NL7906940A - Doekbed. - Google Patents

Description

* ·** P & C ' t t > W 5631-1 Ned.

Doekbed

De uitvinding heeft betrekking op bedden van het type waarin de patient wordt gesteund op een buigzaam doek dat is opgehangen tussen twee in hoofdzaak evenwijdige stangen, waarop de einden van het doek respectievelijk zijn gewikkeld. De stangen kunnen in dezelfde richting worden 5 geroteerd om het doek over te brengen van de ene stang op de andere, waardoor een patient door rollen kan worden omgekeerd.op het doek, zodat hij van rugligging op buikligging kan komen of omgekeerd, terwijl de stangen ook in tegengestelde richtingen kunnen worden geroteerd, waardoor de patient omhoog of omlaag wordt bewogen ten opzichte van een gebruike-10 lijke matras of een ander steunvlak onder het doek.

Wanneer het doek een rastervorm of netvorm heeft, zoals beschreven in het Britse octrooischrift 1.447.163 en het Amerikaanse octrooi-schrift 3.905.055, zijn deze bedden bijzonder geschikt bij het voorkomen en behandelen van het zogenaamde doorliggen. Bedden van dit type worden 15 hieronder aangeduid met doekbedden, maar deze term omvat ook een buigzaam doek van een willekeurige vorm, dat niet noodzakelijk een rastervorm of netvorm behoeft te hebben, hoewel dit normaal de voorkeur verdient.

Doekbedden zijn algemeen in gebruik als hulpstuk voor een bestaand ziekenhuisbed, welk hulpstuk vier op onderlinge afstanden gelegen steunen 20 heeft voor de roteerbare stangen, welke steunen moeten worden aangepast bij de constructie en het betreffende model van het bed, met behulp van afstandsorganen en speciale aanpasstukken. Deze moeten de noodzakelijke stijfheid en de gewenste asafstand hebben, waarbij de juiste langsafstand wordt bepaald door legeronderdelen van de stangen. Hierdoor moet een reeks 25 aanpasstukken aanwezig zijn om te kunnen dienen voor de vele verschillende ziekenhuisbedontwerpen welke worden gebruikt. Dit en de noodzakelijke mechanische handelingen beteken gewoonlijk dat een doekbed niet kan worden aangébracht door het verplegend personeel maar daarvoor de aandacht nodig is van een ziekenhuismonteur, zodat het resultaat is dat doekbedden, 30 hoewel deze beschikbaar zijn, niet voldoende worden gebruikt zelfs wanneer het gebruik medisch is voor geschreven en de patient ten gunste zou komen.

Daarom is reeds voorgesteld een doekbed te verschaffen dat een zelfstandige eenheid is met een onafhankelijke steunconstructie, bijvoorbeeld in het genoemde Britse octrooischrift 1.447.163 en in het Amerikaanse 35 octrooischrift 3.302.219. Dergelijke constructies zijn echter duur en nemen onaanvaardbaar veel plaats in beslag, in het bijzonder wanneer zij zijn ontworpen om te passen rond en over een bestaand ziekenhuisbed, waardoor zij niet veel commercieel succes hebben opgeleverd.

7906940 * l ' « I , -2-

Het doel van de uitvinding is het verschaffen van een doekbed voor gébruik bij een bestaand normaal bed, dat de voordelen heeft van de eerder voorgestelde aan het bed bevestigbare en onafhankelijke doekbedconstrucies met vermijding van de voornaamste nadelen van beide typen» Een verder doel 5 is het verschaffen van een eenvoudige en goedkope oplossing voor het probleem van de montage van een doekbed op een normaal bed. In het bijzonder verschaft de uitvinding een doekbed dat in gebruik kan worden gesteld door het verplegend personeel direkt wanneer dit medisch wordt voorgeschreven en zonder technische hulp, en dat zodanig kan worden ont-10 worpen dat het gebruikt kan worden bij elk bestaand bed, ook bij woonhuisbedden wanneer dit nodig is.

Volgens de uitvinding heeft het doekbed, bestemd voor montage op een normaal bed, een zelfstandig steunframe, voorzien van steunen aan elk einde voor de roteerbare stangen van het doekbed en bestaat dit steunframe 15 uit twee op onderlinge afstand liggende langselementen welke kunnen worden aan gebracht langs de beide zijden van het normale bedmatras, welke elementen de eindsteunen stijf met elkaar verbinden en de langsafstand daarvan bepalen, en uit steunorganen welke binnen de langselementen verlopen en kunnen rusten op de matrasondersteuning of basis van het normale bed 20 beneden de matras ervan.

Bij voorkeur bestaat de steunorganen uit twee dwarselementen welke verlopen over de breedte van het frame tussen de langselementen, en lopen de langselementen bij voorkeur onder de dwarselementen voor de plaatsing ten opzichte van de zijkanten van de matrasbasis. Het frame is bij voorkeur 25 samenklapbaar teneinde opslag en transport ervan te vergemakkelijken, . waartoe het frame einddelen heeft welke de steunen dragen en losneembaar zijn van de langselementen. Eén dwarselement van de steunorganen kan zijn aangebracht in het hoofdeindframedeel en het andere dwarsorgaan kan worden gemonteerd aan de langselementen zelf, in welk geval dit andere dwars-30 element bij voorkeur losneembaar is van de langselementen, De eindframe-delen kunnen ook zelf uitneembaar zijn.

Het steunframe volgens de uitvinding kan zijn ingericht voor het daaraan bevestigen van steunen, bijvoorbeeld doordat bevestigingsbeugels aanwezig zijn voor steunpoten, waardoor het bed kan worden gebruikt als 35 vrijstaand bed met het frame gelegen boven de vloer.. Hierdoor heeft men een bed voor twee doeleinden dat, indien gewenst, onafhankelijke van een normaal bed kan worden gebruikt.

De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin twee uitvoeringsvoorbeelden van het bed volgens 7906940 * -3- de uitvinding zijn weergegeven.

Fig. 1 is een aanzicht in perspectief van een doekbed met uitneem-baar steunframe.

Fig. 2 toont het bed van fig. 1, gezien van het andere einde.

Fig. 3 is een axiale doorsnede do,or een opwindstang van het bed 5 volgens fig. 1 en 2.

Fig. 4 toont een aanzicht in perspectief van een detail.

Fig. 5 toont in perspectief de tweede uitvoeringsvorm van het uitneembare frame van een doekbed.

Het doekbed volgens fig. 1-4 bestaat uit een buigzaam doek 1, bij 10 voorkeur, zoals is weergegeven, in raster- of netvorm, opgehangen tussen twee evenwijdige opwindstangeenheden 2, 3, waarop de einden van het doek 1 respectievelijk zijn gewikkeld, zoals duidelijk blijkt uit fig. 1 en 2.

Een uitneembaar draagframe, in hoofdzaak van buisconstructie, volgens de uitvinding, heeft twee op onderlinge afstand liggende steunen 5, 6 aan één 15 einde van het frame en op gelijke afstand liggende steunen 7, 8 aan het andere einde van het frame, in welke steunen de einden van de stangeenheden 2, 3 worden gesteund. Het frame 4 bestaat uit twee op onderlinge afstand liggende, evenwijdige langselementen 9, 10 welke, bij gebruik bij een normaal bed en in de weergegeven opgerichte of gemonteerde toestand, ver-20 lopen langs de beide zijden van de matras van het normale bed, dat schematisch met gebroken lijnen 11 is aangeduid in fig. 1. De langselementen 9, 10 verbinden eindframedelen 12, 13 stijf met elkaar en bepalen de langsafstand daarvan, waarbij het framedeel 12 de steunen 5, 6 bevat en het framedeel 13 de steunen 7, 8.

25 Het losneembare frame 4 heeft steunorganen in de vorm van een dwarselement 14 dat verloopt binnen tussen de langselementen 9, 10, nabij het eindframedeel 12 aan het voeteneinde van het bed, en een dwarselement 15, dat ook verloopt binnen de langselementen 9, 10, maar in dit geval één geheel vormt met het hoofdeindframedeel 13. Het dwarselement 14 heeft 30 einddelen 14a, 14b in de vorm van gesloten lussen welke verschuifbaar zijn over de langselementen 9 resp. 10, zodat het dwarselement 14 tot op zekere hoogte in de langsrichting instelbaar is. Ringvormige uitsteeksel 9a en 10a op de langselementen 9, 10 vormen begrenzende aanslagen die beletten dat het dwarselement 14 wordt versteld voorbij de uitsteeksels naar een 35 stand waarin een instabiele ondersteuning van het frame het gevolg zou zijn. Bij gebruik rusten de dwarselementen 14, 15 op de ondersteuning of basis voor de matras van het normale bed, welke basis met gebroken lijnen 16 beneden de matras is weergegeven. De einddelen 12, 13 hebben eenvoudige 7906940 -4- pen en buisvefbindingen bij 17 en 18, 19 en 20, met de langselementen 9, 10 zodat het frame 4 gemakkelijk kan worden losgenomen en gedemonteerd voor transport en opslag.

De stangeenheden 2, 3 hebben, zoals in fig. 3 is weergegeven voor 5 de eenheid 2, een buisvormige stang 21 waarom het betreffende einde van het doek 1 is gewikkeld en welke stang verloopt tussen eindkoppelingen 22 en 23. De eindkoppeling 22 heeft een opwindhandgreep 24 waarmee de stang kan worden gedraaid door middel van een aandrijf eenheid 25 die koppelings- en remeenheid is. De eindkoppeling 23 heeft een getrapt ringvormig legerorgaan 10 26 dat rust in de steun 7 en een inwendige boring 27 heeft, die een glad leger vormt waardoor de vrije rotatie mogelijk is van de stang bij draaien van de handgreep 24.

Verder heeft de eindkoppeling 23 een binnenste ringvormig plaats-bepalingsorgaan 28, dat door klinken is bevestigd aan de buis 21 bij 29, 15 en een getrapt plaatsbepalingsorgaan 30 dat is geklonken aan de buis 21 bij 31. Het legeronderdeel 26 is axiaal geplaatst op de buis 21 tussen de delen 28 en 30 en het deel 30 vormt een eindafsluitkap voor de buis 21. Het onderdeel 30 heeft, verder een ringvormige groef 32 aan de buitenzijde waarmee een vrij draaibare vangring 33 in ingrijping is, welke losneembaar kan 20 worden verbonden met een ketting 34 (fig. 2) waarmee de stang wordt vastgehouden. Deze ketting en overeenkomstige kettingen 35, 36, 37 maken het mogelijk de stangeenheden 2, 3 uit de steunen te lichten en deze vrij te laten afhangen aan de zijkant van het bed aan de kettingen, waarbij het doek 1 rust op de matras 11 van het bed, waarop de patient dan voorlopig 25 wordt gesteund.

De eenheid 25 van aandrijfkoppeling en rem (fig. 3) heeft een huis 38 met een vierkant uitwendig profiel, waardoor dit huis vastligt in de draairichting (fig. 4) in de steun 5 en daardoor wordt belet te roteren. De handgreep 24 is gemonteerd aan het einde van een aandrijfas 39 welke is 30 gemonteerd in legerbussen 40, 41 in een coaxiale ringvormige koppelbus 42.

De bus 42 is roteerbaar gemonteerd in een leger 43 in het huis 38, terwijl in de ringvormige ruimte tussen de bus 42 en het huis 38 een éénrichtings-rollenkoppeling 44 is gemonteerd naast het leger 43, welke ringvormige ruimte aan de einden is afgesloten door afdichtingen 45. In de stangeenheid 35 2 belet de koppeling 44 rotatie van de bus 42 volgens de klok, gezien van het handgreepeinde, terwijl rotatie tegen de klok toegelaten wordt. De koppelingen van de twee stangeenheden 2 en 3 zijn links- of rechtsdraaiend met betrekking tot de werkzame richting van de rotatie.

Een aandrijfbus 46 steekt uit van de binnenzijde van het huis 38 7906940 1 * é -5- en is roteerbaar gemonteerd in een legerbus 47, coaxiaal met de as 39 en de bus 42. Aan het buiteneinde vertoont de bus 46 bij 48 een diameter-sprong voor het opschuiven van de buis 21, welke door klinknagels bij 49 met de bus is verbonden, terwijl de bus een doorgaande boring 50 heeft met 5 een verwijde boring 51 aan het binneneinde, voorzien van schroefdraad voor het opnemen van een complementaire schroefdraad met grote spoed aan een binnenste einddeel 52 van de handgreepas 39. De bus 46 heeft een binnenste eindflens 53, waarmee deze bus opgesloten wordt gehouden in het huis 38 door middel van een ringvormige eindkap 54, die door schroeven 55 aan het 10 huis is bevestigd. De bus 46 heeft een doorgande sleuf 56 rond een deel van zijn omtrek voor het opnemen van een segment 57 die naar binnen uitsteekt in de boring van de bus 46, waardoor dit segment met axiale speling grijpt in een omtreksgroef 58 in de as 39. Een drukring 59 is geplaatst tussen de flens 53 en de eindkap 54 en de axiale vastlegging in de richting 15 naar links in fig. 3 wordt verkregen door een inwendige diametersprong 60 in het huis 38, waartegen een binnenste eindflens 61 van de koppelbus 42 aanligt via een drukring 62. Een ringvormige wrijvingsschijf 63 is geplaatst tussen de flenzen 53 en 61, terwijl een ringvormige koppelschijf 64 is geplaatst tussen de buitenste eindflens 65 van de bus 42 en een eindflens 66 20 van de as 39.

De koppeling/remeenheid 25 van de stangeenheid 2 werkt als volgt.

Wanneer een patient rust op het doek 1 tracht het gewicht van de patient de stang te draaien volgens de klok, gezien van het handgreepeinde en hierdoor wordt een koppel uitgeoefend op de aandrijfbus 46 in de richting waar-25 in deze bus wordt geschroefd op de aandrijfas 39, zodat deze bus en de as door wrijving worden verbonden met de bus 42 door middel van de wrijvings-schijven 63 en 64. Daardoor wordt het koppel overgebracht op de koppelbus 42 en belet de koppeling 44 rotatie zodat de patient betrouwbaar op de ingestelde hoogte gesteund blijft. Wanneer men echter het doek wenst af 30 te wikkelen kan de handgreep 24 tegen de klok worden gedraaid, waardoor de as 39 uit de bus 46 wordt geschroefd over voldoende afstand om de wrijvings-schijven 63, 64 vrij te maken, waardoor de wrijvingskoppeling/rem kan slippen totdat de draaibeweging van de aandrijfbus 46 de handgreepbeweging compenseert en de wrijvingsrem weer werkt. De wrijvingskoppeling slipt dus 35 teneinde de stang de handgreep te doen volgens in de afwikkelrichting.

Wanneer het nodig is het doek op te wikkelen wordt door draaien aan de handgreep 24 de aandrijfas 39 in de aandrijfbus 46 geschroefd, waardoor de wrijvingsschijven 63 en 64 steviger op elkaar worden gedrukt, maar nu laat de ëénrichtingskoppeling 44 de vrije rotatie toe van de koppelbus 42, met 7906940 ♦ .» f ’ -6- de as 39 en de bus 46, binnen het huis 38.

De aandrijfkoppeling/remeenheid van de andere stangeenheid 3 werkt op dezelfde wijze, waarbij het enige verschil is dat de beide eenheden links- of rechtsdraaiend zijn ten opzichte van de werkzame richting van de 5 koppeling 44 en de schroefdraad tussen de as 39 en de bus 46.

De handgreep 24 heeft een gevorkt einde 24a, dat is bevestigd aan een plat einddeel 39a van de as 39 door een draaipen 67, welke diametraal op de aandrijfashartlijn is geplaatst. Het einddeel 39a heeft een gebogen profiel met twee tegenover elkaar liggende inkepingen 68, waarin afwisselend 10 een veerbelaste ingrijpkogel 69 grijpt, welke is gemonteerd in de handgreep 24. De handgreep kan dus hetzij de weergegeven werkzame stand innemen, waarin de handgreep met een draaibaar handvat 70 aan het uiteinde kan worden gedraaid, of een ruststand, waarin de handgreep over 180° is gedraaid om de draaipen 67 en het handvat 70 naar binnen is gekeerd, zodat het niet 15 aan het einde van het bed uitsteekt.

Een andere uitvoeringsvorm van het steunframe volgens de uitvinding is weergegeven in fig. 5. In dit geval is het frame weergegeven in opstaande stand met gedeeltelijk uiteengenomen delen, waarbij de stangeenheden en het doek zijn verwijderd, fët frame, bestaat weer in hoofdzaak uit een buis-20 constructie en heeft twee op afstand liggende, evenwijdige langselementen 101, 102, welke verlopen tussen en de langsafstand bepalen van een hoofd-eindframedeel 103 en een voeteneindframedeel 104. De afstand van de elementen 101, 102 is zodanig dat, evenals bij de eerste uitvoeringsvorm, zij verlopen aan weerszijden van een bedmatras, waarbij het frame steunt op de 25 matras ondersteuning van een normaal bed met een dwarselement 105, dat deel uitmaakt van het framedeel 103, en een dwarselement 106, gemonteerd aan de langselementen 101, 102, nabij het framedeel 104.

Behalve het dwarselement 105 heeft het framedeel 103 nog een horizontale kopsteun 107 met op afstand liggende steunen 108 voor de stang-30 eenheden voor het doekbed, op de gebruikelijke wijze. Deze kopsteun 107 steunt op twee vertikale delen 109, 110, waarin de hoofdeinden van de elementen 101, 102 telescopisch zijn gestoken en waartussen het dwarselement 105 is gemonteerd. Het voeteneindframedeel 104 heeft eveneens een kopsteun 111 aan het voeteneinde, met steunen 112, gemonteerd op vertikale 35 buizen 113, 114, waarin de voeteinden van de elementen 101, 102 telescopisch zijn gestoken, en die aan hun ondereinden met elkaar zijn verbonden door een dwarselement 115. Het is duidelijk dat bij gebruik het framedeel 104 zich bevindt voorbij het voeteneinde van het bed, zodat het dwarselement 115 niet kan worden gebruikt voor het steunen van het voeteneinde van het 7906940 * * -7- frame, zodat het aangrenzende dwarselement 106 van de steunorganen nodig is.

Door de genoemde telescopische verbinding van de einden van de langselementen 101, 102 kunnen de framedelen 103 en 104 van de langsele-5 menten worden losgenomen, terwijl het dwarselement 106, evenals bij de eerste uitvoeringsvorm, is gemonteerd door eindlussen 116 zodat dit element van de langselementen 101, 102 af kan worden geschoven. Aanslag-pennen 117 aan de langselementen 101, 102 beperken de inschuifafstand daarvan in de lussen 116 bij de montage en komen overeen met de aanslagen 10 9a,. 10a van de eerste uitvoeringsvorm, zodat het dwarselement 106 moet worden geplaatst nabij het voeteneinde, hetgeen nodig is voor stabiele ondersteuning van het frame.

Elk eindframedeel 103, 104 is eveneens opvouwbaar. De kopsteunen 107 en 111 worden telescopisch gestoken op de vertikale buizen 109, 110, 15 respectievelijk 113, 114 zodat zij gemakkelijk kunnen worden losgenomen zoals is weergegeven in fig. 5. Hierdoor kunnen de vertikale buizen naar omlaag en naar binnen worden gezwenkt volgens de pijlen A zodat zij worden platgevouwen in het vlak van het dwarselement 105 en de vertikale stangen 113, 114 nabij het dwarselement 115. Hiertoe hebben de dwars-20 elementen 105'en 115 buisvormige eindmontagedelen 118 resp. 119, waarin de betreffende vertikale buizen axiaal zijn gelegen en vrij draaibaar zijn.

De einddelen 118, 119 zijn zodanig aangebracht dat de langselementen 101, 102, evenals bij de eerste uitvoeringsvorm, verlopen onder de dwarselemen-ten 105, 106, zodat de zijwaartse plaatsbepaling is verkregen van het frame 25 door de zijranden van de bedmatras, op de ondersteuning daarvoor, waarop de dwarselementen 105 en 106 rusten.

Uit het bovenstaande zal duidelijk zijn dat volgens de uitvinding geen steunen nodig zijn welke speciaal zijn aangepast aan elk afzonderlijk bedmodel, terwijl in plaats daarvan een zelfstandig steunframe is verkre-30 gen dat, doordat het rust op de matrasbasis en wordt ingesteld ten opzichte van de zijden daarvan, direkt kan worden aangebracht op een grote reeks verschillende bedden van vergelijkbare matrasbreedte. De beschreven frames kunnen gemakkelijk worden opgericht zonder dat gereedschappen nodig zijn, uit een stel onderdelen welke gemakkelijk kunnen worden gehanteerd, ge-35 transporteerd en verpakt. Een voordeel voor de fabricage is dat de constructie van de delen zodanig is dat zij gemakkelijk kunnen worden gemoffeld, wanneer een emailafwerking gewenst wordt, of bekleed met een kunsthars, bijvoorbeeld PVC of nylon.

Een frame volgens de uitvinding heeft het verdere voordeel dat het 7906940 * * r . ' -8- bruikbaar is bij elk bestaand bed, ook twijfelaars of tweepersoonsbedden, zoals deze in woonhuizen worden gebruikt, welke geen bedframe hebben waaraan normale steunen voor een doekbed kunnen worden bevestigd. In dat geval kan het frame volgens de uitvinding worden gebruikt, waarbij de langs-5 elementen 9, 10 of 101, 102 zonder meer kunnen rusten op de bovenzijde van het bed.

Elk van de weergegeven frames kan gemakkelijk worden aangepast voor vrije opstelling op een afstand boven de vloer door toepassing van steunen waaraan steunpoten of dergelijke elementen kunnen worden bevestigd.

10 Een deskundige zal direkt verschillende manieren kunnen bedenken, waarop dit kan worden gedaan, zodat deze toepassing, niet in de tekening is weergegeven of speciaal wordt beschreven.

Daar de stangeenheden rechts- of linksdraaiend zijn is het van belang dat zij aan de. juiste wijze van het frame worden bevestigd. Als 15 veiligheidsmaatregel is het gewenst dat de eenheden niet aan de verkeerde zijde kunnen worden gemonteerd. Bijvoorbeeld kunnen daartoe de koppeling/ remhuizen 38 verschillende maten en/of vorm hebben bij de twee eenheden 2, 3 en kunnen ook de steunen 7, 8 overeenkomstig zijn gevormd zodat een onjuiste montage aan de verkeerde zijde van het frame 4 wordt belet.

7906940

Claims (10)

1. Doekbed, bestemd voor montage aan een normaal bed en voorzien van een zelfstandig steunframe) dat steunen heeft aan de beide einden voor roteerbare stangen, waaraan het doekbed is bevestigd, met het kenmerk dat het steunframe bestaat uit twee op afstand liggende langselementen welke 5 kunnen worden geplaatst aan weerszijden van een normale bedmatras, welke langselementen de eindsteunen stijf met elkaar verbinden en de langsaf-stand daarvan bepalen, en uit steunorganen welke binnen de langselementen verlopen en zijn bestemd om te rusten op de ondersteuning of basis voor de matras van het normale bed, beneden de matras.

2. Bed volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de steunorganen bestaan uit twee dwarselementen welke verlopen over de breedte van het frame tussen de langselementen.

3. Bed volgens conclusie 2, met het kenmerk dat de langselementen verlopen onder de dwarselementen, waardoor het frame zijwaarts instelbaar 15 is ten opzichte van de zijkanten van de matrasondersteuning of matrasbasis.

4. Bed volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het steunframe uitneembaar is en is voorzien van eindframedelen, welke losneembaar zijn van de langselementen.

5. Bed volgens conclusie 2 en 4, met het kenmerk dat één der 20 dwarselementen is opgenomen in één der eindframedelen en het andere dwars-element verloopt tussen en losneembaar is aangebracht aan de langselementen.

6. Bed volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk dat het steunframe in hoofdzaak uit buizen bestaat en elk van de einddelen door middel van 25 pen en busverbindingen is verbonden met de buisvormige langselementen en opstaande delen hebben, aan de zijden waarvan de steunen zijn bevestigd nabij de bovenzijde van deze delen.

7. Bed volgens één der conclusies 4-6, met het kenmerk dat de eind-framedelen zelf uitneembaar zijn.

8. Bed volgens conclusie 7, met het kenmerk dat elk eindframedeel bestaat uit twee vertikale stangen, welke zwenkbaar zijn met hun einden door middel van pen en busverbindingen met de langselementen van het frame, terwijl een onderdeel met steunen verloopt tussen en past over de boveneinden van de vertikale stangen, waardoor deze stangen in de opgerichte 35 stand worden gehouden.

9. Bed volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het steunframe is ingericht voor het daaraan bevestigen van steunorganen, 7906940 * */ -10- bijvoorbeeld steunpoten, waardoor het frame als bed kan worden gebruikt in vrijstaande vorm, op een afstand boven de vloer.

10. Bed volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat stangeenheden monteerbaar zijn in de steunen en elk bestaan uit een stang, 5 gekoppeld met een opwindhandgreep, door middel van een koppeling/remeenheid welke niet roteerbaar is verbonden met de bijbehorende steun, welke eenheid een éénrichtingskoppeling omvat en een wrijvingskoppeling, welke in serie zijn geplaatst in de aandrijfzin, waarbij de éénrichtingskoppeling rotatie belet van de stang in de afwikkelrichting van het doek. 7906940