NL8000036A

NL8000036A - Inrichting voor het in houders steken van sluitingen.

Info

Publication number: NL8000036A
Application number: NL8000036A
Authority: NL
Original assignee: Rationator Maschinenbau Gmbh
Priority date: 1979-01-08
Filing date: 1980-01-03
Publication date: 1980-07-10
Also published as: DE2900432C2; IT1154701B; FR2445800B1; US4309820A; SE438308B; SE7910713L; FR2445800A1; IT8083301A0; CH643214A5; DE2900432A1; GB2040250A; GB2040250B

Description

79·35βΐ/M/Eey/s me ^ t

Aanvraagster: Rationator-Maschinenbau GmbH te Hillesheim, Bondsrepubliek Duitsland.

Titel : Inrichting voor het in houders steken van sluitingen.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het in houders steken van sluitingen, ventielen met stijgleidingen en slangen.

Het machinaal in houders steken van dergelijke slui-5 tingen levert veel problemen op, daar de stijgleidingen of slangen die een lengte tot ongeveer 300 mm hebben, verbuigen en voordat ze door de machine worden ingebracht eerst moeten worden uitgericht. Hiervoor zijn machines bekend, die de sluiting aan hun bovenste deel vastgrijpen, waarbij de stijgleiding door een stang-10 enstelsel naar beneden toe wordt uitgericht. Het aldus uitgerichte deel wordt vervolgens met grijpkoppen in de fles resp. de houder gebracht. Dergelijke machines zijn uitgerust met een duur mechanisme, waarbij een groot aantal bewegende delen noodzakelijk zijn, die tevens aan slijtage blootstaan. Een volgend belangrijk nadeel 15 is, dat ten gevolge van het grote aantal vormen van de sluitingen een groot aantal uitwisselbare onderdelen nodig zijn.Indien men het gebruik van een dergelijke machine wil vermijden,·moet het insteken van de sluitingen en ventielen met de hand geschieden.

De uitvinding beoogt een dergelijke inrichting zodanig 20 uit te voeren, dat met geringe technische kosten, sluitingen van verschillende grootten en ventielen met uiteenlopende lengten van de stijgleidingen of slangen in de houders kunnen worden gestoken.

Dit oogmerk wordt volgens de uitvinding bereikt, door--dat de inrichting bestaat uit een roterende trommel, die langs 25 de omtrek is voorzien van naar buiten toe open uitsparingen voor het opnemen van de sluitingen met de stijgleidingen en doordat langs een deel en nabij het omtreksvlak van de trommel een vaststaande geleidingsplaat is aangebracht, die is voorzien van overeenkomstig met de kopvlakken van de trommel lopende randen, ter-30 wijl de zijranden gezien in de bewegingsrichting van de trommel, schuin naar beneden toe hellen.

Volgens een bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm bestaan de uitsparingen uit een verticaal lopende smalle groef voor de stijgleiding met aan de bovenste rand van de trommel een 80 0 0 0 36 t - 2 - verbreed verzonken deel voor de sluiting.

Volgens de uitvinding is onder de geleidingsplaat, in het bijzonder nabij de onderkant een de houders opheffend wigvormig element aangebracht.

5 Tot slot is bij voorkeur, op de overgang van de hori zontale bovenste rand in de voorste schuine kant een uitstoot-vinger aangebr.acht.

De uitvinding heeft het belangrijke voordeel, dat sluitingen van de meest uiteenlopende grootten, ventielen met 10 stijgleidingen van verschillende lengten en slangen met behulp van een enkele trommel kunnen worden verwerkt, waarbij buiten deze trommel verder geen bewegende, aan slijtage onderhevige delen aanwezig zijn. De kosten van deze inrichting zijn zeer klein. Het in de houders steken van de sluitingen geschiedt continu, 15 zodat bij tot de rand gevulde houders niets van de inhoud wordt gemorst.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de tekening die een uitvoeringsvorm van de inrichting toont.

Fig. 1 is een perspectivisch aanzicht van de inrich-20 ting bij het aanvoeren van de sluitingen.

Fig. 2 is een overeenkomstig aanzicht van de inrichting bij het in de houders steken van de sluitingen.

Fig. 3 toont een afgewikkelde uitslag van de trommel met de geleidingsplaat die het totale insteekproces weergeeft.

25 De in de tekening weergegeven inrichting bestaat uit een roterende cilindrische trommel 1, waarbij een deel van de omtrek van de tromme-l door middel van een stilstaande geleidingsplaat 2 is bedekt. De geleidingsplaat 2 bevindt zich op een geringe afstand van het omtreksvlak van de trommel 1. Via een opzij 30 aangebrachte toevoerinrichting 3 (Fig. 1) worden afzonderlijke sluitingen b met stijgleidingen 5 naar de oratrek van de trommel gevoerd, waarbij gelijkmatig over de omtrek van de trommel 1 verdeeld uitsparingen zijn aangebracht, die de sluitingen b met de stijgleidingen 5 opnemen. Deze uitsparingen bestaan uit verticale 35 smalle groeven 6, waarin de stijgleidingen 5 zijn aangebracht, alsmede uit delen 7 aan de bovenste rand van de trommel 1, waarin de ventielen resp. sluitingen b rusten.

De geleidingsplaat 2 is voorzien van een bovenste 30 0 0 0 36 - 3 - «· evenwijdig met het kopvlak 8 van de trommel 1 lopende rand 9, die onder de verzonken delen ? is aangebracht, en van een volgende hiermee evenwijdig lopende onderste rand 11, die in hoofdzaak aansluit op het onderste kopvlak 10 van de trommel 1, welke beide 5 randen 9» 11 door middel van schuine zijkanten 12, 13 zijn verbonden waarbij de helling in de draairichting 14 van de trommel 1 gezien naar beneden toe verloopt.

De afzonderlijke houders 15 worden via een andere transportinrichting toegevoerd, waarbij een eerste van deze hou-10 ders zich tenminste aan het begin van de onderste rand 11 van de geleidingsplaat 2 onder de groef 6 moet bevinden. Teneinde het in de hals van de fles steken van de stijgleiding 5 te vergemakkelijken, is in het gebied van de transportweg, een de flessen 11 optillend, wigvormig element 1.6 aanwezig, waarbij het insteek-15 proces van de stijgleidingen 5 bovendien door middel van een aan het uiteinde van de bovenste raid 9 van de geleidingsplaat 2 aangebrachte uitstootvinger 17 wordt ingeleid.

Het insteken van de sluitingen, ventielen met stijg-leidingen of slangen van een lengte tot ongeveer 300 mm geschiedt 20 zodanig, dat deze sluitingen k eerst aan de trommel 1 worden af gegeven (Fig. 1). De sluitingen worden hierbij met de bovenkant 9 van de geleidingsplaat 2 vastgehouden, terwijl de stijgleiding door de schuin naar beneden lopende zijkant 13 in de groef 6 wordt geschoven. Aan het uiteinde van deze zijkant 13 kan de 25 sluiting met de stijgleiding 5 nu zonder meer in de fles 15 worden gestoken, waarbij deze houders 15 via een transportinrichting met een onderlinge afstand die overeenkomt met die tussen de groeven 6 en in overeenstemming met de omtreksnelheid van de trommel 1 worden toegevoerd. Door middel van de uitstootvinger 17 30 worden de sluitingen uit de verzonken delen 7 gestoten, en glijden langs de zijkant 12 van de geleidingsplaat 2 naar beneden en zodoende in de houders 15.

800 0 0 36

Claims

1. Inrichting voor het in houders steken van sluitingen, ventielen met stijgleidingen en slangen, met het kenmerk, dat zij bestaat uit een roterende trommel (1), die langs de omtrek is voorzien van naar buiten toe open uitsparingen voor 5 het opnemen van de sluitingen (k) met stijgleidingen (5) en dat langs een deel en nabij het omtreksvlak van de trommel (l) een vaste geleidingsplaat (2) is aangebracht, die is voorzien van overeenkomstig met de kopvlakken (8, 10) van de trommel (1) lopende randen (9, 11), terwijl de zijranden (12, 13) gezien in de 10 bewegingsrichting (1^) van de trommel (l) schuin naar beneden toe hellen.

2. Inrichting volgens conclusie 1,met het kenmerk, dat de uitsparingen bestaan uit een verticaal lopende smalle groef (6) voor de stijgleiding (5) met aan de bovenste 15 rand van de trommel (l) een verbreed verzonken deel (7) voor de sluiting (.k).

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2,met het kenmerk, dat onder de geleidingsplaat (2), in het bijzonder nabij de onderste rand (11) een wigvormig element (16) is aange- 20 bracht voor het optillen van de houders (15). ~b· Inrichting volgens een der conclusies 1-3, m e t het kenmerk, dat op de overgang van de horizontale bovenste rand (9) in de voorste schuine kant (12) een uitstootvinger (17) is aangebracht. 80 0 0 0 36