NL7906969A - Puntmatrixtekendrukker met variabele snelheids- regeling. - Google Patents

Puntmatrixtekendrukker met variabele snelheids- regeling. Download PDF

Info

Publication number
NL7906969A
NL7906969A NL7906969A NL7906969A NL7906969A NL 7906969 A NL7906969 A NL 7906969A NL 7906969 A NL7906969 A NL 7906969A NL 7906969 A NL7906969 A NL 7906969A NL 7906969 A NL7906969 A NL 7906969A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
transition
signal
increment
line
printhead
Prior art date
Application number
NL7906969A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Digital Equipment Corp
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Digital Equipment Corp filed Critical Digital Equipment Corp
Publication of NL7906969A publication Critical patent/NL7906969A/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G06COMPUTING; CALCULATING OR COUNTING
    • G06KGRAPHICAL DATA READING; PRESENTATION OF DATA; RECORD CARRIERS; HANDLING RECORD CARRIERS
    • G06K15/00Arrangements for producing a permanent visual presentation of the output data, e.g. computer output printers
    • G06K15/02Arrangements for producing a permanent visual presentation of the output data, e.g. computer output printers using printers
    • G06K15/10Arrangements for producing a permanent visual presentation of the output data, e.g. computer output printers using printers by matrix printers

Landscapes

  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mathematical Physics (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • General Physics & Mathematics (AREA)
  • Theoretical Computer Science (AREA)
  • Character Spaces And Line Spaces In Printers (AREA)
  • Dot-Matrix Printers And Others (AREA)
  • Impact Printers (AREA)

Description

\
Digital Equipment Corporation, te Maynard, Massachusetts, Verenigde Staten van Amerika
Puntmatrixtekendrukker met variabele snelheidsregeling
De uitvinding heeft betrekking op het gebied van elektronisch geregelde tekendrukkers, in het bijzonder puntmatrixdrukkers, welke tekens vormen als een reeks punten op beschikbare plaatsen. In het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een regelstelsel voor zulke 5 drukkers voor het drukken, met verschillende snelheden, van tekens met verschillende spoed, met de mogelijkheid van het drukken van tekens van verschillende spoed op dezelfde lijn.
Puntmatrixtekendrukkers zijn bekend, in het bijzonder voor gebruik als uitgangsorganen voor computers en andere elektronische organen. I
10 Deze drukkers worden gebruikt voor het leveren van gedrukte tekenuitgang ' op een papiermedium tengevolge van het ontvangen van elektronische signalen, welke overeenkomen met de tekens van de beschikbare tekenstellen. Afzonderlijke tekens worden gevormd uit een geschikte combinatie van punten, gekozen uit een reeks van beschikbare puntplaatsen. In het algemeen 15 zijn deze puntplaatsen ingerieht in een matrix van n kolommen en m rijen.
Een drukkop bevat een door een spoel bediende drukstaaf voor elke plaatsing in de matrix. Wanneer het drukken van een teken vereist, dat een punt wordt geschreven op een bepaalde plaats, wordt de betreffende spoel in de drukkop geaktiveerd. Dit veroorzaakt dat de bijbehorende drukstaaf 20 wordt geworpen (of geschoten) in de richting van het papier (dus het doel).
Een inktdrukband is geplaatst tussen de drukkop en het papier. Aldus treft de geschoten drukstaaf de strook en drukt een afdruk van zijn eind-oppervlak op het papier. De drukstaaf is in feite een dun draadvormig element met een vlak einde en een ronde dwarsdoorsnede. Dit einde vormt een 25 punt op het papier.
Typerend omvat de drukkop van een puntmatrixdrukker druk-spoelen. Deze zijn gemonteerd in dichte nabijheid van elkaar. Het akti-veren van deze drukspoelen veroorzaakt dat deze warm worden. Dissipatie van spoelwarmte if normaal niet een probleem bij tekendrukkers met geringe 30 7906969 % ' ^ 2 \ snelheid. Er is echter waargenomen dat dit soms een probleem wordt bij stipmatrixtekendrukkers van hoge snelheid. Wanneer de drukkop wordt geak-tiveerd gedurende een aanzienlijke tijd en de tekens worden opgewekt in een relatief kort interval, waardoor het drukken wordt vereist van een tj iets hoger dan gemiddeld aantal punten gedurende dat interval, kan de spoel-warmte niet voldoende worden afgevoerd. Wanneer dat optreedt, kunnen spoel-aanspreekkarakteristieken worden gewijzigd tengevolge van parametrische variaties en een of meer drukstaven kunnen zorgen dat een punt iets eerder of later dan bedoeld wordt afgedrukt of zelfs in het geheel niet. Dit ver-jq stoort het uiterlijk van punten tekens gedrukt onder zulke omstandigheden en kan onder ernstige omstandigheden zelfs leiden tot het drukken van onherkenbare of onjuiste tekens. Uitval van spoelvoedingsvermogen of verstoord werken kan ook resulteren, wanneer een grotere belasting daarop wordt aangelegd. Een buitensporige warmte kan zorgen voor permanente be-.jcj schadiging van de spoelen of andere componenten. Aanzienlijk rendement wordt verloren indien de tekendruksnelheid aanzienlijk wordt verminderd teneinde het probleem van spoelwarmte-afvoer te vermijden, aangezien hoge betrouwbaarheid een aanzienlijke vermindering van snelheid zou vereisen.
Typerend is het bij de bekende techniek, teneinde de spoed 2Q van gedrukte tekens te veranderen, noodzakelijk geweest extra sporen op het codeerorgaan aan te brengen met verschillende spoed of lichamelijk de overbrengingsverhouding van codeerorgaan tot wagen te wijzigen. Deze oplossingen zijn typerend zeer omvangrijk en niet geschikt voor het veranderen van spoed op een teken tot tekenbasis.
22 Ook wordt opgemerkt, dat'de drukkoppen van de bekende techniek in het algemeen hun drukstaven allemaal hebben opgesteld in een enkele vertikale kolom. Tenzij de drukkop vertikaal kan worden bewogen, betekent dit, dat punten gevormd door naburige drukdraden of staven, niet kunnen overlappen. Enige puntspreiding veroorzaakt door de band, kan 2q echter enige vermenging van naburige punten veroorzaken, maar de resolutie wordt uiteindelijk beperkt tot die, geleverd door tangentiaal rakende punten.
De uitvinding is ontworpen voor het toelaten van drukken van puntmatrixtekens van verschillende spoed (dat wil zeggen horizontale 32 breedten). Tekenspoed is te kiezen en variabel op teken bij tekenbasis 7906969 ' ? * % 3 indien gewenst. Elektronische signalen onder "besturing van de gebruiker leveren spoedselectie, Een voorziening kan worden getroffen voor het regelen van de druksnelheid op elektronische wijze voor het verkrijgen van soepel starten en stoppen van de wagen, terwijl de tekendruksnelheid 5 maximaal is. De maximum druksnelheid wordt beperkt door de snelheid, waarmee de drukkopspoelen kunnen werken. Indien echter de te drukken tekst een puntdruksnelheid vereist, welke zou resulteren in oververhitting van de drukspoelen of van hun voedingsbron, wordt de druksnelheid verminderd tot een veilige puntdruksnelheid wordt bereikt. De maximum toelaatbare puntdruksnelheid is een systeemparameter, welke proefondervindelijk wordt afgeleid.
Variabele tekendruksnelheid vereist dat de drukkopwagen het papier doorloopt met een variabele snelheid. Aangezien de snelheid van wagenloop aanzienlijk is met betrekking tot de tijd tussen een spoelbe-^ krachtigingscommendo en de tijd dat de bijbehorende drukstaaf het papier treft, is het noodzakelijk te compenseren voor variaties in de wagenbewe-ging teneinde te zorgen dat de drukstaven steeds het papier in een gewenste positie treffen. Deze positie is natuurlijk bedoeld om ongevoelig te zijn voor de tekendruksnelheid. De situatie is analoog aan het geval van 2q een jager, welke schiet op een bewegende eens vanaf een vaste plaats.
Teneinde de beweging van de eend te compenseren gedurende de tijd dat zijn kogel in de vlucht is, moet de jager mikken voor de eend uit. Deze tekendrukker vormt slechts de omgekeerde situatie, aangezien het doel vast is en het projectiel wordt geschoten vanaf een bewegend platform, ofschoon 25 het probleem van relatieve beweging hetzelfde is. Organen zijn daarom aangebracht voor het afleiden van een correctiefactor voor het bedienen van de spoelen op de juiste tijden ter compensatie van de momentele snelheid van wagenbeweging ten opzichte van het papier.
Bij de voorkeursuitvoering van de uitvinding worden buiten-20 dien de drukstaven opgesteld in twee kolommen, zodanig dat de drukstaven in een van de kolommen vertikaal worden verplaats met betrekking tot de drukstaven in de andere kolom. Dit veroorlooft een hogere resolutie (dus dichtheid} van puntdrukken en veroorlooft dat de punten in aanzienlijke mate worden overlapt, zodat de puntmatrixtekens dichter de gebruikelijke 35 gedrukte tekens benaderen. Afzonderlijke spoelontsteektijdsignalen zijn 79 0 6 9 6 § \ y v * k vereist voor elke kolom van drukstaven om hun verschillende horizontale standen op een gegeven tijdstip in aanmerking te nemen.
De uitvinding is ook gericht op de mogelijkheid om het de gebruiker mogelijk te maken de letters en spoed van teken tot teken binnen de lijn te veranderen.
5 ... . »
De uitvinding zal aan de hand van de tekening in het volgende nader worden toegelicht.
Figuur 1 toont een functioneel blokdiagram met hoog niveau van een puntmatrixtekendrukker volgens de uitvinding.
^ Figuur 2 toont schematisch een zevendraadsdrukkop, en geeft verder een mogelijke uitvoering van punt buff eruit gangslijnen naar spoelen.
Figuur 3 toont schematisch een elfdraadsdrukkop, met verder een mogelijke uitvoering van puntbufferuitgangslijnen naar spoelen.
Figuur U toont een functioneel blokdiagram van de drukker-regelketen PCC van figuur 1.
Figuur 5 toont een toestandsovergangsdiagram van de druk-toelaatketen van figuur U.
Figuur 6 toont een toestandstabel voor de druktoelaatketen. Figuur T toont een totaal functioneel blokdiagram van de codeersignaalprocessor van figuur 1».
Figuur 8 toont een detailblokdiagram van de signaalfilters van figuur 7.
Figuur 9 toont een detailblokdiagram van de overgangsdetector van figuur 7.
^ Figuur 10 toont een detailblokdiagram van de richtingsdetec- tor van figuur 7·
Figuur 11 toont een detailblokdiagram van de overgangs- en toenameteller van figuur U.
Figuur 12 toont een detailblokdiagram van de impulsstrekker van figuur k.
Figuur 13 is een diagram van verkvijzestappen bij het berekenen van de vluchttijdcompensatietelling en voor het regelen van de overgangsopteller.
Men ziet in figuur 1 een uitvoeringsvoorbeeld met een func-^ tioneel blokdiagram op hoog niveau van een puntmatrixtekendrukker volgens 7906969 I ί 5 de uitvinding. Eet papier 12 is Eet uitgangsmedium, waarop het drukken wordt uitgevoerd. Het papier wordt normaal gedragen op tandwielen 1^A, 1UB gevoerd langs een drukbalk (niet getekend) volgens de gebruikelijke praktijk. De drukbalk. dient voor hetzelfde doel als een rol (werkt dus 2 als een hard rugoppervlak om tegen te drukken) behalve dat hij het papier niet beweegt. De randen van het papier bevatten gelijkmatig gespatieerde vertikale gaten, welke samenwerken met de tanden van de aandrijfwielen ikA en I^B voor het vertikaal voeden van het papier. Beelden worden op het papier gevormd door een lint 16, dat kan worden gedragen tussen een paar lintrollen 18A en 18B of een patroonlint zijn, gewikkeld op een rol of spoel. De drukstaven of draden uit de drukkop 20 drukken het inktlint 16 op het papier 12 en tegen de drukbalk om een afbeelding van de druk- staaf te vormen op het papier. De drukkop 20 wordt gedragen op een wagen, welke langs het papier loopt voor het plaatsen van de drukkop op de juiste « ^ plaats als elke kolom van punten wordt gedrukt. Ben drukmechanisme 22 omvat een mechanisch stelsel, dat bestaat uit de wagen en de noodzakelijke hefbomen enz., voor het bewegen van de wagen, samen met een lintbevegings-mechanisme voor het wikkelen van het lint (bijvoorbeeld op een rol 18B) indien in gebruik. Het drukkermechanisme omvat ook gebruikelijke mechani-2Q sche verbindingen voor het verbinden van de lijntoevoerstapmotor 2k naar de trekkers of aandrijftandvielen 1^B en voor het verbinden van de vagenmotor 26a met het vagenbevegingsmechanisme.
Een drukkerregelketen (PCC) 30 levert de werkelijke regel-signalen, waardoor de wagen zal bewegen naar de juiste plaats en de be-g,- treffende drukspoelen worden bekrachtigd. PCC 30 levert in principe drie soorten regelsignalen als uitgangen. Een lijntoevoerregelsignaal wordt geleverd als een eerste uitgang op een lijn 32 naar een lijntoevoerver-sterker 3¼. Op zijn beurt levert de versterker 3^ het vereiste aandrijf-signaal naar de lijntoevoerstapmotor 2k voor het zorgen dat het lijntoevoer-2Q voortbevegingsmechanisme de aandrijftandvielen beweegt over een geschikte afstand om het papier over een lijnspatie voort te bewegen. Een wagen-aandrijfregelsignaal is de tweede PCC-uitgang. Deze wordt geleverd op een lijn 36 naar een wagenmotorversterker 38. Deze versterker 38 levert het aandrijfsignaal naar de wagenmotor 26a voor het regelen van beweging van 25 beweging van de vagen. De wagenmotor is ook uitgerust met een toenemende- 7906969 t ‘ « 6 aspositiecodeerinrichting 2ÓB voor het leveren van een uitgangssignaal op een lijn 1+2 naar de PCC 30» representatief voor de verandering van de hoekstand van de motoras. Aangezien de rotatiestand van de wagenmotoras direkt overeenkomt met de positie van de wagen en in het hijzonder de druk-5 kop, geeft het signaal op de lijn k2 de positie en positieveranderingen van de drukkop weer. De derde uitgang van de PCC 30 is een drukkopregel-signaal geleverd op een lijn 1+1+ naar de drukkopaandrijver 1+6. De drukkop-aandrijver 1+6 aansprekend op signalen over de lijn 1+1+, levert een be-dieningssignaal naar betreffende spoelen in de drukkop 20 om te zorgen 10 dat betreffende punten worden afgedrukt op een gewenste plaats.
Voor gebruik met een computer of andere dergelijke bron van af te drukken gegevens wordt de drukker voorzien van een ingangskoppeling 1+8. Deze koppeling 1+8 levert geschikte ingangshuifering voor het opvangen van af te drukken gegevens. Een tabel van teken tot puntpatronen opge- « 15 slagen in ROM 56 van opeenvolgingsregelorgaan 50 wordt gebruikt voor het omzetten van de tekeninformatie geleverd door de ingangsgegevensbron, in puntmatrixinformatie, welke elk af te drukken teken weergeeft. Door het variëren van het teken tot puntpatroonverloop, kunnen verschillende letters (zoals verschillende lettersoorten of lettersoorten voor verschil-20 lende alfabetten, bijvoorbeeld Cyrillisch, Grieks, enz. alfabet) worden gedrukt. Tekens met dezelfde basisletter (dat wil zeggen lettersoort) kunnen worden gespreid of samengedrukt in de horizontale afmeting door het wijzigen van de spaties tussen punten en de vrije spaties tussen tekens, waardoor de spoed van de tekens wordt gewijzigd. Aangezien ook het verloop 25 moet geschieden op een teken door tekenbasis, is het mogelijk de tekenafmeting en tekensoort op dezelfde basis te veranderen. Er is geen voorziening voor verandering van de maat van de gedrukte tekens in de vertikale richting indien het aantal vertikale drukstaafposities daardoor zou worden overschreden, maar verschillende tekenbreedten kunnen worden toegepast en 30 vertikaal samengedrukte of gestrekte tekens kunnen worden opgewekt door gebruik van minder dan of ten hoogste, het volledige aantal vertikaal beschikbare drukstaafposities.
Een opeenvolgingsregelorgaan 50 voor het opwekken van PCC regel- of commandosignalen en als teken tot puntverloop aanwezig is, 35 omvat een processoreenheid 52, een willekeurig toegangsgeheugen (RAM) 5*+ 7906969 * * \ 7 en een alleen-afleesgeheugen (BOM) 56. De koppeling U8, de processor 52, HAM 5^» ROM 56 en FCC 30 zijn ai i ahi»»! onderling verbonden via een rail of verbinding 58.
Af te drukken tekeninformatie vordt toegevoerd van de in-5 gangskoppeling via de rail 58 naar RAM 5^, waar deze tijdelijk wordt opgeslagen. RAM 56 regelt de werking van de processor 52 en de gegevens-banen tussen de verschillende elementen verbonden met de rail 58. Gebruikt men het teken-puntverloop geleverd door de ROM 56, dan levert de processor 52 instructies aan de PCC 30 wat betreft het af te drukken punt-10 patroon. Op zijn beurt bepaalt de PCC 30 de geschikte tijdstippen, als functie van de wagenpositie, voor het bekrachtigen van de drukkopaandrij-ver voor het bekrachtigen van de drukkopspoelen.
Hoewel verschillende componenten kunnen worden gebruikt voor het vervaardigen van de bovengenoemde blokeenheid, wordt in het bij- « 15 zonder gevezen op de 8Ο8Ο A en 8085 microprocessors van Intel Corporation, geschikt voor de processor 52. Aldus wordt de speciale uitvoering, die hier in detail wordt beschreven, aangegeven met betrekking tot het gebruik van bovengenoemd model 8Ο8Ο A. De drukregelketen 30 kan ook op verschillende wijzen worden uitgevoerd. Teneinde echter kosten en het aantal 2o onderlinge verbindingen tot een minimum te beperken, is deze uitgevoerd als een enkele geïntegreerde keten op grote schaal, waarbij metaaloxyde-halfgeleidertechniek is gebruikt, met een ontwerp geschikt voor regeling door een microprocessor.
De drukkerregelketen 30 is geschikt om te werken volgens 25 twee modes voor het opwekken van tekens van verschillende spoed. De eerste mode levert het gebruik van een gebruikelijke zevendraadsafdruk-kop, voorzien van zeven drukstaven opgesteld in een enkele vertikale kolom. De tweede mode is uniek voor de uitvinding en veroorlooft het gebruik van twee horizontaal verplaatste kolommen van drukstaven. De spe-30 ciale toelichting van deze mode, hierna beschreven, toont het gebruik van een elfdraadsdrukkop met een eerste vertikale kolom van zes drukstaven en een tweede vertikale kolom van vijf drukstaven. De getekende uitvoering toont verder de staafposities in de tweede rij vertikaal gespatieerd van de staafposities in de eerste rij teneinde een vertikale inter-35 liniering te verkrijgen van de posities en het mogelijk te maken, dat de 7906969 l *i \ « 8 gedrukte punten gevormd door de vertikaal naburige staven in de twee rijen elkaar overlappen. Figuur 2 toont de drukstaafposities in een zeven-draadskop en figuur 3 toont de drukstaafposities in een elfdraadskop.
Een functioneel blokdiagram voor de drukkerregelketen PCC 5 30 ziet men in figuur 1*. Af te drukken tekengegevens en toezichtcommen- do's naar de PCC 30 worden ontvangen via de rail 58, waardoor de PCC in verbinding kan zijn met de opeenvolgingsregelinrichting en de ingangs-koppeling zoals vereist. Informatie, ontvangen door de PCC op de rail . 58 wordt opgevangen door een ingangsbuffer 62. De ingangsbuffer 62 voert 50 deze informatie naar de verschillende functie-elementen van de PCC via een parallelrail 6¾. De rail 61* is in figuur 1* afzonderlijk aangegeven bij de betreffende functieblokken met een open afgebroken pijl. Het zal duidelijk zijn, dat de rail alle aangegeven blokken onderling verbindt zelfs ofschoon de volledige onderlinge verbinding niet is getekend.
15 Een van de elementen, verbonden met de rail 61*, is een commendodecodeerorgaan 66. Dit decodeerorgaan 66 is ook verbonden via lijnen 68 met de verschillende andere elementen van de PCC. Zulke verbindingen zijn niet expliciet getekend echter teneinde de tekening duidelijk te houden. Het commendodecodeerorgaan 66 detecteert en decodeert de commen-20 do's, geleverd door het opeenvolgingsregelorgaan en aktiveert, deakti- veert en regelt door het gebruik van de betreffende stuurlogika de functionele blokken van figuur 1* voor het verkrijgen van de werking, gericht door de commendo's.
Zoals in het kort hierboven is opgemerkt, is de functie 25 van de PCC het leveren van geschikte signalen voor het aandrijven van de lijntoevoerversterker 3**, de wagenmotorversterker 38 en de drukkopaandrij-ver 1*6. De dominante functie van de PCC is het uitvoeren van de vereiste regeling van de drukkopaandrijver 1*6 voor het afdrukken, met variabele spoed en het uitvoeren van de "eendafschietverking" nodig bij het afdrukken 30 met een variabele wagensnelheid. De gewenste wagensnelheid is een functie van de wagenpositie in de lijn, met het doel maximum doorvoer van tekens te handhaven binnen de grenzen, gesteld door beschikbare versnelling, start/stopdynamika van de drukknop en spoelbekrachtigingssnelheden, welke buitensporige verwarming vermijden. De processor 52 bepaalt de betreffen-35 de wagensnelheid en de PCC bekrachtigt de drukkopaandrijver overeenkomstig.
7906969 Ψ t 9
Aldus is de basisinformatie, nodig voor de processor 52, de positie en de snelheid van de drukkop. Deze informatie vordt verkregen van het co-deerorgaan 2ÓB, aangedreven door de vagenmotor 26a. Eet codeerorgaan 26b is een toenemend tveekanalencodeerorgaan, dat een digitale uitgang levert.
^ Een korte op-neerpositieteller 72 ontvangt de uitgang van het toenemings-codeerorgaan 26b via een codeersignaalprocessor welke op geschikte wijze de uitgang van het codeerorgaan in conditie en vorm brengt. Aldus blijft de positieteller 72 op het spoor van de relatieve positie van de drukkop, modulo zijn radix. De uitgang van de positieteller 72 vordt toe-jq gevoerd naar de uitgangsbuffer 78 op aanvraag en vanuit de uitgangsbuffer naar de rail 58 en de processor 52. De processor 52 onderzoekt periodiek de positie-informatie, geleverd door de positieteller 72 en berekent druk-kopsnelheid vanaf de verandering in positie gedurende de intermonstertijd.
Bij de bepaalde uitvoeringsvorm tot nu toe, monstert de processor 52 de e ^ uitgang van de positieteller ongeveer een keer bij elke 2,5 milliseconde.
De positieverandering, vaargenomen bij elke monstertijd, vordt gesommeerd in een positieregister (dus adreslokatie) in RAM 5b, Absolute positie-informatie vordt verkregen door het aanvankelijk voeren van het positieregister naar een bekende vaarde vanneer de vagen vordt gedvongen tegen 2Q een vaste aanslag.
De inleidingsprocedure van de drukker vereist dat de vagenmotor vordt bestuurd voor het aandrijven van de vagen in de richting van de aanslag. Wanneer de processor geen verandering detecteert in de uitgang van de positieteller gedurende een vooraf bepaald aantal monstertijden, 2^ vaarin de vagen vordt geeommendeerd te bevegen naar de aanslag, veet hij dat de vagen reeds de aanslag heeft bereikt. Het positieregister is dan ingeleid. Alle relatieve beveging kan dan vorden vergeleken met deze aan-vangspositie, om te vorden getransformeerd tot absolute positie.
Hoevel verschillende codeerontverpen geschikt voor deze 2q toepassing, duidelijk zullen zijn voor een deskundige, is dit stelsel met succes uitgevoerd met een codeerorgaan van de soort, vaarbij gebruik vordt gemaakt van twee sporen voor het leveren van een paar in fase loodrecht staande uitgangssignalen. Deze codeersignalen vorden geleverd naar de PCC codeersignaalprocessor (ESP) 7b via lijnen b2A en ^2B (velke collee-25 tief zijn getekend als een lijn b2 in figuur 1). De codeersignaalprocessor 7906969 10
Jk wordt gebruikt voor het geven van een schone positiedecodering en verzekert dat slechts geldige toestandsveranderingen op de lijnen h2A en k2B worden uitgelegd door de PCC als aanwijzing van motorbeweging. ESP Jk kan bijvoorbeeld een zogenaamde meerderheidsstemmingsketen bevatten, 5 welke gebruik maakt van een hoge monstersnelheid voor het onderscheiden tussen geldige en ongeldige toestandsveranderingen in de loodrechte co-deeruitgangssignalen.
Op dit punt zal het geschikt zijn voor de verdere uitleg van de werking van de PCC om in het kort een uitleg te geven van teken--jQ celconstructie. Al het afdrukken van tekens door dit stelsel vindt plaats binnen programmeerbare tekencellen, waarvan de fundamentele eenheden codeerorgaanovergangen zijn (dus logische toestandsveranderingen in de onderling loodrechte codeeruitgangssignalen). Zoals met succes is toegepast bijvoorbeeld, kan elk codeerorgaan overeenkomen met drukkop- of ^ wagenbeweging van 1/660 inch. Een tekencel bestaat uit twee secties, waarbij de eerste (van links) het toenemingsveld is waarin punten kunnen worden gedrukt. De tweede sectie is de tussentekenspatie. Binnen het toenemingsveld zijn twee of meer toenemingen gelijk gespatieerd. Hun spatie is een programmeerbare parameter, "overgangen per toename" genoemd, ofwel TPI.
2Q TPI wordt vaak ook genoemd als de radix van het teken en is een functie van tekenbreedte of spoed. Het aantal toenamen per teken IPC is ook programmeerbaar. Aangezien een toename optreedt zowel bij het begin als het einde van het toenemingsveld, is de breedte van het toenemingsveld (bij overgangen) gegeven door TPI x (IPC - 1). De tussentekenspatie heeft geen 22 fijne structuur en is direkt geprogrammeerd als overgangen per spatie TPS. Zoals de naam aangeeft, wordt puntafdrukken verhinderd (geen toenamen treden op) in de tussentekenspatie. Een tekencelbreedte is gelijk aan de som van de breedten van het toenemingsveld en de tussentekenspatie, zodat de totale breedte wordt gegeven door Breedte = TPI x (IPC - 1) + TPS.
2Q Het diagram hieronder toont een enkele cel van breedte U0, IPC * 13, TPI * 3 en TPS = 1+: I..1..1,.1..1..I..I..I..I..I..I..I..Isss waarbij I een toename weergeeft, s een spatie weergeeft en het "."symbool elke andere overgang weergeeft.
32 Elk van de bovengenoemde parameters TPI, IPC en TPS kan 7906969 * τ 11 worden geprogrammeerd in de PCC 30 vanuit de processor 52 voor het selecteren van een bepaalde lettercompressie of spoed. Bij het afdrukken telt de PCC overgangen en toenamen, zodat het bekend is, vanneer een tekengrens, toename of spatie optreedt.
5 Wanneer het afdrukken van een teken is begonnen, gebruikt de overgangsteller de vaarde van TPI als een radix. Elke tijd dat de over-gangsteller overloopt, vordt een toename opgevekt, velke onder andere veroorzaakt dat de toenameteller zijn telling verandert. Wanneer de toename-teller een telling bereikt gelijk aan IPC, vordt de radix van de over-jq gangsteller veranderd tot TPS, zodat de juiste tussentekenspatie vordt opgevekt. Wanneer de volgende toename vordt ontvangen gaat de toenameteller naar een vaarde minder dan IPC (hetzij 0 of IPC - 1 afhankelijk van richting). Op dit tijdstip vordt een tekengrenssignaal opgevekt en vordt de radix van de toenameteller veer TPI.
15 Mén kan zien, dat de overgangen per spatie elk niet-nul- getal kunnen zijn. Het feit evenvel, dat de tijdorganen verken op elke toename, maakt het wenselijk voor TPC om tenminste gelijk te zijn aan de waarde van TPI. De betreffende tellers kunnen worden ingeleid door een donmendo vanuit het opeenvolgingsregelorgaan 50. Tabel A, hieronder aan-2Q gegeven, toont verschillende tekenspoed en de parameters, welke deze opwekken.
Tabel A
CPI TPC IPC_TPI_TPS
10 66 11 6 6 25 12 55 11 5 5 13,2 50 10 5 5 16,5 1*0 10 k 1* 5 132 11 12 12 6 110 41 10 10 30 6,6 100 10 10 10 8,25 80 10 8 8
Daarbij betekent CPI het aantal tekens per inch en TPC het aantal overgangen per teken (dus de spoed). De eerste vier rijen geven normale spoed veer en de tweede vier rijen geven spoed met dubbele breedte.
35 De codeersignaalprocessor 7** levert drie uitgangssignalen 7906969 12 afgeleid uit de onderling loodrechte signalen ontvangen uit de ascodeer-inrichting. Ce eerste van deze signalen is een richtingssignaal op een lijn 82 als aanwijzing voor de richting van de wagenbeweging. Het richtings-signaal wordt geleverd naar de positieteller 72 om deze neerwaarts of op-5 waarts te laten tellen zoals nodig. Wagenbeweging in een eerste richting zal zorgen dat de positieteller omhoog telt en wagenbeweging in de andere richting zal de positieteller neerwaarts doen tellen. Een tweede uitgang van de ESP op een lijn 8¼ is een codeer over gangs impuls signaal. Dit laatste signaal omvat een impuls, elke keer dat één van de twee onderling jq loodrecht staande codeersignalen op de lijnen k2A en b2B van toestand verandert, aangevend dat de wagen is bewogen over een overgangsafstand vanaf zijn voorafgaande positie. De impulsen in het codeerovergangsimpuls-signaal op een lijn 84 worden toegevoerd aan en geteld door de positieteller 72 voor het op het spoor blijven van veranderingen van wagenpositie. Lijnen 82 en 8¾ zijn ook verbonden met overgangs- en toenameteller (T& IC). 86 en de lijr*82 is verder verbonden met een impulsstrekker 88. Het derde uitgangssignaal uit de ESP 74 is een snelheidsovergangsimpulssignaal op een lijn 92. Dit signaal omvat het tweede ingangssignaal naar de impuls-strekker 88.
2q Voor het uitvoeren van de bovenbeschreven uitvoeringsmoge lijkheden moeten drukcommendo's worden gegeven naar de spoelen bij verlerende (dus niet vaste) posities ten opzichte van de doellokatie, waar afdrukken wordt gewenst. De spoelbedieningsposities (dus afschieten) zijn functioneel in verband met de drukkopsnelheid, aangezien de afstand door-25 lopen door de drukdraden vast is. Opeenvolgingsregelorgaan 50 berekent de vereiste spoelschietpositie en PCC 30 wekt de werkelijke signalen op welke spoelbekrachtiging regelen in overeenstemming met de berekeningen van de opeenvolgingsregelinrichting. De overgangs- en toenemingsteller 86 is het startpunt binnen de PCC voor het opwekken van de noodzakelijke regel-30 signalen. De T & IC 86 omvat een paar tellers voor het respectievelijk nasporen van overgangen en toenemingen. Signaalingangen voor de T & IC 86 zijn het riehtingssignaal op de lijn 82 en het codeerovergangsimpuls-signaal op de lijn 84. Aangezien de wagen beweegt terwijl de drukwerking plaatsvindt, moeten de drukstaven worden geschoten vanaf de bewegende 35 drukkop voordat de wagen de treflokatie bereikt. Nominaal is de gemiddelde 7906969 13 vaarde van deze voorlooptijd bekend voor een gemiddelde vagensnelheid, een van de stelselontverpparameters. Evenvel is de vagensnelheid variabel bij de onderhavige uitvinding en andere niet-gemiddelde snelheden zullen een grotere of kleinere voorloop (dus positieverplaatsing) ver-5 eisen tussen het schieten van de drukdraad en het treffen, onafhankelijk van het feit of de snelheid onder of boven het gemiddelde is. Bij het omzetten van het voorlopen in positie-eenheden is er een nominale bekende verplaatsing (in overgangen) tussen de trefpositie op het papier en de positie van de drukkop vanneer de spoelen vorden bekrachtigd. Een geschikte •j q schakeling is aangebracht voor het aflezen van de positie aangegeven door de T & IC en het omschakelen van het afschieten door de spoelen vanneer de positie van de vagen, aangegeven door de T & IC de juiste afstand is vanaf de doelpositie op het papier, voor de dan optredende vagensnelheid. Aldus omvat een vooraf gekozen overgangstelling (bijvoorbeeld een telling ^ gelijk aan de overgangstellerradix) in de T 4 IC een trekkersignaal voor de drukspoelen. De spoelen vorden bekrachtigd tengevolge van het optreden van deze telling. De processor 52 levert een overgangsoptel/aftrekcommen-do naar de T & IC via de rail 6k om te zorgen dat de overgangstelling, daarin opgeslagen, hetzij verhoogd of verlaagd vordt. Dit veroorzaakt een 2o foutieve of pseudo-overgangsaflezing in de T 4 IC. Deze aflezing kan vorden gebruikt voor het bekrachtigen van de drukspoelen door te forceren dat de trekkertelling optreedt bij de positie, voorgesteld door de drukkop-snelheid. Aldus vordt de overgangstelling, aangegeven in de T & IC verschoven van de telling, geregistreerd in de positieteller 72, over een 25 vaarde, velke een vluchttijdcompensatietelling veergeeft. Dit betekent, dat dit verschil de verplaatsing, in overgangen, veergeeft tussen het punt van spoelbekraehtiging en het punt van treffen.
Het overgangstellerdeel van de T & IC 86 omvat een teller met tvee programmeerbare radixvaarden overeenkomend met de TPI en TPS 30 parameters. Het toenametellergedeelte van de T & IC omvat een teller met een enkele programmeerbare radix overeenkomend met de parameter IPC. De radixvaarden vorden geleverd vanuit het opeenvolgingsregelorgaan 50 via de bus 6k.
De overgangs- en toenameteller 86 levert drie uitgangssig-35 nalen. Het eerste signaal daarvan is een tekengrenssignaal geleverd op 7906969
1U
·* * een lijn 91* naar de druktoelaatketen (PEC) 96. Het tekengrenssignaal stelt het uitvoeren van het drukstartcommando uit slechts tot de drukdraadin-gangspositie binnenkomt in de cel van het te drukken teken. Het tweede signaal vanuit de T & 1C op de lijn 93 is een netto-overgangssignaal. De ej lijn 9Ö is verbonden met een toenameversehuivingsregister 100 voor het leveren van het netto-overgangssignaal daaraan. Het derde uitgangssignaal van de T & IC op een lijn 102 is een primair toename signaal. Dit primaire toenamesignaal wordt toegevoerd naar het toenameversehuivingsregister 100 en naar een toenamestuurketen 10H.
IQ De functie van de druktoelaatketen 96 is het leveren-van interne PCC regeling (dus toelaten en uitschakelen) van de elementen gebruikt voor het omschakelen van de spoelen. Ih principe is de druktoelaatketen een eindige-toestandsmachine waarvan de werking wordt bepaald in figuren 5 en 6. Uit figuur k zal men echter zien, dat de PEC 96 drie signaalin-^ gangen en een signaaluitgang heeft. De eerste signaalingang is het tekengrenssignaal op de lijn 9^· De tweede signaalingang is een drukklaarsignaal op een lijn 106 vanaf een buffermonitorketen 108. Het opeenvolgingsregel-orgaan 50 levert het derde ingangssignaal, een drukstartsignaal, via de rail 6k. De uitgang van de PEC 96 is een druktoelaatsignaal op een lijn 112.
2q Het druktoelaatsignaal wordt geleverd naar het toenameversehuivingsregister . 100 en. naar de...toenamestuurketen 10U. Het druktoelaatsignaal zal een. eer- . .
ste logische toestand aannemen wanneer het afdrukken moet worden toegelaten en zal een tweede logische toestand aannemen wanneer het afdrukken moet vorden afgeschakeld. Volgens figuur 5 ziet men een toestandsovergangs-2«j diagram voor het aangeven van de normale werkingsopeenvolging van de druktoelaatketen. De PEC heeft drie toestanden 11115 en 116, Het afdrukken is afgeschakeld in de toestanden 11U en 115 en slechts in de toestand II6 wordt drukken toegelen. Wordt aanvankelijk aangenomen dat de PEC in de toestand 114 is, zoals zou zijn na het drukken dat vooraf is beëindigd, 2q of op een tijdstip volgend op het inleiden, maar voorafgaand aan de start van het drukken, dan zal een drukstartcommendo uit het opeenvolgingsregel-orgaan, ontvangen via de rail 6h·, een verandering naar toestand 115 veroorzaken. Op dit punt neemt de PEC de regeling over de drukwerking opzich.
Wanneer de PEC in de toestand 115 is, test hij het tekengrenssignaal op de 35 lijn 91*. Wanneer dat signaal aangeeft, dat de voorrand van de tekencelgrens 7906969 15 is gekruist, gaat de PEC voort naar zijn derde toestand 116 en levert het druktoelaatsignaal 112 in de toestand, waarbij drukken wordt toegestaan. De drukwerking zal voortgaan totdat de buffermonitorketen 108 een druk-klaarsignaal levert op de lijn 106 om aan te geven, dat er niet meer af 5 te drukken informatie is. Bij ontvangst van het drukklaar signaal zal de PEC terugkeren naar de toestand 11^ en het drukken afschakelen door verandering van de toestand van het druktoelaatsignaal op de lijn 112. Het drukken zal niet worden hernomen totdat een volgend drukstartcommando, wordt ontvangen uit het opeenvolgingsregelorgaan. Aldus kan de toestand 50 114 een loze toestand worden genoemd, terwijl de toestand 115 overeenkomt met een toestand voor wachten voor een tekencelgrens en de toestand 116 overeenkomt met de aktieve druktoestand. De toestandsovergangstabel van figuur 6 levert een andere beschrijving van de PEC, aannemende een speciale uitwerking, waarbij de drukafschakelconditie overeenkomt met een logisch 35 0 druktoelaatsignaal en een logisch 1 druktoelaatsignaal veroorlooft dat het drukken wordt uitgevoerd. Overeenkomstige aannamen worden gemaakt met betrekking tot de logische waarden van de PEC ingangssignalen. Het symbool X wordt gebruikt in figuur 6 om aan te geven, met betrekking tot de ingang dat elk logisch niveau kan bestaan en, met betrekking tot de toestanden, 20 dat elke toestand voldoet aan de conditie.
Opgemerkt wordt, dat in het bovenstaande de uitdrukking "tekengrens" overeenkomt met de toename, welke zorgt dat de toenameteller in de T & IC de tussentekensspatie aflevert. De uitdrukking "toename" heeft betrekking op die overgang, welke zorgt dat de overgangsteller in 25 de T & IC overloopt. Dit betekent, opwaarts tellen vanaf maximum naar nul of neerwaarts vanaf nul naar maximum. De "tussentekenspatie" is dat interval, gedurende hetwelk de toenametellervaarde gelijk is aan zijn radix (dus zijn maximum waarde).
Twee puntbuffer- en tijdketens 120A en 120B zijn aangebracht. 30 Wanneer een tweekoloms-(bijvoorbeeld elfdraads-) drukkop wordt gebruikt, behoort éên van de puntbuffer- en tijdketens bij een eerste van de klommen en de andere puntbuffer- en tijdketen bij de andere van de kolommen.
Deze kunnen respectievelijk overeenkomen met vijfpunts- en zespuntskolom-men. Wanneer slechts één kolom van drukstaven wordt aangebracht in de 35 drukkop, zoals voor een zevendraadskop, worden beide puntbuffer- en tijd- 7906969 16 ketens parallel in werking gesteld. De puntbuffer- en tijdketens ontvangen tekenpimtgegevens vanuit de processor en bekrachtigen de betreffende drukspoelen op geschikte tijdstippen. Elke puntbuffer- en tijdketen omvat een aantal registers, een registerregelaar, een uitgangsbuffer en 2 een tijdorgaan. De registers zijn bij voorkeur ingericht als een eerst-in-eerst-uit (fifo) stapelbuffer. Een van de registers in de stapel is een ingangsregister, dat wordt geladen door de processor. Een ander register omvat een uitgangsregister. Gegevens lopen door elk register, beginnend bij het ingangsregister, totdat zij eventueel het laatste, uitgaande re-gister bereiken. De uitgang van het uitgangsregister wordt gepoort naar de drukkopversterkers op een nauwkeurig punt in de baan van de kop en wordt gehouden voor een nauwkeurige tijd, zoals geregeld door een tijdorgaan in de puntbuffer- en tijdketen. Het doel van de puntbuffer- en tijdketens is het toelaten, dat de processor 52 puntgegevens levert voor de drukkop ^ asynchroon met betrekking tot de tijd dat zulk een gegeven nodig is voor bekrachtiging van de spoelen. Het regelorgaan in de puntbuffer- en tijdketens bestaat uit een geheugen, dat de aanwezigheid naloopt, in elk register, van af te drukken gegevens samen met een logika, welke veroorzaakt dat alle gegevens voortschrijden zover mogelijk door de fifo-stapel. 2Q De regelaar detecteert wanneer het tijdorgaan is gestopt met het bekrachtigen van de uitgangsbuffer en doet dan de gegevens in de registers voortgaan. Dit vormt spatie bij de ingang van de stapel. Een bufferstatissig-naal wordt geleverd op lijnen 122A en 122B naar de buffermonitorketen 108. Wanneer een vooraf bepaald aantal spaties bestaat in de fifo-stapel (s) gcj zoals aangegeven door de bufferstapelsignalen aan de buffermonitor, wekt de buffermonitor een puntgegevensvraagsignaal op naar de processor op een lijn 12U. De processor levert dan meer gegevens naar het puntbufferingangs-register. Wanneer beide bufferstapels volledig leeg zijn, wekt de buffermonitor een drukklaar-signaal op via een lijn 106 voor het terugstellen 2Q van de PEC 96.
Het tijdorgaan in elk van de puntbuffer- en tijdketens wordt gebruikt om de puntgegevens aan te bieden aan het drukelement (dus de spoel) voor een programmeerbaar tijdsverloop, bepaald door de karak-, teristieken van het element, dat wordt geregeld. Het tijdorgaan bestaat 25 uit een binaire teller, welke een programmeerbaar aantal klokcycli telt.
7906969 17
Het start met tellen op commando van de toenamestuurketen 10U, tenzij het reeds loopt. Elke keer dat het tijdorgaan stopt, levert het een signaal naar het stapelregelorgaan om toe te laten dat nieuve gegevens worden aangeboden aan de uitgangsbuffer.
5 De uitgangsbuffer in de puntbuffer- en tijdketen veroor looft dat de uitgang van de stapel voortgaat naar de drukkop wanneer het tijdorgaan loopt.
Elk register in de fifostapel in de puntbuffer- en tijdketens 120A en 120B bevat een opzameling voldoende voor een vertikale kolom van •jq punten. In de bepaalde hier beschreven en getekende uitvoering omvat één van de puntbuffers vijf-bitregisters en de andere zes-bitregisters, waardoor wordt gezorgd voor de regeling van een maximum van elf drukspoelen in de drukkop. Het is natuurlijk gemakkelijk mogelijk, indien slechts een enkelkolomsdrukkop moet worden gebruikt, om slechts één puntbuffer- en tijdketen toe te passen met hetzelfde aantal bits per register als het aantal drukdraden. Het toenameschuifregister 100 en de toenamestuurketen 1θ4 worden ook onnodig bij laatstgenoemde toepassing, aangezien de enkele puntbuffer- en tijdketen direkt regelbaar is door het primaire toename-signaal, zoals hierna wordt toegelicht · 2Q Bij een tweekolomsdrukkop wordt spoelregeling ingewikkeld door het feit, dat de twee kolommen van draden lichamelijk zijn verplaats in de horizontale richting. Daarom moet voor het afdrukken van een enkele vertikale lijn van punten, het achterste stel (dus kolom) van draden worden geschoten een aantal overgangen later dan het voorste stel waarbij 25 het aantal overgangen overeenkomt met de verplaatsing tussen de twee kolommen van draden, gemeten in overgangen. Aldus worden de twee kolommen van draden voorzien van twee verschillende afsehietregelsignalen. Deze worden primaire en secundaire toename signalen genoemd. Het primaire toe-namesignaal schiet het voorste stel draden en het secundaire toename-20 signaal schiet het achterste stel van draden. Bij het drukken herhaalt de tweede toename het primaire toenamepatroon, slechts vertraagd over het noodzakelijke aantal overgangen. Verder wordt opgemerkt, dat het drukken hetzö van links naar rechts of van rechts naar links kan worden uitgevoerd. In een richting zal één van de kolommen het voorste stel en de andere 35 het achterste stel zijn. De situatie zal omgekeerd zijn in de tegenge- 7906969 18 stelde richting, waarbij de andere kolom dan het voorste stel wordt.
Het primaire toenamesignaal wordt opgewekt door de over-gangs- en toenameteller 86 en geleverd op de lijn 102 naar het toename-schuifregister 100 en de toenamestuurketen 10H. Het toenameschuifregister 2 100 levert de overgangsvertragingsfunctie voor het opwekken van het secundaire toenamesignaal daaruit. Dit secundaire toenamesignaal wordt geleverd op een lijn 126 naar de toenamestuurketen lOU. Het netto-over-gangssignaal 98 wordt essentieel gebruikt als een kloksignaal voor het toenameschuifregister 100.
Wanneer de drukker wordt bediend op de wijze met de twee-kolomsdrukkop, richt de toename-stuurketen het primaire toenamesignaal naar de puntbuffer- en tijdketen voor het voorste stel van drukdraden en het secundaire toenamesignaal naar de puntbuffer- en tijdketen voor het achterste stel van drukdraden. Wanneer de drukker wordt bediend op de wijze met ^ enkelkolomsdrukdraden, richt de toenamestuurketen 10U het primaire toenamesignaal naar de beide puntbuffer- en tijdketens aangezien het secundaire toenamesignaal niet wordt gebruikt.
De PCG drijft ook de vagenversterker aan in het wagenservo-motorstelsel voor het regelen van de wagenmotorsnelheid. De vagenmotor-2Q snelheidsregeling wordt uitgevoerd door een servostelsel. De processor 52 bepaalt de maximum mogelijke wagensnelheid, gebaseerd op de hoogste spoel-bekrachtigingssnelheid, waarmee de drukspoelen goed zullen werken en welke kan worden aangehouden zonder oververhitting. Hij levert een snelheids-commandosignaal via de rail 6k naar bitsnelheidsvermenigvuldiger (BRM) 2^ 132. De BRM is van gebruikelijk ontwerp en levert twee uitgangssignalen.
Het eerste daarvan is een commandotekensignaal op een lijn 13^ om de richting aan te geven, waarin de motor wordt gecommandeerd te werken. Het tweede van de BRM uitgangssignalen is een commando-impulssignaal op een lijn 136, dat de werkelijke motorsnelheidsinformatie levert. Het snelheids-2o overgangsimpulssignaal op de lijn 92 en het riehtingssignaal op de lijn 82 omvatten overeenkomende signalen voor het aangeven van de werkelijke beweging van de vagenmotor. Deze laatste twee signalen worden ontvangen door de impulsstrekker 88, welke op zijn beurt de terugkoppelsignalen levert, vereist bij de servolus. Een terugkoppeltekensignaal wordt geleverd 35 op een lijn 138 en een terugkoppelimpulssignaal wordt geleverd op een 7906969 19 lijn 139· De snelheidsstuurketen lk2 verbindt de lijnen 136 en 139 met betreffende uitgangspennen l4U en 146 in overeenstemming met de bijbehorende tekensignalen, gedragen op de lijnen 13^ en 138 respectievelijk. Deze impulsreeksen vorden ontvangen door de vagenversterker 38, welke deze impuls-cj signalen integreert mor het verkrijgen van bun gemiddelde vaarden. De wagenversterker is de foutversterker van de wagenmotorservot Hij bepaalt het verschil tussen de commandosnelheid en de richting en de werkelijke snelheid en richting van de motor en levert een aandrijfsignaal naar de vagenmotor voor het aandrijven van de vagenmotor naar de gecommandeerde jq snelheid.
Het commando gegeven aan het servamechanisme door de BRM, bestaat uit een reeks smalle impulsen. Het snelheidsovergangsimpulssignaal op de lijn 92 dat de motorsnelheidsinformatie bevat, gebruikt voor terugkoppeling, heeft dezelfde breedte als de BRM commando-impulsen. Evenwel zijn er verschillende, bijvoorbeeld acht commando-impulsen voor elke snel-beidsovergangsimpuls, geleverd op de lijn 92. Het servomechanisme is typerend ontworpen om aan te spreken op de gemiddelde waarde van de commando-impuls en terugkoppelimpulssignalen. Het wordt dus nodig de snelheids-overgangsimpulsen te strekken over een gelijke waarde. Dit wordt uitgevoerd 2q door het vormen van een terugkoppelimpuls op de lijn 139 voor elke snel- heidsovergangsimpuls op de lijn 92, welke acht maal zo lang is. Indien bijvoorbeeld de commando-impulsen elk 6,5 ms in breedte zijn, zijn de terug-koppelimpulsen ongeveer 52 ms in breedte.
In figuren 7 tot 12 ziet men verdere details van blokken uit figuur U. Figuren 7 tot 10 tonen details van de codeersignaalprocessor Th. Een totaal blokschema van deze processor ziet men in figuur J. Het doel van de codeersignaalprocessor is het omzetten van onderling loodrechte codeerpositiesignalen met rechthoeksgolf, ontvangen op de lijnen k2A en U2B uit de twee codeersporen, in overgangsgebeurtenis- en richtingssignalen, 2o welke kunnen worden geteld in op/neertellers en gebruikt voor het omschakelen van met overgang gerelateerde gebeurtenissen. De codeersignaalprocessor, welke deze functies uitvoert, bestaat uit een richtingsdetector 202 en voor elk van de twee kanalen van de codeersignaalingang, uit een signaal-filter 20UA of 20hB en een bijbehorende overgangsdetector 20éA en 206B.
35 De uitgangen van de overgangsdeteet oren op de lijnen 208A en 208B respec- 7906969 V * 20 tievelijk worden gecombineerd door een OF-poort 210 voor het leveren van het gecodeerde overgangsimpulssignaal, dat wordt toegevoerd naar de posit iet eller 72 en T & IC 86 op de lijn 8H. Het snelheidsovergangsimpuls-signaal wordt geleverd op de lijn 92 door een EN-poort 212, welke als 5 zijn ingangen het overgangsdetectoruitgangssignaal op de lijn 208A uit een van de kanalen en de ingang van de overgangsdetector 20ÓB van het andere kanaal op de lijn 21k ontvangt. De richtingsdetector 202 ontvangt de uitgangen van de twee signaalfliters op de lijnen 21^ en 216 voor het leveren van het richtingssignaal op de lijn 182. Men zal dus zien, dat het codeer-10 overgangsimpulssignaal een impuls levert, elke keer dat er een toestands-overgang is in elk van de twee signalen, geleverd door het codeerorgaan, en dat het snelheidsovergangsimpulssignaal een impuls levert wanneer er een overgang is op een van de kanalen, terwijl het andere kanaal in de 1 toestand is. Bij werking in de normale toestand zal een snelheidsovergangs-15 impuls optreden op de lijn 92 bij elke vierde overgang. Bij de besproken uitvoering komt de breedte van deze impulssignalen overeen met een klok-periode van de stelselklok,
De uitgang van de richtingsdetector is in tegenstelling een niveau, dat het teken (+ of -) van de overgang weergeeft en bepaalt 20 welk van de twee onderling loodrechte signalen in fase voorloopt bij het andere signaal.
Het doel van de signaalfilters 2QHa en 20^B is het verwijderen van stoorimpulsen van korte duur uit de signalen op de lijnen k2A en k2B zodat zij geen foute uitgangen en foute reacties kunnen leveren 25 bij de overgangsdetectoren en richtingsdetector. In het bijzonder is het wenselijk gebleken de signaalfilters als meerderheidsstemmingsketens uit te voeren, welke twee nieuwe monsters van hun ingang vergelijken met de voorafgaande uitgang. De uitgangen van de signaalfilters kunnen alleen van toestand veranderen indien de twee nieuwe monsters met elkaar overeen-30 komen. Voor verdere betrouwbaarheid kan een zelfs groter aantal monsters worden gebruikt. De twee monsters van de ingang van het signaalfilter worden afgenomen bij een normale stelselkloksnelheid, maar ongeveer 180° uit fase met elkaar, waardoor een netto monstersnelheid wordt verkregen, welke tweemaal de normale kloksnelheid is.
35 Een geschikt blokdiagram voor elk van de signaalfilter- 7906969 21 elementen 20l*A en 20UB ziet men in figuur 8. Hoewel het voorbeeld ie beschreven aan de hand van het signaalfilter 20UA, is dit even goed toe te passen voor het signaalfilter 2(AB. Vier gebruikelijke monster- en -houd-ketens (S & H) en een meerderheidsstemmingsketen worden gebruikt in elk tj signaalfilter. De monster- en houdketen 222 levert de uitgang van het signaalfilter, dat het signaal weergeeft, geleverd door de meerderheidsstemmingsketen 22k bij een monstertijd T^. De twee signaalmonsters worden afgenomen op de tijdstippen Tg en T^ respectievelijk door de S & H ketens 226 en 228. De vierde monster- en houdketen 232 monstert de voorafgaande jq uitgang, welke aanwezig is op de lijn 216 op het tijdstip Tg eveneens.
Zoals boven toegelicht zijn de monstertijden Tg en T^ verplaatst ten opzichte van elkaar over ongeveer 180°, maar kunnen optreden met dezelfde snelheid, afgeleid uit dezelfde klok. De meerderheidsstemmingsketen 22U leest de uitgang van de S & H ketens 226, 228 en 232 optredende op de lij-^ nen 227, 229 en 231 respectievelijk en levert een uitgang op een lijn 225 overeenkomend met de toestand van de meerderheid van zijn ingangen. De signaalingang op de lijn b2A is bij voorkeur gesynchroniseerd om stabiel te zijn bij de Tg en T^ monstertijden. Een geklokte D-soort flip-flop Schmitt-trekker of dergelijke inrichting (niet getekend) kan voor dit doel 2Q worden gebruikt.
Het doel van de overgangsdeteetoren 206a en 20ÖB is het leveren van een gebeurtenisimpuls elke keer dat hun ingangssignalen van toestand veranderen. Dit wordt gemakkelijk uitgevoerd met de inrichting van figuur 9. Men ziet dat de overgangsdetector 206a bijvoorbeeld bestaat g,j uit een vertragingselement 236 en een exclusief-OF-poort 238. De uitgang van het vertragingselement op een lijn 237 en de ingang op de lijn 216 leveren twee ingangen voor de exclusief-OF-poort 238. Dit levert bij de uitgang van de exclusief-OF-poort op de lijn 208A een reeks impulsen, waarbij de breedte van elk gelijk is aan de vertragingstijd van het ver-2Q tragingselement. De vertragingstijd van een klokperiode van de stelsel-klok is voldoende voor dit doel. Aldus is het vertragingselement 236 getekend om ook op de lijn 239 de stelselklok te ontvangen.
De uitgang van de richtingsdetector 202 in de codeersignaal-processor begeleidt elk van de overgangsgebeurtenissignalen (dus het snel-25 heidsovergangsimpulssignaal en het codeerovergangsimpulssignaal) naar hun 79 0 6 96 9 i 22 "bestemmingen. Het doel van de richtingsdetector is het decoderen van de onderling loodrechte gecodeerde richtingsinformatie in de twee ingangssignalen op de lijnen U2A en U2B, hetgeen een uitgangssignaal levert waarvan de toestanden overeenkomen met de richtingen behorende bij de overgangs-5 gebeurtenisimpulsen. Een geschikte uitvoering van de richtingsdetector ziet men in figuur 10. Daar bestaat de richtingsdetector 202 uit een ver-tragingselement 2^2 en een exclusief-OF-poort 2¼¼. Een van de ingangen, bijvoorbeeld die op een lijn 216, wordt vertraagd door het vertragingsele-ment 2^2 en het vertraagde signaal wordt geleverd op een lijn 2¼3 naar een jq van de ingangen van de exclusief-OF-poort 2¼¼. De andere ingang, bijvoorbeeld die op de lijn 21¼, wordt direkt geleverd naar de andere ingang van de poort 2¼¼. De uitgang op de lijn 82, indien slechts waargenomen gedurende de perioden wanneer het codeerovergangsgebeurtenissignaal aanwezig is, zal (op die tijdstippen) in een toestand zijn wanneer de overgang in de ene richting was en dan in de andere toestand wanneer de overgang in de tegengestelde richting was. Het vertragingselement 21*2 levert evenals het vertragingselement 236 een vertraging van een enkele klokperiode en ontvangt een stelselklok als een ingang op een lijn 2l*6, Opgemerkt wordt, dat indien de kloksignalen op de lijnen 2U6 en 239 dezelfde zijn, de uitgangen 2q van de vertragingselement 236 en 2l*2 hetzelfde zijn. Aldus kan een enkel vertragingselement worden gebruikt voor zowel de richtingsdetector als een van de overgangsdeteetoren.
Men ziet in figuur 11 een detail van de T & IC 86. De over-gangs- en toenameteller 86 heeft drie componentelementen, een overgangs-22 opteller 252, een overgangsteller 25¼ en een toenameteller 256. De over-gangsteller en toenameteller zijn boven reeds toegelicht. De overgangsop-teller 252 werkt in principe onder besturing van het opeenvolgingsregel-orgaan 50 voor het leveren van de vereiste verstelling in de telling, gehandhaafd in de overgangsteller ten opzichte van de telling gehandhaafd in 20 de positieteller (dus de vluchttijdcompensatietelling) teneinde te zorgen dat de overgangsteller de spoelbekrachtigingstelling levert op de geschikte lokatie. Wanneer een tweekolomsdrukkop wordt gebruikt, beweegt de overgangs-opteller ook de primaire toename wanneer de richting van drukken verandert, voor het in aanmerking nemen van de verplaatsing tussen de twee kolommen 25 van drukdraden. Buitendien dient de overgangsopteller voor het elimineren 7906969 23 van enkele overgangen met tegengestelde tekens (richting) uit de onmiddellijk voorafgaande en volgende overgangen, zoals vorden geleverd door de werking van de overgangsoptel/aftrekketen. Andere zulke signaalovergangen moeten en zullen niet optreden, behalve wat betreft de aanwezigheid van 5 ruis en monsteringsonnauvkeurigheden.
In de overgangsopteller 252 is een netto-overgangsgenera-tor 252A opgenomen, welke in feite twee overgangsopteluitgangssignalen levert, het netto-overgangssignaal (op de lijn 98) en het nettorichtings-signaal (op een lijn 253)* Afgezien van het elimineren van enkele over-10 gangen van tegengesteld teken, werkt de netto-overgangsgenerator 252A onder het commando van het opeenvolgingsregelorgaan 50 om hetzij overgangen op te tellen bij de lijn 98, welke extra zijn ten opzichte van die geleverd op de lijn 84, of om te verhinderen dat impulsen op de lijn 84 de lijn 98 bereiken, teneinde de overgangsteller 254 te dwingen op de juiste wijze de positiecorrectie te reflecteren, vereist voor het bekrachtigen van de spoelen qp het juiste tijdstip. Het nettorichtingssignaal op de lijn 253 is eenvoudig het riehtingssignaal, dat overeenkomt met het netto-over-gangssignaal op de lijn 98. Het is het riehtingssignaal op de lijn 98. Het is het riehtingssignaal op de lijn 82 zoals gewijzigd door de werking 20 van de netto-overgangsgenerator 252A door het optellen, aftrekken of elimineren van impulsen.
De overgangsteller 254 omvat een programmeerbare radix-teller met twee programmeerbare radixwaarden behorende bij TPI en TPS, welke zijn ingesteld door het opeenvolgingsregelorgaan 50 via de rail 64.
25 De overgangsteller 254 is een opwaartse/neerwaartse teller, welke tellings-richtingsregeling ontvangt vanaf het nettorichtingssignaal op de lijn 253 en dat de impulsen telt in het netto-overgangssignaal op de lijn 98.
De uitgang van de opwaartse/neerwaartse teller wordt gedecodeerd voor het leveren van een signaal als de uitgang van de overgangsteller, genaamd 30 het primaire toenamesignaal, op de lijn 102 wanneer de overgangstelling van de opwaartse/neerwaartse teller overeenkomt met de positie, waarbij de drukspoelen moeten worden bekrachtigd. De toenameteller 256 ontvangt het primaire toenamesignaal en het nettorichtingssignaal als ingangen en levert het tekengrenssignaal als een uitgang op de lijn 94. De toenametel-35 Ier is een eenvoudige programmeerbare radixteller, waarvan de radix over- 7906969 2k Ύ - eenkomende met de parameter IPC, wordt ingesteld door het opeenvolgings-regelorgaan via de rail.
Het derde blok van figuur U is de impulsstrekker 88, in detail aangegeven in figuur 12. De impulsstrekker omvat twee componenten, 5 een snelheidsovergangsprocessor (SIP) 262 en een impulsgenerator 261*. De snelheidsovergangsprocessor ontvangt het richtingssignaal op de lijn 82 en het snelheidsovergangssignaal op de lijn 92 evenals een 19,2 kHz impuls op een lijn 266. Zijn uitgangen zijn het terugkoppeltekensignaal op de lijn 138 en een terugkoppelafwachtsignaal op een lijn 268. Het terugkoppelaf-10 wachtsignaal omvat één van de ingangen naar de impulsgenerator 261*. Het 19,2 kHz impulssignaal op de lijn 266 is de andere ingang naar de impulsgenerator en het terugkoppelimpulssignaal op de lijn 139 is zijn&itgang.
De STP bevat een enkelbitgeheugen van terugkoppelteken en een enkelbit-geheugen van terugkoppelafwaehten. Indien een snelheidsovergang optreedt 15 met een richting (teken) dat overeenkomt met het vooraf gevormde terugkoppelt eken, dan wordt het terugkoppelafwachtsignaal gehandhaafd. Het terugkoppelafwachtsignaal wordt niet gehandhaafd onmiddellijk na het volgende optreden van de 19,2 kHz impuls. Indien de richting van de snelheids-overgangsimpuls niet overeenkomt met het terugkoppelteken, wordt het 20 terugkoppelteken veranderd, maar geen terugkoppelafwachtsignaal wordt opgewekt. De impulsgenerator 261* monstert het terugkoppelafwachtsignaal op een lijn 268 elke keer dat een 19,2 kHz impuls optreedt en handhaaft een terugkoppelimpuls op de lijn 139 op geschikte wijze, waardoor aldus impulsen worden gevormd van ongeveer 52 microsec. breed, achtmaal de breedte 25 van de eommando-impulsen op de lijn 136 uit de bitsnelheidsvermenigvuldiger 132.
Zoals boven is opgemerkt, is het opeenvolgingsregelorgaan 50 de commandopost of "hersenen", waardoor de PCC 30 wordt aangedreven.
Het opeenvolgingsregelorgaan bepaalt onder andere de vluchttijdcompensa-30 tietelling, welke nodig is en levert overgangsoptel/aftrekcommando’s naar de overgangsopteller om te zorgen dat de netto-overgangsgenerator een kleiner of groter aantal impulsen toevoert naar de overgangsteller, voor het leveren van de juiste vluchttijdcompensatietelling. Het opeenvolgingsregelorgaan drijft de wagenmotor aan met de hoogste beschikbare snelheid 35 in overeenstemming met af doende versnelling en spoelwerking. De bovengrens 7906969 % 25 van de vagenmotorsnelheid is deels een functie van de puntdichtheid van de af te drukken tekens gedurende een vooraf gekozen tijdsinterval, zodat de spoelhekrachtigingssnelheid proefondervindelijk afgeleide grenzen voor afdoende werking niet overschrijdt. Aldus is de vagensnelheid groter in 5 blanke gebieden aangezien de spoelhekrachtigingssnelheid in het geheel geen grens stelt in deze gebieden.
Bij de onderhavige uitvoering is de stelselkloksnelheid gekozen op 2 MHz omdat hij de werking van de 8080 A microprocessor bij ongeveer zijn maximum snelheid toelaat, en gedeeld door 13 een frequentie 10 van 153,6 kHz levert en het 6,5 microsec. monsterinterval gebruikt door de codeersignaalprocessor 7^. Hij levert ook het kloksignaal nodig voor de ingangskoppeling kö voor seriegegevenscommunicatie. In het bijzonder veroorlooft hij het gebruik van vele standaardsignaleersnelheden zoals 9600 bits per seconde en afgeleiden daarvan. Dezelfde 153,6 KHz drijft de BRM 15 132 aan. Als bijprodukt levert de BRM een signaal met 1/128 van deze fre quentie, welke gedeeld door 3, het 2,5 ms monsterinterval levert, gebruikt door het opeenvolgingsregelorgaan 50 voor het verwerken van de aflezingen van de positieteller 72.
Hoewel de werkwijze gebruikt door het opeenvolgingsregel-20 orgaan voor vluchttijdcompensatie, kan worden gegeneraliseerd op de wijze als getekend in figuur 13, is de vluchttijdcompensatietelling nodig voor een speciale uitvoering van de uitvinding, een functie van de vagensnelheid. In de wagenversnelling niet laag genoeg wordt gehouden, moet de compensatiefunctie afhangen van die parameter ook, natuurlijk. De beschik-25 bare compensatie wordt begrensd door het snelheidsgebied, opgelost door minimale toename of afname van de vluchttijdcompensatietelling. Aangezien de vereiste compensatie afhangt van de mechanische parameters van de drukker (het doel is het compenseren van de eindige vluchttijd van de druk-draden en andere dynamisch geleverde positieverstellingen) is de verkelij-30 ke noodzakelijke compensatiefunctie karakteristiek voor de bepaalde drukker. De geschikte drukkerparameters kunnen worden verkregen hetzij door een model of door proefondervindelijke bepaling.
Een voorbeeld van opeenvolgingsmethodestappen vereist voor vluchttijdconpensatieteUingsafk-eiding ziet men in figuur 13. De eerste 35 stap 310 is het meten van de positieverandering van de wagen, welke op- 7906969
V
* 26 treedt gedurende het voorafgaande tussenmonsterinterval. Dit is aangegeven met DELTAX. DELTAX vordt verkregen door het monsteren van de uitgang van de positieteller 72 op elk monstertijdstip (hij het begin en het einde van dat interval). DELTAX is een variabele met een teken en zijn teken geeft 5 de richting van de wagenbeweging aan gedurende de intervaltijd. Indien daarna vereist door de aard van het drukkermechanisme, kan een geschikte verschuiving worden toegevoegd aan DELTAX in de stap 320. Het doel van het verschuiven is het compenseren van mechanische speling in de drukkeraan-drijving of andere dergelijke factoren, welke primair functies zijn van de 10 richting en niet van de snelheid. In sommige stelsels kunnen zulke verschuivingen niet nodig zijn voor aanvaardbare registratie van gedrukte punten. De volgende trap 330 dient voor het berekenen van de verandering in FTC vereist vanwege de verandering in de verschuiving-ingestelde DELTAX vaargenomen gedurende de laatste monsterpe'riode. De vereiste waarde van 15 FTC kan in het algemeen worden uitgedrukt als een functie van verstelling-ingestelde DELTAX. Bij de speciale uitvoering met een drukkermechanisme overeenkomstig dat gebruikt bij het model LA36 terminal van Digital Equipment Corporation, Maynard, MA, is gebleken dat deze functie kan worden uitgedrukt als een evenredigheidsconstante, waarvan de waarde primair wordt 20 bepaald door de drukdraadvluchttijd en secundair wordt bepaald door met de snelheid gerelateerde mechanismen-variaties, zoals elasticiteit van de wagenaandrijfverbindingen. Aldus kan de FTC verbindingsfunctie worden verkregen uit een uitdrukking in de vorm: gewenste FTC = KFTC (DELTAX + verstel-inriehting) 25 waarbij KFTC de evenredigheidsconstante voorstelt.
Aangezien de overgangsteller slechts gehele veelvouden van een overgang kan oplossen en de bovenstaande berekening kan voeren tot het berekenen van een gewenste FTC, welke verschilt van de posit iet elling over een niet-geheel getal van overgangen, kan de gewenste FTC slechts 30 worden benaderd op een basis van grootste geheel getal. In het bijzonder is de oplossing, verkregen bij de bovenstaande berekening, gelijk aan een overgang gedeeld door KFTC. Aldus wordt bij de stap 3^0 een optel/aftrek-commendo gezonden naar de T & IC 86 om te zorgen dat de netto-overgangs-generator een aantal overgangen optelt of aftrekt, overeenkomend met het 35 grootste gehele getal in het verschil tussen de eerdere FTC en de gewenste 7906969 % 27 FTC, om te zorgen dat het grootste gehele getal in de gewenste FTC de nieuwe FTC wordt.
Hoewel het mogelijk kan zijn het "bovenstaande op waarde brengen van FTC te voltooien in zijn geheel gedurende een tussenmonster-5 periode, is ook gebleken, dat indien de versnelling laag genoeg is, het op waarde brengen kan worden uitgevoerd met een geringere snelheid, zelfs even langzaam als een overgang optellen of aftrekken per monsterinterval.
7906969

Claims (2)

1. Puntmatrixtekendrukker voor het drukken van tekens met een spoedvaarde te kiezen uit een aantal beschikbare spoedwaarden, met het kenmerk, dat een drukkop aanwezig is, organen voor het bewegen 5 van de drukkop, overgangsopvekorganen voor het leveren van drukkopbewe- gingssignalen aansprekend op de beweging van de drukkop, waarbij elke basiseenheid van drukkopverplaatsing een overgang bepaalt, overgangstellerorga-nen voor het leveren van drukkopbedieningssignalen aansprekend op de druk-kopbewegingssignalen, waarbij de afstand doorlopen door de drukkop tussen 10 opvolgende drukkopbedieningssignalen een toename bepaalt, toenameteller- organen voor het leveren van tussentekenspatiesignalen aansprekend op drukkopbedieningssignalen , waarbij de overgangstellerorganen en de toename-tellerorganen variabele radixtellers zijn, organen aansprekend op tussentekenspatiesignalen voor het veranderen van de radix van de overgangs-15 tellerorganen op een basis van een keer per teken voor het opwekken van een tussentekenspatie met één of meer overgangen onafhankelijk van het aantal overgangen per toename, organen voor het aannemen van een signaal dat het aantal toenamen per teken weergeeft, evenals het aantal overgangen per toename en het aantal overgangen per tussentekenspatie, organen voor het 20 opslaan van een representatie van het aantal toenamen per teken, het aantal overgangen per toename en- het aantal overgangen per tussentekenspatie, organen voor het instellen van de radixwaarden van de overgangstellerorganen en toenametellerorganen, en waarbij de radix van de overgangs-teller wordt ingesteld door de radixinstelorganen op het aantal over-25 gangen per tussentekenspatie tengevolge van het tussentekenspatiesignaal en wordt ingesteld door de radixinstelorganen op het aantal overgangen per toename op alle andere tijdstippen.
2. Drukinrichting in hoofdzaak zoals beschreven in de beschrijving en/of weergegeven in de tekening. ƒ y j, 7906969
NL7906969A 1978-10-30 1979-09-19 Puntmatrixtekendrukker met variabele snelheids- regeling. NL7906969A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US95552578A 1978-10-30 1978-10-30
US95552578 1978-10-30

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL7906969A true NL7906969A (nl) 1980-05-02

Family

ID=25496935

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL7906969A NL7906969A (nl) 1978-10-30 1979-09-19 Puntmatrixtekendrukker met variabele snelheids- regeling.

Country Status (8)

Country Link
JP (1) JPS5563483A (nl)
AU (1) AU534414B2 (nl)
CA (1) CA1130463A (nl)
DE (1) DE2940019A1 (nl)
FR (1) FR2440275B1 (nl)
GB (3) GB2086109B (nl)
IT (1) IT1197514B (nl)
NL (1) NL7906969A (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0040313A2 (en) * 1980-05-20 1981-11-25 Monarch Marking Systems, Inc. Matrix printer

Families Citing this family (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4445796A (en) * 1982-06-16 1984-05-01 International Business Machines Corporation Print electrode control circuit
US4469460A (en) * 1982-09-30 1984-09-04 International Business Machines Corporation Matrix printer with optimum printing velocity
IT1163792B (it) * 1983-07-15 1987-04-08 Honeywell Inf Systems Italia Apparato di controllo mircoprogrammato per stampante seriale
JPS62162556A (ja) * 1985-12-11 1987-07-18 インタ−ナショナル ビジネス マシ−ンズ コ−ポレ−ション ワイヤ・マトリツクス・プリンタのワイヤ発射制御装置
US4755069A (en) * 1986-06-23 1988-07-05 National Business Systems, Inc. Credit card embossing and recording system
JPS6447556A (en) * 1987-08-19 1989-02-22 Brother Ind Ltd Printer
AU3996789A (en) * 1988-10-31 1990-05-03 International Business Machines Corporation Wire fire control mechanism for a wire matrix printer
JP3495747B2 (ja) * 1991-07-22 2004-02-09 セイコーエプソン株式会社 プリンタの印字制御方法及び装置

Family Cites Families (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3513774A (en) * 1968-07-01 1970-05-26 Ibm Printer hammer compensation
GB1373773A (en) * 1970-10-09 1974-11-13 Carrus A Carrus P Spark discharge printer
FR2205003A5 (nl) * 1972-10-26 1974-05-24 Honeywell Bull Soc Ind
US3950685A (en) * 1974-04-25 1976-04-13 Lrc, Inc. Dc motor position controller
US3973662A (en) * 1974-11-29 1976-08-10 Extel Corporation Acceleration control system for high speed printer
DE2516835C3 (de) * 1975-04-15 1978-11-23 Mannesmann Ag, 4000 Duesseldorf Steuerschaltung für die Auslösung der Drucknadeln eines in beiden Richtungen druckenden Nadeldruckkopfes
US4020939A (en) * 1975-10-21 1977-05-03 Ncr Corporation Matrix print head repetition rate control

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0040313A2 (en) * 1980-05-20 1981-11-25 Monarch Marking Systems, Inc. Matrix printer
EP0040313A3 (en) * 1980-05-20 1982-10-27 Monarch Marking Systems, Inc. High quality printer

Also Published As

Publication number Publication date
IT7969093A0 (it) 1979-10-26
JPS5563483A (en) 1980-05-13
JPH0532226B2 (nl) 1993-05-14
CA1130463A (en) 1982-08-24
GB2086109B (en) 1983-02-23
GB2034087A (en) 1980-05-29
GB2086109A (en) 1982-05-06
GB2080003A (en) 1982-01-27
FR2440275B1 (fr) 1987-08-28
DE2940019C2 (nl) 1993-03-04
AU5056079A (en) 1980-05-08
DE2940019A1 (de) 1980-05-14
GB2034087B (en) 1982-11-17
AU534414B2 (en) 1984-01-26
FR2440275A1 (fr) 1980-05-30
IT1197514B (it) 1988-11-30
GB2080003B (en) 1983-03-09

Similar Documents

Publication Publication Date Title
JPS5871173A (ja) インク・ジェット印刷装置
US4326813A (en) Dot matrix character printer control circuitry for variable pitch printing
NL7906969A (nl) Puntmatrixtekendrukker met variabele snelheids- regeling.
US6503006B1 (en) Variable power thermal printer
US4844635A (en) Wire fire control mechanism for a wire matrix printer
US5263994A (en) Printer having a plurality of printing modes
US2787953A (en) Print device shifiting means for effecting interspersed printing
JPS62162556A (ja) ワイヤ・マトリツクス・プリンタのワイヤ発射制御装置
JPS5916765A (ja) 印字制御方式
EP0139538B1 (en) Control signal generating circuit
JPS6016351B2 (ja) ドットプリンタの紙送りモ−タ制御回路
EP1352743A3 (en) Method and apparatus for controlling heaters in a continuous ink jet print head
EP0367059A2 (en) Wire fire control mechanism for a wire matrix printer
JPH0647290B2 (ja) 印字装置
US4665371A (en) Character spacing circuit for controlling print hammer firing
JP2018108709A (ja) ドットインパクトプリンター
JP2002086807A (ja) ドットマトリクスプリンタ
GB1566024A (en) Dot matrix printing
CA1133144A (en) Dot matrix character printer with variable speed control
JPS60183164A (ja) プリンタのシヤトル機構
CA1128446A (en) Apparatus for synchronizing carrier speed and print character selection in on-the-fly printing
JPH01304967A (ja) バーコード印字機能を持つシリアル・プリンタ装置
JPH0127859B2 (nl)
JPS5822183A (ja) 印字装置
JPH0533076Y2 (nl)

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
BV The patent application has lapsed