NL8000709A - Met de hand bediend krimpgereedschap. - Google Patents

Description

4 <- *

Met de hand bediend krimpgereedschap

De uitvinding betreft een met de hand bediend krimpgereedschap voorzien van een orgaan om aan te geven, wanneer een bepaalde krimpbeweging is voltooid.

Met de hand bediende krimpgereedschappen worden veel gebruikt ij bij het forceren van de delen van geïsoleerde soldeerloze elektrische verbindingsorganen zoals beschreven is in het Amerikaanse octrooi-schrift 3.9^5.705, waardoor een gelijktijdige elektrische verbinding gemaakt wordt met een aantal elektrische draden. Krimpgereedschappen voor dergelijke verbindingsorganen zijn in het algemeen voorzien 10 van evenwijdige werkbekken waardoor een gelijkmatige druk wordt uitgeoefend op de boven- en benedenzijde van het verbindingsorgaan.

Indien de krimpbeweging niet volledig is, zullen de elektrische verbindingen met de draden slecht zijn en kunnen bepaalde verbindingen zelfs niet volledig zijn. Hiertoe zijn dergelijke gereedschappen 15 zoals beschreven in de Amerikaanse octrooien 3.029.670 en 3.630.068 voorzien van palmechanismen, die, wanneer de krimpbeweging is begonnen, de bekken niet meer naar hun oorspronkelijke stand laten terugkeren totdat een bepaalde krimpbeweging is voltooid. Dergelijke gereedschappen bezitten twee problemen. Wanneer een gebruiker ervaren wordt 20 met een dergelijk gereedschap, oefent hij constant een uitzonderlijke druk uit om aldus ervan verzekerd te zijn dat het krimpen zal zijn -voltooid, zodat hij niet een tweede krimpbeweging behoeft uit te voeren. Aldus doende kan het gereedschap breken. Wanneer de krimpbeweging is begonnen moet deze voltooid worden zelfs wanneer de bedienings-25 man ziet dat een draad ontbreekt of dat hij op onjuiste wijze het verbindingsorgaan in het gereedschap heeft geplaatst.

Het onderhavige met de hand bediend krimpgereedschap bezit een eerste handgreep en een tweede handgreep verbonden met de eerste handgreep door middel van een hoofddraaipen, en een eerste en tweede bek verbonden met de handgrepen voor een gezamenlijke beweging bij 8090735 2 % draaiing van de handgrepen om de hoofddraaipen. Een hefboom is draaibaar aangebracht op een draaipen op de tweede handgreep, waarbij de hefboom zodanig is verbonden met de tweede bek dat de tweede bek de hefboom doet draaien om de draaipen, wanneer op de tweede bek een 5 kracht wordt uitgeoefend. Een palorgaan is draaibaar opgesteld op een draaipen verbonden met de tweede handgreep, waarbij het palorgaan zodanig is gevormd, dat het samenwerkt met de hefboom, waardoor de hefboom wordt tegengehouden tegen de draaiingskracht uitgeoefend door de tweede bek. Een veer voor de pal is zodanig aangebracht, dat deze de 10 pal doet draaien waardoor een samenwerking wordt verkregen met de hefboom, terwijl een vergrendelingsveer zodanig is aangebracht, dat&e hefboom draait en beweegt naar een stand waarbij deze wordt aangegrepen door het palorgaan. Een stuurorgaan is aanwezig voor het contact met het palorgaan en doet het palorgaan zodanig draaien, dat het palorgaan 15 vrijkomt van de hefboom, wanneer de bekken een bepaald krimpen hebben voltooid, terwijl een signaal-aanslag zodanig is geplaatst op de tweede handgreep dat deze in éên lijn ligt en op afstand is gelegen van de hefboom, wanneer deze wordt aangegrepen door het palorgaan waardoor het getroffen wordt door de hefboom, wanneer deze wordt vrijgegeven 2o door het palorgaan, zodat de gebruiker de voltooiing van de bepaalde krimp waarneemt.

Door de waarneming van de gebruiker van het onderhavige krimpgereedschap kan hij steeds een juiste krimpbeweging maken zonder een uitzonderlijk grote krimpkracht uit te oefenen.

• 25 De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de beschrijving en bijgevoegde tekeningen, waarbij: figuur 1 een vooraanzicht is van het onderhavige krimpgereedschap met een gedeelte van een niet gekrompen verbindingsorgaan aan de rechter kant van het gereedschap en een deel van een volledig 20 gekrompen verbindingsorgaan aan de linker kant van het gereedschap; figuur 2 een zijaanzicht, gedeeltelijk in doorsnede is van het in figuur 1 weergegeven gereedschap, waarbij de bekken zich in de volledig geopende stand bevinden; figuur 3 een zijaanzicht is van een gedeelte van het gereed-25 schap, waarbij de bekken de krimpbeweging bijna volledig hebben vol- 8000709 4 3 tooid; figuur b een zijaanzicht is gelijk aan dat van figuur 3, waarbij de hekken de krimpbeweging hebben voltooid en het krimp-signaal in werking is gesteld.

5 Het gereedschap bezit een eerste of bovenste handgreep 10 en een tweede of onderste handgreep 12, verbonden met de eerste handgreep 10 door middel van een hoofddraaipen 1U. Een eerste of bovenste bek 15 is aanwezig als een vast gedeelte van de eerste handgreep 10, terwijl een tweede of onderste bek 16 verschuifbaar is in 10 öe eerste handgreep 10 naar de bovenste bek 15, waardoor steeds het krimpoppervlak 18 hiervan evenwijdig wordt gehouden aan het krimp-oppervlak 17 van de eerste bek 15.

Een L-vormige hefboom 20 is op de verbindingsplaats van de benen hiervan draaibaar opgesteld op een draaipen op de tweede handig greep 12, welke pen bij de weergegeven uitvoering de hoofddraaipen 14 is. Een been 21 van de hefboom 20 is door middel van een korte ver-bindingsschalm 2b verbonden met de tweede of onderste bek 16.

De verbindingsschalm 2b is aan een eind door middel van . een eerste draaipen 25 verbonden met de tweede bek 16, terwijl deze 20 aan het andere eind door middel van een tweede draaipen 26 is verbonden met het ene been 21 van de hefboom 20. De assen van de hoofddraaipen 1U, de eerste draaipen 25 en de tweede draaipen 26 lopen evenwijdig. Een vlak gaande door de hoofddraaipen 1U en de eerste draaipen 25 snijdt de krimpoppervlakken 17 en 18 van de bekken 15 en 2^ 16 loodrecht en gaat in het algemeen door de hartlijnen hiervan. De hartlijn van de tweede draaipen 26 ligt steeds tijdens de krimpbeweging rechts van het vlak gaande door de hoofddraaipen 1H en de eerste draaipen 25.

Wanneer de handgrepen 10 en 12 gezamenlijk bewogen worden 20 om de hoofddraaipen 1U, brengt het eerste been 21 van de hefboom 20 via de verbindingsschalm 2b een kracht over waardoor de tweede of onderste bek 16 wordt opgetild. Indien een verbindingsorgaan zich bevindt tussen de bekken 15 en 16, zal dit de beweging van de tweede bek 16 tegenwerken en aldus een kracht overbrengen van de tweede bek 25 via de verbindingsschalm 2b naar de hefboom 20. Door deze kracht draait 8000709 0 *

It de hefboom volgens de wijzers van de klok om de hoofddraaipen 1^.

Een veer 27 voor het openen"van de handgrepen is aangebracht tussen de handgrepen 10 en 12 aan de voorzijde van de hoofddraaipen 1U waardoor de handgrepen draaien naar de geopende stand, zoals weer-5 gegeven is in figuur 2, wanneer de handgrepen worden vrijgegeven.

Een L-vormig palorgaan 28 is ter plaatse van de verbinding van de benen hiervan draaibaar opgesteld op een draaipen 29 verbonden met de tweede handgreep 12 aan het eind van het tweede been 22 van de L-vormige hefboom 20. Een been 30 van het palorgaan 28 loopt over 10 het tweede been 22 van de hefboom 20, terwijl het tweede been 31 van het palorgaan 28 zich rondom uitstrekt en voorzien is van een kraag 32 voor samenwerking met het vrije eind van het tweede been 22 van de hefboom 20, waardoor de hefboom wordt vastgehouden tegen een volgens de wijzers van de klok werkende draaiingskracht uitgeoefend 15 door de tweede bek 16.

Een drukveer 3^ voor het palorgaan is geplaatst tussen het ene been 30 van het palorgaan 28 en het tweede been 22 van de hefboom 20 waardoor de pal 28 wordt gedraaid zodat de kraag 32 op het tweede been 31 van de pal 28 samenwerkt met het eind van het tweede been 22 20 van de hefboom 20. Een vergrendelingsdrukveer 35 is geplaatst tussen de tweede handgreep 12 en de zijkant van het tweede been 22 van de hefboom 20 tegenover de veer 3h voor de draaiing van het palorgaan, waardoor de hefboom 20 tegen de wijzers van de klok wordt gedraaid zodat het tweede been 22 van de hefboom 20 gebracht wordt in een stand 25 voor samenwerking met de kraag 32 op het tweede been 31 van het palorgaan 28.

Op de eerste handgreep 10 is een aanslagpen 37 zodanig aangebracht, dat contact gemaakt wordt met het ene been 30 van het palorgaan 28 en het palorgaan tegen de wijzers van de klok wordt gedraaid, 2o zodat de kraag 32 op het tweede been 31 vrijkomt van het tweede been 22 van de hefboom 20, wanneer de handgrepen 10 en 12 een afstand hebben afgelegd voldoende om de bekken 15 en 16 te bewegen over een bepaalde krimpbeweging. Op de tweede handgreep 12 bevindt zich een aanslagpen 38 in één lijn gelegen met en op afstand beneden het twee-25 de been 22 van de hefboom 20, wanneer deze wordt aangegrepen door het 8000709 . % 5 palorgaan 28 waardoor het getroffen wordt door het tweede heen 22 van de hefboom 20, wanneer deze vrijkomt van de kraag 32 op het palorgaan 28. Door het slaan van het tweede been 22 tegen de pen 38 ziet de gebruiker dat de bepaalde krimpbeweging is voltooid. Bij het weer-cj gegeven gereedschap is deze waarneming zowel hoorbaar als voelbaar.

Bij gebruik wordt een verbindingsorgaan ^0, zoals weergegeven is in het Amerikaanse octrooischrift 3.9^5.705, tezamen met de draden geplaatst in een juiste stand zoals weergegeven is in het gedeelte rechts van de bekken van het gereedschap in figuur 1. Het jq verbindingsorgaan wordt ingebracht tussen de bekken 15 en 16 en de gebruiker grijpt vervolgens de handgrepen 10 en 12 vast en brengt deze naar elkaar toe. Door de gezamenlijke beweging van de handgrepen draait de L-vormige hefboom 20 om de hoofddraaipen 1U en brengt door de verbindingsschalm 2k de tweede of onderste bek 16 omhoog naar de jj bovenste bek 15 om het verbindingsorgaan itO te krimpen. Wanneer de bek 16 het eind van zijn beweging nadert, zoals aangegeven is in figuur 3, komt het been 30 van het palorgaan 28 op de tweede of onderste handgreep 12 in aanraking met de stuurpen 37 op de eerste of bovenste handgreep 10. Door de -voortgezette beweging van de handgrepen en de 20 bekken om de krimpbeweging te voltooien, wordt, zoals aangegeven is in figuur ^, door de stuurpen 37 het palorgaan 28 gedraaid waardoor de kraag 32 vrijkomt van het tweede been 22 van de hefboom 20. Door de kracht op de onderste bek ié uitgeoefend op de hefboom 20 via de verbindingsschalm 2h wordt de hefboom 20 volgens de wijzers van de 25 klok gedraaid waardoor het tweede been 22 van de hefboom 20 de signaal-pen 38 treft, die een hoorbaar en voelbaar signaal levert aan de gebruiker dat de bepaalde krimpbeweging is voltooid. Een gedeelte van het volledig gekrompen verbindingsorgaan UO is links van de bekken 15 en 16 in figuur 1 aangegeven.

3Q Wanneer de gebruiker de kracht op de handgrepen 10 en 12 J uit wegneemt, worden door de veer 27 de handgrepen/elkaar gedraaid naar een geopende stand, zoals aangegeven is in figuur 2. Vervolgens wordt de kracht afgenomen van de tweede of onderste bek 16 en beweegt het -been 30 van het palorgaan 28 weg van de stuurpen 37, zodat de veer 35 25 de hefboom 20 kan draaien tegen de wijzers van de klok, terwijl de 8 0 0 0 7 0 8 ‘ · 6 * veer 3U het palorgaan 28 draait volgens de wijzers van de klok, waardoor de kraag 32 op het tweede been 31 van het palorgaan 28 opnieuw samenwerkt met het eind van het tweede been 22 van de hefboom 20, zodat het mechanisme voor het signaleren van het krimpen opnieuw 5 wordt ingesteld.

30D070S

Claims (7)

1. Met de hand "bediend krimpgereedschap voorzien van een eerste handgreep, een tweede handgreep verbonden met de eerste handgreep door middel van een hoofddraaipen, en een eerste en tweede bek 5 verbonden met de handgrepen voor een gezamenlijke beweging bij draaiing van de handgrepen om de hoofddraaipen, met het kenmerk, dat een hefboom (20) draaibaar is aangebracht om een hefboompen (1¾) op de tweede handgreep (12), waarbij deze hefboom zodanig is verbonden met de tweede bek (16), dat de tweede bek de hefboom doet draaien om de hefboom-1Q pen, wanneer op de tweede bek een kracht wordt uitgeoefend, dat een palorgaan (28) draaibaar is aangebracht op een draaipen (29) verbonden met de tweede handgreep, waarbij deze pal zodanig is gevormd, dat deze samenwerkt met de hefboom waardoor de hefboom tegen de draaiings-kracht, uitgeoefend door de tweede bek, wordt tegengehouden, dat een 15 palveer (3¾) het palorgaan zodanig doet draaien, dat dit samenwerkt met de hefboom, dat een palveer (35) de hefboom zodanig doet draaien, dat de hefboom gebracht wordt in een stand, waarbij deze wordt aangegrepen door het palorgaan, dat een stuurorgaan (37) contact maakt met het palorgaan en het palorgaan zodanig doet draaien, dat het pal-20 orgaan vrijkomt van de hefboom, wanneer de bekken een bepaald krimpen hebben voltooid, en dat een signaal-aanslag (38) op de tweede handgreep in êén lijn ligt met en op afstand is gelegen van de hefboom, wanneer deze zodanig wordt aangegrepen door het palorgaan, dat het getroffen wordt door de hefboom, wanneer deze vrijkomt van het palor-25 gaan, zodat de gebruiker de voltooiing van de bepaalde krimpbeweging waarneemt.

2. Krimpgereedschap volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het stuurorgaan een aanslag (37) op de eerste handgreep (10) is zodanig geplaatst, dat het palorgaan (28) vrijkomt van de hefboom 2Q (20), wanneer de handgrepen een afstand hebben afgelegd voldoende om de bekken te bewegen over een bepaalde krimpbeweging.

3. Krimpgereedschap volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de draaipen voor de hefboom de hoofddraaipen (1¾) is. ¾. Krimpgereedschap volgens conclusie 1, met het kenmerk, 25 dat de hefboom (20) L-vormig is en draaibaar staat opgesteld ter 1000703 0 / plaatse van de verbinding van de benen hiervan, dat de hefboom is verbonden met de tweede bek door éên van zijn benen (21), dat het palorgaan L-vormig is en draaibaar staat opgesteld ter plaatse van de verbinding van zijn benen aan het eind van het tweede been (22) 5 van de L-vormige hefboom, waarbij één been (30) van het palorgaan loopt over het tweede been van de hefboom, terwijl het tweede been (31) van het palorgaan zich rondom uitstrekt en zodanig is gevormd, dat het samenwerkt met het vrije eind van het tweede been van de hefboom.

5. Krimpgereedschap volgens conclusie U, met het kenmerk, dat de veer (3M voor draaiing van he.t palorgaan is geplaatst tussen het ene been (30) van het palorgaan en het tweede been (22) van de hefboom en dat de vergrendelingsveer (35) is geplaatst tussen de tweede handgreep (12) en de zijkant van het tweede been van de 15 hefboom tegenover de veer (3M·

6. Krimpgereedschap volgens conclusie 1 of met het kenmerk, dat de eerste bek (15) en de tweede bek (16) zich bevinden op de eerste handgreep (10) en evenwijdige krimpoppervlakken bezitten, en dat de tweede bek het dichtst gelegen is bij de tweede 20 handgreep en verschuifbaar is in de eerste handgreep in de richting naar de eerste bek.

7. Krimpgereedschap volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de draaipen voor de hefboom de hoofddraaipen (1U) is en dat deze een verbindingsschalm (2U) omvat aan één eind verbonden met de tweede 25 bek (16) door middel van een eerste draaipen (25) en aan het tegenovergelegen eind is verbonden met het ene been (21) van de hefboom door middel van een tweede draaipen (26), waarbij de hartlijnen van de hoofddraaipen en de eerste draaipen evenwijdig lopen en gelegen zijn in een vlak loodrecht op de krimpoppervlakken (17, 18) van de 30 bekken en in het algemeen gaande door de hartlijnen hiervan. r

8. Krimpgereedschap in hoofdzaak zoals beschreven in de beschrijving en/of weergegeven in de tekeningen. §000709