NL1005759C2 - Werkwijze voor het verwijderen van onreinheden uit groenten, fruit en dergelijke en inrichting die deze werkwijze toepast. - Google Patents

Description

- 1 -

Werkwijze voor het verwijderen van onreinheden uit groenten, fruit en dergelijke en inrichting die deze werkwijze toepast.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het 5 verwijderen van onreinheden uit groenten, fruit en dergelijke.

Deze werkwijze volgens de uitvinding wordt vooral toegepast bij het kuisen van groenten, fruit en dergelijke, meer in het bijzonder voor het verwijderen van afvalstoffen, meer 10 speciaal nog voorwerpen die niet tot het eindprodukt behoren zoals bladeren, stengels en dergelijke, in het algemeen voor het afscheiden van lichte delen van zwaardere en meer bijzonder nog voor het afscheiden door middel van een vloeistof van delen die in zulke vloeistof drijven, ^5 respektievelijk zinken.

De tot op heden bekende werkwijzen voor het verwijderen van onreinheden bij groenten, fruit en dergelijke zijn slechts van toepassing voor bepaalde soorten groenten, fruit en dergelijke.

20 Dikwijls zijn bij deze bekende werkwijzen een aantal handelingen nodig waardoor het verwijderen van de voornoemde onreinheden weinig efficiënt verloopt.

De uitvinding heeft als doel een werkwijze voor het verwijderen van onreinheden uit een hoeveelheid producten, 25 daardoor gekenmerkt dat de afscheiding van de delen met een verschillend gewicht bekomen wordt door de te reinigen produkten in een vloeistofbad aan te brengen waardoor een natuurlijke afscheiding wordt bekomen doordat de lichter 1005759 > 4 · r - 2 - delen drijven en de zwaardere zinken en het, enerzijds, en, anderzijds, afzonderlijk afvoeren van de afgescheiden delen.

Met deze werkwijze kunnen onreinheden bij groenten en dergelijke doeltreffend verwijderd worden, waarbij deze 5 groenten of dergelijke ofwel zwaarder zijn dan de onreinheden, zoals bijvoorbeeld bij het verwijderen van bladeren, stengels, enz. bij wortels, aardappelen en dergelijke, ofwel lichter zijn dan de onreinheden, zoals bijvoorbeeld bij het verwijderen van stenen, slakken, 10 muizen, wormen en dergelijke bij spinazie.

De huidige uitvinding heeft tevens een inrichting als voorwerp die de voornoemde werkwijze toepast en die minstens bestaat uit een recipiënt die gevuld is met vloeistof; een toevoerinrichting die toelaat de te reinigen 15 produkten in de recipiënt te brengen; in één zijde van de recipiënt een uitlaat die uitgeeft boven een afvoerinrichting en onderaan de recipiënt een afvoerbuis die uitgeeft boven een tweede afvoerinrichting.

Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te 20 tonen is hierna een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een inrichting die de werkwijze volgens de uitvinding toepast, beschreven met verwijzing naar de bijgaande tekeningen waarin: figuur 1 schematisch een langsgerichte verticale 25 doorsnede weergeeft van een inrichting volgens de uitvinding; figuur 2 een zicht weergeeft volgens pijl F2 in figuur 1.

100575» - 3 -

De werkwijze volgens de uitvinding is bedoeld om uit een hoeveelheid produkten de onreinheden af te scheiden en te verwijderen.

Tot dit doel wordt de hoeveelheid produkten in een met 5 vloeistof, bijvoorbeeld water, gevulde recipiënt gebracht, waarin automatisch een afscheiding wordt bekomen van lichte delen die blijven drijven en zwaardere delen die zinken.

Zulke werkwijze zal er voor zorgen dat de bovendrijvende delen naar een uitsparing in de wand van de voornoemde 10 recipiënt worden bewogen om aldaar verwijderd te worden, terwijl de gezonken zwaardere delen door middel van een geschikte stuwkracht uit dit recipiënt worden verwijderd.

Een inrichting die de hiervoor beschreven werkwijze volgens de uitvinding toepast bestaat minstens uit een gestel 1 15 waarop een konisch recipiënt 2 is bevestigd, waarbij in dit laatste een aanvoerinrichting 3 voor te zuiveren produkten uitgeeft, en waarbij deze aanvoerinrichting 3 kan gevormd worden door een transportband, goot, trilplaat of dergelijke.

2q In de konische recipiënt 2 is een roerder 4 voorzien waarvan het onderste gedeelte 5 konisch is uitgevoerd, terwijl het bovenste gedeelte 6 nokvormig is uitgevoerd.

De roerder 4 is bevestigd op een as 7 die geschikt gelagerd is in een behuizing 8 die wordt vastgehouden door radiaal 25 gerichte steunen 9. De as 7 kan worden aangedreven door een motor 10.

In de zijwand van de recipiënt 2 is bovenaan een uitlaat 11 voorzien die uitgeeft op een afvoerinrichting 12 die kan 1005759 - 4 - gevormd worden door een triltafel, een opvangbak, goot, transportband of dergelijke.

Ter plaatse van de uit laat 11 is in de recipiënt 2 een vertikaal opgestelde plaat 13 voorzien die tegen de 5 draaizin van roerder 4 in, schuin is opgesteld.

Onder de voornoemde afvoerinrichting 12 is een trechter 14 opgesteld die onderaan, door middel van een leiding 15 in verbinding staat met een vloeistofvergaarbak 16.

De konische recipiënt 2 is onderaan verbonden met een 10 opwaarts gerichte buis 17 die bij voorkeur evenwijdig loopt met de zijwand van de recipiënt 2, waarbij deze buis 17 bovenaan een horizontaal gedeelte 18 vertoont dat is opgesteld op de normale hoogte van de vloeistofspiegel in de recipiënt 2 en waarbij in dit horizontaal gedeelte 18 15 een klep 19 is voorzien, bijvoorbeeld in de vorm van een plaat, die onder een bepaalde helling kan ingesteld worden.

Het horizontaal gedeelte 18 van de buis 17 geeft uit op een afvoerinrichting 20 die kan gevormd worden door een trilplaat, goot, transportband of dergelijke, waarbij onder 2q deze afvoerinrichting 20 de voornoemde recipiënt 16 is geplaatst.

Onderaan is op deze recipiënt 16 een leiding 21 aangesloten waarin een pomp 22 is geplaatst, waarbij de afvoerzijde van deze laatste voorzien is van een leiding 23 die uitgeeft in 25 de recipiënt 2, meer speciaal ter plaatse van de voornoemde stijgbuis 17.

De werking van de hiervoor beschreven inrichting is zeer eenvoudig en als volgt.

1005759 - 5 -

Via de aanvoerinrichting 3 wordt een hoeveelheid te reinigen produkten in de met vloeistof gevulde recipiënt 2 gebracht.

Hierbij zullen lichte delen in de vloeistof blijven 5 drijven, terwijl zwaardere delen naar de bodem van de recipiënt 2 zullen zinken.

Wanneer, nadat de voornoemde produkten in de recipiënt 2 zijn aangebracht, de roerder 4 door middel van de motor 10 wordt aangedreven, zal 'in de vloeistof een zodanige 10 turbulentie veroorzaakt worden dat de drijvende lichte drijvende delen via de plaat 13 gedwongen worden om langs de uitlaat 11 de recipiënt 2 te verlaten en aldus terecht te komen op de afvoerinrichting 12.

Aangezien de vloeistofspiegel in de recipiënt 2 enigzins 15 hoger is gelegen dan de bodem van de uitlaat 11 zal, samen met de afgevoerde drijvende delen tevens een geringe hoeveelheid vloeistof op de afvoerinrichting 12 terecht komen.

Deze vloeistof wordt opgevangen in de trechter 14 en vloeit 20 via de buis 15 automatisch naar de recipiënt 16.

In een andere uitvoeringsvorm kan in de leiding 15 een pomp worden voorzien, terwijl in nog een andere uitvoeringsvorm de leiding 15 kan uitgeven in de recipiënt 2 met in deze leiding eveneens een pomp.

25 De zwaardere delen die naar de bodem van de recipiënt 2 zijn gezonken zullen, onder invloed van de stuwkracht van de waterstroom, verkregen door de pomp 22, in de buis 17 worden opgevoerd om via het horizontaal gedeelte 18 van deze buis, terecht te komen op de afvoerinrichting 20.

1005759 - 6 -

Door het instellen van de pomp 22 kan de stuwkracht in de leiding 23, respektievelijk in de buis 17, geregeld worden afhankelijk van de zwaarte en/of grootte van de produkten die zich op de bodem van de recipiënt 2 bevinden.

5 Het is duidelijk dat de pomp 22 doorlopend een hoeveelheid vloeistof uit de recipiënt 16 wegpompt waarbij deze hoeveelheid vloeistof via de buis 17-18 op de afvoerinrichting 20 terecht komt en aldus opnieuw naar de recipiënt 16 vloeit.

10 De klep 19 die zich in het horizontaal gedeelte 18 van de buis 17 bevindt, zal zodanig kunnen ingesteld worden dat het waterpeil in de recipiënt 2 kan verhogen, respektieve-lijk verlagen, en er aldus minder of meer water de uitlaat 11 verlaat.

15 De produkten die volgens de uitvinding behandeld worden zullen in het algemeen bestaan uit groenten zoals wortelen, erwten en dergelijke die als het ware het eindprodukt vormen dat moet afgeleverd worden aan de afvoerinrichting 20 en waarvan de lichtere onreinheden zoals bladeren, loof, 20 loofhout, stengels en dergelijke worden afgescheiden en afgeleverd worden aan de afvoerinrichting 12.

Wanneer produkten zouden gereinigd worden waarvan het eindprodukt lichter is dan de afvalprodukten, zoals bijvoorbeeld spinazie, zullen de lichtere produkten, in dit 25 geval de spinazie, afgeleverd worden aan de afvoerin richting 12, terwijl de afvalprodukten zoals aarde, zand, steentjes en dergelijke zullen afgeleverd worden aan de afvoerinrichting 20.

De huidige uitvinding is geenzins beperkt tot de hiervoor 30 beschreven en in de bijgaande tekeningen weergegeven 1005759 - 7 - uitvoeringsvorm, doch de werkwijze volgens de uitvinding en de inrichting die deze werkwijze toepast kunnen in allerlei varianten, vormen en afmetingen worden toegepast, respektievelijk verwezenlijkt, zonder buiten het kader der 5 uitvinding te treden.

T 0 0 5 7 5 9

Claims (11)

1. Werkwijze voor het verwijderen van onreinheden uit groenten, fruit en dergelijke en inrichting die deze werkwijze toepast, daardoor gekenmerkt dat de afscheiding 5 van de delen met een verschillend gewicht bekomen wordt door de te reinigen produkten in een vloeistofbad aan te brengen waardoor een natuurlijke afscheiding wordt bekomen doordat de lichtere delen drijven en de zwaardere zinken en het enerzijds en anderzijds afzonderlijk afvoeren van de 10 afgescheiden delen.

2. Inrichting die de werkwijze volgens conclusie 1 toepast, daardoor gekenmerkt dat zij minstens bestaat uit een recipiënt (2) die gevuld is met vloeistof; een toevoerinrichting (3) die toelaat de te reinigen produkten 15 in de recipiënt (2) te brengen; in één zijde van de recipiënt (2) een uitlaat (11) die uitgeeft boven een afvoerinrichting (12) en onderaan de recipiënt (2) een afvoerbuis (17-18) die uitgeeft boven een tweede afvoerinrichting (20). 20 3.- Inrichting volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat onder de afvoerinrichting (20) een vloeistofrecipiënt (16) is voorzien waaruit een leiding (21) vertrekt waarin een pomp (22) is opgenomen en waarbij de afvoerzijde van deze laatste via een leiding (23) uitgeeft in het onderuiteinde 25 van de voornoemde afvoerbuis (17-18).

4.- Inrichting volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat onder de afvoerinrichting (12) een trechter (14) is voorzien die, via een leiding (15), uitgeeft in de recipiënt (16). 1005759 - 9 -

5. Inrichting volgens conclusie 3, daardor gekenmerktdat de leiding (23) zodanig uitgeeft in de buis (17) dat de uitstroomopening gelegen is in het verlengde van deze buis.

6. Inrichting volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat 5 de vloeistofspiegel in de recipiënt (2) enigzins hoger ligt dan de onderrand van de uitlaat (11), respektievelijk van het horizontaal deel (18) van de buis (17).

7. Inrichting volgens één van de conclusies 2 tot 6, daardoor gekenmerkt dat in de recipiënt (2) een roerder (4) 10 is voorzien die wordt aangedreven door middel van een motor (10).

8. Inrichting volgens conclusie 7, daardoor gekenmerkt dat de as (7) van de roerder (4) is opgehangen in de recipiënt (2) door middel van een lagering of behuizing (8) die 15 bevestigd is aan radiale steunen (9).

9. Inrichting volgens één van de conclusies 2 tot 8, daardoor gekenmerkt dat de recipiënt (2) konisch is uitgevoerd waarbij de buis (17) vertrekt vanuit de omlaag gerichte top van de kegel. 2o 10.- Inrichting volgens één van de conclusies 2 tot 9, daardoor gekenmerkt dat in het horizontaal gedeelte (18) van de buis (17) een klep (19) is voorzien.

11.- Inrichting volgens één van de conclusies 2 tot 10, daardoor gekenmerkt dat in de recipiënt (2) naast de 25 uitlaat (11) een vertikale plaat (13) is voorzien die schuin is opgesteld tegengesteld aan de draaizin van de roerder (4). 1005759 - 10 -

12. Inrichting volgens één van de conclusies 2 tot 11, daardoor gekenmerkt dat de roerder (4) een onderste konisch gedeelte (5) bezit en een bovenste nokvormig gedeelte (6).

13. Inrichting volgens conclusie 12, daardoor gekenmerkt 5 dat het nokvormig gedeelte (6) een nagenoeg driehoekige vorm vertoont waarbij de toppen van deze driehoekigevorm zodanig geplaatst zijn dat, bij verdraaien van de roerder (4), deze toppen vlak voorbij de plaat (13) passeren. 1005759