NL7905461A

NL7905461A - Inrichting voor het transporteren van in een vorm gevormde delen.

Info

Publication number: NL7905461A
Application number: NL7905461A
Authority: NL
Original assignee: Yoshino Kogyosho Co Ltd
Priority date: 1978-07-13
Filing date: 1979-07-12
Publication date: 1980-01-15
Also published as: FR2430900B1; DE2928217A1; IT7949746A0; JPS6117726B2; CA1130828A; IT1117381B; DE2928217C2; AU534047B2; CH632971A5; JPS5511488A; GB2025348A; NL191834B; US4352424A; FR2430900A1; GB2025348B; NL191834C; AU4884679A

Description

* VO 8119

Yoshino Kogyosho Co., Ltd.

Tokio, Japan.

Ioricliting voor het transporteren van in een vorm gevormde delen.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het transporteren van een deel voor het vormen van een flesvormige houder, en meer in het bijzonder op een steil hellende transporteur voor het naar boven bewegen van een aantal door spuitgiêten gevormde delen, direkt na 5 het koelen of na het koelen en opslaan daarvan, en het een-voor-een naar boven transporteren daarvan naar een plaats voor het leveren van de delen aan een blaasvonnmachine.

Eën flesvormi'ge, door blaasvormen gevormde, dunne, doorzichtige houder van bi-axiaal gerichte kunststof, wordt vervaardigd door het ^ verwarmen van een cilindrisch deel uit polyetheen terefthalaathars en voorzien van een bodem, en het bi-axiaal in-lengterichting en zijdelings richten daarvan in de vorm van een blaasvormmachine. Omdat zeer vele delen gelijktijdig worden gevormd door een spuitgietmaehine, en in een willekeurig gerichte toestand worden aangevoerd, is het niet 15 gemakkelijk de delen een-voor-een te leveren aan een bi-axiaal richtende blaasvormmachine cm te voldoen aan de vormsnelheid daarvan. Omdat het vermogen van de vormspuitgietmachine bovendien gewoonlijk niet gelijk is aan die van de blaasvormmachine, worden vele zodoende door spuit-gieten gevormde delen tijdelijk opgeslagen, en dan gericht en naar wens 20 opeenvolgend aangevoerd.

Het is derhalve nodig, dat een inrichting voor het transporteren van de zodoende door spuitgieten gevormde delen naar de blaasvormmachine, het maken van een bocht mogelijk maakt door de zeer vele delen voorafgaande aan het leveren daarvan aan de blaasvormmachine voor het 25 met voor afbepaalde tijdvakken opeenvolgend tot f lesvormige houders vormen van de delen. Het is ook nodig een tijdsduur te verschaffen, benodigd voor het koelen van de delen, die direkt na het spuitgieten heet zijn. De inrichting voor het transporteren van de delen moet derhalve een betrekkelijk lange transnortafstand van de delen omvatten.

30 .

Verder is het de eenvoudigste en nauwkeurigste manier het deel 790 5461 * 2 vast te houden in de toestand van het naar ' boven bevegen daarvan via de flens, gevormd aan het halsgedeèlte van het deel, in een stand met de opening naar boven, en het neerlaten daarvan door* middel van het eigen gewicht van het deel, dat vertikaal wordt gehouden in de stand 5 met de opening naar boven op een schuin oppervlak voor het zodoende le veren daarvan aan de vorm van een blaasvormmachine. Zowel de spuit giet-machine als de blaasvormmachine zijn gewoonlijk direkt op de vloer van een fabriek gemonteerd* Het is derhalve in de praktijk onmogelijk de vorm van de blaasvormmachine hoger te plaatsen dan die van de spuit-10 gietmachine, en derhalve lager dan de plaats voor het opnemen van delen. Aangezien de inrichting voor het transporteren van de delen een betrekkelijk· lange transportafstand voor het deel noodzakelijk maakt, is het verder bovendien moeilijk de transportbaan voor de delen alleen te verschaffen door het schuine oppervlak.

15 Er moeten derhalve'maatregelen worden'ohtworpen voor het transpor teren van de delen, die vertikaal worden vastgehouden in de stand met de opening naar boven door passende middelen, via aangepaste toevoermid-delen. . Dit brengt echter niet- alleen verspillende en hoge inrichtingskosten mee, maar heeft ook een ingewikkeld onderhoud en toezicht tot 20 gevolg met bovenmatige manuren voor het monteren van dergelijke inge wikkelde middelen over de gehele transportbaan van de delen met de betrekkelijk grote afstand.

Het is derhalve een doel van de uitvinding een inrichting te verschaffen voor het transporteren van in een vorm gevormde delen, welke 25 inrichting de tot flesvormige houders te vormen delen gelijkmatig kan transporteren door het omhoog bewegen daarvan aan de betrokken flenzen, gevormd aan de halsgedeelten van de betrokken delen, in een ver-tikale stand met de opening naar'boven •Een ander doel van de uitvinding is het verschaffen van een in-30 richting voor het transporteren van in een vorm gevormde delen, welke inrichting de toegevoerde delen nauwkeurig kan transporteren door het een-voor-een omhoogbewegen daarvan aan de flenzen van de delen vanuit de lagere plaats bij de vorm van een spuitgietmachine naar de hogere plaats bij de vorm van een blaasvormmachine via een steil hellende 35 transporteur met een aantal meenemers.

790 5 4 61 ♦ #' 3

Hbg een ander doel van de uitvinding is het verschaffen van een inrichting voor het transporteren van in een vorm gevormde delen, welke inrichting de delen via de aan de steil hellende transporteur "bevestigde meenemers gelijkmatig kan transporteren in een afvoergoot zonder 5 opeenhoping van de delen.

Weer een ander doel van de uitvinding is het verschaffen van een inrichting voor het transporteren van. in een vorm gevormde delen, welke inrichting de delen over een lange transport af stand kan transporteren door middel van het eigen gewicht van de delen via het steil hellid lende oppervlak.

Hog een ander doel van de uitvinding is het verschaffen van een inrichting voor het transporteren van in een vorm gevormde delen, welke inrichting goedkoop de delen gelijkmatig kan transporteren langs het steil hellende oppervlak door middel van het eigen gewicht van de 35· delen.

Weer een ander doel. van de uitvinding is het verschaffen van een inrichting voor het· transporteren van in een vorm gevormde delen, welke inrichting de vloerruimte voor het monteren van de inrichting in een fabriek kan verminderen door het aanzienlijk in lengte ver- 2Q kleinen van de horizontale transportbaan van de delen.

Hog een ander doel van.de uitvinding is het verschaffen van een inrichting voor het transporteren van in een vorm gevormde delen, welke inrichting de delen gelijkmatig kan overbrengen vanuit een goot voor de aanvoer van de delen naar de steil hellende transporteur, en vanaf 25 deze transporteur naar een afvoergoot voor de delen zonder enige onregelmatigheid in de toevoersnelheid van de delen over de gehele inrichting door het altijd transporteren van de delen door aangrijping daarvan aan de flenzen, gevormd aan de halsgedeelten daarvan,'in een ver-tikale stand met de opening naar boven.

30 Be uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de teke ning, waarin : fig. 1A een zij-aanzieht is van een deel voor het vormen van een flesvormige houder, welk deel door de onderhavige inrichting moet worden getransporteerd.

35 fig. 1B een zij-aanzicht is van het deel in de vertikaal qpgetilde 79054 61 • k - stand, daarvan voor liet transporteren, fig. 1C een zij-aanzicht is van het deel, dat in omgekeerde toestand ondersteboven is bevestigd aan een pasmal, fig. 1D een zij-aanzicht is van een flesvormige houder, door blaas-5 vormen, gevormd, uit het deel, dat op de onderhavige wijze is getrans porteerd, fig. 2 een zij-aanzicht is van de onderhavige inrichting voor het ' transporteren van de delen, fig. 3 een zij-aanzieht is van een gedeelte van de inrichting vol-10 gens fig. 2 nabij het bovenste kettingwiel daarvan.

fig. ll· een bovenaanzicht is van het in fig. 3 weergegeven gedeelte.

fig. 5 een doorsnede is volgens de lijn V-V in fig. 3, en fig. 6 een zij-aanzicht is -van het gedeelte voor het overbrengen 15 van de delen vanuit de goot voor het aanvoeren daarvan op de steil hellen de transporteur van de onderhavige inrichting.

Onder verwijzing naar de tekening, in het bijzonder naar fig. 1A, die een tot een flesvormige houder te vormen deel toont, dat volgens de uitvinding, moet worden getransporteerd, waarbij dezelfde verwijzings- 20. cijfers dezelfde onderdelen in alle figuren aanduiden, heeft het deel 10 een betrekkelijk dikke, cilindrische, holle gedaante met een bodem en een voorbewerkfc halsgedeelte 11, dat vooraf gelijktijdig is gevormd met een halseinde 12 en een flens 13 bij de open zijde daarvan. Een aantal delen 10, gelijktijdig gevormd door een spuitgietmachine (niet .25 weergegeven) wordt op zijn kant liggend, zoals weergegeven in fig. 1A, getransporteerd op een transportband (niet weergegeven) en zodoende gekoeld- tot kamertemperatuur. Nadat de delen 10 zijn gekoeld tot kamertemperatuur, worden zij gewoonlijk opgetild door een·kabeltrans-porteur om op de hierna gedetailleerd te beschrijven wijze te worden 30 getransporteerd. De delen. 10 worden zodanig door de kabeltransporteur getransporteerd, dat het halsgedeelte 11 daarvan wordt aangegrepen door de kabels (niet weergegeven), die zich aan weerszijden van de daar gevormde flens 13 uitstrekken in de in fig. 1B weergegeven stand met het halsgedeelte 11 naar boven, worden van de kabeltransporteur overgebracht 35 op een steil hellende transporteur, die hierna gedetailleerd wordt be-

3 ' J

790 5461 » • ,£· 5 sproken, worden door de transporteur naar toren getransporteerd, en worden dan getransporteerd naar en gemonteerd aan een pasmal 15 door een mechanisme (niet weergegeven) voor het vasthouden en canker en van de delen, zoals weergegeven in fig. 1C.

5 · De pasmal 15 bestaat uit een cilindrische doren 16, uit een schijf- gedeelte 1T9 voor aangrijping door de meenemer (niet weergegeven) van een toevoermechanisme (niet weergegeven) voor de pasmal, een drager 18 voor de hals van de delen, en een as 19 voor het richten van de kern.

Wanneer elk der delen 10 bi-axiaal in lengterichting en zijdelings 10 wordt gericht in een hi-axiaal richtende blaasvormmachine (niet weer gegeven), wordt het hij het liehaam en de bodem daarvan uitgezet en door tlaasvormen gevormd tot een dunne, doorzichtige, flesvormige houder 1*l·, zoals weergegeven in fig. 1D. De pasmal en de bi-axiaal richtende blaasvormmachine zijn bijvoorbeeld beschreven in de .Amerikaanse oc-15 trooiaanvrage 973.^39 van 2β december 1978.

Fig. 2 toont een voorkeursuitvoeringsvorm van de onderhavige inrichting voor het transporteren van de in een vorm. gevormde delen. De onderhavige inrichting bestaat uit een kabeltransporteur 20, een goot 2k voor het aanvoeren van de delen, een steil hellende of schuine transpor-20 teur 25 en een goot k5 voor het afvoeren van de delen. De kabeltrans porteur 20 heeft een paar kabels 21, 21 en een paar schijven 22, waarvan er een is weergegeven, voor het aandrijven van de kabels 21 in de door een pijl in fig. 2 aangegeven richting voor het zodoende transporteren van de delen 10 in een opgetilde toestand aan de flenzen 13, 25 ' gevormd bij de halsgedeelten 11 van de delen 10, tussen.de kabels 21.

De goot 2h voor de aanvoer van de delen heeft twee op een vooraf-bèpaalde onderlinge afstand geplaatste staven, die licht hellen vanaf het einde van de kabeltransporteur 20 naar de transporteur 25· De delen 10 worden opeenvolgend tussen de twee staven geplaatst van de aanvoer-30 goot 2k, waarbij zij op de flenzen 13 bij de halsgedeelten 11 daarvan worden aangegrepen in een vertikale stand met het halsgedeelte naar boven, en zodoende door verschuiven naar de transporteur 25 worden gevoerd. De delen 10 worden dus vanuit de aanvoergoot 2k op de transporteur 25 overgebracht, naar boven getransporteerd door de trans-35 porteur 25 en dan vanaf het bovenste einde van de transporteur 25 790 5461 ^ * * 6 overgebracht in de gooit voor de afvoer van de delen naar de volgende stap.

Bij de in fig. 2 -weergegeven voorkeursuitvoeringsvorm, is de schuine transporteer 25 vast gemonteerd op een vloeroppervlak in een 5 steil hellende stand, waarbij een gestelplaat 26 op het vloeropper vlak is gemonteerd door stijlen 27, en voegplaten 28 door poten 29·

Een ketting 30 zonder einde is aangebracht boven de gestelplaat 26 tussen een bovenste, aandrijfkettingwiel 32 en onderste, aangedreven ket-tingwielen 33» 3^, waarbij een aantal meenemers 31» (fig. 3) met voor-.10 afbepaalde onderlinge afstanden is bevestigd aan de ketting 30 voor het dragen van de bodems van de betrokken delen 10, geleverd uit de aanvoer-goot 2k. Het aandrijfkettingwiel 32 wordt aangedreven door een motor 35 bij de as Uo daarvan via een overbrengingsdeel 36, dat zich uit strekt vanaf de motor 35» en een tandwielvertraging 37» die het overbrengings-15 deel 36 koppelt met de as 40 van het aandrijfkettingwiel 32. Zoals in het bijzonder weergegeven in fig. 5» zijn twee paren dwanglijsten 38, 39 (vier) voorzien bij het heengaande part van de ketting 30 voor het omvatten, van de flenzen 13 van de.betrokken delen 10.

Deze vier dwanglijsten 38, S^vast gezet, hoewel zij op andere 20 wijze kunnen.zijn. vastgezet door monteringsmiddelen, en monteringszij- platen kl, 1*1, vastgezet aan de gestelplaat. 26 bij de in fig. 2 en 5 weergegeven, uitvoeringsvorm.

De vier dwanglijsten 38, 39 zijn zodanig vastgezet, dat zij een voorafbepaalde onderlinge afstand.hebben, zodat het halsgedeelte 11 25 en derhalve de flens 13 van het deel 10 niet uit de betrokken tussenruim te daarvan kan worden getrokken, te weten een onderlinge afstand, die kleiner is dan de buitendiameter van de flens 13 van het deel 10, en dat de twee lijsten 38, 38 daarvan een zodanige onderlinge afstand hebben, dat het lichaam van het deel 10 uit de tussenruimte daarvan kan wor-30 den getrokken.

Omdat de dwanglijsten 38, 39 steil hellen, is het deel 10, dat bij de flens 13 daarvan tussen de vier dwanglijsten 38, 39 is geplaatst, zoals weergegeven in fig. 3, zodanig geplaatst, dat het lichaam en de bodem daarvan naar beneden hangen door de tussenruimte tussen de onder-' 35 ste dwanglijsten 38, 38 aan het buitenoppervlak van de ketting 30, 790 5 4 61 τ waarbij de flens 13 daarvan slechts wordt vastgehouden binnen de vier dwanglijsten 38, 39·

Zoals meer in het bijzonder weergegeven in fig. 6, zijn de vier dwarlijsten, 38, 39» die een leibaan voor de delen vormen, aan het 5 onderste einde daarvan zodanig verbonden met de aanvoergoot 2k, dat de onderste dwanglijsten 38, 38 zich uitstrekken tot in aanraking met de aanvoergoot 2k. De onderste dwanglijsten 38, 38 zijn met andere woorden zodanig verschaft, dat het deel 10 naar beneden glijdt ppt'.de aanvoergoot 2h en bij de flens 30 daarvan in aanraking komt met de onder-10 ste dwanglijsten 38, waarbij de bovenste dwanglijsten 39» 39 zodanig zijn verschaft, dat het deel 10, dat op de aanvoergoot 2h naar beneden glijdt, bij de flens 13 daarvan niet in aanraking kamt met de bovenste dwanglijsten 39» die op een hogere plaats aan de onderste einden daarvan zijn af gesneden dan de onderste dwanglijsten 39» en in hoofdzaak naar 15 buiten zijn gebogen, zodat het deel 10, dat naar boven wordt gedrukt door de meenemer 31» bevestigd aan de ketting 30, gemakkelijk tussen de vier dwanglijsten 38, 39 bij de flens 13 daarvan, wordt gestoken.

Bij de in de fig. 3 en 4 weergegeven uitvoeringsvorm, heeft de transporteur 25 ook een gedeelte k2 voor het afleveren van delen, welk 20 gedeelte het naar de bovenkant van de transporteur getransporteerde deel 10 naar buiten transporteert of overbrengt in de goot 1(-5 voor het afvoeren van de delen. Dit gedeelte h2 voor het afleveren van delen heeft een glijplaat k3 voor het overbrengen van delen, welke plaat is vastgezet aan de vier dwanglijsten 38, 39 bij de betrokken bovenkanten 25 daarvan, die enigszins zijn gebogen volgens het am.treksoppervlak van het aandrijfkettingwiel 32 naar het gedeelte \2 voor het afleveren van de delen als de bovenste plaats voor het transporteren van delen, en zieh uitstrekken naar de afvoergoot h-5 daarlangs direkt boven het aandrijfkettingwiel 32, waarbij de glijplaat U3 voor het overbrengen 30 is voorzien van een gat kit voor de doorgang van delen, welk gat daarin is aangebracht met een diameter voor het doorlaten van het deel 10 bij de flens 13 daarvan, wanneer het deel langs de dwanglijsten 38, 39 naar boven wordt gedrukt.

De transporteur 25 heeft verder een kap b6, zoals aangeduid door 35 streep-stippellijnen in de fig. 2 en 3, welke kap over en langs de 790 5 4 61 *!. * 8 transportbaan voor de delen 10 van de transporteur 25 is aangebracht en doorzichtig is, zodat een bedienaar, naar keuze, de toestand van het transporteren van de delen kan waarnemen.

Zoals weergegeven in fig. 6, heeft het deel 10, wanneer dit via de aanvoergoot 24 toegevoerd in aanraking komt bij het halsgedeelte 11 daarvan met de onderste einden van de onderste dwanglijsten 38, 38 van de transporteur 25, de neiging in een vertikale stand te komen door middel van zijn eigen gewicht voor het zodoende in aanraking te komen bij de bodem daarvan met het buitenoppervlak van de ketting 30 met als gevolg, dat het naar boven wordt gedrukt door de meenemer 31, bevestigd aan de ketting 30, langs de dwanglijsten 38, 39» waarbij het in een enigszins schuine stand wordt gehouden voor het zodoende gelijkmatig doen zijn van het tussen de vier dwanglijsten 38, 39 steken van het deel 10, en van de ^glijbeweging van het deel 10 langs de dwanglijsten.

De dwanglijsten 38, 39 van de transporteur 25, zoals weergegeven in fig. 3, zijn langs het omtreksoppervlak van het aandrijfkettingwiel 32. aan de bovenkant of bij de bovenste plaats daarvan voor het transporteren van de delen, gebogen, en bij voorkeur volgens een steil hellende hoek langs het omtreksoppervlak van het aandrijfkettingwiel 32 voor het. zodoende versterken van de schuine stand van het deel 10, wanneer dit vanaf de dwanglijsten 38, 39 wordt getransporteerd in de glijplaat 43 voor het overbrengen, waardoor de steile helling van de vier dwanglijsten 38, 39 een voldoende neerwaartse snelheid-aan het deel kan geven door middel van de drukkracht van de meenemer 3I» bevestigd aan de ketting 30, welk deel 10 vanaf de glijplaat 43 voor het overbrengen door glijden wordt overgebracht in de afvoergoot 45.

Tijdens bedrijf van de zodoende uitgevoerde, onderhavige inrichting voor het transporteren van de in een vorm gevormde delen 10, komt het deel 10, aangevoerd door de aanvoergoot 24, bij het halsgedeelte 11 t of de flens 13 daarvan m aanraking met de onderste einden van de onderste dwanglijsten 38, 38 van de transporteur 25» en wordt dan stilgezet om te worden getransporteerd door de vier dwanglijsten 38, 39 van de transporteur 25, waarbij de bodem daarvan in aanraking met de ketting 30 wordt gehouden volgens een iets schuine stand bij de onder- 790 5 4 61 9 ste einden van de· onderste dwanglijsten 38, 38.

fëmeer elk der meenemers 31, vast gezet op vooraf "bepaalde onderlinge afstanden langs de ketting 30, naar boven wordt bewogen naar het deel 10 dat op de beschreven wijze is stilgezet bij de onderste einden van 5 de onderste geleiding 38, 38, drukt deze meenemer het deel 10 aan de bodem daarvan naar boven vanuit de stilgezette toestand volgens een iets schuine stand, waarbij de flens 13 in aanraking wordt gehouden met de onderste dwanglijsten 38, 38, zodat het deel 10 bij de flens 13 eenvoudig tussen de dwanglijsten 38, 39 wordt gestoken voor het naar 10 boven transporteren daarvan, waarbij het deel in 'de stand daarvan blijft langs de dwanglijsten 38, 39.

Het zodoende door de meenemer 31, bevestigd aan de ketting 30, naar boven gedrukte deel 10, wordt dan eenvoudig bij het halsgedeelte 11 daarvan en derhalve bij de flens 13, uit het gat IA voor het door-15 laten van de delen, aangebracht in de glijplaat 1*3 voor het overbrengen van de delen, overgebracht in het aflevergedeelte 1*2 van de transporteur 25, en verder gedrukt door de meenemer 31 onder het glijden op de glijplaat 1*3 voor het overbrengen om zodoende te worden overgebracht in de afvoergoot 1*5· 20 0p "te merken, is, dat wanneer elke meenemer 31, bevestigd aan de ketting 30, zodanig is gevormd, dat deze een kleinere hoogte heeft dan die van het deel 10 bij de afstand vanaf de glijplaat 1*3 voor het overbrengen tot de plaats rond het omtreksoppervlak van het aandrijf-kettingwiel 32, de meenemer het deel 10 aan de bovenkant van de ketting 25 30 zodanig kan verderdrukken, dat het deel 10 bij de flens 13 daarvan schuin staat in de transportrichting of naar de afvoergoot 1*5 voor het zodoende gelijkmatig door glijden overbrengen van het deel 10 vanaf de glijplaat 1*3 voor het overbrengen naar de afvoergoot 1*5 bij het tegen de bodem van het deel 10 drukken door de meenemer 31 voor het zodoende 30 opeenvolgend overbrengen van de zodoende opeenvolgend door de meenemers 31 naar boven gedrukte delen 10 naar de afvoergoot 1*5 zonder opeenhoping van de delen 10 bij de glijplaat 1*3 voor het overbrengen.

Uit de voorgaande beschrijving is het duidelijk, dat aangezien de onderhavige inrichting voor het transporteren van de in een vorm ge-35 vormde delen, ononderbroken de delen naar boven kan transporteren, die 790 5 4 61 ία- opeenvolgend zijn toegevoerd vanuit de aanvoergoot naar de afvoergoot in een toestand van het optiHen daarvan aan de flenzen in een verti-kale stand met het halsgedeelte naar hoven, de inrichting de delen over een lange transportafstand kan transporteren door middel van het 5 eigen gewicht van de delen langs het steil hellende oppervlak van de transporteur.

Ook is het duidelijk, dat aangezien de onderhavige inrichting gebruik maakt van de goedkoopste en. nauwkeurigste middelen voor het gelijkmatig transporteren van de delen door middel van het eigen ge-10 wicht daarvan langs het schuine oppervlak, de inrichting de delen goed koop kan transporteren op gelijkmatige wijze langs de transporteur in een ~ : stabiele toestand.

Ook is het duidelijk, dat aangezien de onderhavige inrichting in vertikale toestand is gemonteerd voor het transporteren van de delen .15 langs de transportbaan met de kleinste horizontale lengte, de inrichting de vloerruimte kan verminderen, die nodig is voor het monteren daarvan, en derhalve niet de verschillende andere op de naburige vloer gemonteerde machines kan hinderen,

Ook is het duidelijk, dat aangezien de onderhavige inrichting de . 20 vanaf de aanvoergoot van de voorafgaande faze toegevoerde delen- optilt en transporteert in dezelfde stand als daarvoor, en ze transporteert naar de afvoergoot van de volgende faze in dezelfde stand als de voorafgaande stand, de inrichting de delen vanuit de aanvoergoot gelijkmatig kan overbrengen naar de steil hellende transporteur, en van deze naar .25 de afvoergoot zonder enige onregelmatigheid in de toevoersnelheid van de delen over de gehele inrichting.

790 5461

Claims

1. Inrichting voor het transporteren van in een vorm gevormde delen voor het vormen van flesvormige houders, welke delen.zijn voorzien van een vooraf daaraan gevormde flens, gekenmerkt door aanvoermiddelen voor de delen, die de delen door glijden toevoeren door het aangrijpen 5 daarvan hij de flenzen, door schuine transportmiddelen voor het naar hoven transporteren van delen, geleverd door de aanvoermiddelen, opeenvolgend langs een-transportkettingi'met .. een aantal · meenemers.-, welke ,«· meenemers op vooraf bepaalde onderlinge afstanden langs dè ketting'. — zijn aangehracht:voor het. dragen"van de bodems:vaagde .betrokken.delen, 10 en .door afvoermiddelen: voor de delen, die-de delen, getransporteerd vanaf de schuine transportmiddelen aan de bovenkant daarvan, door glijr? den verder voeren, door het aangrijpen daarvan.bij de flenzen.

2. Inrichting volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de aanvoermiddelen voor de delen twee op een voorafbepaalde onderlinge afstand 15 liggende staven hebben, welke staven enigszins hellen voor het door glijden opeenvolgens toevoeren van de delen daartussen, die aan de flenzen worden aangegrepen en zich in een vertikale stand met de opening naar boven bevinden., naar de transportmiddelen.

3. Inrichting volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de trans- 20 portmiddelen in een steil hellende stand zijn gemonteerd en een ketting omvatten, aangebracht tussen een bovenste aandrijfkettingwiel, dat met een gelijkblijvende snelheid in een voorafbepaalde richting wordt aangedreven, en onderste leikettingwielen, waarbij een aantal meenemers op onderling voorafbepaalde afstanden is bevestigd aan de ketting 25 voor het dragen van de bodems van de delen, geleverd door de aanvoermid delen, en twee gedeelten van bovenste en onderste dwanglijsten schuin zijn aangebracht bij het heengaande part van de ketting evenwijdig daaraan en aan de buitenzijde voor het omvatten van de flenzen van de delen. 30 b. Inrichting volgens conclusie 3 met het kenmerk, dat de bovenste en onderste dwanglijsten van de transportmiddelen zodanig zijn aangebracht, dat zij een zodanig voorafbepaalde onderlinge afstand hebben, dat.de flens van de delen niet uit de betrokken tussenruimte kan worden 790 54 61 getrokken* of een onderlinge afstand, die kleiner is flan de 'buitendiameter van de flens van de delen, en dat de onderste dwanglijsten een zodanige onderlinge afstand hebben, dat het lichaam van de delen uit deze tussenruimte kan worden getrokken. 5 5· Inrichting volgens conclusie 3 met het kenmerk, dat de bovenste en onderste dwanglijsten langs het cantreksoppervlak van het aandrijfket-tingviel bij de bovenste plaats voor het transporteren van delen van de transportmiddelen, zijn gebogen.

6. Inrichting volgens conclusie 3 met het kenmerk, dat de trans- 10 portmiddelen een gedeelte hebben voor het leveren van de delen, welk gedeelte de naar de bovenkant van de transportmiddelen getransporteerde delen'naar buiten-transporteert -in de afvoermiddelen, en een glijplaat heeft voor het overbrengen van de delen, welke plaat is vastgezet aan de vier dwanglijsten bij de bovenkanten daarvan, die iets volgens het 15 omtreksoppervlak van het aandrijfkettingwiel zijn gebogen naar het ge deelte voor het leveren van de delen, als de bovenste transportplaats voor de delen, en zich uit strekkende naar de afvoermiddelen daarlangs, direkt boven het aandrijfkettingwiel, welke glijplaat voor het over -brengen een gat heeft voor het doorlaten van de delen, dat daarin is 20 aangebracht met een diameter voor het daardoorheen laten van de delen bij de flens daarvan.

7. Inrichting volgens conclusie 3 met het kernaerk, dat de transportmiddelen een gedeelte hebben voor het overbrengen van delen, welk gedeelte de vanaf de aanvoermiddelen naar de transportmiddelen getrans- 25 perteerde delen, transporteert, waarbij de onderste dwanglijsten zo danig zijn gevormd, dat de door glijden op de aanvoermiddelèn geleverde delen, bij de flens daarvan in aanraking komen met de onderste dwanglijsten, en de bovenste dwanglijsten zodanig zijn gevormd, dat de door glijden op de aanvoermiddelen geleverde delen bij de flens 30 daarvan niet in aanraking komen met de bovenste dwanglijsten, die aan de onderste einden daarvan in hoofdzaak. naar buiten zijn gebogen, waardoor de door een meenemer naar bovengedrukte delen gemakkelijk bij de flens daarvan tussen de vier dwanglijsten worden gestoken.

8. Inrichting volgens conclusie 3 met het kenmerk, dat elke mee- 35 nemer zodanig is uitgevoerd, dat deze een kleinere hoogte heeft dan de 79054 61 delen, "hij de tussenruimte tussen de glijplaat voor liet overbrengen tot de plaats langs het omtreksoppervlak van het aandrijfkettingwiel. 790 5461