NL7908042A

NL7908042A - Ademhalingsstelsel voor scuba-duiken.

Info

Publication number: NL7908042A
Application number: NL7908042A
Authority: NL
Original assignee: Under Sea Industries
Priority date: 1978-12-13
Filing date: 1979-11-02
Publication date: 1980-06-17
Also published as: US4227521A; BE879825A; NO150752C; DE2949402A1; JPS63279B2; FR2443970B1; IT1162698B; GB2037587B; NL186373C; JPS5583691A; CH644560A5; GB2037587A; SE7908851L; NO794071L; NL186373B; NO150752B; FR2443970A1; DE2949402C2; IT7951049A0; SE438484B

Description

t

Ademhalingsstelsel voor scuba-duiken.

De uitvinding heeft betrekking op een scuba-duikuitrus-ting, en iihet bijzonder on een ademhalingstoestel, dat stabiliseer-middelen bevat voor het drijfvermogen.

Het is thans vrij gebruikelijk jekkertjes voor het 5 drijfvermogen te gebruiken bij het duiken. Dergelijke jekkertjes worden gewoonlijk op twee manieren gebruikt: voor het vereffenen en voor noodgevallen. Bij het verffenen,wordt een neutraal of licht positief of negatief drijfvermogen verschaft om te helpen bij onder water manoeuvres, in feite voor het vrijwel moeiteloos maken van 10 dergelijke manoeuvres. In noodgevallen, worden de luchtvoorraad-houder en de ademhalingsregelaar weggewornen voor een sterk positief drijfvermogen, waardoor de duiker snel aan de oppervlakte komt. Gedurende een dergelijk stijgen, gebruikt de duiker de lucht in het jekkertje voor drijfvermogen als een ademhalingsbron. Hiervoor 15 is een opblaasbuis bevestigd aan het jekkertje, welke buis aan zijn vrije einde een mondstuk draagt, verder een snel losmaakbaar hulpstuk voor het losmaakbaar verbinden aan de hoge druk houder, en afvoer- en vulkleppen. Een dergelijke inrichting is weergegeven en beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 3.727.250, 20 De moeilijkheid is, dat de omvang en het aantal uitrus tingsstukken wordt verveelvuldigd. Een andere moeilijkheid is, dat de duiker het mondstuk van de regelaar opzij moet doen, en overschakelen naar het mondstuk van de onblaasconstructie voor het in een noodgeval stijgen. Bij het zodoende overschakelen, moet het hulpmondstuk 2$ worden geplaatst, en gezuiverd van water. In een noodtoestand kan 7908042 * 2 kostbare tijd verloren gaan. Indien bovendien het obblaasmondstuk niet direkt vordt verkregen, kan angst de oorzaak zijn van het verloren gaan van tijd. In het ideale geval moet het voor de gebruiker niet nodig zijn van mondstuk te veranderen, zodat geen schoonmaken 5 nodig is, de duiker geen reden heeft om in naniek te raken, en het overschakelen naar de noodtoestand zeer minimale, gemakkelijk geleerde handelingen vereist.

Het eerste doel van de uitvinding is het verschaffen van een geïntegreerd ademhalingsstelsel, waarbij de duiker niet 10 behoeft over te schakelen tussen mondstukken voor het veranderen van het gebruikelijke ademhalen onder toepassing van een houder met perslucht naar de noodtoestand, waarbij het jekkertje of vest voor drij fvermogen wordt gebruikt als de bron met ademhalingslucht, bijvoorbeeld voor het snel aan de oppervlakte komen. Een samenhangend 15 doel is het tot een minimum beperken van de mate van uitrusting, die moet worden gedragen door een scuba-duiker. Nog een ander doel van de uitvinding is het verschaffen van een ademhalingsstelsel voor het seuba-duiken, welk stelsel is voorzien van een afvoerme-chanisme, dat verenigbaar is met zowel de gebruikelijke behoefte aan 2o normaal ademhalen van een samengesteld stelsel, en de noodtoestand, waarbij de zak voor drijfvermogen wordt gebruikt als een bron met te ademen gassen.

Voor het tot stand van de voorgaande doeleinden is een samengesteld regelaarlichaam verschaft, Het lichaam omvat een ge-25 bruikelijke behoefteregelaar voor het leveren van te ademen gassen aan een regelaar of ademhalingskamer, en een daarmee verbonden mondstuk, Het lichaam heeft een hulnstuk, dat via een met de hand bedien-bare klep de ademhalingskamer verbindt met de zak voor drijfvermogen, De klep wordt geopend bij een eerste beweging van een drukknopbedie-30 ningsorgaan, waardoor de zak kan leeglonen door de beweging van lucht door de afvoerklen. Een daarop volgende beweging van het be-dieningsorgaan sluit de afvoerklep, waardoor de verbinding tussen het mondstuk en de zak voor drijfvermogen is verschaft, die vrij is van ongewild lekken langs de afvoerklep, 35 De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de 7908042 * 3 tekening, waarin: fig. 1 een "bovenaanzicht is van het ademhalings- en drijfvermogenstelsel voor het scuba-duiken, welk stelsel een vest voor drijfvermogen "bevat, verder een houder met nerslucht, en een 5 ademhalings regelaar, fis. 2 een doorsnede is volgens de lijn II-II in fig,1, fig. 3 een doorsnede is volgens de lijn III-III in fi«. 2, fig, ^ een doorsnede is volgens de lijn IV-IV in fig. 2, 10 fig. 5 een doorsnede is volgens de lijn V-V in fig, k, en fig, 6 een doorsnede is volgens de lijn VI-VI in fig, 3.

Een zak 10 voor drijfvermogen in de vorm van een vest, 15 heeft armsgaten 12 en 1¼. Aan het vest is een stijf rugpak 16 bevestigd, dat een band 18 bevat voor het losmaakbaar vastklemmen van een houder 20 aan het pak. De houder 20 bevat lucht onder hoge druk.

Het vest kan worden opgeblazen door een buigzame slang 22 met een grote diameter, waarvan één einde is aangesloten op het 20 vest 10, en het andere einde is bevestigd aan een regelaarlichaam 2k, Het vaste einde van de slang bevindt zich nabij het linkerschou-dergebied voor het armsgat 12,

Voor de gebruikelijke werking, wordt lucht uit de hoge druk houder 20 geleid naar het regelaarlichaam 2h voor gebruik door 25 de duiker, wanneer deze daar behoefte aan heeft. Hiervoor is een gebruikelijke eerste trapsregelaar 26 door bijvoorbeeld een juk- en schroeforgaan losmaakbaar verbonden met een hoge druk klep 28, aangebracht in de hals van de houder 20. De eerste trapsregelaar 26 levert lucht aan de buigzame hoge druk leiding 30 met een druk van ongeveer 30 0,9 of 1MPa boven de omgevingsdruk, alles op een algemeen bekende wijze.

De hoge druk leiding 30 is verbonden met een kleine inlaat (fig. *0 aan de achterkant van het regelaarlichaam 2k door middel van een snel te ontkoppelen koppeling 3¼ van de soort, zoals 35 weergegeven en beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 3.7^7.1^0, 7908042 i· f· k

Aan de vóórkant van het regelaar1ichaam 2k tegenover de inlaatkamer 32 bevindt zich een ninpel 36, waaraan een mondstuk 38 is bevestigd. Lucht vanuit de inlaatkamer 32 wordt geleid naar een ademhalingska-mer UO via een behoefteklep k2, die opent in antwoord on het verla-5 gen van de druk in de ademhalingskamer kO, bijvoorbeeld door inademen ,

De ademhalingskamer kO is gevormd aan een einde van een in het algemeen cilindrische boring of doorgang Uk, De boring of doorgang kk strekt zich vanaf de ene zijde naar de andere geheel 10 door het middengedeelte van het lichaam 2k uit, Het andere einde van de boring of doorgang kk vormt een drijfvermogenkamer 9k, die onafgebroken in verbinding staat met het vest 10, Het buiteneinde van de drijfvermogenkamer 9k wordt omgeven door een nippel k6, die een bevestiging verschaft voor de vestslang 22, bijvoorbeeld door 15 een klem k8. De tegenover elkaar liggende einden van de boring of doorgang kk zijn gescheiden door een inwendige flens 50 en een afsluiting 52 in de drijfvermogenkamer. De werking van de afsluiting 52 wordt hierna gedetailleerder beschreven.

Zoals is weergegeven in de fig. 5 en 6, is de behoefte-20 klep k2 opgenomen in een cilindrische boring 5k met een kleine diameter, die zich excentrisch bevindt in de bodem van een ondiere regelaaruitsparing 56. De regelaaruitsparing 56 is gevormd in de onderzijde van het regelaarlichaam 2k, Een buigzaam waarneemmembraan 58 is langs de omtrek vastgeklemd aan een schouder 60, gevormd rond 25 de randen van de uitsparing 56. Hiervoor is een dekselplaat 62 voorzien, die op zijn plaats is vastgezet door vier tapbouten 6k (fig.

2 en 3). De dekselplaat 62 heeft een middenopening 66, die het membraan blootstelt aan de omgevingsdruk.

Inplaats van het aan de onderzijde van het lichaam 30 2k aanbrengen van de regelaaruitsparing 56, kan deze naar de bovenkant worden verplaatst door het eenvoudig veranderen van de manier, waarop het mondstuk in de mond van de duiker wordt gehouden. In feite kan een dergelijke plaatsing beter helpen bij het uit de eenheid verwijderen van niet gewenst water. Voor het tot een minimum beper-35 ken van bovenmatig in elkaar draaien van slangen met de uitsparing 56 7908042 * * 5 aan de "bovenkant, wordt de mondstukninpel 36 bij voorkeur vanaf de voorkant verplaatst naar een stand, grenzende aan en verspringend ten opzichte van de inlaatkamer 32.

De regelaaruitsparing 56 staat vrij in verbinding met 5 de ademhalingskamer ^0, zoals is weergegeven in fig. 5. Wanneer de duiker inademt door het mondstuk 38, neemt de druk in de regelaar-karner 56 af, waardoor het membraan naar binnen beweegt. Een dergelijke binnenwaartse beweging opent de behoefteklen 52. Dit wordt bereikt door een hefboom 68, verbonden met een klepsteel 70. Het 10 binneneinde van de klepsteel 70 draagt een veerkrachtige afsluiting 72, die samenwerkt met een klenzittinginzetstuk lb, Het inzetstuk jb rust on een tussenschouder 76 nabij de bodem van de klepuitsna-ring5^. Een zijdelingse boring 78 bij de bodem van de uitsnaring (fig. U, 5 en 6) voert lucht vanuit de hoofdinlaatkamer 32 naar 15 het inzetstuk 7^ voor doorgang daarvan in de ademhalingskamer wanneer de afsluiting 70 is gelicht.

Gebruikte lucht, die terug door het mondstuk 38 wordt uitgeademd, gaat weer de ademhalingskamer ^0 binnen en komt naar buiten door een afvoerklep 80, De afvoerkleo 80 bevindt zich aan de 2o zijde van Ket lichaam 2b bij het buiteneinde van de ademhalingskamer b0, De afvoerklep 80 omvat twee onderdelen. Een onderdeel is een van poorten voorzien zittingdeel 82 (fig. b), dat is geschroefd in de zijdelingse opening van de ademhalingskamer U0. Het tweede onderdeel van de afvoerklep 80 is een in het algemeen cirkelvormige, 25 buigzame, flanafdichting 8U aan de buitenzijde van het zittingdeel 82. De afsluiting ligt ringvormig over de poorten van hetzittingdeel 82 voor het aangrijpen van de rand van het zittingdeel. De flapafsluiting 8U heeft een middennaaf 86, gemonteerd in een groef 88 van een klepsteel 90. De klepsteel 90 wordt geleid in een lang-30 werpige middennaaf 92 van het holle zittingdeel 82 voor een lengte- beweging daarin. Uitlaatlueht gaat naar buiten door het holle zittingdeel 82 en radiaal naar buiten tussen de flapklep 8U en de rand van het zittingdeel 82,

Voor het instellen van het drijfvermogen, wordt lucht 35 geleverd aan of vrij gelaten uit het vest 10 voor drijfvermogen.

790804?

ëT

6

Lucht vanuit de toevoerslang 30 wordt geleid naar de drij fvermogen-kamer 9Π door een klep 96, De klep 96 bevindt zich bij de bodem van de inlaatkamer 32, De klepconstructie 96 bevat in het onderhavige geval een schuif 98, die zich uitstrekt tot buiten het lichaam voor 5 bevestiging aan een bedieningskop 10U.

Wanneer de knop 10Π naar binnen wordt gedrukt, zoals door vingerdruk, wordt de schuif 98 gelicht voor het openen van de bodem van de inlaatkamer 32 naar een zijdelingse doorgang 106, die voert naar het vereffeningseinde 9U van de boring HU, Een gevonden 10 veer 108 in de inlaarkamer 32 gaat veerkrachtig deze beweging tegen, en brengt de schuif 98 terug naar de gewoonlijk gesloten stand daarvan.

De afvoerklep 80 wordt gebruikt voor het laten leeglopen van het vest 10 voor drijf vermogen, Hiervoor wordt de drijfver-15 mogenleiding 9U in verbinding geplaatst met de ademhalingskamer UO door het van zijn zitting lichten van de klepafsluiting 52, Een kegelvormige veer 110 omgeeft de steel $0, waarbij het grote einde daarvan rust tegen de ademhalingskamerzijde van de flens 50, en het kleine einde daarvan een aanslagring 112 aangrijut aan de steel, 20 De veer 110 houdt het afsluitdeel 52 op zijn zitting.

Voor het lichten van het afsluitdeel 52, is een bedieningsknop 11H bevestigd aan het einde van de steel 90 welk einde buiten het membraanhuis 2U uitsteekt. De knop 11U ligt over de flap-klep 82 heen en schermtdeze dus af, De knop 11H heeft een mantel, 25 die gedeeltelijk telescopisch is over het zittingdeel 82, De mantel heeft openingen 116 voor het verzekeren van een vrije doorgang van uitlaatlucht wanneer de flapklep 8H opent.

Het opblazen en laten leeglopen van de zak 10 voor drijf-vermogen vindt eenvoudig plaats door aangrijping van een van de 30 bedieningsorganen 10H of 11U. De duiker leert weldra de samenhang tussen de knoppen de bijbehorende werkingen. Het huis 2U bevindt zich altijd in een vaste stand ten opzichte van het lichaam van de duiker, Derhalve is geen zoekend tasten nodig voor het vinden van de bedieningsorganen 1θΗ en 11H, 35 In het geval, dat het dringend noodzakelijk wordt naar 7908042 * *» τ de oppervlakte te komen, "behoeft de duiker zijn nondstuk niet opzij te doen om een ander mondstuk te vinden, dat bengelt aan de ademhalingszak. Hij bedient slechts het snel ontkopnerlbare mechanisme 3^ na het eerst vullen van de zak 10 tot een bruikbare of 5 vereiste hoogte. Dan trekt hij aan de losmaakhandgreep 118 van het rugpak 16, waardoor de houder 20 wordt weggeworren. Lucht kan uit de zak 10 worden gezogen voor de ademhaling. Hiervoor wordt het bedieningsorgaan 1lh volledig ingedrukt, waardoor de uitlaatklep 80 positief wordt gesloten. Het afsluiten wordt tot stand gebracht 10 door een inwendige flens 120 (fig. b), die de flanklep 8h vastklemt aan de ringvormige rand van het zittingdeel 82. De kostbare lucht-voorraad wordt zodoende behouden. Voor het uitademen wordt het be-dieningsorgaan 11k volledig losgelaten, waardoor gebruikte lucht uit het stelsel kan worden verwijderd, waarbij de zak is gescheiden 15 van de gebruikte lucht.

Een eenvoudig, veilig en gedrongen ademhalingstoestel is verschaft, voorzian van alle werkingskenmerken van bekende stelsels .

Het vest of de ademhalingszak 10 is voorzien van de 20 gebruikelijke toethoren, zoals een aflaatklep 122 voor het voorkomen van het te ver opblazen. Persluehtoatronen (niet weergegeven) kunnen eveneens worden gedragen door het vest voor het onblazen door deze andere manier.

Het is duidelijk, dat veranderingen en verbeteringen 25 kunnen worden aangébracht zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

»9 0 8 0 4 2

Claims

1, Ademhalingsstelsel voor het scuba-duiken, gekenmerkt door een drijfvermogenzak in de vorm van een opblaasbaar vest en dergelijke, door een aan een einde met de zak verbonden slang voor 5 het onblazen en laten leeglopen daarvan, door een hoge druk leiding voor het leiden van te ademen lucht vanuit een voorraadhouder, door een regelaarliehaam, dat een inlaatkamer verschaft, die is verbonden met de hoge druk leiding, verder een ademhalingskamer, en een drijfvermogenleiding, die is verbonden met het andere einde van de 10 slang, door een mondstuk, dat onafgebroken is verbonden met de ademhalingskamer, door een behoefteklep, die de inlaatkamer verbindt met de ademhalingskamer voor het leveren van lucht daaraan overeenkomstig de behoeften van de duiker, welke behoefteklep een beweegbare wand bevat, verder een met de wand verbonden verbindingsorgaan, 15 en een beweegbaar kleponderdeel, dat met het verbindingsorgaan is verbonden, door eerste klepmiddelen, die gekozen de inlaatkamer kunnen verbinden met de drijfvermogenleiding, en een eerste met de hand. bedienbaar bedieningsorgaan bevatten, gemonteerd aan het regelaarliehaam, en veermiddelen, die de klepmiddelen naar de geslo-20 ten stand drukken, door tweede klepmiddelen, die gekozen de ademhalingskamer kunnen verbinden met de drijfvermogenleiding, en een tweede met de hand bedienbaar bedieningsorgaan bevatten, gemonteerd aan het regelaarliehaam, alsmede veermiddelen, die de tweede klepmiddelen naar de gesloten stand drukken, door een uitlaatklep, ver-25 bonden met de ademhalingskamer, en door middelen voor het sluiten van de uitlaatklep waarbij de tweede klepmiddelen open zijn voor het verschaffen van een ademhalingsbaan tussen de drijfvermogenleiding en het mondstuk,

2, Stelsel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat 30 het tweede met de hand bedienbare bedieningsorgaan zich bevindt bij de uitlaatklep, en de sluitmödelen bevat, die werkzaam zijn na een dode beweging van het tweede met de hand bedienbare bedieningsorgaan, zodat dit in een tussenstand een afvoerbaan verschaft aan de drijfvermogenleiding. 35 3, Stelsel volgens conclusie 1, gekenmerkt door snel te 7908042 * % ontkoppelen middelen voor de hoge druk leiding. Ij, Stelsel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het tweede met de hand bedieribare bedieningsorgaan zich bevindt bij de afvoerklep, en de sluitmiddelen bevat, die •werkzaam zijn na een 5 dode beweging van het tweede met de hand bedienbare bedieningsor- gaan, zodat dit in een tussenstand de drijfvermogenleiding voorziet van een afvoerbaan, en ontkopnelmiddelen voor de hoge druk leiding,

5, Stelsel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de met de hand bedienbare bedieningsorganen zich nabij elkaar be- 10 vinden voor het afwisselend met de hand bedienen daarvan door de duiker.

6, Stelsel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de drijfvermogenleiding en de ademhalingskamer aangrenzend en zijn gescheiden door de tweede klepmiddelen, die een klepsteel bevatten, 15 die zich uitstrekt door de ademhalingskamer naar buiten door de uitlaatklep, waarbij de sluitmiddelen een knop omvatten, bevestigd aan het einde van de klepsteel, en voorzien van een cirkelvormig onderdeel, dat gewoonlijk on afstand ligt van de afvoerklep, maar kan worden bewogen tot in vastklemaangrijping daarmee bij een bewe-20 ging van een knop in een richting: voor het openen van de tweede klepmiddelen,

7, Ademhalingsregelaar, gekenmerkt door een regelaar-lichaam, voorzien van een ademhalingskamer, van een drijfvermogenleiding en van een inlaatkamer, waarbij de drijfvermogenleiding 25 kan samenwerken met een hoge druk voorraad te ademen gas, door een mondstuk, dat onafgebroken is verbonden met de ademhalingskamer, door een behoefteklep, die de inlaatkamer verbindt met de ademhalingskamer voor het leveren van lucht daaraan overeenkomstig de behoeften van de duiker, welke behoefteklep een wand bevat, die 30 beweegbaar is overeenkomstig het drukverschil tussen de ademhalinss-kamer en de omgeving, verder een verbindingsorgaan, dat is verbonden met de wand, en een beweegbaar kleponderdeel, dat wordt bediend door het verbindingsorgaan, door eerste klepmiddelen, die gekozen de inlaatkamer kunnen verbinden met de drij fvermogenleidinging, en 35 een eerste met de hand bedientfaar bedie-ningsorgaan bevatten, 7908042 F S . . gemonteerd aan het regelaarlichaam, en veermiddelen, die de klen-middelen naar de gesloten stand drukken, door tweede klepmiddelen die gekozen de ademhalingskamer kunnen verbinden met de drijf-vermogenleiding, en een tweede met de hand bedienbaar bedienings-5 orgaan bevatten, gemonteerd aan het regelaarlichaam, en veermiddelen, die de tweede klepmiddelen naar de gesloten stand drukken, door een afvoerklen, die verbonden is met de ademhalingskamer, en door middelen voor het sluiten van de afvoerklen, waarbij de tweede klepmiddelen open zijn voor het verschaffen van een ademhalings-10 baan tussen de drijfvermogenleiding en het mondstuk.

8. Ademhalingsregelaar, gekenmerkt door een regelaarlichaam, voorzien van een ademhalingskamer, van een drijfvermogenleiding en van een inlaatkamer, waarbij de drijfvermogenleiding kan samenwerken'-met een hoge druk voorraad te ademen gas, door een 15 mondstuk, dat onafgeborken is verbonden met de ademhalingskamer, door een behoefteklep, die de inlaatkamer verbindt met de ademhalingskamer voor het leveren van lucht daaraan overeenkomstig de behoeften van de duiker, welke behoefteklep een wand bevat, die beweegbaar is overeenkomstig het drukverschil tussen de ademhalings-20 kamer en de omgeving, verder een verbindingsorgaan, verbonden met de wand, en een beweegbaar kleponderdeel, dat wordt bediend door het verbindingsorgaan, door eerste klepmiddelen, die gekozen de inlaatkamer kunnen verbinden met de drijfvermogenleiding, en een eerste met de hand bedienbaar bedieningsorgaan bevatten, 25 gemonteerd aan het regelaarlichaan, en veermiddelen, die de klep-middelen naar de gesloten stand drukken, door tweede klepmiddelen, die gekozen de ademhalingskamer kunnen verbinden met de drijfvermogenleiding, en veermiddelen bevatten, die de tweede klepmiddelen naar de gesloten stand drukken, door een uitlaatklep, die is 30 verbonden met de ademhalingskamer en een buigzame flapsluiting bevat, door een steel, die zich uitstrekt door de flansluiting en is verbonden met de tweede klepmiddelen voor het bewegen daarvan naar de open stand, door een tweede bedieningsorgaan, bevestigd aan het einde van de steel en door een verbinding met een dode beweging 35 tussen het tweede bedieningsorgaan en de flapsluiting voor het 7908042 % it vastkleamen van de sluiting in de gesloten stand nadat de tweede klepmiddelen zijn geonend voor het zodoende verschaffen van een ademhalingsbaan tussen de drijfvermogenleiding en het mondstuk, welke haan niet wordt beïnvloed door de uitlaatklep,

9. Regelaar volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de met de hand bedieribare bedieningsorganen zich nabij elkaar bevinden voor het afwisselen bedienen daarvan door de duiker.

10, Stelsel in hoofdzaak zoals in de beschrijving beschreven en in de tekening weergegeven,

11. Regelaar in hoofdzaak zoals in de beschrijving beschreven en in de tekening weergegeven. 78 0 8 0 4 2