NL7907955A

NL7907955A - Inrichting voor het biologisch reinigen van afvalwater met activeringsruimten voor het aeerobe activeren, benevens met een afscheidingsruimte voor het afscheiden van het geactiveerde slib door fluide filtratie.

Info

Publication number: NL7907955A
Application number: NL7907955A
Authority: NL
Original assignee: Agrotechnika Np
Priority date: 1978-10-31
Filing date: 1979-10-30
Publication date: 1980-05-02
Also published as: YU263579A; IT1207278B; GB2034683B; FR2440339B1; GB2034683A; DE2944081A1; IT7926856A0; DE2944081C2; FR2440339A1; NL177818C; CS204357B1; NL177818B; GR72783B

Description

V

N.O. 28.357 1 >

Inrichting voor het biologisch reinigen van afvalwater met activeringsruimten voor het aërobe activeren, benevens met een afscheidingsruimte voor het afscheiden van het geactiveerde slib door fluïde filtratie.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het biologisch reinigen van afvalwater met activeringsruimten voor het aërobe activeren, benevens met een afscheidingsruimte voor het afscheiden van het geactiveerde slib 5 door fluïde filtratie, verder met een ingang naar de afscheidingsruimte in zijn onderste gedeelte en met een verbinding van de afscheidingsruimte met de activeringsruimte door middel van een kanaal, dat aan beide einden van de activeringsruimte is aangesloten en waarbij tussen deze ein-10 den aangesloten is op de ingang van de afscheidingsruimte.

Bij de biologische reiniging van afvalwater wordt gewoonlijk met een bepaalde belasting van het geactiveerde slib gedurende het in de activeringsruimte plaats vindende activeringsproces gerekend. Hoe groter daarom de ruimte-15 inhoudconcentratie van het geactiveerde slib tijdens de activering is, des te groter kan bij de gegeven ruimteinhoud « het activeringsvermogen zijn. De ruimteinhoudsconcentratie voor het geactiveerde slib wordt gewoonlijk door het volume van het geactiveerde slib na een halve afzettingstijd ge-20 meten, en kan doelmatig in een dimensieloze waarde van het relatieve volume, dat wil zeggen het slibvolume in de eenheid voor activeringsvolume, worden uitgedrukt. Een grotere concentratie van het geactiveerde slib tijdens het activeren wordt door afscheiding van het geactiveerde slib van 25 het gereinigde water, benevens door terugvoeren van het afgescheiden slib naar de activering, bereikt.

Bij de bekende installatie met gescheiden afscheiding en met terugvoering van het geactiveerde slib na de plaatsgevonden afzetting met behulp van de uitwendige recircu-30 latie, is de ruimteinhoudconcentratie van het slib in de activering afhankelijk van de relatieve grootte van de recirculatie benevens van de verdikkingstrap van het gere-circuleerde slib. Met toenemende recirculatie en toenemende verdikkingsfase van het gerecirculeerde slib nemen echter 790 7 9 55 2 de op het volume van de afscheiding gestelde eisen toe.

Uit het gezichtspunt van het optimaal maken van de installatie, dat wil zeggen van het minimaal maken van het totale volume, dat volgt uit de som van het volume van de 5 activerings- en van de afscheidingsruimte, heeft zich dientengevolge bij de reiniging van faecaal water in praktische gevallen een zodanige recirculatiestap als geschikt bewezen, waarbij het relatieve volume van het geactiveerde slib tijdens de activering ongeveer 0,3 bedraagt, 1Q Bij de nieuwere installaties, waarbij de afscheiding van het geactiveerde slib uit het door fluïde filtratie gereinigd water met de activering een constructief geheel vormt, verloopt de verdikking van het afgescheiden slib benevens het terugvoeren daarvan naar de activering automa-15 tisch. Daarom is de recirculatie niet zichtbaar en kan moeilijk worden gemeten. Het bereikte relatieve volume van het geactiveerde slib in de activering bedraagt bij dergelijke installaties bij gebruikelijke belasting bij faecaalwater weer ongeveer 0,3.

20 De installatie van een dergelijk type heeft in een gemeenschappelijke houder gescheiden activerings- en afschei-dingsruimten, waarbij de afscheidingsruimte de ingang in zijn onderste gedeelte heeft en breder wordt naar boven toe. In de activeringsruimte is voor de ingang naar de af-25 scheidingsruimte een wand tussengeschakeld. Deze vormt een verbindingskanaal, dat aan beide einden met de activeringsruimte is verbonden, en is verder tussen deze verbinding naar de ingang in de afscheidingsruimte aangesloten, waar het afscheidingsproces plaatsvindt. Het is filtreren water 30 vloeit naar de activering, hier vindt een door het door-luchtingssysteem teweeggebrachte intensieve stroming plaats.

Met behulp van het genoemde kanaal wordt uit de stro-'ming in de activering een stroming afgescheiden, die de 35 doorgang via het kanaal naar de activering wordt teruggevoerd. Deze stroming is daarbij van boven naar beneden gericht en daaruit wordt een activeringsmengsel voor het afscheiden onttrokken. Het onttrekken vindt plaats via de ingang naar de afscheidingsruimte, waar de stroming van het 790 7 9 55 3 η t activeringsmengsel naar boven gaat lopen. Het afgescheiden, geactiveerde slib keert door dezelfde ingang naar de genoemde stroming terug en wordt van daar naar de activering teruggevoerd.

5 De uitvinding heeft tot doel om bij de genoemde in stallatie bij gelijkblijvende grootte een wezenlijk groter ruimteinhoudconcentratie voor het geactiveerde slib en dus een wezenlijk groter vermogen te bereiken.

Het wezen van de installatie volgens de uitvinding be-10 staat daarin, dat het totale doorstromingsvlak van de het bovenste kanaaleind met de activeringsruimte verbindende ingangsopeningen kleiner is dan een tiende van de grootte van het doorstromingsvlak van de ingang naar de afschei-dingsruimte, terwijl het doorstromingsvlak van het kanaal 15 voor zijn aansluiting aan de ingang in de afscheidingsruim-te groter is dan het tienvoudige van het doorstromingsvlak van de ingangsopeningen.

Een verder kenmerk bestaat daarin, dat het totale doorstromingsvlak van de ingangsopeningen een tiende^ tot 20 een duizendste deel is van de grootte van de ingangsdoor-stromingsvlakken.

De uitvinding wordt aan de hand van de tekening, die een vertikale doorsnede van de inrichting volgens de uitvinding weergeeft, nader verduidelijkt.

25 In een langwerpige houder met omtrekswanden 1 en een bodem 100 zijn schuine wanden 2 en 3 aangebracht. Deze wanden 2 ai 3 verdelen de langwerpige houder in een afschei-dingsruimte 4 en activeringsruimten 5 en 6. Aan de schuine wand 2 is van onderen een onderste schuine wand 7 aange-30 sloten, die een grotere helling heeft dan de schuine wand 2. Op de onderkanten van de schuine wand 3, benevens op die van de onderste schuine wand 7 zijn vertikale wanden 8 en 9 verbonden. De vertikale wanden 8 en 9, die onderste schuine wand 7 benevens het onderste deel van de schuine wand 2 35 vormen een kanaal 10. Op de vertikale wand 9 is een prismatische slibafvoer 11 aangesloten. Bij de verbinding van de onderste schuine wand 7 met de schuine wand 2 zijn in de onderste schuine wand 7 invoeropeningen 12 gevormd, die het boveneind van het kanaal 10 met de activeringsruimte 5 ver- 790 7 9 55 *r 4 binden. Het onderste eind van het kanaal IQ is met de acti-veringsruimte 5 via een uitgang 13 verbonden, die tussen het onderste eind van de vertikale wand 8 en de prismatische slibafvoer 11 is gevormd.

5 De onderkanten van de schuine wanden 2 en 3 vormen de ingang 14 naar de afscheidingsruimte 4. Doorstromingsvlak 15 van het kanaal IQ voor de aansluiting met een ingang 14 naar de afscheidingsruimte 4, is tussen de onderkant van de schuine wand 2 en het tegenoverliggende deel van de on- 10 derste schuine wand 7 gevormd. Het totale doorstromingsvlak van de invoeropeningen 12 is daarbij kleiner dan 10¾ van het vlak van de ingang 14 en ligt bij voorkeur in het gebied van 10¾ tot Q,l?ó, terwijl het doorstromingsvlak 15 van het kanaal 10 voor de aansluiting naar de ingang 14 groter 15 is dan het tienvoudige van de gezamenlijke doorstroom-vlakken van de invoeropeningen 12, die het boveneind van het kanaal 10 met de activeringsruimte 5 verbinden. Boven de ingang 14 is in de afscheidingsruimte 4 een bellenvanger 16 met een niet weergegeven afvoer buiten de afschei-2o dingsruimte 4 aangebracht.

In dte activeringsruimte 6 mondt de toevoerleiding 17 van het te reinigen water uit. In het bovenste deel van de afscheidingsruimte 4 bevinden zich bekende verzamelgoten 18 voor het afvoeren van het gereinigde water. De activerings-25 ruimten 5 en 6 zijn via afvoeropeningen 19 met de prismatische slibafvoer 11 verbonden en hebben de beschikking over bekende beluchtingselementen 20. De langwerpige houder met de omtrekswanden 1 is op beide einden, in de loodrechte richting ten opzichte van de weergegeven doorsnede, door 50 kopwanden afgesloten, waarin zich niet weergegeven, bekende, schuine kanalen bevinden, die de beide activerings-. ruimten 5 en 6 verbinden.

De beschreven installatie werkt op de volgende wijze: Het te reinigen water stroomt via de toevoerleiding 17 55 naar de activeringsruimte 6. Door de werkzaamheid van de beluchtingselementen 20 wordt in de activeringsruimten 5- en 6 het water met het geactiveerde slib doorgelucht. Ten gevolge van het doorluchten treedt in de activeringsruimten 5 en 5 een cilindervormige stroming op, waarbij via de be- 790 7 9 55 5 kende, niet weergegeven kanalen, die schuin liggen bij de kopkanten van de houder het activeringsmengsel met behulp van de ontstane stroming uit de activeringsruimte 6 naar de activeringsruimte 5 en omgekeerd wordt gevoerd. Een deel 5 van het water uit de activeringsruimte 5 wordt door deze stroming via de intreeopeningen 12 naar het kanaal 10 gevoerd, waarbij een neerwaartse stroming wordt gevormd, die via de uitgang 13 terug naar de activeringsruimte 5 stroomt. Van deze stroming in het kanaal 10 wordt een deel 10 van het activeringsmengsel via de ingang 14 naar de af-scheidingsruimte 4 afgevoerd. In de afscheidingsruimte 4 wordt dan door fluide filtratie gereinigd water van het geactiveerde slib gescheiden en via verzamelgoten 18 afgevoerd.

15 De van het gereinigde water afgescheiden, geactiveerde slib valt via de ingang 14 terug naar de neerwaartse stroming in het kanaal 10 en wordt via dit kanaal 10 door de uitgang 13 naar de activeringsruimte 5 teruggevoerd.

Omdat het totale doorstromingsvlak van de ingangsope-20 ningen 12, die het boveneind van het kanaal 10 met de activeringsruimte 5 verbinden, kleiner is dan 10¾ van het doorstromingsvlak van de ingang 14 naar de afscheidingsruimte 4, is de stromingsintensiteit in het kanaal 10, die van de stroming in de activeringsruimte 5 wordt overge-25 bracht, wezenlijk begrensd. Omdat het doorstromingsvlak 13 in het kanaal 10 voor de ingang 14 naar de scheidingsruimte 4 groter is dan het tienvoudige van het totale doorstromingsvlak van de intreeopeningen 12, wordt dan de stromings . snelheid in het kanaal 10 voor de ingang 14 naar de af-30 scheidingsruimte 4 verder vertraagd.

Ten gevolge van de inwerking van de beide genoemde effecten, begrenzing van de stromingsintensiteit in het kanaal 10 benevens het vertragen van de snelheid van deze stroming voor de ingang 14 naar de afscheidingsruimte 4, is 35 de stroming in het gebied van de ingang 14 naar de afscheidingsruimte 4 reeds zodanig klein, dat geen ongewenste wervelstromingen in het gebied van deze ingang 14 ontstaan. De storende wervelstromingen in het gebied van de ingang 14 wassen namelijk het geconcentreerde, geactiveerde 790 7 9 55 \ 6 slib uit en verdunnen dit slib, dat uit de afscheidings-ruimte 4 in de stroqm in het kanaal 10 terugstroomt en maken op dezen manier het bereiken van wat het volume betreft grote concentratie van het geactiveerde slib in de actively ringsruimten onmogelijk. De onderdrukking van deze storende stromingen met behulp van het beschreven mechanisme maakt daarom een wezenlijke vergroting van de concentratie van het geactiveerde slib, dat uit de afscheiding in de activering wordt teruggevoerd en ook vergroting van de concentra-10 tie van het geactiveerde slib in de activeringsruimte 5 mogelijk. De uit de activeringsruimte 5 teruggebrachte, geactiveerde slib komt door de hiervoor aangegeven stroming naar de activeringsruimte 6.

De uitvinding is niet beperkt tot de slechts als voorin beeld beschreven installatie. De uitvinding kan bijvoorbeeld even goed in een concentrisch houderarrangement worden toegepast.

Het voordeel van de inrichting volgens de uitvinding bestaat vooral daarin, dat bij zijn toepassing in de be-2o staade installaties met afscheiding door een fluide filtratie wat het volume betreft ongeveer de dubbele concentratie van het geactiveerde slib en daarmee ook een overeenkomstige grote verbetering van de kwantitatieve en kwalitative parameters bij reiniging van water kan worden bereikt.

790 7 9 55

Claims

1. Installatie voor het biologisch reinigen van afvalwater met activeringsruimten voor het aerobe activeren, benevens met een afscheidingsruimte voor het afscheiden van het geactiveerde slib door fluïde filtratie, verder met een 5 ingang naar de afscheidingsruimte in zijn onderste gedeelte en met een verbinding van de afscheidingsruimte met de ac-tiveringsruimte door middel van een kanaal, dat aan beide einden aan de activeringsruimte is aangesloten en waarbij tussen deze einden de ingang van de afscheidingsruimte aan-1(5 sluit, met het kenmerk, dat het totale doorstromingsvlak van de het boveneind van het kanaal (10) met de activeringsruimte (5) verbindende toegangsopeningen (12) kleiner is dan een tiende van de grootte van het doorstromingsvlak van de ingang (14) naar de afscheidingsruimte (4), terwijl 15 het doorstromingsvlak van het kanaal (10) voor zijn aansluiting met de ingang (14) naar de afscheidingsruimte (4) groter is dan het tienvoudige van het doorstromingsvlak van de invoeropeningen (12).

2. Installatie volgens conclusie 1, met het kenmerk, 20 dat het totale doorstromingsvlak van de invoeropeningen (12) een tiende tot een duizendste deel is van de grootte van het doorstromingsvlak van de toegang (14) tot de afscheidingsruimte (4).

3. Installatie volgens conclusie 1 of 2, met het 25 kenmerk, dat het doorstromingsvlak van het kanaal (10) voor zijn aansluiting aan de ingang (14) naar de afscheidingsruimte (4) het tienvoudige is van het vlak van de invoeropeningen (12). 790 79 55