NL8000563A - Werkwijze en inrichting voor het houden van vee. - Google Patents

Description

<-

HdB/dM/80.009

V

Animal Breeding Systems B.V. te Venlo Werkwijze en inrichting voor het houden van vee.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het houden van vee alsmede op een inrichting die geschikt is voor het toepassen van een dergelijke werkwijze.

, Bij het houden van vee, zowel kleine dieren, zoals ratten 5 muizen en konijnen, als grote dieren, zoals varkens en koeien, betreft een van de grootste problemen de verwerking van de van het vee afkomstige mest.

Mest met urine geeft ammoniakvorming waardoor niet slechts een voor mens en dier uiterst onaangename zo niet schadelijke lü stank ontstaat, doch dergelijke mest is ook een goede broedplaats voor allerlei bacteriën. Eén en ander is zeer nadelig voor de hygiëne en heeft een nadelige invloed zowel op de vruchtbaarheid als op de gezondheid van jonge en oudere dieren. Zulke onhygiënische toestanden hebben dan ook een negatieve * 15 invloed op zowel het dier als op de productie als het om meet bedrijven gaat.

De uitvinding beoogt een werkwijze en een inrichting waarbij en waarmee vee in optimale omstandigheden, ook wat de hygiëne betreft, kan worden gehouden met een minimum aan overlast voor 20 de omgeving.

Daartoe wordt volgens de uitvinding voorgesteld bij het houden van vee steeds zo spoedig mogelijk de vloeibare bestanddelen van de mest en de vaste bestanddelen ervan van elkaar ^ m te scheiden en ook eventueel ander vocht zo snel mogelijk af 25 te voeren. Bij voorkeur worden daarbij de vloeibare bestanddelen continue afgevoerd, terwijl de vaste bestanddelen periodiek worden verwijderd.

80 0 0 5 63

V

* - 2 - t

Het is verrassenderwijs gebleken dat door het zo spoedig mogelijk van elkaar scheiden van de vaste en vloeibare bestanddelen van de mest het optreden van onaangename geuren in verregaande mate wordt voorkomen, terwijl dit ook de hygië-5 nische omstandigheden zeer ten goede komt.. Door vrijwel onmiddellijk de vloeibare bestanddelen af te voeren kunnen de vaste bestanddelen van de mest gedurende langere tijd tot 7 dagen of meer in de hokken of dichtbij het vee worden achtergelaten zonder dat hierdoor ongunstige gevolgen optreden.

10 Volgens de uitvinding kan een inrichting geschikt voor toepassing van de uitgevonden werkwijze voorzien zijn van een tenminste in één richting plaatselijk hellend uitgevoerd deel van een mestafvoerorgaan, waarbij dit laagst gelegen deel aansluit op een vloeistof afvoerorgaan, zoals een goot.

15 Wannéér een groot aantal dieren naast elkaar in hokken zijn geplaatst kan volgens de uitvinding doelmatig gebruik worden gemaakt van een mesttransportband, welke onder de hokken is geplaatst en waarbij deze transportband tenminste plaatselijk hellend is uitgevoerd.

20 Het is gebleken dat een schuin opgestelde transportband op zichzelf problemen geeft doordat deze van de rollen dreigt te lopen. Overeenkomstig een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding kan daarom de ondersteuning van de transportband zodanig zijn uitgevoerd, dat de band in hoofdzaak horizontaal 25 verloopt bij het bewegen van de transportband, doch waarbij een deel van het ondersteuningsorgaan van de band verplaats-is baar tussen een horizontale stand en een hellende stand,waarbij deze laatste stand wordt ingenomen bij stilstand van de transportband voor het afvoeren van de vloeibare bestanddelen 30 van de mest in een afvoergoot. Een doeltreffende oplossing wordt ook verkrégen wanneer de ondersteuning zodanig is uitgevoerd, dat de band hetzij hol hetzij bol verloopt.

Bij een bolverlopende band bevinden zich langs de beide langszijranden van de band vloeistofafvoergoten.

800 0 5 63 - 3 - 4

V

Bij een hol uitgevoerde band zal het middengedeelte van de band tenminste plaatselijk geperforeerd zijn uitgevoerd, waarbij onder de perforatie een vloeistofgoot is aangebracht.

5 Volgens een nadere uitwerking van de uitvinding is de uitgevonden inrichting in het bijzonder geschikt voor vee-mestbedrijven, waarbij het mogelijk is het jonge te mesten vee op een hogere etage in kleinere hokken te plaatsen en dit vee na bijv. de helft van de mesttijd over te brengen 10 in grotere daaronder gelegen hokken.

Nadere bijzonderheden van de uitvinding kunnen ook blijken uit de hieronder volgende beschrijving van een uitvoerings-voorbeeld.

Fig. 1 toont schematisch een aantal hokken voor dieren voor-15 zien van een mesttransportband; fig. 2 toont schematisch een dwarsdoorsnede over een deel van de in fig. 1 weergegeven inrichting, waarbij geen hokken zijn. getekend; fig. 3 is een schematisch bovenaanzicht van een ondersteu-20 ningsorgaan voor de in langsrichting verplaatsbare mesttransportband; fig. 4 is een schematische dwarsdoorsnede van een variante uitvoering; fig. 5 toont een uitvoering met een bol gewelfde onder-25 steuning voor een transportband; fig. 6 toont schematisch in dwarsdoorsnede details van de ondersteuningsconstructie; en fig. 7 toont schematisch een inrichting voor het mesten van varkens.

30 De in fig. 1 weergegeven inrichting voor het houden van vee is opgebouwd uit een gestel met kolommen 1 en deze kolommen verbindende horizontale balken 2 en 3. De voorste balken 2 vormen vloeistofafvoergoten, terwijl de achterste balken door hoekijzers zijn gevormd. In het gestel zijn 80 0.0 5 63

V

- 4 - een groot aantal naast en boven elkaar gelegen, op zichzelf op bekende wijze uit gaas of dergelijke opgebouwde hokken 4 geplaatst. Onder iedere horizontaal naast elkaar geplaatste rij hokken 4 is tenminste één ondersteuningsorgaan aange-5 bracht zoals weergegeven in fig. 3. Dit ondersteuningsorgaan is opgebouwd uit een U-vormig frame 5 waarin evenwijdig aan de lange zijde een verbindingsbalk 6 is aangebracht.

Tussen de verbindingsbalk 6 en de, de beide benen van het U-vormig frame 5 verbindend lijfgedeelte zijn een aantal zich 10 evenwijdig aan elkaar en loodrecht op de verbindingsbalk 6 uitstrekkende rollen 7 vrij draaibaar gemonteerd.

De ruimte tussen de opeenvolgende rollen is door middel van aan het gestel 5 en de tussenbalk 6 bevestigde plaatvormige en geperforeerde delen 8, b.v. van gaas, ongevuld.

15 Tussen de uiteinden van de benen van het frame 5 bevindt zich een in hoofdzaak rechthoekig raam 9. Dit raam is met behulp van scharnieren 10 aan de verbindingsbalk 6 bevestigd zodanig dat het raam ten opzichte van de verbindingsbalk 6 zwenkbaar is. In het raam 9 zijn in het verlengde van de rollen 7 rollen 20 7' aangebracht die vrij draaibaar zijn gelagerd waarbij de ruimtes in het raam 9 tussen de rollen 7' eveneens zijn opgevuld met plaatvormige ondersteuningsdelen 11. Zoals uit fig. 2 blijkt is het frame 5 in het gestel, gevormd door de kolommen 1 en de horizontale balken 2 en 3, ondersteund door de goot-25 vormige balk 2 en de als hoekijzer uitgevoerde balk 3 zodanig dat het bovenoppervlak van de in eén vak gelegen plaatvormige delen 8 en 11 enigszins hellend afloopt in de richting van de goot 2.

De rollen 7 en 7' zullen daarbij steeds iets boven de aan-30 grenzende plaatvormige delen uitsteken.

Zoals uit fig. 1 blijkt bevinden zich aan de linkerzijde van het gestel een drietal voorraadhaspels 12 die boven elkaar zijn gemonteerd en draaibaar om de assen 13. Ieder haspel 12 omvat een bij voorkeur uit dunne kunststof bestaande folie 14 800 0 5 63 Λ - 5 - die over de rollen 7 en 7* en de plaatvormige delen 8 en 11 (zie fig. 3) als ondersteuningsorgaan onder een bijbehorende rij hokken 4 wordt geleid. Aan de rechterzijde van het gestel kunnen de folies weer worden opgewonden op haspels 15.

5 Bij voorkeur hangt de langsrand van een folie 14 juist in de goot 2, zodat de vloeibare delen van de mest van de in de hokken zich bevindende dieren steeds onmiddellijk wordt afgevoerd. Het zal duidelijk zijn dat daarbij de goot 2 bij voorkeur enigszins hellend is uitgevoerd. Desgewenst kunnen 10 de goten regelmatig worden doorgespoeld voor de verbetering van de afvoer van de vloeibare bestanddelen uit de mest naar een geschikt opvangreservoir. Door de hellende uitvoering van de mestopvangband zal de vloeistof continu worden afgevoerd. Op gezette tijden zullen de haspels in beweging worden 15 gebracht voor de verwijdering van de met vaste mestdelen beladen mestopvangband. Daarbij zullen de vaste mestbestand-delen bij het door de folie passeren van de omkeerrollen 16 naar beneden kunnen vallen in een opvangbak 17;desgewenst kunnen bij de omkeerrollen ook nog schraaporganen zijn aan-20 gebracht. Opgemerkt wordt echter dat het ook mogelijk is de folie met vaste mestbestanddelen op te rollen en als geheel af te voeren. Het is gebleken dat bij deze uitvoering van de mestopvangfolie en de verplaatsing daarvan met een uiterst dunne folie van enkele tienden van milimeters kan worden 25 volstaan, terwijl de band toch gemakkelijk is door te trekken dankzij de ondersteuningsrollen 7 en 7' en de daartussen geplaatste ondersteuningsplaten 8 en 11.

Het is gebleken dat door het onmiddellijk verwijderen van de vloeibare delen uit de mest de vaste bestanddelen geruime tijd 30 onder de hokken kunnen verblijven zonder dat dit onaangename of ongunstige gevolgen heeft. Een vernieuwing van de mest-transportband éénmaal per zeven of zelfs meer dagen is gebleken toelaatbaar te zijn.

Het is in het algemeen niet mogelijk, zeker niet bij een 35 uiterst dunne folie als transportband deze met mest beladen te verplaatsen in de hellende stand, zoals die nodig is voor 30 0 0 5 63 - 6 -

V

* de continue afvoer van de vloeibare bestanddelen. Daarom wordt bij de uitvoering zoals afgebeeld in fig. 2 gebruik gemaakt van het raam 9. Onder dit raamdeel 9 bevindt zich tenminste één hydraulische cylinder .18 als verplaatsings-5 orgaan voor het zwenken van het raamdeel 9 om de scharnier-assen 10 vanuit de hellende stand tot de in fig. 2 met stippellijn aangeduide stand 9'. Ook is het mogelijk om het gehele gestel 5 om een as ter plaatste van de horizontale balk 3 zwenkbaar uit te voeren zodat de gehele band met 10 ondersteuningsorgaan vanuit een hellende in een horizontale stand kan worden gebracht.

Voorts is het mogelijk overeenkomstig fig. 4 de ondersteu-ningsplaat 8 resp. 11 naar elkaar toe hellend vast te monteren en de goot 2 in het midden te plaatsen. In dit 15 geval is de mesttransportfolie 14 in het midden bij 19 geperforeerd uitgevoerd, zodat de vloeibare bestanddelen van de mest in het midden uit de folie kunnen stromen. Daarbij is het mogelijk de rollen 7 cylindrisch uit te voeren waarbij de folie steeds tussen de rollen enigszins zal door-20 buigen of deze rollen enigszins dubbelkegelvormig uit te, voeren zodat het bovenvlak ervan correspondeert met de helling van de ondersteuningsplaten 8 en 11. In dit laatste geval zal tijdens het doorvoeren van de mesttransportband enige slip optreden tussen delen van het roloppervlak en de 25 mestfolie.

Een variant van de uitvoering volgens fig.4 is weergegeven in fig. 5. Daarbij hellen de platen 8 en 11 naar buiten waarbij langs beide zijranden een goot 2 resp. 2' is aangebracht. De goot 2' komt dan' in de plaats van het hoekijzer 30 3. Ook in dit geval kunnen de rollen 7 hetzij cylindrisch hetzij naar de buitenzijde aflopend iets taps zijn uitgevoerd.

In fig. 6 is een eenvoudige uitvoering voor ondersteuning van de transportband weergegeven. In dit geval worden de ondersteuningsplaten 8 gevormd uit geperforeerde plaat uit 35 één stuk. Deze geperforeerde plaat wordt bij 20 steeds op 800 0 5 63 -7- % * een afstand van ongeveer 20 cm, voorzien van rechthoekige goten waarin de rollen 7 kunnen worden opgenomen.

De rollen zelf zijn voorzien van met onderbroken lijnen weergegeven assen 21. Deze assen worden gestoken in lager-5 blokjes 22, welke juist passen in de goten 20. De lager-blokjes 22, waarvan er aan weerszijden van elke goot 20 éën bevindt, worden op hun plaats gehouden door de randen van de afvoergoot 2, resp. de balk 3 (zie fig . 2).

Een rol kan eenvoudig worden verwijderd door deze uit een 10 goot 20 te tillen, het lagerblokje te verwijderen waarna de rol vrij kan worden uitgenomen.

Opgemerkt wordt dat een dergelijk doorgezette plaat van gaasmateriaal desgewenst in dwarsrichting kan worden gebogen om de gewenste bolle of eventueel holle vorm te verkrijgen.

15 Voor het mesten van vee is het gebruikelijk jonge biggen, die op een fokbedrijf zijn geboren, na een aantal weken over te brengen naar een mestbedrijf. In het algemeen is het gebruikelijk dat de varkens 18 weken op een mestbedrijf blijven, waarna ze slachtrijp zijn.

20 Daarbij bevinden zich steeds 10 varkens in een kot van ongeveer 2 bij 3 meter.

Bij toepassing van de inrichting volgens de uitvinding, waarbij gebruik wordt gemaakt van tenminste twee boven elkaar geplaatste rijen hokken wordt de onderste rij hokken inge-25 richt overeenkomstig de gewenste afmetingen van 2 bij 3 meter voor 10 stuks varkens. Dit is aangegeven in fig. 7 met 30. Daarboven worden dan steeds twee hokken, resp. 31 en 32 gebouwd, waarbij de afmetingen van een hok 32 zodanig zijn "*· gekozen dat dit juist voldoende afmetingen heeft voor het 30 opnemen van 10 biggen nadat deze 9 weken op het mestbedrijf zijn geweest. Na afloop van deze 9 weken worden de biggen verplaatst vanuit hok 32 naar hok 30, waar ze dan nog slechts 9 weken behoeven te verblijven. Met een mestafvoersysteem volgens de uitvinding is het toelaatbaar in de bestaande 35 gebouwen op deze wijze vrijwel de dubbele hoeveelheid varkens 800 0 5 63 -8- t tegelijk aanwezig te hebben waardoor deze gebouwen vrijwel de dubbele varkensmestcapaciteit verkrijgen. Daarbij is het zelfs mogelijk de biggen reeds 4 weken vroeger dan normaal van het fokbedrijf over te brengen naar het mestbedrijf en 5 deze b.v. onder te brengen in hok 31, dat dus ook kleiner kan zijn dan hok 32.

De biggen verlaten normaal nl. reeds 4 weken voordat ze naar de mestbedrijven gaan de zeugen.

In dit geval is het dankzij de verbeterde hygiënische om-10 standigheden mogelijk de jonge biggen eerst 4 weken in het hok 31 op te nemen, daarna te verplaatsen naar hok 32, waar ze ongeveer 9 weken verblijven en vervolgens naar hok 30, waar ze de laatste 9 weken doorbrengen.

Op deze wijze kan het rendement van een varkensmestbedrijf 15 aanzienlijk worden vergroot.

Het zal duidelijk zijn dat een dergelijk getrapt verlopende mestmethode ook voor andere dieren dan varkens kan worden toegepast. Daarbij kunnen b.v. looprekken of andere ver-bindingsorganen worden toegepast voor het gemakkelijk over-20 brengen van de dieren van een bovenste hok naar één van de daaronder gelegen hokken.

80 0 0 5 63

Claims (9)

1, Werkwijze voor het houden van vee met het kenmerk, dat steeds zo spoedig mogelijk de vloeibare bestanddelen en de vaste bestanddelen van de van het vee afkomstige mest van elkaar worden gescheiden, en ook eventueel ander 5 vocht zo snel mogelijk wordt afgevoerd.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de vloeibare bestanddelen van de mest continu worden afgevoerd, terwijl de vaste bestanddelen periodiek worden verwijderd.

3. Inrichting voor het houden van vee voorzien van een mestopvangorgaan ingericht voor het toepassen van de werkwijze volgens conclusie 1 of 2. met het kenmerk.dat tenminste één deel van het mestopvangorgaan tenminste plaatselijk hellend is uitgevoerd en met het laagst gelegen deel aansluit op een vloeistofaf voer orgaan.

4. Inrichting voor het houden van veel volgens conclusie 3, omvattend een aantal naast elkaar geplaatste hokken voor vee, waaronder een in hoofdzaak in horizontale richting verplaatsbare band als opvangorgaan voor mest is 20 aangebracht en waarbij het gestel van de inrichting is voorzien aan één zijde van een vooraadhaspel voor mest-opvangband, terwijl aan de andere zijde een oprolhaspel is aangebracht voor het gebruikte deel van de mestopvang-band, met het kenmerk, dat de band rust op een ondersteu-25 ningsorgaan omvattend tenminste een aantal vrij roteer bare rollen, welke zwenkbaar zijn gelagerd in een gestel-deel, waarbij dit gesteldeel voorzien is van een heforgaan voor het verplaatsen van het gesteldeel met de daarop rustende mesttransportband vanuit de hellende mestopvang-30 stand waarin de mestopvangband met de lage rand aansluit op een vloeistofopvanggoot en een in hoofdzaak horizontale stand waarin de mesttransportband in langsrichting kan worden verplaatst tussen voorraadhaspel en oprolhaspel. 800 0 5 63 «t' -10-

5. Inrichting volgens conclusie 3, omvattend een aantal naast elkaar geplaatste hokken voor vee waaronder een zich in hoofdzaak in horizontale richting uitstrekkende, in horizontale richting verplaatsbare band als opvangorgaan van mest 5 is aangebracht en waarbij voorzien is in een voorraadhaspel voor de band aan de ene zijde van de inrichting alsmede een oprolhaspel aan de andere zijde van de inrichting voor het opvangen van een gebruikt deel van de band, met het kenmerk, dat de band rust op een ondersteuningsorgaan welke een in 10 dwarsrichting gewelfde vorm geeft aan de mestransportband en waarbij het laagste deel van de band aansluit op een vloeistofafvoergoot.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het ondersteuningsorgaan voor de band zodanig is uitgevoerd dat 15 deze een holle vorm aanneemt waarbij de band in het middendeel geperforeerd is uitgevoerd en zich onder dit geperforeerde deel de afvoergoot bevindt.

7. Inrichting volgens één der conclusies 3 tot en met 6, met het kenmerk, dat het ondersteuningsorgaan een langwerpige 20 geperforeerde plaat omvat, waarin in dwarsrichting verlo^' pende goten zijn.«gevormd voor het opnemen van de vrij draaiende rollen met de lagers daarvoor.

8. Inrichting voor het mesten van vee volgens één der conclusies 3 tot en met 7, met het kenmerk, dat tenminste 25 twee rijen hokken voor vee boven elkaar zijn geplaatst, waarbij de onderste hokken zijn ingericht voor het mesten van het vee tot aan het tijdstip van de slachtrijpheid, terwijl de bovenste rij hokken is ingericht voor het opnemen van he-t vee in een vroeger stadium.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de bovenste rij hokken steeds zijn gesplitst in twee soorten hokken, waarvan het ene deel is ingericht voor het opnemen van het vee direct nadat deze van het moederbeest zijn gescheiden en het andere deel is ingericht voor het opnemen 35 van het vee tijdens een tussenperiode van het mesten. 800 0 5 63