NL8000235A - Pneumatisch aangedreven gereedschap. - Google Patents

Description

%

Pneumatisch aangedreven gereedschap.

Pe uitvinding heeft betrekking op een op een koppel reagerende stilzetinrichting voor een pneumatisch aangedreven gereedschap. Met name, echter niet bij wijze van beperking, reageert de stilzetinrichting volgens de uitvinding op de traagheidskrachten 5 die werkzaam zijn op een gewichtsorgaan teneinde de luchttoevoer naar het gereedschan af te sluiten.

Bekende stilzetinrichtingen reageren op centrifugaalkrachten of op veerkrachten die dergelijke centrifugaal-krachten tegenwerken voor het afsluiten van de luchttoevoer naar 10 de motor. Zo beschrijven bijvoorbeeld de Amerikaanse octrooischriften 3 90b 305 en 1* 00l 859 elk pneumatisch aangedreven gereedschappen die op de snelheid reagerende afsluitinrichtingen hebben. Elke inrichting bevat een klep die geopend wordt door centrifugaalgevichten en wanneer de motor de stilzettoestand gaat benaderen, dat wil zeggen 15 wanneer de motor langzamer gaat draaien, overwint een veer de door de gewichten uitgeoefende centrifugaalkracht teneinde de klep te sluiten.

De meeste van dergelijke inrichtingen sluiten af voordat het stilzetkoppel wordt bereikt, echter is het 20 bij een door de snelheid geregeld stilzetten het zeer moeilijk het uitgeoefende koppel nauwkeurig te regelen wanneer het gereedschap wordt gebruikt met zowel harde als zachte verbindingen.

De uitvinding beoogt een stilzetinrichting te verschaffen die de luchttoevoer naar de motor uitschakelt voordat 25 het stilzetkoppel wordt bereikt.

De uitvinding verschaft eveneens een stilzetinrichting die bij het gewenste koppel een constant stilzetten verschaft.

9000235 i 'ir 2

In het kort samengevat heeft de inrichting betrekking op een ox> een koppel reagerende stilzetinrichting die een afsluitklep bevat die geplaatst is tussen een hoofdklep en een luchtmotor, welke afsluitklep tussen een open en gesloten stand verplaats-5 baar is door middel van een bedieningsorgaan dat zich gedeeltelijk door de uitgaande as van de luchtmotor uitstrekt. Een regelaar is aangebracht die draaibaar is met de uitgaande as en die een grendel bevat die in aangrijping kan worden gebracht met het bedieningsorgaan voor het in de open stand houden van de klep, en 10 met een op de traagheid reagerend orgaan dat verplaatsbaar is ten opzichte van de as teneinde de grendel vrij te maken waardoor de klep naar de gesloten stand kan verplaatsen en het gereedschap wordt stilgezet wanneer de luchtmotor langzamer draait in afhankelijkheid van een bepaald koppel dat op de uitgaande as wordt uitgeoefend.

15 De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de tekening.

Fig. 1 toont een aanzicht van een pneumatisch aangedreven gereedschap waarin de op een koppel reagerende stilzetinrichting volg ns de uitvinding is aangebracht.

2D Fig. 2 toont op grote schaal een gedeeltelijke dwarsdoorsnede van de stilzetinrichting in bijzonderheden.

Fig, 3 toont een dwarsdoorsnede, gezien volgens de pijlen 3-3 van fig, 2.

25 Fig. ^ toont een dwarsdoorsnede, gezien volgens de pijlen k-k van fig. 2.

Fig. 5 toont een dwarsdoorsnede, gelijk aan die van fig. H, waarin echter het traagheidsorgaan in verschillende werkstanden is geplaatst.

30 Fig, 6 toont op grote schaal een gedeeltelijke dwarsdoorsnede, gelijk aan die van fig, 2, waarin een andere uitvoeringsvorm van een op een koppel reagerende stilzet-richting volgens de uitvinding is getoond.

Fig. 7 toont een dwarsdoorsnede, gezien 35 volgens de pijlen 7-7 van fig. 6.

8000235 * 3 t

Fig. 3 toont een dwarsdoorsnede, gelijk aan die van fig. 7, waarin de delen daarvan in een andere werkstand zijn getoond.

In fig. 1 is een pneumatisch aangedreven 5 gereedschap 10 getoond, dat is voorzien van een stilzetinrichting volgens de uitvinding. Eet gereedschap 10 bevat een rechthoekige kop 12 met een vierkantige aandrijfas 1l+, die daaruit steekt en bevestigd kan worden op een geschikte aandrijfbus of dergelijke. Er is ook een gereedschapslichaam 16 aanwezig, een handgreep 18 die verbonden 10 is met het lichaam 16 dat een een klep bedienende hefboom 20 bevat en een verbinding 22 voor een luchttoevoer die geplaatst is op de handgreep 18, De luchttoevoer is niet getoond, zoals bekend is in de techniek kan hier een geschikte buigzame luchtleiding met het pneumatisch aangedreven gereedschap 10 verbonden worden bij de 15 verbinding 22.

Fig. 2 toont een deel van het gereedschap 10, dat gedeeltelijk is weggesneden, zodat de stilzetinrichting duidelijker kan worden getoond. In het lichaam 16 van het gereedschap 10 is een luchtmotor 2h geplaatst die daarin draaibaar is in legers 26, 28.

20 De motor 2b is verbonden met een holle uitgaande as 30 die in het lichaam 16 draaibaar is in legers 26 en 32. De uitgaande as 30 is op zijn beurt met behulp van een tandwielkast verbonden met een vierkantige aandrijfas 14. De een klep bedienende hefboom 20 is werkzaam bij het lucht- openen en sluiten van een hoofd-Jtoevoerklep (niet getoond), die geplaatst 25 is in de handgreep 18, Een hulpklep of een afsluitklep 3*+ is eveneens in de handgreep 18 geplaatst en is aangebracht om redenen welke hierna duidelijker zullen worden.

De afsluitklep 3*+ bevat een verplaatsbaar kleponderdeel 36 dat is aangebracht op een einde van een bedienings-30 orgaan 38 dat zich uitstrekt door de luchtmotor 2b en in de uitgaande as 30. De klep 3I+ bevat eveneens een ringvormige klepzitting ko die in aangrijping kan worden gebracht met het kleponderdeel 36 wanneer de klep is gesloten. Opgemerkt wordt dat het kleponderdeel 36 betrekkelijk dicht bij de ringvormige klepzitting 1+0 is geplaatst wanneer in 35 de open stand.

8000235 β *

Het klepbedieningsonderdeel 38 heeft een einde h2 dat zich uitstrekt in een holte IA die ia aangebracht in de uitgaande as 30. Eveneens in de holte IA is een grendel b6 geplaatst die daarin verschuifbaar is en die in de richting van het 5 bedieningsorgaan 38 onder voorspannïng staat door middel van een veer b8 die eveneens in de holte bh is aangebracht.

De grendel k6 is voorzien van een uitsparing 50, die tussen de einden daarvan is geplaatst en die zodanige afmetingen heeft dat een kogelvormige pal 52 kan -worden opgenomen. De pal 52 10 is aangebracht in een radiale holte 5^ die zich door de wand van de uitgaande as 32 uitstrekt. Een buitenwaartse verplaatsing van de pal 52 wordt belet, behalve in het geval dat hierna zal worden uiteengezet, door een gewichtsorgaan 56 dat draaibaar op de uitgaande as 30 is aangebracht door een draaipen 58.

15 Zoals duidelijker blijkt uit fig. U is het gewichtsorgaan 56 voorzien van een in geringe mate langwerpige opening βθ die mogelijk maakt dat het gewichtsorgaan 56 gaat draaien ten opzichte van de as 30. Het gewichtsorgaan 56 is eveneens voorzien ran een uitsparing 62 voor het opnemen van de pal 52, wanneer een 20 niet-vergrendelde stand optreedt, zoals hierna zal worden uiteengezet, en van een tweede uitsparing 6U die een kleine drukveer 66 draagt die werkzaam is bij het vasthouden van het gewichtsorgaan 56 in de vergrendelde stand, zoals getoond in fig. b, totdat bepaalde gebeurtenissen plaatshebben. Opgemerkt wordt dat het gewichtsorgaan 25 56 een platte zijde 68 bevat zodat het zwaartepunt van het gewichts orgaan 56 zich links van de middenlijn van de as 30 zal bevinden, zoals getoond in fig. if.

Tijdens bedrijf draait de uitgaande as 30 met een betrekkelijk grote snelheid en zou het gewichtsorgaan 56 30 een ernstige trilling in het gereedschap kunnen veroorzaken, te wijten aan de excentrische plaatsing ven het zwaarteount. Teneinde deze trilling tegen te werken is een tweede gewichtsorgaan J0 op de as 30 naast het gewichtsorgaan 56 geplaatst. Zoals blijkt uit fig. 3 kan het gewichtsorgaan 70 eveneens een vlakke zijde 72 bevatten zodat 35 het gewichtsorgaan 70 een zwaartepunt heeft dat gelegen is tegenover 8000235

V

> ς y het zwaartepunt van het gewichtsorgaan 5c, zodat het mechanisme tijdens rotatie wordt uitgebalanceerd.

é l

Teneinde de werking vanhet gereedschap i 10 te beschrijven, wordt aangenomen dat de luchttoevoer verbonden 5 is met de verbinding 22 en dat de verschillende componenten van het gereedschap 10 zich in de^xig. 2-4 getoonde stand bevinden, en dat de afsluitklep 34 in de open stand staat en dat de grendel 46 in de in fig. 2 getoonde stand- staat. Met de aldus opgestelde delen zal lucht bij een indrukken van de klephefboom 20 in de binnenzijde van 10 de handgreep 18 komen, langs de afsluitklep 34 stromen en vervolgens in de luchtmotor 24, waardoor deze gaat draaien.

Een rotatie van de luchtmotor 24 wordt via de uitgaande as 30 overgebracht op het onder rechte hoeken staande aandrijfmechanisme en vervolgens op de vierkantige aandrijf-15 as 14, Wanneer de moer of een ander voorwerp, dat door de vierkantige aandrijfas 14 wordt aangedreven, wordt vastgedraaid zal het koppel, dat teruggaand wordt uitgeoefend door de uitgaande as 30 en in de luchtmotor 24, de motor en de uitgaande as 30 langzamer doen draaien. Wanneer dit optreedt veroorzaken traagheidskrachten, die werkzaam 20 zijn op het excentrisch gelegen zwaartepunt van het gewichtsorgaan 56, een draaiing van het gewichtsorgaan 56 om de draaipen 58. Een dergelijke beweging brengt de uitsparing 62 in het gewichtsorgaan 56 op 6én lijn met.de pal 52.

De luchtstroom door het kleponderdeel 34 25 (dat zoals hierboven is beschreven tamelijk dicht bij de zitting 40 is geplaatst), beweegt het kleponderdeel 34 naar de gesloten stand. Wanneer het kleponderdeel 34 naar de gesloten stand beweegt wordt de pal 52 buitenwaarts in de uitsparing 62 gedrukt. Wanneer het kleponderdeel 36 op de zitting 4o komt wordt de luchtstroom naar 30 de motor stilgezet en houdt de werking van het pneumatisch aangedreven gereedschap 10 op.

Uit het bovenstaande zal het duidelijk zijn, dat het gewichtsorgaan 56 met zijn excentrisch zwaartepunt zodanig is uitgevoerd, dat zodra de negatieve versnelling, dat wil 35 8000235 * 6 zeggen de mate waarin de uitgaande as 30 langzamer gaat draaien, een bepaalde waarde bereikt, het gewichtsorgaan 56 draait waarbij het gereedschap 10 wordt stilgezet voordat de luchtmotor tot stilstand komt. Met andere woorden de draaiende beweging van het gewichtsorgaan 5 56 voor het stilzetten van het gereedschap 10 heeft plaats wanneer de traagheidskracht, opgewekt door de vertraging, de centrifugaal-kracht overschrijdt waardoor het gewichtsorgaan 56 in de vergrendel-stand wordt gehouden, toe te schrijven aan zijn excentrisch zwaartepunt.

10 Dienovereenkomstig kan het gereedschap 10 met het stilzetmechanisme nauwkeuriger worden geregeld dan bij een van een koppel afhankelijke stilzetting en wel onafhankelijk van het feit, of de bevestigingsmiddelen bestaan uit een harde of zachte verbinding. In een harde verbinding verandert de gereedschap-15 snelheid zeer snel terwijl in een zachte verbinding de snelheid van het gereedschap betrekkelijk langzaam verandert, waarbij de variatie in de ontwikkelde snelheid tussen de twee soorten verbindingen het moeilijk maakt het stilzetten van het gereedschap nauwkeurig te regelen wanneer de gereedschapssnelheid de kritische 20 factor vormt. Hierbij wordt het onaangename, zo niet gevaarlijke, terugspringen van het gereedschap wanneer een toestand van stilzetten wordt bereikt, vermeden voordat de luchttoevoer wordt afgesloten.

Het gereedschap 10 kan niet weer in 25 bedrijf worden gesteld zolang de klephefboom 20 is ingedrukt en een luchtdruk op de klep 3^ wordt uitgeoefend. Echter zal, in gevolge een vrijlaten van de hefboom 20, de druk op het kleponderdeel 36 worden weggenomen en zal de veer 1*8, die is geplaatst in de uitgaande as 30, de grendel U6 en het klepbedieningsonderdeel 38 naar rechts 30 bewegen, zoals getoond in fig. 2, waarbij de afsluitklep 3¾ van de klepzitting ^0 af wordt gedrukt. Wanneer de groef 50 in de grendel k6 op een lijn ligt met de pal 52, valt de pal vrij van de uitsparing 62 in het gewichtsorgaan 56, waarbij de veer 66 daarin het gewichtsorgaan 56 naar zijn oorspronkelijke stand doet draaien, zoals getoond 35 in fig. U. Wanneer dit plaatsheeft kan het gereedschap 10 weer opnieuw 9900235 * * τ in werking worden gesteld.

De figuren 6, 7 en 8 tonen een andere uitvoering van het stilzetmechanisne, volgens de uitvinding. Het mechanisme bevindt zich in hetzelfde gereedschap 10 en vereist alleen een wijziging van zeer weinig delen. Derhalve zijn die delen, welke 5 niet gewijzigd zijn, met dezelfde verwijzingscijfers aangegeven als getoond in fig. 2. Ofschoon niet getoond in fig. 6 zal het duidelijk zijn dat het Kfepbedieningsorgaan 38 werkzaam is in samenhang met een klep die door een stroom wordt bediend, zoals beschreven in verband met de klep van fig. 2.

10 In de uitvoeringsvorm van fig. 6 is de uitgaande as met 130 aangegeven. De as wordt ondersteund tussen de legers 26 en 32 zoals dat het geval is net de as 30 in fig. 1. Echter dient te worden ongemerkt dat de as 130 op afstand geplaatste nokken 132 en 13k bevat die vanuit een zijde van de as 130 uitsteken en 15 een identiek paar op afstand geplaatste nokken die uit de tegenovergelegen zijde van de as 130 uitsteken. Elk stel nokken is voorzien van een draaipen 136 die zich daardoorheen uitstrekt en die zich door een paar identieke, ofschoon tegenover geplaatste gewichtsorganen 1U0 uitstrekt.

20 Een veer 1U2 omringt elk der draaipennen 136.

Elk der veren 1^2 heeft één einde dat in aangrijping is met een gewichts-orgaan 1Uo, terwijl het overstaande einde in aangrijping is met de uitgaande as 130, zodat de gewichtsorganen 1Λ0 naar de in fig. 7 getoonde stand onder voorspanning staan.

2? Uit fig. 7 is het duidelijk dat van de ' gewichtsorganen 1l0 het zwaartepunt geplaatst is in een punt dat excentrisch is ten opzichte van de draaipennen 136. Eveneens dient te worden opgemerkt dat in deze figuur de uitgaande as 130 is voorzien van een paar radiaal gerichte poorten 1UU. Elke poort 1^k is voorzien van 30 een kcgelvormige pal 1 h-6. Een plat oppervlak 1h8, dat op elk der gewichtsorganen ikO aanwezig is, strekt zich uit over de poorten 1Uh waardoor vermeden wordt dat de pallen 1^6 buitenwaarts verplaatsen, zodat hi stilzetmechanisme in de grendelstand wordt vastgehouden en de klep 3^ wordt open gehouden.

6000235 i «r 8

Aangenomen wordt dat tijdens bedrijf de verschillende componenten van het grendelmechanisme zich in de in de figuren 6 en J getoonde stand bevinden, dat wil zeggen in de vergrendelstand met de hiep 3^ in de open stand gehouden, zoals 5 beschreven is met betrekking tot fig. 2. In deze stand zal door een bediening van de klephefboom 20 de lucht in het gereedschap kunnen worden toegelaten, welke lucht langs de afsluitklep 3^ naar de luchtmotor 2b stroomt, waardoor de luchtmotor en de uitgaande as 130. gaan draaien. De rotatie van de luchtmotor 2b gaat voort totdat 10 het bevestigingsmiddel een gespecificeerd koppel bereikt, bij welk punt de uitgaande as 30 langzamer gaat draaien en de mate van vertraging en de traagheid van de gewichtsorganen 1U0 laatstgenoemde doet draaien om de draaipennen 136 naar de niet-vergrendelde stand, getoond in fig. 8.

15 Zoals in deze figuur getoond worden de oppervlakken 11+8 van de poorten ihh af bewogen waardoor de pennen 1b6 naar buiten en uit de groef in de grendel b6 kunnen bewegen (zie fig. 6), waarbij de grendel b6 wordt vrijgemaakt zodat de klep 3^ in afhankelijkheid van de luchtstroom daardoor wordt gesloten. Aldus 20 wordt de luchtmotor stilgezet alsmede het gereedschap voordat het koppel bij stilzetten wordt bereikt. Zoals vermeld in samenhang met fig. 2 wordt met een dergelijke constructie voorkomen dat een schok optreedt bij een draaiende luchtmotor totdat het stilzetkoppel is bereikt, waardoor een meer nauwkeurig stilzetpunt en een geringere 25 onaangename toestand voor de bedienaar van het gereedschap wordt verschaft, Eveneens, zoals vermeld net betrekking tot de uitvoeringsvorm van fig, 2, kan het stilzetpunt nauwkeurig worden geregeld aangezien het stilzetten plaatsheeft wanneer de traagheidskracht op de gewichtsorganen 1Uo» toe te schrijven aan het langzamer draaien, 30 de centrifugaalkracht overschrijdt die wordt ontwikkeld door de snelheid van het gereedschap, 8000235

Claims (12)

1. 9 - * COUCLUSIES
2. 1. Op een koppel reagerende stilzetinrichting voor een pneumatisch aangedreven gereedschap, bestaande uit een luchtmotor die een draaibare uitgaande as aandrijft, een luchttoevoer en een hcofdklep die geplaatst is in een luchttoevoer-doorgang voor de 5 regeling van de luchtstroom uit de luchttoevoer naar de motor, gekenmerkt door een afsluitklep die geplaatst is tussen de hoofdklep en de motor, welke klep een klepztting heeft die de luchttoevoer-doorgang omringt, een kleponderdeel dat nauwkeurig past in de lucht-toevoer-doorgang welk kleponderdeel verplaatsbaar is in en buiten 10 aangrijping met de klepzitting teneinde de klep te sluiten resp. te openen, en een langwerpig klepbedieninrsorgaan met een eerste eindê dat verbonden is met het kleponderdeel en net een tweede einde dat zich gedeeltelijk door de uitgaande as uitstrekt; en een regelaar die draaibaar is met de uitgaande as en die een grendel bevat die 15 in aangrijping kan worden gebracht met het tweede einde van het genoemde klepbedieningsorgaan teneinde het genoemde kleponderdeel van de zitting af te houden, en op de traagheid reagerende organen die ten opzichte van de as verplaatsbaar zijn voor een vrijmaken van de grendel teneinde het kleponderdeel te kunnen doen verplaatsen voor 20 een aangrijping met de zitting, waarbij de afsluitklep wordt gesloten en het gereedschap wordt stilgezet wanneer de luchtmotor in afhankelijkheid van een bepaald koppel, dat op de uitgaande as wordt uitgeoefend, langzamer gaat draaien.
3. 2. Inrichting volgens conclusie 1, 25 net het kenmerk, dat het op de traagheü reagerende orgaan een gewichts-orgaan bevat waarvan zijn zwaartepunt op afstand ligt van de hartlijn van de uitgaande as.
4. 3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de regelaar eveneens een tweede gevichtsorgaan 30 bevat waarvan het zwaartepunt zodanig is geplaatst dat het eerstgenoemde gewichtsorgaan wordt uitgebalonceerd. U. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het tweede gewichtsorgaan tegen een beweging 8 0 0 9 2 3 5 ï 'ie ten opzichte van de uitgaande as is vastgezet.
5. 5. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het tweede gewichtsorgaan eveneens ten opzichte van de uitgaande as verplaatsbaar is.
6. 6. Inrichting volgens conclusie U, met het kenmerk, dat een grendel is aangebracht die een uitsparing heeft tussen zijn einden, welke grendel verschuifbaar in de uitgaande as is geplaatst en in aangrijping is met het tweede einde van het klepbedieningsorgaan; waarbij een pal geplaatst is in de uitsparing 10 en in aangrijping is met de grendel en het eerstgenoemde gewichteorgaan wanneer de afsluitklep open staat en uit de uitsparing verplaatst ingevolge een traagheidsbeweging van het eerstgenoemde gewichtsorgaan teneinde de afsluitklep te kunnen sluiten.
7. 7. Inrichting volgens conclusie 6, lp gekenmerkt door een veerkrachtig orgaan dat in de uitgaande as is ' aangebracht en in aangrijping is met de grendel teneinde de grendel in de richting van de grendelstand onder voorspanning te zetten en het genoemde bedieningsorgaan onder voorspanning te zetten in een richting waarbij de afsluitklep naar de open stand beweegt. 8. inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de gewichtsorganen elk een cirkelvormige plaat vormen waarvan een segment is verwijderd.
8. 9. Inrichting volgens conclusie 5» met het kenmerk, dat een grendel aanwezig is die bestaat uit een 25 grendelonderdeel met een uitsparing tussen zijn einden, welk grendel-onderdeel verschuifbaar in de uitgaande as is aangebracht en in aangrijping is met het tweede einde van het klepbedieningsorgaan; een pal die in de uitsparing is geplaatst en in aangrijping is met het grendelonderdeel en het eerstgenoemde gewichtsorgaan wanneer de 30 afsluitklep open staat en uit de uitsparing verplaatst ingevolge een traagheidsbeweging van het eerstgenoemde gewichtsorgaan teneinde de afsluitklep te kunnen sluiten; en een tweede pal die in de uitsparing is aangebracht en in aangrijping is met het grendelorgaan en het tweede gewichtsorgaan wanneer de afsluitklep open staat en uit de 35 uitsparing beweegt ingevolge een traagheidsbeweging van het tweede 8000235 * IT gewichtsorgaan teneinde de afsluitklep te kunnen sluiten.
9. 10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat een veerkrachtig orgaan is geplaatst in de uitgaande as en in aangrijping is met het grendelorgaan voor het onder 5 voorspanning zetten van het grendelorgaan naar de vergrendelstand en voor het onder voorspanning zetten van het genoemde bedieningsorgaan in een richting waarin de afsluitklep naar de open stand verplaatst.
10. 11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat het genoemde gewichtsorgaan is bevestigd op de 10 uitgaande as teneinde te roteren met en een draaiende beweging ten opzichte van de uitgaande as te ondergaan, waarbij elk gewichtsorgaan een eerste oppervlak heeft dat in aangrijping is ret de pellen voor het vergrendelen van het grendelonderdeel en met het kleponderdeel open, waarbij elk gewichtsorgaan een tweede oppervlak heeft dat in 15 aangrijping is met de genoemde pallen na een draaiende traagheids-beweging van de gewiehtsorganen waarbij het genoemde grendelonderdeel wordt ontgrendeld en de afsluitklep kan worden gesloten.
11. 12. Inrichting volgens conclusie 11, net het kenmerk, dat veren zijn aangebracht die zijn ondersteund door 20 de uitgaande as en die in aangrijping zijn net de genoemde gevichts-organen teneinde de gewiehtsorganen onder voorspanning te zetten naar een stand waarin de eerste oppervlakken in aangrijping zijn met de pallen.
12. 13. Inrichting volgens conclusie 8, 25 met het kenmerk, dat het genoemde eerste gewichtsorgaan draaibaar is aangebracht op de uitgaande as en een vergrote boring heeft die een dergelijke draaibare beweging mogelijk maakt, en een uitsparing in die boring voor het opnemen van de pal wanneer het genoemde orgaan is gedraaid;waarbij veren werkzaam zijn aangebracht tussen het eerste 30 genoemde gewichtsorgaan en de uitgaande as voor het onder voorspanning zetten van het gewichtsorgaan naar een stand waarin de pal in de uitsparing in het genoemde grendelorgaan is geplaatst. 1k. Inrichting in hoofdzaak zoals beschreven in de beschrijving en/of afgebeeld in de tekening. 3000235