens één aanvoertransporteur en tenminste één aanvoerhefinrichting, alsmede een inrichting voor 5 het inbrengen van de steunorganen in de stellage en aan de andere zijde van de stellage tenminste één afvoerhefinrichting en tenminste één afvoertransporteur, met het kenmerk, dat in elke etage (4) van de stellage (2) één of meer transporteurs (5) zijn gemonteerd, die aan beide zijden van de stellage koppelbaar zijn met één aandrijf-10 inrichting (11), die verticaal verplaatsbaar is op de aanvoerhef-inrichting (9) respectievelijk de afvoerhefinrichting (12).
2. Opslaginrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat elke etagetransporteur een stappentransporteur (5) is, die bestaat uit een draagconstructie (85), die is voorzien van een reeks 15 vaste wiggen (88) met een schuin vlak aan de bovenzijde, uit een daarboven liggende hefbalk (89), die is voorzien van een reeks beweegbare wiggen (90), die net hun schuine vlak aanliggen op het schuine vlak van de vaste wiggen (88) en uit een transportbalk (91), die met zijn ondervlak aanligt op horizontale glijvlakken van glij-20 organen, die zijn bevestigd op de hefbalk.
3. Opslaginrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de aandrijf inrichting (11') evenwijdig aan de etage-transporteurs (5) door middel van een aandrijf eenheid (64) verplaatsbaar is in een frame (56), dat door middel van een drijfwerk 25 (52-54) op en neer verplaatsbaar is langs de aanvoerhef inrichting (9) respectievelijk de afvoerhefinrichting (12), die in langsrichting van de stellage (2) verplaatsbaar zijn en dat de aandrijf inrichting (11') is voorzien van twee aandrijf eenheden (72, 70), waarvan de ene koppelbaar is met de hefbalk (89) en de andere (79) met de 30 transportbalk (91).
4. Opslaginrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de aandrijf eenheden bestaan uit één of meer zuigercylinder-combinaties (64, 72, 79).
5. Opslaginrichting volgens conclusie 3 net het kenmerk, 800 1 3 52 dat de aandrijf eenheden bestaan uit één of meer curveschijf-mechanismen.
6. Opslaginriditing volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de aandrij feenheden bestaan uit één of meer krukdrij fstang- 5 mechanismen.
7. Opslaginrichting volgens conclusie 3, 4 of 5, met het kenmerk,, dat de aandri j f eenheden (72/ 79) van de hefbalk (89) en de transportbalk (91) elk zijn verbonden met een grijper (75, 81), waarin een zoekopening (76, 82) is aangebracht en dat de transport- 10 balk (91) en de hefbalk (89) elk zijn voorzien van een koppelplaat (93, 95) met een aangrijporgaan (94, 96), dat met de betreffende grijper koppelbaar is en daarvan ontkoppelbaar is.
8. Opslaginrichting volgens een van de conclusies 3 t/m 7, met het kenmerk, dat de aandrijf eenheden (79, 81) en (72, 75) zijn 15 bevestigd aan een horizontaal beweegbaar deel (62) van de aandrijf-inrichting (11'), dat koppelbaar is met een draagbalk (6) van de stellage.
9. Opslaginrichting volgens één van de conclusies 2 t/m 8, met het kenmerk, dat de hefbalk (89) en de transportbalk (91) bestaan 20 uit gewalste profielen van staalplaat.
10. Opslaginrichting volgens één van de conclusies 2 t/m 9, met het kenmerk, dat de draagconstruktie (85) is uitgevoerd als een gesloten goot.
11. Opslaginrichting volgens één van de conclusies 2 t/m 10, . 25 met hét kenmerk, dat de draagconstruktie (85) onder een geringe hellingshoek is opgesteld.
12. Opslaginrichting volgens één van de conclusies 2 t/m ll, met het kenmerk, dat de wiggen (88, 90) en/of de glijorganen tenminste aan hun werkzame glijvlakken zijn voorzien van een slijtvaste kunst- 30 stof.
13. Opslaginrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de afvoerhefinrichting (12) is voorzien van een overbrenginrichting voor de stemorganen (7) op de afvoertransporteur (13), die door transporteurs (14-17) is 35 verbonden met een buffermagazijn, dat bestaat uit tenminste één 80 0 1 3 52 verzamelbaan (18) voor elk af te leveren product en dat elke ver-zamelbaan aan zijn uiteinde is voorzien van een mechanisme, dat de stemorganen kan overzetten qp een orderverzameltransporteur (19, 20).
14. Opslaginrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de overbrenginrichting de stemorganen (7) van de afvoefhefin-richting (12) kan overbrengen op een tweede afvoertransporteur (21), die de stemorganen via andere transporteurs (23) kan toevoeren aan een handorderverzamelstation (22), waarin één of meer stemorganen 10 met de hand met verschillende producten per stemorgaan kunnen worden gevuld en dat is voorzien van een afvoertransporteur (25), die deze stemorganen kan overbrengen op de orderverzameltransporteur (19, 20).
15. Opslaginrichting volgens één of meer van de voorgaande 15 conclusies, waarbij de stellage is verdeeld in een aantal naast elkaar staande vakken, die elk bestaan uit één of meer lagen boven elkaar liggende transporteurs, waarop één of meer rijen stemorganen met producten liggen, net het kenmerk, dat de vakken (3) van elkaar zijn gescheiden door kamers (100, 101) en dat in- 20 richtingen zijn aangebracht voor het doen circuleren van geconditioneerde lucht (105) door de kamers en tussen de stemorganen in hoofdzaak in horizontale richting door de rijen producten.
16. Opslaginrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat tussen de kamers (100, 101) en de vakken (3) primaire 25 schotten (109) zijn geplaatst, die ter hoogte van de rijen producten zijn voorzien van doorstrocmopeningen (110).
17. Opslaginrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de rijen stumorganen met producten van elkaar zijn gescheiden door secundaire schotten (111), waarin doorstrocmopeningen (112) zijn 30 aangebracht.
18. Opslaginrichting volgens de conclusies 15 en 16, met het kenmerk, dat de doorstroaropeningen (110, 112) in de primaire (109) en de secundaire schotten (111), in verticale richting gezien, onder het horizontale middenvlak van de producten op de 35 stemorganen liggen. 80 0 1 3 52 - - ----
19. Opslaginrichting volgens één van de conclusies 16 t/m 18/ met het kenmerk/ dat de doorstrocmopeningen bestaan uit sleuven of rijen gaten (110, 112) die zich over de gehele lengte van de rijen producten uitstrekken.
20. Qpslaginridxting volgens één van de conclusies 15 t/m 19, mst het kenmerk, dat een aantal kamers (100) aan de onderzijde gesloten (103) is en een aantal kamers (101, 101') aan de bovenzijde gesloten (106, 106') en aan de onderzijde open is, welke twee soorten kamers elkaar in langsrichting van de stellage (2) afwisselen, 10 dat de kamers (100, 101, 101') nabij de uiteinden van de rijen producten aan de voorzijde en de achterzijde zijn afgesloten (102) en dat in de aan de onderzijde afgesloten kamers (100) aan de bovenzijde één of meer ventilatoren (105) zijn gemonteerd.
21. Opslaginrichting volgens conclusie 20, net het kenmerk, 15 dat ook in de aan de bovenzijde afgesloten kamers (101, 101') aan de onderzijde een ventilator is getenteerd.
22. Opslaginrichting volgens conclusie 21, met het kenmerk, dat de ventilatoren omkeerbaar zijn respectievelijk omkeerkleppen aangebracht zijn voor het ankeren van de straningsrichting van de 20 lucht over de stemorganen.
23. Opslaginrichting voor producten met behulp van stemorganen, in hoofdzaak zoals beschreven in de beschrijving en/of weergegeven in de tekening. 800 1 3 52
NL8001352A 1980-03-06 1980-03-06 Opslaginrichting voor produkten met behulp van steunorganen. NL8001352A (nl)

Priority Applications (15)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8001352A NL8001352A (nl) 1980-03-06 1980-03-06 Opslaginrichting voor produkten met behulp van steunorganen.
NL8004549A NL8004549A (nl) 1980-03-06 1980-08-11 Opslaginrichting voor produkten met behulp van steunorganen.
EP81200256A EP0035818B1 (de) 1980-03-06 1981-03-06 Lagerungseinrichtung für Produkte unter Benutzung von Trägern
PCT/NL1981/000004 WO1981002563A1 (en) 1980-03-06 1981-03-06 Storage system for products using supporting units
EP84200729A EP0140393A3 (de) 1980-03-06 1981-03-06 Hebevorrichtung
BR8107266A BR8107266A (pt) 1980-03-06 1981-03-06 Sistema de armazenagem para produtos utilizando unidades de suporte
JP56500865A JPH0358969B2 (nl) 1980-03-06 1981-03-06
AT81200256T ATE25647T1 (de) 1980-03-06 1981-03-06 Lagerungseinrichtung fuer produkte unter benutzung von traegern.
AU67880/81A AU542512B2 (en) 1980-03-06 1981-03-06 Storage system for products using supporting units
DE8181200256T DE3175947D1 (en) 1980-03-06 1981-03-06 Storing device employing supports
DK476081A DK153755C (da) 1980-03-06 1981-10-28 Lageranlaeg for produkter ved hvilket der anvendes baereenheder for produkterne.
NO813745A NO157814C (no) 1980-03-06 1981-11-05 Lagringssystem for produkter, med anvendelse av understoettelsesenheter.
SU813356144A SU1271369A3 (ru) 1980-03-06 1981-11-06 Система складировани продуктов с использованием несущих элементов
US06/769,991 US4787803A (en) 1980-03-06 1985-08-23 Storage system for products using supporting units
US06/769,553 US4712964A (en) 1980-03-06 1985-08-26 Storage system for products using supporting units

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8001352 1980-03-06
NL8001352A NL8001352A (nl) 1980-03-06 1980-03-06 Opslaginrichting voor produkten met behulp van steunorganen.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8001352A true NL8001352A (nl) 1981-10-01

Family

ID=19834940

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8001352A NL8001352A (nl) 1980-03-06 1980-03-06 Opslaginrichting voor produkten met behulp van steunorganen.

Country Status (2)

Country Link
NL (1) NL8001352A (nl)
SU (1) SU1271369A3 (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4813847A (en) * 1985-08-19 1989-03-21 Technisch Ontwikkelingsbureau Van Elten B.V. Method of storing and afterwards collecting orders

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL2009818C2 (nl) * 2012-11-15 2014-05-19 Vanderlande Ind Bv Werkwijze voor het in een productverzamelsysteem verzamelen van een aantal verschillende, tot een opdracht behorende producten, en productverzamelsysteem.
JP6268610B2 (ja) * 2015-04-30 2018-01-31 株式会社ダイフク 平面保管設備

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4813847A (en) * 1985-08-19 1989-03-21 Technisch Ontwikkelingsbureau Van Elten B.V. Method of storing and afterwards collecting orders

Also Published As

Publication number Publication date
SU1271369A3 (ru) 1986-11-15

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8004549A (nl) Opslaginrichting voor produkten met behulp van steunorganen.
US4466765A (en) Mechanized store
US4465177A (en) Elevator for a conveying system
US5588790A (en) High speed storage system
US10322875B2 (en) Apparatus and method for managing the storage of articles
US8818550B2 (en) Horizontal circuit storage system
DK2185447T4 (en) Storage rack with transport device
US6824345B2 (en) Load-bearing frame for a shelf-stacking device
DK2609021T3 (en) Storage shelf system for storage of storage material
US20170121110A1 (en) Warehouse and retrieval truck for warehouse
JPH03111313A (ja) 材料収納カセット用保管棚における入庫、出庫、再入庫のための方法とその保管棚
JPH04251019A (ja) 輸送及び貯蔵システム
NL8202029A (nl) Horizontale bufferinrichting.
US7210889B2 (en) Circulating storage system
EP0240535B1 (en) Installation for collecting crates and the like
JPH04116001A (ja) 入出庫装置
US5271334A (en) Cart loading equipment having reciprocating pusher and chain conveyors with sensor operated central control
US3837511A (en) Method of loading and unloading articles in a storage apparatus
US2990069A (en) Pallet handling and conveying apparatus
NL8001352A (nl) Opslaginrichting voor produkten met behulp van steunorganen.
JPH0439216A (ja) パレットへの缶蓋載積又はパレットからの缶蓋取り卸し装置
JPH01308305A (ja) 物品の収納排出装置
JPS6144779B2 (nl)
JPH0126647Y2 (nl)
GB2185457A (en) Material handling apparatus

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
A85 Still pending on 85-01-01
BC A request for examination has been filed
BV The patent application has lapsed