NL7905849A - Toestel voor het aantonen van bronstperioden en/of ziekten bij zoogdieren, i.h.b. koeien. - Google Patents

Description

«-.v* 4 *

Lx 5582

Octrooibureau Lux Drs.J.H.Mommaerts

Aanvrager : Eiser AB, te Boris, 65«.

Titel 3 Toestel voor het aantonen van bronstperioden en/of ziekten bij zoogdieren, i.h.b. koeien·

De uitvinding heeft betrekking op een toestel voor het aan- m tonen van bronstperioden en/of ziekten bij zoogdieren, in het bijzonder koeien·

Het is bekend, dat een toeneming va de lichaamstemperatuur 5 bij koeien op ziekten en ook op de bro&sAftfiriode van de koe kan wijzen· In beide gevallen is het van belang, dat onverwijld de juiste maatregelen worden genomen· In het geval van een opkomende ziekte is het van belang, dat een behandeling wordt begonnen, ten einde een verergering van de ziekte te voorkomen en deze in een vroeg sta-10 dium te genezen· In het geval van de bronstperiode is' het belangrijk, dat de koe op het juiste tijdstip wordt gedekt of geïnsemineerd.

Ziekten en een gemiste of ontijdige bevruchting hebben immers schadelijke ekonomische gevolgen·

Naast een rectale bepaling van de lichaamstemperatuur bij 15 koeien is het reeds lang bekend de temperatuur van de melk juist na het melken te meteno Vetenschappelijke proefnemingen in het laboratorium hebben aangetoond, dat de melktemperatuur juist na het melken een zesr nauwkeurige aanwijzing vormt voor ziekten dan wel de bronstperiode*· Tot nu toe hebben echter deze wetenschappelijke metin-20 gen niet tot tastbare uitkomsten in de vorm van bruikbare toestellen geleid, die in een melkveebedrijf kunnen worden gebruikt om de t lichaamstemperatuur van koeien van een veestapel zodanig te meten, dat daarbij de dagelijkse handelingen bij het verzorgen van het vee in een veeteeltbedrijf niet behoeven te worden gewijzigd of ingewik-25 kelder moeten worden gemaakt· Dit is van belang, daar het betrekkelijk smalle winstgebied bij dergelijke bedrijven niet toelaat bijkomende behandelingen bij het verzorgen van het vee in te voeren·

Een voorwaarde voor een praktische toepassing van een dergelijke doorlopende temperatuurbepaling is, dat het mogelijk moet zijn de tem-30 peratuur zodanig te meten, dat daartoe geen bijkomende handelingen nodig zijn, en dat voorts geen nauwkeurige en zorgvuldige aflezing van toestellen vereist is, die tot onjuiste meetuitkomsten zouden kunnen leiden, wanneer niet aan deze zorgvuldigheid wordt voldaan·

Voor dit doel is reeds een toestel voorgesteld, dat een paar 35 elektroden omvat, die in een melkleiding dienen te worden geplaatst, * en die met een elektrische keten zijn verbonden.

70 /) K ft A9 JV * 2· · v

Dit toestel stelt verhogingen in de melktemperatuur vast op grond van de vergroting van het geleidingevermogen van de melk, wan» neer de temperatuur toeneemt· Een nadeel van dit toestel Is, dat de elektrische stroom door de melk moet vloeien, en dat een vereffenings— 5 keten voor automatische temperatuurverfffening bij het bepalen van het geleidingsvermogen van de melk aanwezig moet zijn· US 3022766 beschrijft een toestel met een thermometer, die in een melkleiding moet worden gestoken, en die met een stroombron is verbonden· Deze thermometer bepaald langs elektrische weg de tempera» \ *' -jQ tuur van de melk, die de koe verlaat· Deze -thermometer is voorzien van zeer dunne kontaktpennen, die op verschillende hoogten daarin zijn opgenomen, en die met een stroombron zijn verbonden. Deze kontaktpennen hebben een betrekkelijk korte levensduur als een gevolg van inbrand-verschijnselen bij stroomdoorgang· 15 Het het oog op de belangrijke gevolgen van een vroege vaststel ling van ziekten en van een tijdige bevruchting van koeien tijdens hun bronsperioden op de bedrijfsuitkomsten van een melkveebedrijf, en wegens het feit, dat elke verbetering in het nemen van tijdige maatregelen in beide gevallen tot een verbetering van deze uitkomsten zal lei-den,bataat er een duidelijke behoefte aan een toestel, waarmede een veilige, snelle en gemakkelijke bepaling van de gezondheidstoestand en/of van de bronstperioden bij koeien kan worden uitgevoerd. De uitvinding beoogt aan deze behoefte te voldoen door een toestel te verschaffen, dat een eenvoudige opbouw heeft, gemakkelijk kan worden bediend, en op een- t 25 voudige wijze en in het bijzonder op afstand kan worden afgelezen, met welk toestel een verhoging van de lichaamstemperatuur van een gemolken koe kan worden vastgesteld·

Het toestel volgens de uitvinding omvat een temperatuurtaster, die in een met de tepels verbonden melkleiding moet worden geplaatst, jQ welke temperatuurtaster is ingericht om de melktemperatuur te bepalen, en voorts is ingericht om een elektronische versterkingsketen en een aantal parallelgeschakelde elektronische ketens te besturen, welke ketens elk een aanwijsmiddel omvatten, die een zichtbare aanwijzing kunnen geven, en elk bij een verschillende temperatuur aanspreken, 35 welke aanspreektemperaturen op bepaalde onderlinge afstanden zijn gelegen.

De uitvinding zal in het onderstaande nader worden toegelicht aan de hand van een tekening; hierin toont: 7905849 i

' t. A

3 £ig,1 een afbeelding van een uitvoeringsvorm van het toestel volgens de uitvinding, dat met een normale melkinrichting is verbonden; fige2 een blokschema van de elektronische keten van dit »toe- ✓ , stel; en 5 fig.3 een uitvoeriger schema van een gedeelte van dezeelektro nische keten·

De melkinrichting, die in fig.1 is weergegeven, omvat een raelk-leiding 10 en een zuigleiding 11, die vast in een stal zijn opgeeteld.

Een handvat 12 kan met behulp van een haak 13 op de zuigeiding 10 11 worden opgehangen, nabij verschillende aansluitpunten, waarvan er een bij 14 is weergegeven· Een overeenkomstig aansluitpunt op de melk-leiding is bij 15 aangeduid. Op de haak 13 is een stromingsaanwijzer 16 aangebracht, terwijl het handvat 12 een pulsator 17 draagt· De stromingsaanwijzer kan met behulp van een slang 18 met het verbindingspunt 15 15 worden verbonden, terwijl de pulsator door middel van een slang 19 met het aansluitpunt 14 dient te worden verbonden· Een slang 20 is enerzijds met deze stromingsaanwijzer verbonden, en staat aan het andere einde in verbinding met een stel tepelnappen 22, die verder door middel van een slang 23 met de pulsator 17 zijn verbonden· Een dergelijke uit-20 voering is gebruikelijk·

Op de slang 20 is een meetpaneel 2k volgens de uitvinding aan— gebracht· Een leiding 25 verbindt dit paneel met een temperatuurtaster 26, die ih de slang 20 is aangebracht, en wel onmiddellijk nabij het verbindingspunt ervan met de voornoemde tepelnappeneenheid, dan wel in 25 deze eenheid zelf· Deze taster 26 is voorzien van een onderdeel, waarvan de elektrische weerstand afhankelijk van de temperatuur verandert, welke weerstand derhalve afhankelijk is van veranderingen in de melk-temperatuur· De leiding 25 kan, zoals afgeheeld, door middel van lei-dingklemmen 27 op de slang 20 worden vastgezet, of kan ook in de slang· · 30 wand zijn opgenomen· In het beschouwde geval is deze leiding een afgeschermde tweedraadsleidingo Het paneel 2k is voorzien van vijf aanwijs-lampen 28.·32, die van verschillende kleur zijn, en die worden ontstoken, wanneer de door de taster bepaalde temperatuur een overeenkomstige waarde bereikt. Zo zal bijv. de lamp 28 gaan branden, wanneer de li* 35 chaamstemperatuur noirmaal is, terwijl de laap 29 bij een iets hogere temperatuur gaat branden, die bij sommige koeien nog normaal is. De overige lampen gaan bij toenemend hogere temperatuur branden· . paneel 2k omvat elektronische ketens, waarmede het ontsteken van deze lampen kan worden bestuurd. Deze ketens worden gevoed van- 790 5 8 49 r> * k uit een in het paneel opgenomen batterij, doch het is ook mogelijk een langs de leidingen 10 en 11 gevoerde laagspanningsleiding te gebruiken, die in de verschillende aftakpunten van kontakten is voorzien, waarmede kontaktmiddelen van de haak 13 in aanraking kunnen worden ge-5 bracht, of waarmede een kontaktstop kan worden verbonden·

Fig. 2 toont het blokschema van een uitvoeringsvorm van de elektronische ketens in het paneel 2k» De leiding 23« die , zoals afgeheeld, een afgeschermde dubbeldraadsleiding is, verbindt de taster 26, bijv· een thermistor, met een eerste versterkereenheid 33 in het 10 paneel, die anderzijds met vijf parallelgeschakelde versterkereenhe-den 3^·*38 is verbonden. Alle versterkereenheden kunnen uit halfgelei-deronderdelen bestaan, en nemen derhalve zeer weinig ruimte is, zodat het paneel 2k klein en zeer licht kan worden gemaakt· Een vanuit een stroombron door de thermistor 26 gevoerde stroom zal dan afhangen van de 13 feitelijke temperatuur van de thermistor· Door tussenkomst van een in de thermistorketen opgenomen weerstand wordt dan een spanning afgeleid, die met de melktemperatuur verandert, en die als het ingangssignaal voor de eenheid 33 dient· Daar de temperatuurtaster 26 in verschillende punten van de melkstroom kan worden geplaatst, dient de thermistorketen 20 een veranderbare weerstand te omvatten, die een aanpassing van het ingangssignaal voor de eenheid 33 aan verschillende meetpunten mogelijk maakte

De uitgang van de versterkereenheid 33 is met de ingangen van de eenheden 3^·*38 verbonden·. De uitgangen van deze vijf eenheden zijn 23 elk met een bijbehorende aanwijslamp 28..32 verbonden. Deze versterkereenheden 3^·*38 zijn bij voorkeur van de soort, waarbij het ingangssignaal een bepaalde drempelwaarde moet overschrijden, alvorens de betrokken eenheid geleidend wordt, en een uitgangssignaal afgeeft, welk uitgangssignaal dan de bijbehorende aanwijslamp inschakelt· Deze ver-30 sterkereenheden kunnen derhalve met schakelaars worden vergeleken·

In het geval van een uitvoeringsvorm, waarbij de temperatuurtaster in verschillende meetpunten kan worden geplaatst, moet de veranderbare weerstand proefondervindelijk worden ingesteld, waarbij kan worden uitgegaan van de rectaal gemeten temperatuur van een koe, en 33 wel zodanig, dat de lamp 28 wordt ingeschakeld bij een lichaamstemperatuur, die iets beneden de normale lichaamstemperatuur T?d.w.z.

38,3 ®C, is gelegen. Daar de temperatuur van de melk niet nauwkeurig gelijk is aan de lichaamstemperatuur, doch wel de veranderingen daar-• van volgt, en daar de door de taster 26 vastgestelde melktemperatuur 790 5 8 49 * * s 5 » afhankelijk is van. het punt, waarin de meting plaatsvindt, moet de instelling van deze veranderbare weerstand aan de ligging van het meet·· punt worden aangepast· Wanneer deze taster nabij de haak 13 wordt geplaatst, hetgeen op zichzelf mogelijk is, moet er rekening mee worden 5 gehouden, dat de aldaar gemeten temperatuur lager zal zijn dan de lichaamstemperatuur van de koe, aangezien de melk bij het doorstromen van de slang 22 afkoelt·

De drempelwaarde van de eenheid 35 moet zodanig zijn, dat een ingangssignaal. bij een lichaamstemperatuur T^ de waarde Γ+ t^ 10 moet hebben, alvorens de bijbehorende aanwijslamp 29 wordt ingeschakeld·

De drempelwaarde van de volgende eenheid 36 komt dan overeen met een lichaamstemperatuur van ββη^β^ 37 met een tempera tuur T^sT+tj, en die van de eenheid 38 met een temperatuur T+t^, waarbij t^ > t^>> t2 > t^· Dit betekent, dat de lamp 28 gaat branden, 15 wanneer de lichaamstemperatuur van de koe de normale waarde heeft, en dat de volgende lampen worden ingeschakeld, zodra de lichaamstemperatuur hoger is dan de normale waarde· De onderlinge afstanden tussen de temperaturen T^, en Tj kunnen bijv· 0,3 °C, en de afstand tussen en °»8 e° bedragen. Temperaturen T2 en komen derhalve over- 20 een met 38,6, 38,9 resp. 39*2 eC, d0w.z. temperaturen, die tijdens de bronstperioden van koeien voorkomen· Wanneer alle lampen 38·«32 tijdens het melken gaan branden, betekent dit, dat de lichaamstemperatuur de waarde eC heeft bereikt, zodat er aanleiding bestaat om de ge zondheidstoestand van de koe nauwkeuriger te onderzoeken, ten einde 25 vast te stellen, of deze hoge temperatuur door een ziekte is veroorzaakt· De vijfde lamp 32 wordt bij voorkeur zijdelings van de andere opgesteld, zoals in fig.1 is weergegeven, ten einde het ontsteken daarvan duidelijker te doen opvallen·

Zoals reeds is vermeld, kan de normale temperatuur van koe tot 30 koe verschillen, waarbij sommige- koeien steeds een iets hogere temperatuur hebben· Op een bij elke koe behorende gegevenskaart dient derhalve te worden aangegeven, of bij de temperatuurmeting alleen de lamp 28 dan wel beide lampen 28 en 29 dienen te zijn ingeschakeld, wanneer de koe de normale temperatuur heefto 35 Fig· 3 toont hoe de keten van fig·2 kan worden uitgevoerd· De temperatuurtaster is daarbij een thermister R^, waarvan de elektrische weerstand evenredig met de verhoging van de melktemperatuur toeneemto Deze thermister is opgenomen in een weerstandbrug 39, die een instelbare weerstand omvat· Met de brud 39 is een versterkertrap IC^ ver-ifO bonden, waarin de door weerstandveranderingen in de thermistor veroor» * 6 zaakte spanningsveranderingen worden versterkt. Een RC-keten 40 vormt een terugkoppeling naar de brug 39· Op de wijze van fig. 2 zijn met de uitgang van de voorversterker 33 de onderling parallelgeschakelde ver· sterkers 3**> »38 verbonden, waarvan slechts de versterkers 3** en 39 in 5 fig. 3 zijn weergegeven. De overige versterkers 36··38 zijn op dezelfde wijze als de versterker 39 uitgevoerd·

In de versterker 3^ is een versterkertrap IC2 opgenomen, die met de uitgang van de voorversterker 33 is verbonden, en die de daardoor geleverde spanning met een vaste vergelijkingsspanning in het ver-1Q bindingspunt tussen twee in serie geschakelde weerstanden R^ en R^ kan vergelijken. In het geval van de versterker 39» die overigens gelijk is aan de versterker 3^, kan de vergelijkingsspanning voor de trap ICj met behulp van een spanningsdeler P^q worden veranderd. Over de trap IC2 resp. 10^ is een diode D^q resp. O^Q geschakeld, welke di-15 oden een terugkoppeling verschaffen. De basis b van een transistor Tr is met de uitgang van de betrokken versterkertrap verbonden door tussenkomst van een weerstand R^ resp. R^ en een Zenerdiode Z^, terwijl een lichtdiode LED in de collectorketen van deze transistor is opgenomen. Deze transistor wordt geleidend, zodra de door de betrokken ver-20 sterkertrap geleverde spanning de spanning van de Zenerdiode Z^ overschrijdt.

Wanneer de spanning aan de uitgang van de voorversterker 33 de door de betrokken spannigsdeler R^ - R^ resp. P^q ingestelde vergeljjj-kingsspanning overschrijdt, is de bijbehorende lichtdiode LED gedoofd. 25 Wanneer echter de uitgansspanning van de voorversterker 33 beneden de vergelijkingsspanning daalt, zodat dan de uitgansspanning van de trap IC^ resp. IC^ toeneemt, zal de bijbehorende lichtdiode LED oplichten. Door tussenkomst van de diode D^q resp. D^q wordt de hogere uitgans-spanning naar de ingang van de bijbehorende versterkertrap teruggekop-30 peld. Op deze wijze wordt de vergelijkingsspanning hoger gehouden dan en onafhankelijk gehouden van de uitgangsspanning van de voorversteri-' ker 33, zodat de betrokken lichtdiode LED verder licht blijft geven onafhankelijk van de temperatuur aan de thermistor R^. Dit is een voordeel, daar dan de melker ook na het beëindigen van het melken van een 35 bepaalde koe, wanneer de melk niet langer meer door de slang 20 stroomt, de temperatuur: nog kan vaststellen. Pas na het uitschakelen van de voedingsspanning, wanneer het samenstel naar een volgende koe wordt verplaatst, worden alle lichtdioden LED weer gedoofd.

, Een weerstand R^ en een Zenerdiode Z^ zorgen ervoor, dat de 790 58 49 ♦ 7 X „ 7 uitgangsspanning ran de voorvereterker 33 niet hoger wordt dan de door de dioden D^q, D^q. teruggekoplde spanning·

Het zal duidelijk zijn, dat het meten van de lichaamstemperatuur van een koe op elk melktijdstip aanmerkelijk wordt vereenvou-5 digd, wanneer de melkinrichting van een toestel volgens de uitvinding wordt voorziene

Het toestel volgens de uitvinding kan ook met andere soorten melkinrichtingen worden verbonden, bijv. met melkvaten in plaats van melkleidingen, waarbij dan het paneel volgens de uitvinding op het 10 melkvat kan worden aangebracht· Uiteraard kunnen ook meer dan vijf versterkers met bijbehorende aanwijsmiddelen worden gebruikt, hoewel in de praktijk is gebleken, dat dit aantal voldoende is0

De versterkereenheden zullen in de regel als halfgeleiderketens zijn uitgevoerd.Het zal duidelijk zijn, dat de in het voorgaande bespro-15 kan ketens nog op vele wijzen kunnen worden gewijzigd· Deze ketens kunnen bijv. worden uitgevoerd als eenvoudige versterkers, die gewoonlijk zijn afgesneden, doch geleidend worden, zodra een ingangssignaal met een bepaalde sterkte verschijnt, en die weer worden afgesneden, zodra dit signaal beneden de bepaalde drempel afneemt· Voorts kunnen deze ke-20 tens ook als transistorschakelaars zijn uitgevoerd, terwijl verder de verschillende eenheden 3^-38 ook tot een logische keten kunnen worden verenigd· In plaats van de lichtdioden LED kunnen uiteraard ook andere aanwijsmiddelen worden gebruikte 790 58 49

Claims (3)

1. 4. Toestel volgens een van de conclusies 1···3«. ®* t' he t ken — merk, dat elk van de van een aanwijsonderdeel voorziene ketens is voorzien van een vergelijkingstrap, die de uitgangsspanning van de 20 voorversterker kan vergelijken met een vaste vergelijkingsspanning»
2. 3· Toestel volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat een halfgeleideronderdeel zodanig parallel aan de vergelijkingstrap is geschakeld, dat de vergelijkingsspanning steeds hoger is dan en onafhankelijk is van de spanning aan de uitgang van de voorversterker.
3. 6. Toestel volgens conclusie 4 of 5» me t het ke nm er k, dat het aanwijsonderdeel een lichtdiode is, die in de collectorketen van een transistorketen is opgenomen, terwijl de basis van deze transistor met de uitgang van de vergelijkingstrap is verbonden. 790 5 8 49