NL7900351A - Inrichting voor het opnemen en/of weergeven van sig- nalen. - Google Patents

Description

♦ PHN 9329 N.V. Philips1 Gloeilampenfabrieken te Eindhoven.

Inrichting voor het opnemen en/of weergeven van signalen.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het opnemen en/of weergeven van signalen op een bandvormige magnetische registratiedrager omvattende een koppentrommel met een in een vlak normaal op 5 de as van de koppentrommel gelegen spleet, waarbij de bandvormige registratiedrager schroeflijnvormig over althans een gedeelte van de omtrek van de trommel om' de trommel geslagen kan worden, en een roteerbare koppendrager binnen die trommel, waarop, in het vlak waarin 10 genoemde spleet is gelegen, koppen zijn aangebracht, zodanig, dat deze via de genoemde spleet magnetisch contact met de registratiedrager kunnen maken.

Dergelijke inrichtingen met twee koppen worden veelvuldig toegepast voor het opnemen en 15 weergeven van videosignalen. Daarbij wordt de bandvormige registratiedrager over 180° om de koppentrommel geslagen.

Voor minirecorders, die vooral gewenst zijn bij draagbare videoregistratieapparatuur is het 20 wenselijk om de afmetingen zo klein mogelijk te houden.

Hierbij is vooral de noodzakelijke diameter van de koppentrommel een beperkende factor.

Bij bijvoorbeeld gelijkblijvende spoorbreedte en bandsnelheid kan de trommeldiameter 25 nagenoeg gehalveerd worden indien in plaats van twee koppen één kop met een bandomleghoek van 3^0° toegepast wordt. Hierbij zijn twee omslagmethoden bekend: de zogenaamde alpha-omslag en de zogenaamde omega-omslag.

De alpha-omslag heeft echter als nadeel dat er op de 30 band geen ruimte is voor een synchronisatie- en/of 790 03 5 1 2 ί .

ΡΗΝ 9329 audiospoor in de lengterichting van de band en de omega-omslag heeft als nadeel dat de band niet vol over 3^0° om de trommel geslagen kan worden zodat de door de roterende kop per omwenteling uitgelezen videosignalen 5 een onderbreking vertonen. De genoemde tweekopsinrichting vertoont deze nadelen niet. Echter de verdubbeling van het aantal koppen leidt daarbij tot een verdubbeling van de trommeldiametero

Op het inzicht, dat een verdere 10 vergroting van het aantal koppen (drie of meer)behake tot een bandomleghoek kleiner dan 180° ook tot een bandomleg- hoek groter dan 180° en een daarmee gepaard gaande verkleining van de trommeldiameter kan leiden, zonder dat de nadelen genoemd bij de éénkopsmachine, namelijk 15 het ontbreken van ruimte voor sync-of audiosporen, of een onderbreking in het signaal, optreden, berust de uitvinding, die daartoe gekenmerkt wordt doordat op de koppendrager op onderling regelmatige afstanden n koppen, met n groter dan twee, zijn aangebracht en dat de 20 inrichting is ingericht voor het aanbrengen van de band over tenminste —— x 360° van de trommelomtrek met een n 1 zodanige spoed dat althans -™ x 360 van de spleetomtrek door de registratiedrager wordt bedekt.

Ten behoeve van het opnemen van signalen 25 kan de inrichting volgens de uitvinding nader gekenmerkt worden door een signaalingang, eerste schakelmiddelen voor het synchroon met de rotatie van de koppendrager op cyclisch permuterende wijze achtereenvolgens verbinden van die signaalingang met de koppen, waarbij in een 30 volgorde overeenstemmend met de rotatierichting van de koppendrager de n koppen achtereenvolgens gedurende II 1 deel van een omwenteling van de koppendrager met die signaalingang verbonden zijn.

Ten behoeve van weergave van opgenomen 35 signalen kan de inrichting nader gekenmerkt worden door een signaaluitgang en schakelmiddelen voor het synchroon 790 0 3 5 1 t PHN 9329 met de rotatie van de koppendrager op cyclisch.

permuterende wijze achtereenvolgens verbinden van die signaaluitgang met de koppen, waarbij in een richting over ëenstemmend met . de rotatierichting van de koppendrager ix 1 5 de n koppen achtereenvolgens gedurence —deel van een omwenteling van die koppendrager met die signaaluitgang verbonden zijn.

De inrichting volgens de uitvinding heeft als belangrijk bijkomend voordeel dat er steeds 10 tenminste twee koppen via de spleet in kontakt zijn met de registratiedrager, zodat ”monitoring” oftewel het direct weergeven van opgenomen signalen tijdens opname mogelijk is. Hiertoe wordt de inrichting volgens de uitvinding, ingericht voor het opnemen van signalen, 15 gekenmerkt door een signaaluitgang en tweede schakelmiddelen voor het verbinden van de koppen met die signaaluitgang, zodanig, dat steeds een met de registratiedrager magnetisch kontakt makende en niet gelijktijdig met de signaalingang verbonden zijnde kop 20 met de signaaluitgang is verbonden.

Een voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding met de mogelijkheid van weergave tijdens opname kan nader worden gekenmerkt, doordat middelen voor het bedienen van de tweede schakel-,25 middelen synchroon met de rotatie van de koppendrager en met de eerste schakelmiddelen zodanig dat een verbinding van de signaaluitgang met telkens een kop via die tweede schakelmiddelen steeds één omwenteling van de koppendrager naijlt op de verbinding van die kop via de 30 eerste schakelmiddelen met de sgnaalingang.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin

Figuur 1 schematisch een aanzicht van een inrichting volgens de uitvinding met vier koppen 35 in perspektief toont,

Figuur 2 een schematisch weergegeven 790 03 51 h ΡΗΝ 9329 bovenaanzicht van. de inrichting volgens Figuur 1 toont,

Fig. 3 een uitslag van de trommel van de inrichting volgens Figuren 1 en 2 met daarop een band toont, 3 Figuur k een diagram dat de volgorde van bekrachtiging van de koppen van de inrichting volgens Figuren 1 en 2 voor opname (bovenste balk) en voor simultane weergave (onderste balk) toont als functie van de koppenstand P uitgedrukt in graden en 10 Figuur 5 schematisch een schakeling voor het opneraen en/of weergeven van signalen met de inrichting volgens Figuren 1 en 2 toont.

o

De inrichting volgens Figuur 1 en 2 omvat een koppentrommel 5 waarin een spleet 6 is aange-15 bracht. Binnen die trommel 5 bevindt zich een roterende koppendrager 7 met daarop aangebracht vier koppen 1, 2, 3 en k. Eennagneetband 27 is over meer dan 270° om de trommel geslagen en wordt geleid door geleiderrollen 8 en 9· De band 27 wordt in de pijlrichting van een 20 afwikkelhaspel 10 afgewikkeld en na rond de koppentrommel geleid te zijn op een opwikkelhaspel 11 gewikkeld. De koppendrager 7 kan bijvoorbeeld in de met de pijl aangeduide richting roteren.

Worden zoals getoond vier koppen 25 gebruikt met.een bandomleghoek'van tenminste 270°, dan kannen aaneensluitende sporen op de band beschreven worden door op een juiste wijze achtereenvolgens de koppen over 270° van een omwenteling van de koppendrager 7 te bekrachtigen. De spoed van de bandomleg bepaalt dan mede 30 de spoorlengte. Figuur 3 verduidelijkt dit.

Figuur 3 toont een uitslag van trommel 5. met spleet 6 waarover de band 27 is gelegen. De band 27 bedekt tenminste j/k van de spleet 6. Daarvoor is nodig dat de bandomleghoek tenminste 270° bedraagt.

35 Wordt de spleet 6 over meer dan 270° bedekt, terwijl de koppen over 270° bekrachtigd worden, dan blijft er op 790 0 3 5 1 •»x 5 PHN 9329 de band ruimte (in Figuur 3 met 12 aangeduid) over voor een longitudinaal synchronisatie- en/of audiospoor.

Figuur 4 toont de bekrachtigingsvolgorde van de koppen 1 tot en met 4, waarbij de koppositie P 5 in graden vanaf de in Figuur 2 getoonde positie in de richting van de pijl 25 is uitgedrukt. Bij P=45° vangt kop 1 aan met het schrijven van signaal. Bij P=315° (270° verder) begint kop 2 te schrijven enzovoorts op cyclisch permuterende wijze. In drie omwentelingen van de 10 koppendrager 7 worden daarbij vier opeenvolgende sporen op band 27 beschreven.

Voor het simultaan weergeven van opgetekende signalen toont de onderste balk van Figuur 4 een gunstig bekrachtigingsschema waarbij elke kop over 15 270° uitleest en steeds die welke in kontakt met de band staande en het dichtst op de schrijvende kop volgt voor het weergeven van de opgetekende signalen gebruikt wordt.

Bij P=135° begint daarbij kop 4 met lezen. 270° Graden verder bij P=405° begint kop 1 met lezen enzovoorts op 20 cyclisch permuterende wijze. Een kop begint dus steeds met een leesperiode 36Ο0 oftewel één omwenteling van de koppendrager 7 nadat diezelfde kop met een schrijfperiode was begonnen.

Zonder een vorm van spoorvolging beweegt 25 bij ’’monitoring" de lezende kop zich niet precies over het laatst geschreven spoor maar slechts over een gedeelte van dat spoor (bij de getoonde vierkopsinrichting over 3/4 van dat spoor). Dit is minder bezwaarlijk omdat het andere gedeelte van die kop over een nog niet beschreven 30 gedeelte van de band beweegt.

Figuur 5 toont in schakeling voor het opnemen en/of weergeven van signalen met de inrichting volgens Figuren 1 en 2. Deze omvat een signaalingang 13 verbonden met een signaalversterker 14, waarin ook andere 35 funkties zoals de fm modulatie ondergebracht kunnen zijn.

De uitgang van versterker 14 voert via een schakelaar 15, 790 03 51 ♦ 6 PHN 9329 die tijdens opname gesloten is, naar een schakelaar 16 die op cyclisch permuterende wijze in een volgorde die aan de hand van Figuur 4 beschreven is, het signaal achtereenvolgens via bijvoorbeeld sleepringen 17 of 5 roterende transformatoren toevoert aan de koppen 1, 2 3 en 4. Schakelaar 16 is hier als mechanische schakelaar weergegeven maar zal in de praktijk meestal als electronische schakelaar zijn uitgevoerd.

De koppen 1, 2, 3 ön 4 zijn voor weergave 10 verbonden met een schakelaar 18 die op cyclisch permuterende wijze de koppen 1, 2, 3 on k via een schakelaar 19 verbindt met de ingang van een leesversterker 20, die een uitgang 21 heeft. Schakelaa-r 18 die electronisch uitgevoerd kan zijn verbindt in de aan de hand van 13 figuur 4 beschreven volgorde de koppen 1, 2, 3 en 4 met de leesversterker 20. Bij weergave tijdens opname ijlt schakelaar één omwenteling van de koppendrager 7 (=360°) na op schakelaar 16, waarbij één stap van de schakelaar overeenkomt met 270°. Schakelaars 16 en 18 20 worden hiertoe bediend door een schakelgenerator 22 die bijvoorbeeld door een met de as van de koppendrager 7 gekoppelde tachogenerator 23 gesynchroniseerd wordt.

Voor de bediening van schakelaars 15 en 19 kan een bedieningsschakeling 24 aanwezig zijn. Bij een 25 toestand aan te duiden met "opname" is dan schakelaar 15 gesloten, bij de toestand "monitor" is dan tijdens opname ook schakelaar 19 gesloten en bij de toestand "weergave" is schakelaar 19 gesloten en schakelaar 15 geopend.

30 Getoond is een inrichting met vier koppen.

Echter elk aantal n, met n groter dan 2 heeft een verkleining van de trommeldiameter met een faktor van ongeveer 2 ~~ ten opzichte van de tweekopsinrichting tot gevolg. De minimale bandomleghoek is daarbij gelijk 35 aan Ejp x 360°.

Bij een tweekopsinrichting is het bekend om de spleten van beide koppen onder een hoek ten 790 03 51

Claims (5)

1. Inrichting voor het opnemen en/of weergeven van signalen op een bandvormige magnetische registratfe-10 drager omvattende een koppentrommel met een in een vlak normaal op de as van de koppentrommel gelegen spleet, waarbij de bandvormige registratiedrager schroeflijn-vormig over althans een gedeelte van de omtrek van de trommel om de trommel geslagen kan worden, en een roteer-15 bare koppendrager binnen die trommel, waarop, in het vlak waarin genoemde spleet is gelegen, koppen zijn aangebracht, zodanig, dat deze via de genoemde spleet magnetisch contact met de registratiedrager kunnen maken, met het kenmerk, dat op de koppendrager op onder-20 ling regelmatige afstanden n koppen, met n groter dan twee, zijn aangebracht en dat de inrichting is ingericht voor het aanbrengen van de band over tenminste x 360° van de trommelomtrek met een zodanige spoed dat althans n^·· x 36Ο0 van de spleetomtrek door de regis tratiedrager 25 r wordt bedekt.

2. Inrichting volgens conclusie 1 gekenmerkt door een signaalingang, eerste schakelmiddelen voor het synchroon met de rotatie van de koppendrager op cyclisch permuterende wijze achtereenvolgens verbinden van die 30 signaal.ingang met de koppen, waarbij in een volgorde overeenstemmend met de rotatierichting van de koppen- n >| drager de n koppen achtereenvolgens gedurende deel van een omwenteling van de koppendrager met die signaal-ingang verbonden zijn. 35

3· Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de inrichting verder omvat een signaaluitgang 790 0 3 5 1 8 ·.' PHN 9329 en tweede schakelmiddelen voor het verbinden van de koppen met die signaaluitgang, zodanig, dat steeds een met de registratiedrager magnetisch kontakt makende en niet gelijktijdig met de signaalingang verbonden 5 zijnde kop met de signaaluitgang is verbonden.

4. Inrichting volgens conclusie 3j gekenmerkt door middelen voor het bedienen van de tweede schakelmiddelen synchroon met de rotatie van de koppendrager en met de eerste schakelmiddelen zodanig dat een verbinding 10 van de signaaluitgang met telkens een kop via die tweede schakelmiddelen steeds één omwenteling van de koppendrager naijlt op de verbinden van die kop via de eerste schakelmiddelen met de signaalingang.

5· Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt 15 door een signaaluitgang en schakelmiddelen voor het synchroon met de rotatie van de koppendrager op cyclisch permuterende wijze achtereenvolgens verbinden van die signaaluitgang met de koppen, waarbij in een richting over-eenstemmend met . de rotatierichting van de koppendrager de 20 n koppen achtereenvolgens gedurende deel van een omwenteling van de koppendrager met de signaaluitgang verbonden zijn. 790 03 5 1