NL7905005A - Cirkelmaaier met variabele werkbreedte. - Google Patents

Description

* ,*% *

Alexander Jan Vogelenzang te Zetten.

Cirkelmaaier met variabele werkbreedte.

De uitvinding beeft betrekking op een inrichting voor het maaien van gras en ander soort begroeiing d.m.v. drie in V-opstelling gekoppelde maaieehheden, elk bestaande uit een frame met daarin een met een vertikale as gelagerde draaien-5 de maairotor, een z.g. cirkelmaaier, bestemd voor koppeling aan de driepuntsbevestiging van een trekker met aandrijving vanaf de aftakas, waarvan de beide buitenste maaieenheden zijwaarts verstelbaar zijn voor het variëren van de werkbreedte.

10 In werkbreedte verstelbare cirkelmaaiers zijn bekend en worden onder meer toegepast voor het maaien van gras in boomgaarden waarvan de afstand tussen de bomenrijen in verschillende percelen varieert. Sen bezwaar van deze maaiers is dat het frame waarin de maairotors zijn gelagerd 15 een gekompliceerde konstruktie is, noodzakelijk door de bevestiging van in hoogte verstelbare zwenkwielen, loop-rollen of giijsloffen. Deze komplikatie wordt mede veroorzaakt doordat bij een variabele werkbreedte ook de totale framebreedte moet worden aangepast waarbij bovendien 20 rekening moet worden gehouden met de verplaatsing van het zwaartepunt van de maaier. Een verder bezwaar is dat de aan elkaar gekoppelde verstelbare frsmedelen in de scharnierpunten enige speling hebben zodat bij door slijtage veroorzaakte onbalans van de maairotors de massa van de afzonder-25 lijke lichtere framedelen kleiner is dan van één gezamenlijk frame waardoor meer trillingen optreden en de stand van de maairotors t.o.v. elkaar gaat veranderen hetwelk bij het maaien, gerekend over de gehele werkbreedte, een ongelijke stoppellengte tot gevolg heeft. Ook tijdens transport over 30 Ongelijk terrein waarbij de maaier door de driepunts- 790 5 0 05 r 2 bevestiging van de trekker wordt gedragen via trekstangen of kabels, worden er op de afzonderlijke framedelen en aankoppelingspunten door het eigen gewicht via de ophang-konstruktie vervormende krachten uitgeoefend.

5 De uitvinding gaat uit van de gedachte bovengenoemde nadelen op te heffen. Daartoe geschiedt volgens de uitvinding de verstelling van de buitenste maairotors langs een deel van een cirkelboog waarvan het middelpunt samenvalt met de as van de centrale maairotor gekombineerd met een 10 parallelgeleiding van de maaieenheden die d.m.v. een klemkonstruktie alle maaieenheden tesamen in elke werkstand tot een stijf geheel koppelt. De ondersteuning van de maaier vindt hierbij plaats door onder de maairotors aangebrachte vrij draaibare steunschotels. Door bovenomschreven gekombi-1 5 neerde konstruktieve maatregelen volgens de uitvinding wordt een eenvoudige, stevige in werkbreedte verstelbare cirkel-maaier verkregen die in elke breedtestand door de verklem-mende parallelgeleiding van de t.o.v. elkaar in het horizontale vlak verstelbare maaieenheden als een machine 20 met een stijf' frame kan worden beschouwd, waarbij de ondersteuning automatisch is aangepast aan de stand van de maa.i-rotors, en aan de verandering van de plaats van het zwaartepunt. Ook de ophangkonstruktie voor het transport in de driepuntsbevestiging van de trekker is aan de werkbreedte 25 verstelling aangepast doordat boven de as van de centrale maaieenheid een scharnierpunt van de trekstangen of kabels die aan de verstelbare maaieenheden zijn bevestigd is aangebracht. De noodzakelijke maaihoogteverstelling wordt verkregen door een verst elmogelijkheid van de afstand tussen 30 de messen van de maairotors en de steunschotels.

Het is duidelijk dat met bovenomschreven konstruktieve maatregelen volgens de uitvinding de nadelen van de bekende in werkbreedte verstelbare cirkelmaaiers geheel zijn ondervangen.

35 De inrichting volgens de uitvinding wordt aan de hand van de figuren nader omschreven.

790 5 0 05 3

Fig. 1 is een bovenaanzicht van een cirkelmaaier met variabele werkbreedte in de stand met de grootste werk-breedte. De gestippelde stand van de verstelbare maaieenheden geeft de stand met de kleinste werkbreedte aan.

5 Fig. 2 is een vertikale doorsnede van de inrichting over de lijn I-I.

Fig. 3 is een vergroting van bet omcirkelde detail van fig. 2.

Fig. 4 is een zijaanzicht van de inrichting in 10 transportstand achter de trekker.

Ih fig. 1 is de cirkelmaaier 10 d.m.v. een driepunts-bevestiging met de trekstangen 11 en de topstang 43 aan een slechts voor een deel getekende trekker 12 gekoppeld.

De cirkelmaaier 10 is opgebouwd uit 3 maaieenheden 13» 14 15 en 15 waarbij de eenheden 14 en 15 symmetrisch t.o.v. elkaar schamierbaar om de vertikale as 16 zijn gekoppeld aan de centrale maaieenheid 13* De rijrichting van de cirkelmaaier is volgens de pijl 17 en in de stand met de grootste werkbreedte 18 getekend waarbij de snijcirkels van de maai-20 rotors in de rijrichting 17 elkaar nog juist overlappen.

Door de maairotors 14 en 15 over een hoek volgens pijl 19 te verstellen naar de gestippeld getekende stand 20 wordt de werkbreedte 21 verkregen. De aandrijving van de maairotors geschiedt vanaf de trekkeraftakas 22 via een niet 25 getekende aftaktussenas naar de tandwielkast 23 waarin met behulp van konische tandwielen een vertikale as 16 wordt aangedreven waaraan de maairotor 24 (fig. 2) van de maaieenheid 13 is bevestigd.

In fig. 2 is te zien dat daarop eveneens de V-30 snaarschijven 25 en 26 zijn aangebracht die via V-snaren (alleen snaar 27 is zichtbaar voor aandrijving van de V-snaarschijf 28 van de maairotor 29 van de maaieenheid 15) de maairotors van de verstelbare maaieenheden 14 en 15 aandrijven. Den framebalk 30 die aan één kant vast op de 35 maaieenheid 15 is bevestigd heeft aan de andere kant een ring 31 draaibaar om een bus 32, welke bus 32 koncentrisch 790 5 0 05 Γ ' 4 met de vertikale as 16 vast op de centrale maaieenheid 13 is aangebracht. Boven de ring 31 is een tweede ring 33 te zien, eveneens draaibaar om de bus 32 die vastzit aan eenzelfde niet getekende framebalk van de maaieenheid 14* Beide maai-5 eenheden 14 en 15 zijn op deze wijze voor verstelling van de werkbreedte draaibaar bevestigd aan de centrale maaieenheid 13) waarbij tijdens deze verstelling de hartafstanden van de respectievelijke maairotorassen dezelfde blijven en daarmede ook de spanning van de V-snaren. Om de 3 maaieenheden 13, 14 10 en 15 na elke verstelling volgens de uitvinding weer tot een stijf geheel samen te voegen is er vast op de verstelbare maaieenheden een geleideplaat aangebracht. Voor dè maaieenheid 15 is deze geleideplaat aangegeven met 34 die over een zekere breedte glijdend past in een sleufvormige opening 35 15 van een geleiderail 36 die over een deel van de omtr.ek en koncentrisch met de as 16 vast aan de maaieenheid 13 is bevestigd. In een vast in de framebalk 30 aangebrachte schroefdraadbus 37 kan een klembout 38 worden gedraaid boven de sleuf 35, zodanig dat daarmede deze sleuf enigszins wordt 20 dichtgeknepen, waardoor de geleideplaat 34 van de maaieenheid 15 in elke stand vast in de rail 36 kan worden geklemd. Daardoor zijn beide maaieenheden tot een onwrikbaar geheel t.o.v. elkaar verbonden. Na aandraaien van de klembout 38 wordt een daarop aangebrachte contramoer 39 tegen de draad-25 bus 37 gedraaid waarmede het loslopen van de klembout 38 door machinetrillingen wordt voorkomen. Voor de maaieenheid 14 is in spiegelbeeld eenzelfde niet getekende klemkon-struktie aangebracht die eveneens in de geleiderail 36 valt.

Fig. 3 is een vergroting van het omcirkelde detail van 30 fig. 2 waarin de klemkonstruktie duidelijker zichtbaar is.

In fig. 4 is.de ophanging van de cirkelmaaier aan de driepuntsbevestiging van de trekker in geheven positie te zien (zie ook fig. 1 en fig. 2). De trekstangen 11 zijn met de bouten 40 draaibaar gekoppeld aan de centrale maaieenheid 35 13. Aan de bouten 40 is eveneens een zgn. drie punt sframe 41 draaibaar gekoppeld, welk frame aan de bovenkant met een pen /90 5 0 05

Claims (3)

5 ^ 42 aan de topstang 43 van de trekker vastzit. Aan een tweede pen 44 eveneens boven in het driepuntsframe -- 41 is een ketting 45 bevestigd met aan het andere eind· een katrol 46 waarvan de as 47 samenvalt met het verlengde van 5 de vertikale as 16 van de centrale maaieenheid 13. Over het katrol 46 loopt een stalen kabel 48 die met zijn einden met ogen 49 aan de framebalken van de verstelbare maaieenheden 14 en 15 is gekoppeld. In de getekende geheven positie hangt de cirkelmaaier 10 aan de voorkant met de 10 pennen 40 aan de trekstangen 11 van de trekker 12. Via de ketting 45, het katrol 46 en de kabel 48 hangt de rest van de maaier aan de pen 44 van het driepuntsframe 41· Doordat de as 47 van het katrol 46 samenvalt met het verlengde van de centrale as 16 wordt de stand van de maaier 15 in geheven positie niet beïnvloed door de variërende breedteinstelling van de verstelbare eenheden 14 en 15. Conclusies.

1. Inrichting voor het maaien van gras ën ander soort begroeiing d.m.v. drie in V-opstelling gekoppelde maaieen-20 heden, elk bestaande uit een frame met daarin een met een vertikale as gelagerde draaiende maairotor, een z.g. cirkelmaaier, bestemd voor koppeling aan de driepunts-bevestiging van een trekker met aandrijving vanaf de af takas, waarvan de beide buitenste maaieenheden zijwaarts 25 verstelbaar zijn voor het variëren van de werkbreedte, met het kenmerk, dat de verstelling van de buitenste maaieenheden geschiedt langs een deel van een cirkelboog waarvan het middelpunt samenvalt met de as van de centrale maairotor, gekombineerd met een parallelgeleiding van de maai-30 eenheden die d.m.v. een kLemkonstruktie alle maaieenheden tesamen in elke werkstand tot een stijf geheel koppelt, waarbij de ondersteuning van de maaier plaatsvindt door onder de maairotors aangebrachte vrij draaibare steun-schotels. 790 5 0 05 ft Γ β

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat elke buitenste maateenheid verstelbaar is over een hoek van minstens 30°.

3. Inrichting volgens conclusies 1 en 2, met het 5 kenmerk, dat aan de verstelbare maaieenheden voor transport twee trekstangen of kabels zijn bevestigd die in een scharnierpunt boven de as van de centrale maaieenheid samenkomen. 780 5 0 05