NL7908710A - Krat. - Google Patents

Description

Λ *7 Kif 4. 'O* STAMICARBON BV 3146

Uitvinder: Jan H.K. MINKHORST te Munstergelee ι -k. CL T. I7.

-10ic' w'lj

KRAT

De uitvinding heeft betrekking op een stapelbaar krat uit kunststof met een in hoofdzaak rechthoekige bodem en vier opstaande zijwanden die ieder bestaan uit een binnenwandplaat en een buitenwandplaat, welke platen door een tussenruimte zijn gescheiden, evenwijdig aan elkaar zijn 5 opgesteld en door dwarsschotten met elkaar zijn verbonden.

Kratten waarvan de zijwanden, of een gedeelte daarvan, zoals de hoekpartijen, dubbelwandig zijn uitgevoerd zijn bekend uit de Amerikaanse octrooischriften 3.506.154 en 3.314.568.

Evenals dat doorgaans bij stapelbare kratten met een enkel-10 voudige wand het geval is, bezitten de dubbelwandig uitgevoerde kratten langs hun bodemomtrek een sponning of stapelrand, die bij het stapelen samenwerkt met de bovenranden van een onderstaand krat. Het verticale vlak van de sponning is aangepast aan de inwendige afmetingen van de bovenranden van het krat zodat het krat over de sponninghoogte in een 15 zich daaronder bevindend krat kan zakken en het krat met het horizontale gedeelte van de sponning op de bovenkant van de wanden komt te steunen.

De sponning van het krat uit het Amerikaanse octrooischrift 3.506.154 komt tot stand doordat de buitenwandplaat aan de onderzijde over de sponninghoogte is weggelaten. Bij het Amerikaanse octrooischrift 20 3.314.568 is dit bij de dubbelwandige hoekpartijen eveneens het geval.

Hoewel bij deze kratten een centrering bij het stapelen wordt verkregen waarbij de beide wandplaten van een wand in één vlak liggen met de beide overeenkomstige wandplaten van een onderstaand krat, kan toch worden waargenomen, vooral bij hoge stapels, dat de buitenwandplaten ten 25 opzichte van elkaar niet in één vlak blijven hetgeen de afvoer van krachten ongunstig beïnvloedt. Een verder nadeel van de bekende kratten is dat de buitenwandplaten van het onderste krat geen goede belastingover-dracht naar de ondergrond hebben doordat deze wandplaten op sponninghoogte boven de ondergrond eindigen en de krachten via de tussenschotten 30 en de binnenwandplaat moeten worden afgevoerd. Bij zware belasting van het onderste krat wordt de buitenwandplaat vervormd. Deze vervorming zet zich voort in de op de onderste krat gestapelde kratten. Deze vervorming kan onder meer leiden tot het scheuren van de geheel niet of slecht zichtbare 7908710 -2- λ -* dwarsschotten en mede doordat dan de één en dan de andere krat als onderste krat dient, is de kans groot dat binnen zekere tijd het krattenbestand voor een belangrijk deel bestaat uit kratten waarvan de betrouwbaarheid met betrekking tot de belastingoverdracht aanzienlijk is aange-5 tast.

De uitvinding beoogt het verschaffen van een dubbelwandig krat dat in staat is tot een goede belastingoverdracht naar de ondergrond en waarmee tevens bij het stapelen wordt bereikt dat het t.o.v. elkaar verspringen van de buitenwandplaten in belangrijke mate wordt voorkomen. 10 Dit is volgens de uitvinding verkregen doordat bij het krat de binnenwandplaat en de buitenwandplaat een gelijke hoogte bezitten en doordat de tussenruimte vanaf de onderzijde van de wanden over enige hoogte sprongsgewijs is verbreed onder vorming van een horizontaal schoudervlak in de binnen- en buitenwandplaat zodanig dat een krat bij 15 het stapelen met zijn verbrede tussenruimte de bovenrand van een onderstaand krat tweezijdig kan omgrijpen en met zijn schoudervlakken daarop kan steunen.

Bij het krat volgens de uitvinding dragen de beide wandplaten op de ondergrond en omgrijpt een krat de wanden van een onderstaand krat 20 tweezijdig. Het voordeel hiervan is dat er een goede belastingoverdracht naar de ondergrond plaats vindt en dat de wanden van op elkaar gestapelde kratten in één loodrecht vlak blijven liggen.

Voor het verkrijgen van de verbrede tussenruimte is het voldoende de wandplaten over hun plaatdikte te laten verspringen. Op deze 25 wijze behoeven de buitenafmetingen van het krat minimaal te worden vergroot.

Het is aan te bevelen de tussenruimte aan de bovenzijde van de wanden af te sluiten met een horizontaal wandgedeelte omdat daardoor de handhaving van de totale wandbreedte aan de bovenzijde beter is gewaar-30 borgd en minder vervuiling van de tussenruimte kan optreden.

Om de onderzijde van de buitenwandplaat nog een extra steunvlak bij het stapelen te geven kan de krat worden voorzien van een horizontaal om de krat lopende ribbe met een horizontaal bovenvlak waarvan de horizontale dikte gelijk is aan de dikte van de buitenwandplaat en waar-35 van de afstand tussen het bovenvlak van de ribbe en de bovenzijde van de wand gelijk is aan de afstand tussen de schoudervlakken en de onderzijde van de wand. Deze ribbe geeft tezamen met het de tussenruimte verbredende buitenwandplaatgedeelte een extra versteviging aan het krat bij minimale 7908710 *. * -3- toename van de buitenaf met ingen.

Om het stapelen enigszins te vergemakkelijken kan de buitenwandplaat langs de onderzijde van de wanden vanaf de hoekpunten over enige afstand worden weggenomen. Bij voorkeur geschiedt dit doordat steeds een 5 groef, gevormd door de schoudervlakken en de binnenzijde van de wandplaten van de ene wand zich voortzet door de buitenwandplaat van een aanliggende wand.

Met voordeel wordt het krat zodanig uitgevoerd dat het ondervlak van de kratbodem hoger ligt dan het door de onderzijden van de 10 wanden bepaalde grondvlak omdat het ondervlak van de kratbodem nu kan worden voorzien van de bodem versterkende bodemverhogingen, zonder dat de zijwanden hun dragende funktie op de ondergrond verliezen. De uiteinden van de bodemverhogingen kunnen tot aan het grondvlak reiken, waardoor ook de bodem beter wordt ondersteund.

15 Om het krat tevens geschikt te maken voor kruisverbandstapeling, waarbij wanden voorkomen die elkaar loodrecht kruisen en wanden die in één vlak loodrecht boven elkaar liggen, kan het ondervlak van de kratbodem worden voorzien van bodemverhogingen waarvan de uiteinden zijn gelegen beneden het vlak dat is bepaald door de schoudervlakken, waarbij de 20 bodemverhogingen bodemgroeven vormen waarvan de bodems zijn gelegen in het vlak door de schoudervlakken, welke groeven loodrecht staan op de zijwanden van het krat en zich door de wanden voortzetten.

Indien de bodemverhogingen niet verder reiken dan het vlak door de schoudervlakken is het ook mogelijk plaatselijk wandgedeelten die 25 beneden dit vlak uitsteken weg te nemen.

De breedte van de bodemgroeven zijn tenminste gelijk aan tweemaal de totale wanddikte. Onder de totale wanddikte moet hier worden verstaan de wandbreedte inclusief de horizontale dikte van de rondom de krat lopende ribbe.

30 Indien de kratwand aan de bovenzijde een horizontaal wandge- deelte bezit, dat de tussenruimte afsluit, en in de wanden als handgrepen dienende openingen aanwezig zijn, is het om fabricage-redenen,(b.v. bij spuitgieten^ gewenst de tussenruimte boven de handgreep-openingen enigszins te versmallen door het ter plaatse naar de tussenruimte toe 35 verleggen van een wandplaat. Een dergelijk krat biedt de mogelijkheid te worden vervaardigd met een matrijs die opstaande kernen heeft die vanaf de onderzijde van de wanden tot ongeveer de bovenzijde van het krat reiken. Verrassenderwijs is gebleken dat het verleggen van bedoeld 7on »7io t- * -4- wandplaatgedeelte over minimaal zijn plaatdikte reeds voldoende is om de tot de bovenrand reikende matrijskernen te kunnen toepassen. De totale wanddikte neemt dus boven de handgreepopening minimaal af terwijl de versmalling tevens, boven op de kist kijkend, een visuele aanduiding 5 vormt voor waar zich de handgrepen bevinden.

Om de buitenwand zoveel mogelijk glad te houden wordt bij voorkeur de binnenwandplaat naar de tussenruimte toe verlegd.

De handgrepen, welke in hoofdzaak worden gevormd door rechthoekige openingen in de binnen- en buitenwandplaten van minstens één 10 paar tegenover elkaar opgestelde zijwanden, worden bij voorkeur links en rechts begrensd door zich in de tussenruimte bevindende verticale dwarsschotten die zich uitstrekken vanaf de schoudervlakken tot aan de bovenzijde van de wanden, terwijl de onder- en bovenzijde van de handgrepen in verbinding staan met de tussenruimte.

15 Het is gunstig verticale dwarsschotten aan te brengen in de tussenruimte ter plaatse waar de bodemgroeven zich voortzetten in de zijwanden, omdat bij kruisstapeling, waarbij een bodemgroef twee bovenranden van onderstaande kratten omgrijpt, belastingoverdracht mede door deze dwarsschotten kan plaatsvinden.

20 Het kan onder omstandigheden voordelig blijken de plaatdikte van de binnenwandplaat en van de buitenwandplaat niet gelijk te kiezen.

Zo kan de buitenwandplaat dikker uitgevoerd worden bij kratten die worden blootgesteld aan stoten of slijtage bij het transport in of buiten de fabriek waarbij de buitenzijde van het krat het meest te lijden heeft. 25 Voor het vervoer van flessen kan het krat worden voorzien van een vakverdeling. Bij voorkeur wordt hiervoor een vakverdeling gekozen volgens het Nederlandse oetrooischrift 155500.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van een in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld waarin: 30 Fig. 1 een bovenaanzicht van een krat volgens de uitvinding voorstelt;

Fig. 2 een onderaanzicht van een krat volgens de uitvinding is;

Fig. 3 een krat weergeeft half in dwarsdoorsnede en half in zijaanzicht volgens lijn III-III in fig. 1 en 35 Fig. 4 een half in dwarsdoorsnede en half in vooraanzicht ge tekend krat toont volgens lijn IV-IV in fig. 1.

In de figuren is met 1 de in hoofdzaak rechthoekige bodem en met 2, 3, 4 en 5 de dubbele opstaande zijwanden van een krat aangeduid, 7908710 -5- * *

De dubbele zijwanden bestaan steeds uit een binnenwandplaat en een buitenwandplaat die voor wand 2 in fig. 3 met resp. 2', 2" en voor wand 3 in fig. 4 met resp. 3', 3" is aangegeven.

De zich tussen de evenwijdige binnen- en buitenwandplaten 5 bevindende tussenruimte 6 is aan de onderzijde sprongsgewijs verbreed onder vorming van schoudervlakken 7 en 8 en een verbrede tussenruimte 9.

De wandplaten zijn in de tekening over hun plaatdikte versprongen. De bovenzijde van de wand is voorzien van een horizontaal wandgedeelte 10 dat de tussenruimte naar boven toe afsluit.

10 Even onder de bovenrand van het krat is een horizontaal om het krat lopende ribbe 11 aangebracht met een horizontaal bovenvlak 12, waarvan de horizontale breedte gelijk is aan de plaatdikte van de buitenwandplaat. De afstand tussen het horizontale bovenvlak 12 en de bovenrand 13 van de wand is gelijk aan de lengte van de onder de schouder-15 vlakken 7 en 8 uitstekende wanddelen 14 en 15.

Bij het op elkaar stapelen van kratten grijpt een bovenliggend krat met zijn wandgedeelte 14 en 15 om de bovenrand van een onderstaand krat waarbij de schoudervlakken 7 en 8 op het horizontale wandgedeelte 10 rusten, terwijl ook de buitenwandplaat een extra steun vindt op het 20 bovenvlak 12 van de ribbe 11.

Omdat de binnen- en buitenwandplaten even hoog zijn is het onderste krat van een stapel in staat de krachten via beide wandplaten naar de ondergrond af te voeren.

Het in de tekening weergegeven krat bezit een bodem 1, waarvan 25 het ondervlak 16 hoger ligt dan het door de onderzijden van de wanden bepaalde grondvlak, terwijl dit ondervlak 16 is voorzien van bodemver-hogingen 17 (zie fig. 2) die tot aan het grondvlak reiken, en hiermede de bodem dragen op de ondergrond.

Zoals in fig. 2 is te zien zet de door de wanddelen 14, 15 30 en de schoudervlakken 7, 8 gevormde groef 18, welke overeenkomt met de in de figuren 3 en 4 aangeduide verbrede tussenopeningen 9, zich bij de hoekpunten 19, 20, 21 en 22 voort door de aanliggende wandgedeelten, waardoor in de buurt van de hoekpunten beneden het schouderviak 8 geen buitenwandplaatgedeelte 15 meer aanwezig is.

35 Het bij het stapelen zoeken naar de juiste centrering wordt op deze wijze vergemakkelijkt.

De bodemverhogingen 17 vormen drie korte groeven 23 en twee lange groeven 24,in fig. 2 ook aangeduid met A en B. De groeven staan 7908710

•f*· V

-6- loodrecht op de 2ijwanden van het krat, waarbij de korte groeven zijn 12 3 aangebracht op een afstand van -, — en — van de lengte van het krat gemeten vanaf de korte zijde van het krat terwijl de lange groeven op 12 een afstand van -t en — van de breedte van het krat zijn gelegen gemeten o o 5 vanaf de lange zijde van het krat. De groeven zetten zich voort door de zijwanden, en hebben een breedte die minimaal gelijk is aan tweemaal de totale dikte van de zijwanden, dus inclusief de ribbe 11.

Het krat voorzien van de hierboven beschreven bodemgroeven kan zowel gebruikt worden voor het torenstapelen als voor het kruisver-10 bands tapelen.

Tussen de zijwandplaten bevinden zich dwarsschotten 25. Vooral bij kratten waarmee in kruisverband wordt gestapeld is het om redenen van belastingoverdracht van voordeel om de plaats van de verticale schotten zodanig te kiezen dat zij zich boven de bodemgroeven 23 en 24 15 bevinden.

Het krat heeft in de weergegeven uitvoering in iedere korte zijwand een handgreep, die gevormd wordt door een rechthoekige opening 26 door beide wandplaten. Deze opening wordt linies en rechts begrensd door een verticaal dwarsschot 25. De beneden- en onderzijde van de 20 opening staan in verbinding met de tussenruimte 6. Het gedeelte van de tussenruimte 6 boven de opening 26 aangeduid met 29 is smaller dan de rest van de tussenruimte 6 doordat het gedeelte 30 van de binnenwand-plaat 2' over een afstand van zijn plaatdikte x naar de tussenruimte toe is verlegd. Het is hierdoor mogelijk zonder aan het dubbelwandig concept 25 van het krat afbreuk te doen en met handhaving van het horizontaal wand-gedeelte 10 over de gehele bovenrand het krat door spuitgieten te vervaardigen met behulp van een betrekkelijk eenvoudige matrijsopstelling. Het is namelijk hierbij mogelijk een matrijs in te zetten met kernen die vanaf de onderzijde van de wanden tot aan de bovenzijde reiken.

30 Het krat kan, om het geschikt te maken voor het vervoer van flessen,worden voorzien van een inwendige vakverdeling zoals de in fig. 1 aangegeven vakverdeling 31 voor 24 flessen, die met gestippelde lijnen 32 zijn aangegeven. De flessen zijn gerangschikt in 6 evenwijdige rijen van vier flessen waarbij de flessen in twee naast elkaar gelegen 35 rijen t.o.v. elkaar zijn versprongen volgens het Nederlandse octrooi-schrift 155500.

7908710

Claims (17)

1. Stapelbaar krat uit kunststof met een in hoofdzaak rechhoekige bodem en vier opstaande zijwanden, die ieder uit een binnenwandplaat en een buitenwandplaat bestaan, welke platen door een tussenruimte zijn gescheiden, evenwijdig aan elkaar zijn opgesteld en door dwars-5 schotten met elkaar zijn verbonden, met het kenmerk, dat de binnenwandplaat en de buitenwandplaat een gelijke hoogte bezitten en dat de tussenruimte vanaf de onderzijde van de wanden over enige hoogte sprongsgewijs is verbreed onder vorming van een horizontaal schouder-vlak in de binnen- en buitenwandplaat zodanig dat een krat bij het 10 stapelen met zijn verbrede tussenruimte de bovenrand van een onderstaand krat tweezijdig kan omgrijpen en met zijn schoudervlakken daarop kan steunen.

2. Krat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de binnen- en buitenwandplaat over hun plaatdikte zijn versprongen.

3. Krat volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat aan de boven zijde van de wand de tussenruimte door een horizontaal wandgedeelte wordt afgesloten.

4. Krat volgens een der conclusies 1 t/m 3, met het kenmerk, dat de buitenzijde van het krat is voorzien van een horizontaal om de krat 20 lopende ribbe met een horizontaal bovenvlak, van welke ribbe de horizontale dikte gelijk is aan de dikte van de buitenwandplaat en waarbij de afstand tussen het bovenvlak van de ribbe en de bovenzijde van de wand gelijk is aan de afstand tussen de schoudervlakken en de onderzijde van de wand.

5. Krat volgens een der conclusies 1 t/m 4, met het kenmerk, dat steeds een groef, gevormd door de schouders en de binnenzijden van de wandplaten, van een wand zich voorzet door de buitenwandplaat van een aanliggende wand.

6. Krat volgens een der conclusies 1 t/m 5, met het kenmerk, dat het 30 ondervlak van de kratbodem hoger ligt dan het door de onderzijden van de wanden bepaalde grondvlak.

7. Krat volgens conclusie 6, met het kenmerk dat het ondervlak van de kratbodem bodemverhogingen draagt.

8. Krat volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de uiteinden van de 35 bodemverhogingen zijn gelegen beneden het vlak dat is bepaald door de schoudervlakken waarbij de bodemverhogingen bodemgroeven vormen 7908710 -8- waarvan de bodems zijn gelegen in het vlak door de schoudervlakken, welke groeven loodrecht staan op de zijwanden van het krat en zich door de wanden voortzetten.

9. Krat volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk dat de beneden de schou-5 dervlakken uitstekende wandgedeelten plaatselijk zijn weggenomen.

10. Krat volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de breedte van de bodemgroeven ten minste gelijk is aan tweemaal de totale dikte van de zijwanden.

11. Krat volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat het krat een breedte/ 3 10 lengte verhouding heeft van — en de kratbodem is voorzien van drie korte en twee lange groeven waarvan de hartlijnen resp. zijn gelegen 113 1 op —, — van de kratlengte gemeten vanaf de korte zijde en op — 4 ώ 4 'o en j van de kratbreedte gemeten vanaf de lange zijde van het krat.

12. Krat volgens een der conclusies 1 t/m 11, met het kenmerk, dat ten- 15 minste één paar overstaande kratwanden is voorzien van als handgre pen dienende openingen waarbij de tussenruimte boven de openingen is versmald door het ter plaatse naar de tussenruimte toe verleggen van minstens een der wandplaten.

13. Krat volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de tussenruimte boven 20 een handgreepopening is versmald door het ter plaatse naar binnen ver leggen van de binnenwandplaat over een afstand van zijn plaatdikte.

14. Krat volgens conclusie 12 of 13, met het kenmerk, dat de krat in hoofdzaak rechthoekige handgreepopeningen bezit die aan de onderen bovenzijde in verbinding staan met de tussenruimte en waarvan de 25 linker- en rechterzijde worden begrensd door zich in de tussenruimte bevindende dwarsschotten die zich uitstrekken vanaf de schoudervlakken tot aan de bovenzijde van de wand.

15. Krat volgens een der conclusies 1 t/m 14, met het kenmerk, dat er zich verticale dwarsschotten bevinden in de tussenruimte ter plaatse 30 waar de bodemgroeven zich voortzetten door de zijwanden.

16. Krat volgens een der conclusies 1 t/m 15, met het kenmerk, dat de binnen- en buitenwandplaat een ongelijke dikte bezitten.

17. Krat zoals in hoofdzaak beschreven is in de tekst en/of in de tekening is afgebeeld. 7908710