NL7901022A - Inrichting voor het spoelen van bloembollen of dergelijke. - Google Patents

Description

. I— Qetrooibureau Lux v

Lx ^ * Drs.J.H.Mommaerts

Den Haag **·

Aanvrager : Pofcveer B.V·,

Avenhorn

Titel i Inrichting voor het spoelen van bloembollen of dergelijke.

Gerooide bloembollen worden dikwijls voor opslag ervan ontdaan van aangehechte grond, meegevoerde losse grondkluiten, losse stengel- en schildelen e.d., waartoe speelinrichtingen worden gebruikt· 5 Bekende inrichtingen voor dit doel omvatten een trog vormige bak met een aan een uiteinde daarin uitmondende toevoerlei-ding voor spoelwater, en een nabij het andere uiteinde daarop aansluitende afvoergoot voor de in een waterstroom meegesleepte gespoelde bollen· 10 De bollen worden, met het water.door de bak geveerd, terwijl de. bodem naar het afvoereinde een opwaarts verloop heeft om de bollen, die zwaarder zijn dan water, naar de afvoergoot te drijven· Deze afvoergoot leidt naar een zeef of rooster, waarop de bollen blijven liggen, terwijl het water en de fijnere losgemaakte 15 gronddelen door de z.eef kunnen afvloeien· De bollen worden vervolgens afgevoerd en in de lucht gedroogd·

Dergelijke inrichtingen hebben een aantal bezwaren.

Ten minste een depl van de met de bollen gemengde of daarvan losgemaakte grondkluiten, alsmede op het water drijvend afval zoals 20 stengels- en schildelen en slechte bollen, worden eveneens met de waterstroom meegesleept, en wordt eveneens door de zeef tegengehouden. Dit vertraagt het drogen van de bollen, terwijl de slechte bollen, die zuur kunnen zijn, tijdens het drogen in de nog natte toestand de goede bollen kunnen besmetten· Tenzij de bollen met de 2p hand van het afval worden gescheiden, hetgeen uiterst tijdrovend en dus kostbaar is, zal de reiniging ervan onvoldoende zijn· Een verder bezwaar is, dat een deel van de grond als bezinksel op de bodem van de bak terechtkomt, zodat de bak herhaaldelijk moet worden gereinigd. Verder vereisen dergelijke inrichtingen een krachtige jO vjaterstroom, en dus, gelet op de dwarsdoorsnede van de bak, een rondvoerpomp met grote opbrengst· Dit vereist veel toe- en ook afvoer van spoelwater, hetgeen dikwijls bezwaarlijk is, i.h.b. wanneer de speelplaats op enige afstand van een waterloop verwijderd is.

790 1 0 22 r.

2 •

De uitvinding beoogt een inrichting voor dit doel te verschaffen, die deze bezwaren niet bezit. Daartoe heeft de inrichting volgens de uitvinding als kenmerk, dat de bak ten minstenabij de bodem een in hoofdzaak V-vormige doorsnede heeft, dat de water-5 toevoerleiding nabij het smalste gedeelte van de bodem uitmondt, dat de bak tegenover de uitmonding van dezeleiding is afgesloten met een dwarswand, die een van deze uitmonding afgerichte opwaartse helling bezit, ten einde de langs de bodem gerichte waterstroom naar boven af te leiden en een achterwaarts gerichte kolkbeweging 10 daarin teweeg te brengen, waarin de door de waterstroom meegesleepte bollen worden rondgevoerd, dat de bodem van de -afvoergoot voor de bolled en waswater ongeveer ter hoogte van het bovengedeelte van de kolkstroom is gelegen, en dat nabij het andere uiteinde van de. bak een afvoergoot voor bovendrijvend afval in de bakwand uitmondt.

15 Deze inrichting heeft belangrijke voordelen in verge lijking met de bekende inrichtingen* Het bovendrijvende afval, met . inbegrip van slechte bollen, wordt nu door de achterwaartse kolk- -beweging van de bollenafvoergoot weggehouden, en wordt door een afzonderlijke afvoergoot afgevoerd· De bollen, die nu van dit afval 20 zijn gescheiden, kunnen daardoor sneller worden gedroogd en dus sneller worden verwerkt, en zullen dan niet meer door de slechte bollen worden besmet. In de kolkstroom zullen grondkluiten, die zwaarder zijn dan de bollen, worden rondgevoerd en daarbij fijn gemaakt, zodat de grond ten slotte in suspensie met de waterstroom 25 wordt meegesleept, en met de waterstroom door de zeef kan afvloeien, zodat de bollen zonder verontreinigingen kunnen worden verzameld. Doordat de waterinvoer in het smalste deel van de bak plaatsvindt, kan me't een betrekkelijk zwakke waterstroom, die juist voldoende is om de bodem schoon te houden en de kolkbeweging in stand te houden, 30 worden volstaan, daar de reining niet door de waterkracht als zodanig, doch voornamelijk door schuurwerking in de kolk tot stand wordt gebracht, zodat met veel minder water kan worden gewerkt. Bovendien wordt de bak vrijgehouden van bezinksel.

De bollenafvoergoot mondt in het bijzonder in een zij-55 wan,d van de bak uit, zodat de afvoer van de bollen uit de kolk in zijdelingse richting plaatsvindt, en de vertikale kolkbeweging 790 1 0 22 3 ' ·. . -

"V

Μ niet wordt gehinderd· Deze horizontale afvoer kan leiden tot een horizontale component van de langs het oppervlak van het water gerichte stroming, waarmede bij het aanbrengen van de afvalafvoergoot rekening moet worden gehouden· 5 De bollenafvoergoot bepaalt in hoofdzaak het normale vloeistofpeil in de bak. De afvalafvoergoot dient een zodanige diepte te hebben, dat water uit een oppervlakslaag met daarin drijvend afval kan worden afgevoerd, waarbij slechts zo veel water behoeft ‘te worden afgevoerd,als voor het afvoeren van dit afval nodig is· Het kan 10 derhalve gunstig zijn in de afvalafvoer een instelbare overloop aan te brengen, zodat dan een aanpassing aan mogelijkerwijs optredende schommelingen in het waterpeil kunnen worden uitgevoerd. De afvalafvoergoot heeft bij voorkeur een rechte bodem, ten einde de op het oppenvlak drijvende verontreinigingen doeltreffend te kunnen afvoeren· 15 De uitvinding zal in het onderstaande nader worden toegelicht aan de hand van een tekening; hierin toont: fig. 1 en 2 een boven* resp. zijaanzicht van een inrichting volgens de uitvinding; en fig· 5 een doorsnede volgens de 1-ijn III - III van fig· 20 1 en 2.

De afgebeelde inrichting omvat een bak 1 met zijwanden 2, die schuin naar een smalle bodem 3 zijn gericht. Verder omvat deze inrichting een schuine voorwand 4 en een schuineachterwand 5-Nabij de bodem 3 mondt de waterleiding 6 in de voorwand 4 uit. Nabij 25 de wand 5 sluit een boll,enafvoer goot 7 op een zijwand 2 aan, terwijl nabij de wand 4 een afvalafvoergoot 8 op deze zijwand aansluit. De goot 7 voert verder op bekende wijze naar. een niet afgebeelde zeef of rooster, waarmee de gespoelde bollen van het spoelwater kunnen worden gescheiden.

30 De leiding 6 staat in verbinding met een waterpomp, waarmede water in de bak 1 kan worden. Het waterpeil 9 bereikt dan een hoogte, die wordt bepaald door de sfvoer door de goot 7* De bodem van de goo tfligt iets onder het peil 9, ten einde op het water drijvende verontreinigingen met water uit een oppervlakslaag 10 35 'af te voeren· In de goot 8 is schematisch een instelbaar schot 11 aangeduid, waarmede de door de goot 8 afgevoerde hoeveelheid water 790 1 0 22 k τ' kan worden geregeld, en/of een aanpassing aan een ander waterpeil kan worden verkregen·

De te spoelen bollen worden boven 'de wand 4 in de bak 1 gestort, en zinken langs de wand ^ naar beneden· Nabij de bodem 5 worden de bollen dan door de uit de leiding 6 tredende waterstroom meegesleept, welke stroom door de wand 5 naar boven wordt afgebogen·

De helling van de wand 5 is hierbij zodanig gekozen, dat de waters stroom met de daarin meegesleepte bollen een kolkbeweging verkrijgt, % die schematisch bij 12 is aangeduid, in welke kolkstroom de bollen 10 worden rondgevoerd. De reeds in de waterstroom aanwezige dan wel van de bollen losgemaakte grond-kluiten zijn zwaarder dan water, terwijl de van de grond ontdane bollen lichter worden en meer naar boven worden gedreven* Deze bollen worden ten slotte met een waterstroom zijdelings naar de goot 7 afgevoerd.. De achterblijvende 15 grondkluiten worden in de kolkstroom 12 geleidelijk fijngemaakt, en worden ten slotte eveneens met de waterstroom door de goot 7 afge voerd.

De bollen, die in de bak.worden gestort, zijn verder gemengd met los afval, zoals bijv. stengels en schillen, welk afval 20 op het water gaat drijven, hetgeen ook het geval is met slechte bollen. Door de kolkbeweging 12 ontstaat een naar de afvoer 8 gerichte stroming in de oppervlakslaag 10, waardoor deze drijvende delen naar de goot 8 worden gedreven, en tenslotte door deze goot 8 worden sfëevoerd.

25 Doordat de waterstroom uit de leiding 6 langs een smal le bodem 3 is gericht, zal zich mogelijkerwijs op de bodem afzettend bezinksel weer worden meegesleept, en ten slotte door de goot 7 worden afgevoerd· De grotere kluiten zullen niet met de bollen in de goot 7 terechtkomen, doch in de kolk 12 worden fijngemaakt, en 30 pas daarna in suspensie met het water worden afgevoerd. De bak 1 blijft dus schoon, terwijl met de te drogen bollen geen gronddelen meer zullen worden meegevoerd, daar deze met het water door de seheidingszeef zullen afvloeien. De bollen worden in de bak 1 doeltreffend van het losse afval gescheiden, dat dan afzonderlijk door 35 de goot 8 wordt afgevoerd. De bollen zullen derhalve sneller drogen, en zullen daarbij niet door slechte bollen kunnen worden besmet,.

790 1 0 22 - 5

De in het voorgaande beschreven inrichting is uiterst . eenvoudig van opbouw, en omvat geen bewegende delen, die afzonderlijk moeten worden aangedreven. Terwijl bij de bekende inrichtingen soms met van inwendige schroefribben voorziene draaiende trora-5 mels en/of transportbanden voor het afvoeren van grondkluiten wordt gewerkt om de reinigingswerking te verbeteren, geschiedt bij de inrichting volgens de uitvinding de reiniging geheel door de waterstroom, waardoor een aanmerkelijke vereenvoudiging wordt verkregen, en storingen worden vermeden. Doordat de waterstroom nabij de smalle 10 bodem is verdicht, kan met minder water worden gewerkt, en dus ook met kleinere pompen, terwijl het toe- en afvoeren van het water minder moeilijkheden zal geven. De afscheiding van verontreinigingen en slechte bóllen vereist geen ingrijpen met de hand.

De afvoergoot 7 wordt, zoals afgebeeld, bij voorkeur 15 in een zijwand 2 aangebracht, daar dan de kolkbeweging 12 het minst wordt gehinderd. De afvoergoot 8 wordt bij voorkeur eveneens in een zijwand aangebracht, en wel in een punt, waar de toevoer van de te reinigen bollen geen storende invloed op de afvoer heeft. Deze goot kan daarbij ook in de tegenoverliggende zijwand worden aan-20 gebracht, hetgeén afhangt van de richting, die de door de kolk 12 veroorzaakte oppervlaksstroom heeft, welke richting met de zijdelingse afvoer van water door de goot 7 kan worden beïnvloed. Het kan gunstig zijn de goot 8 met een in hoofdzaak vlakke bodem uit te voeren, daar dit de afvoer van langere stengeldelen e.d. verge-25 makkelijkt.

De wanden van de afgebeelde bak zijn in hcofdzaak vlak, hetgeen bij het vervaardigen ervan uit metaalplaat door buigen en lassen de voorkeur verdient. Het zal echter duidelijk zijn, dat ook gebogen wanddelen mogelijk zijn, en dat de bak 1 niet over 50 de gehele hoogte een V-vormige doorsnede behoeft te hebben, daar dit in de eerste plaats alleen nabij de bodem 3 nodig is.

Het kan soms gunstig zijn, wanneez* zeer veel grond-delen met de bollen zijn gemengd, een kluitenafvoerband nabij de bodem van de bak op te stellen, zoals dit bij bekende inrichtingen 35 gebruikelijk is.

.

790 1 0 22

Claims (4)

6 -r Conclusiese

1. Inrichting voor het spoelen van bloembollen of dergelijke, omvattende een trogvormige bak met een aan een uiteinde daarin uitraon-jdende toevoerleiding voor waswater, en een nabij het andere uiteinde daarop aansluitende afvoergoot voor in een waterstroom meege- 5 sleepte gespoelde bollen, met het kenmerk, dat de bak ten minste nabij de bodem een in hoofdzaak V-vormige doorsnede heeft, dat de watertoevoerleiding nabij het smalste gedeelte van de bodem i uitmondt, dat de bak tegenover de uitmonding van deze leiding is afgesloten met een dwarswand, die een van deze uitmonding afgerich-10 te opwaartse helling bezit, ten einde de langs de bodem gerichte waterstroom naar boven af te leiden, en een achterwaarts gerichte kolkbeweging daarin teweeg -te brengen, waarin de door de waterstroom meegesleepte bollen kunnen worden rondgevoerd, dat de bodem van de afvoergoot voor' de bollen en het waswater ongeveer ter hoogte van 15 het bovengedeelte van de kolkstroom is gelegen, en dat nabij het andere uiteinde van de bak een afvoergoot voor bovendrijvend afval in de bakwand uitmondt.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de bollenafvoergoot in een zijwand van de bak nabij de hellende dwars- 20 wand uitmondt.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de afvalaf.voergoot van een instelbare overloop is voorzien.

4» Inrichting volgens een van de conclusies 1..,3, met het kenmerk, dat de afvalaf.voergoot een vlakke bodem heeft. Jl · 't « 79 0 1 0 22