NL300186A - - Google Patents

Description

Aanvragers Sibany Corporation» te Fair Lawn, lïew Jersey» TJ.S.A.

Gemachtigde; Octrooibureau Los en Stigter (ir. ÏT.A. Stigter e.a.)

Ingeroepen recht van voorrang; 8 november 1962 (Verenigde Staten van Amerika)

Korte aanduiding; Elektrisch verbindingsorgaan.

De uitvinding betreft een elektrisch verbindingsorgaan bestaande uit twee in elkaar passende, van contacten voorziene helften. ·

De uitvinding beoogt een dergelijk verbindingsorgaan te verschaffen, waarvan de veerkrachtige contactelementen over hun hele lengte worden ondersteund.

Tevens beoogt de uitvinding een dergelyk verbindingsorgaan . te verschaffen, dat een bepaalde geometrische plaatsing van groepen van contactdragers heeft zodanig, dat de beide helften van het verbindingsorgaan symmetrisch kunnen worden uitgevoerd.

Het elektrische verbindingsorgaan volgens de uitvinding heeft het kenmerk, dat de ene orgaanhelft tenminste één contactdrager met tenminste drie 2ijden heeft, waarbij in elk zijvlak een daarin verzonken contactstrip met een buiten dit vlak uitstekend contactdeel en met een voor de verbinding met een bedrading dienend aansluitdeel is aangebracht, terwijl de andere orgaanhelft is. voorzien van. tenmin-» ste één met de vorm van de genoemde contactdrager corresponderende holte, dié deze contactdrager kan opnemen en in de wanden waarvan tenminste één althans ten dele hui ten het wandvlak uitstekende contact- .. -' strip is opgenomen, die mët een corresponderende contactstrip van de in de holte gestoken contactdrager contact kan maken. By voorkeur ‘ heeft daarbij volgens de uitvinding elke orgaanhelft een aantal van dergelijke opstaande contactdragers met in de zijvlakken daarvan vastgehouden, in de langsrichting lopende contactstrippen, waarbij de hoekdelen van aangrenzende contactdragers van een orgaanhelft op elkaar aansluiten resp. zijn verbonden, zodanig, dat deze dragers een aantal holten insluiten, die de contactdragers van de andere orgaanhelft kunnen opnemen om de contactstrippen van de dragers der beide orgaanhelften. elektrisch met elkaar te verbinden. In dit geval heeft’. dus niet, zoals gebruikelijk, de ene helft van het verbindingsorgaan . alleen uitstekende delen en de andere helft deze delen opnemende holten, maar de uitstekende delen en holten zijn over de beide orgaanhelften regelmatig verdeeld. Elke orgaanhelft heeft bijvoorbeeld een aantal ópstaande pyramidevormige contactdragers, waarbij de contactstrippen in het midden en in de langsrichting van de zijvlakken van deze dragers zijn aangebracht. De dragers zelf kunnen op de wijze van een dambord of een dergelijk rasterpatroon over elke orgaanhelft zijn verdeeld, waardoor de vorm van de tussen de contactdragers van de ene orgaanhelft ingesloten holten'corresponderen met de vorm van de eveneens pyramidevormige contactdragers van de andere orgaanhelft. De beide helften van het verbindingsorgaan kunnen aldus in elkaar worden geplaatst, waarbij de zijwanden van de contactdragers van de beide helften tegen elkaar komen te liggen en de betrokken contactstrippen met elkaar in aanraking komen.

De bovenbedoelde uitvoering van het verbindingsorgaan heeft het voordeel, dat een relatief groot aantal contactstrippen in een oppervlak van bepaalde grootte kan worden ondergebracht. Voorts vindt . elke contactstrip langs een zijvlak van een pyramidevormige contact-drager een volledige ondersteuning over zijn hele lengte, hetgeen de . mogelijkheid van beschadiging van de contactstrippen bij de verbinding en losneming van de helften van het verbindingsorgaan voorkomt.

Zoals hieronder nog zal worden beschreven, kunnen de eontaot** dragers verschillende vormen hebben en op verschillende wijzen worden opgesteld, terwijl ook voor de bevestiging en montage van de contadt-strippen verschillende uitvoeringen denkbaar zijn.

In de tekening zijn enkele uitvoeringsvormen van het elektrisch verbindingsorgaan volgens de uitvinding afgebeeld.

Figuur 1 is een perspectivisch aanzicht van enkele in elkaar passende delen van het elektrische verbindingsorgaan volgens een eerste uitvoeringsvorm, welke delen bestaan uit contactdragers in de vorm van een afgeknotte pyramide van de beide orgaanhelften; figuur 2 is een bovenaanzicht van een deel van één'van de helften van het elektrische verbindingsorgaan van figuur 1; figuur 3 is een doorsnede volgens de lijn 3-3 van figuur 2$ · figuur 4 is een dergelijke doorsnede als figuur 3? waarbij echter ook een deel van de andere helft van het verbindingsorgaan is getekend? ^ figuur 5-7 tonen verschillende uitvoeringsvormen van de con-tactstrippen, die in het elektrische verbindingsorgaan kunnen worden toegepast? figuur 8 en 9 tonen respectievelijk in zijaanzicht en in bovenaanzicht van één van de contactorgaanhelften· de als de vakken van een dambord geplaatste pyramidevormige contactdragers en laten zien, dat de beide helften van het verbindingsorgaan aan elkaar gelijk zijn? figuur 10 is een schematisch aanzicht van een helft van een verbindingsorgaan, waarvan de contactdragers en .de daartussen liggende holten de vorm hebben van driezijdige pyramiden; figuur 11 toont in dwarsdoorsnede een andere uitvoeringsvorm van de contactstrippen en de wijze van montage daarvan; en figuur 12 toont een uitvoeringsvorm van een vierzijdige rechthoekige contactdrager.

Het elektrische verbindingsorgaan volgens de figuren 1-4 bestaat uit twee in elkaar passende helften 11 en 12, die elk een aantal vierzijdige contactdragers 15 resp. 13' hebben, welke aan elkaar gelijk zijn.

He contactdragers 13? 13' hebben de vorm van een vierzijdige afgeknotte pyramide en kunnen als één deel met eeij msi xsa grondplaat 14 uit een geschikte' kunststof zi^jn gevormd* De contactdragers 13» 13* ; zijn als de, velden van een /dambord· regelmatig over -de betrokken.; gyonit* plaat verdeeld opgesteld,^waarbij; 'telkens vier ooataotdragers ees: ‘holte 13a· tussen zich insluiten en in de vier hoeken van deze hólte " · · ·, • aan elkaar vastzitten* In de figuren 1 en 2 is voorts te zien, dat de vorm van de holten 1 Ja overeenkomt met de piramidevorm van-de contact-dragers Ί3, 131 van het verhindingsorgaan. Zoals in figuur 4 is te .zien kan hierdoor een contaotdrager'13* in één van .de holten 1Ja · worden opgenomen, waarbij het eindvlak van het afgeknotte deel van-elk . der contactdragers 13, IJ’ praktisch direct tegen een deel van het voorvlak van de grondplaat 14 resp. 14r aanligt* '

De pyramidevormige contactdragers 13; 131 ondersteunen elk ' tenminste één contactstrip 16 in een verdieping, die in één van de .zijden van de drager is aangebracht* Elke contactstrip heeft een bol contactdeel 16a en een aansluitdeel 16b, dat door de grondplaat 14 xi heen loopt en dient voor, de verbinding met de elektrische bedrading»

De grondplaat 14 en een contactdrager IJ, 13* zijn voor elke contact-strip voorzien van een doorlopende groef 17 .voor het insteken van deze contactstrip vanaf de aansluitzijde van de grondplaat 14» welke groef dus door de grondplaat heen loopt en zich in een zijvlak van de pyramidevormige contaotdrager voortzet. De contactstrip 16 heeft voorts een verende borgtong 16c, die iets breder is dan de diameter van het contactdeel 16a bedraagt. In het door 17a aangeduide deel van de groef 17 heeft, deze groef een voldoende breedte om bij het insteken van de contactstrip 16 door de grondplaat 14 het bolle contactdeel 16a door te laten, maar deze groefbreedte is onvoldoende om ook de bredere borgtong 160 op te nemen. Wanneer derhalve de contactstrip 16 vanaf de ’ aansluitzijde in de grondplaat 14 wordt gestoken^ wordt de borgtong 16c ongeveer in het vlak van het overige deel van de contactstrip teruggedrukt. Daar dit echter niet volledig kan gebeuren is bij 17b een extra verdieping aangebracht, die de borgtong 16c bij zijn achterwaartse buigbevreging kan opnemen» Wanneer de contactstrip .eenmaal de stand van figuur 3 heeft bereikt snapt de: borglip 16c buitenwaarts en grijpt over·dat deel van de groef, dat diende om de doorgang van het bolle contactdeel 16a mogslijk te maken, zodat in deze stand de bofg-· lip 16c een terugbeweging van de contactstrip verhindert. De groef I7 ·* · * t* .- - ‘ » · . ’ ’.*..****' .* „ t' · ' *· s eindigt onder het eindvlak van de contactdrager 13 en verhindert. daar-’ ";.· - 'door, dat de contactstrip in deze richting nog verder beweegt. :.

In figuur 4 is ook de samenwerking van de verschillende holle contactdelen 16a en 16a’ getekend, welke contaotdelen in de gesloten • stand van het •verbindingsorgaan achter elkaar grijpen en daardoor de gewenste .elektrische verbinding tot Stand brengen, terwijl tevens te · zien is, dat deze achter elkaar grijpende contactdelen de beide helften 11 en 12 van het verbindingsorgaan samenhouden. Ie bolle contactdelen 16a, 16a’ zijn daartoe op zodanige plaatsen van de contactstrip-, pen aangebracht, dat zij zich iets voorbij de halve hoogte van de contactdragers in de richting van de eindvlakken daarvan bevinden en daar de contactstrippen 16, 161 veerkrachtig zijn kunnen de betrokken bolle contactdelen langs elkaar worden gedrukt tot zij in de getekende stand achter elkaar grijpen.

Ie. figuren 5? 6 en 7 laten enkele uitvoeringsvormen van con- c tactstrippen zien, die bij de verschillende vormen van de contactdra- gers volgens de uitvinding kunnen worden toegepast. Ie contactstrip 18 van figuur 5 verschilt van de contactstrip 1β van de figuren 1-4, doordat hij een cilindrisch rond gezet contactdeel 18a inplaats van een hol contactdeel heeft. Ie‘contactstrip van figuur 6 heeft drie van dergelijke rond gezette en naast elkaar liggende contactdelen 19a, 19b, 19c en heeft voorts een vorkvormige borgtong 19d. Ie contactstrip dat 20 van figuur 7 heeft een aansluiteinde 20b, tot een gespleten klembus is gevormd voor de verbinding met een aansluitdraad. Ook de zyn aansluitdelen van de contactstrippen 18 en 19 sk enigszins anders uitgevoerd, dan het aansluiteinde van de contactstrippen 16. Het zal ' duidelijk zijn, dat de contactstrippen gemakkelijk uit de grondplaat en de contactdragers kunnen worden verwijderd door telkens de borgtong in het vlak van de strip terug te drukken en vervolgens de strip uit de groef in de grondplaat weg te trekken.

Het verbindingsorgaan volgens de uitvinding heeft het bijzondere voordeel, dat het mogelijk is om de beide helften uit te voeren met een aantal contactdragers, die als de velden van een dambord zijn gelegen, waarbij deze rasteropstelling voor beide helften gelijk is. lit betekent een aanmerkelijke besparing van de fabricagekosten. Ben uitvoeringsvorm met twee gelijke helften van een verbindingsorgaan is in de figuren. 8 en 9 afgedeeld* i)e in elkaar passende helften 22, 22’ hebben elk een rastervormige opstelling .van contactdragers 23, 23*, en wel zodanig, dat de ene helft volkomen gelijk is aan de andere* Dit betekent, dat het rasterpatroon van ópstaande pyramidedelen en daar- · tussen liggende holten op identieke wijze in elke orgaanhelft wordt herhaald; zodat de beide helften in elkaar kunnen worden gepast door · de ene helft over 180° om zijn lengteas te draaien en op de andere helft te plaatsen. Het zal duidelijk zijn, dat ook andere rasterpatro-nen, dan afgebeeld, met hetzelfde effect kunnen worden toegepast.

Het vefbindingsorgaan van de figuren 8 en 9 heeft voorts zijdelen 26, die samen met einddelen 27, 28 de contactdragers en hun respectieve contacten rondom insluiten, wanneer de beide orgaanhelften tegen elkaar zijn geplaatst. Om deze helften 22, 22r in hun elektrisch gekoppelde stand vast te zetten zyn bevestigingsbouten 29 aangebracht, die door gen orgaanhelft heen lopen en in een schroefgat van de andere orgaanhelft vastgeschroefd kunnen worden. Toorts is te zien, dat de contaetstrippen 50 alleen langs naar binnen gerichte zijden van de verschillende contactdragers 23 zijn aangebracht en zich dus alleen aan die zijden bevinden, die bij de koppeling van de beide orgaanhelf-: ten tegenover een corresponderende, eveneens van een contactstrip voorziene contactdragerzijde van. de andere helft komen te liggen.

In figuur 10 is schematisch een andere uitvoeringsvorm van . de uitvinding afgebeeld. De getekende helft 31 van het verbindingsorgaan heeft een aantal opstaande driezijdige pyramidedelen 32, die de contactdragers vormen en al dan niet afgeknot kunnen zijn. Tussen deze pyramidevormige contactdragers 32 bevinden ’zich weer holten 32a van overeenkomstige vorm, die dergelijke driezijdige pyramidevormige contactdragers van een tegenoverliggende orgaanhelft (niet afgebeeld) kunnen opnemen op analoge wijze als met de eerder besproken uitvoeringsvormen het geval is.

Bij de uitvoeringsvorm van figuur 11 heeft elke contactstrip 32 een aansluiteihde 53n, dat geheel in een grondplaat 34, waarop de contactdragers 35 zijn aangebracht, opgesloten ligt. ‘Deze aansluitein-den 33& kunnen aldus voor de montage van de contaetstrippen aan geïsoleerde draden 36 worden verbonden. Ha het·.insteken van de contact- . strippen 35 in de groeven van de grondplaat en van de contactdragers komen aldus de aansluiteinden 33a en de blanke delen van de draden $6 geheel afgedekt te liggen.

Figuur 12 toont nog een andere uitvoeringsvorm van de con-tactdrager, waarbij deze drager 37 een rechthoekige vorm heeft. In dit geval passen de contactdragers met hun opstaande zijden van twee or-gaanhelften op analoge wijze als bij de eerder beschreven uitvoeringsvormen in elkaar, waarbij echter bij het tot stand brengen van de koppeling de beide helften nauwkeuriger in de juiste stand ten opzichte van elkaar moeten worden gebracht om het invoeren van elke contact-drager in de tegenoverliggende corresponderende holte van de andere orgaanhelft mogelijk te maken. In de eerder beschreven uitvoeringsvormen zorgen de schuin staande zijwanden van de contactdragers voor de relatieve centrering van de beide orgaanhelften, zonder dat deze van te voren nauwkeurig in de juiste stand ten opzichte van elkaar behoeven te worden geplaatst. Figuur 12 toont voorts een contactstrip 38, die zowel onder als boven de grondplaat 40 een borgtong heeft. De onderste borgtong 38a verhindert een opwaartse beweging van de contactstrip 38 voorbij de getekende stand wanneer de contactstrip in de grondplaat 40 wordt gestoken. Bij deze uitvoeringsvorm kan derhalve de groef, die de contactstrip opneemt en zich vanaf de grondplaat 40 in het zijvlak van een contactdrager 37 voortzet, aan zijn boveneinde open worden gelaten, aangezien de grendeltong 38a een verdere opwaartse beweging van de contactstrip 'ónmogelijk maakt.

Het zal duidelijk zijn, dat binnen het kader van de uitvinding het verbindingsorgaan ook anders kan zijn uitgevoerd, dan hierboven aan de hand van de tekening werd beschreven. Het kan bijvoorbeeld onder bepaalde omstandigheden van voordeel zijn om een orgaanhelft zo uit te voeren, dat deze een aantal pyramidevormige of rechthoekige holten bevat, welke op onregelmatige wijze ten opzichte van elkaar zijn geplaatst. Voorts kunnen de holten verschillende afmetingen hebben, waarbij zij corresponderende afzonderlijke contactdragers kunnen opnemen, die langs hun ijwanden contactstrippen dragen voor de elektrische verbinding met langs de wanden van de verschillende holten aangebrachte contactstrippen. Een dergelijke uitvoering heeft bepaalde voordelen boven de bekende constructies, zoals bijvoorbeeld een conventionele combinatie bestaande uit een-gestel voor het opnemen van de stekereinden van een aantal e1e c tronenbui z en. Bij de uitvoering volgens de uitvinding wordt elke contactstrip van een elektrisch component, van het insteektype over zijn gehele.lengte door het betrokken vlak van een pyramidevormige of rechthoekige contact-drager ondersteund. . ·

Claims (7)

1. 2. Elektrisch verbindingsorgaan volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat elke orgaanhelft een aantal opstaande con- tactdragers met de in de zijvakken daarvan vastgehouden, in de langs-richting daarvan lopende contactstrippen heeft, waarbij de hoekdelen van aangrenzende ccntactdragers van een orgaanhelft op elkaar aansluiten resp0 zijn verbonden, zodanig, dat deze dragers een aantal holten insluiten,' die de contactdragers van de andere orgaanhelft kunnen opnemen om de contactstrippen van de dragers der beide orgaanhelften elektrisch met elkaar te verbinden.
2. 5· Elektrisch verbindingsorgaan volgens conclusie 2, m e t het kenmerk, dat de contactdragers van de beide orgaanhelften in een gelijk rasterpatroon zijn opgesteld.
3. 4· Elektrisch verbindingsorgaan volgens conclusie 1, 2 of 5, met het kenmerk, dat de contactdragers de vorm hebben van een vierzijdige afgeknotte pyramide en op een grondplaat zijn aangebracht, waarbij in de gekoppelde toestand van de orgaanhelften de afgeknotte einden van de pyramidevormige contactdragers van de ene orgaanhelft nagenoeg tegen het voorvlak van de grondplaat van de andere orgaanhelft aanliggen.
4. 5· Elektrisch verbindingsorgaan volgens conclusie 4? m e t •he.t kenmerk, dat door de grondplaat en in de zijvlakken van de contactdragers groeven zijn aangebracht, waarin de contactstrippen zijn gelegen, waarbij elke contactstrip een veerkrachtige borgtong. beeft, die buiten de strip uitsteekt en na de volledige invoering van de strip· in een groef van de grondplaat en.dragerzijwand.tegen het ; .·. voorvlak van de grondplaat aanligt.
5. 6. Elektrisch verbindingsorgaan volgens conclusie 5, a e t h e t k,e ή m e r k, dat de aansluitdelen van de contactstrippen na . de invoering daarvan in een orgaanhelft geheel in de grondplaat opgesloten liggen. .
6. 7· Elektrisch verbindingsorgaan volgens conclusie 5 of 6, m e t h e t k e n m e .r k, dat de borgtong breder is, dan het aan dezelfde zijde van de contactstrip uitstekende contactdeel van de strip en dat -V . de groef aan de voorzijde van de strip zodanig verdiept is, dat hij daar dit contactdeel wel maar de buitenwaartse uitbuiging van de contact tong niet kan doorlaten, waarbij de groef achter de contactstrip - een verdieping heeft, die een achterwaartse buigbeweging van de borgr tong tot deze ongeveer in het vlak van de contactstrip ligt mogelijk maakt, zodanig, dat de contactstrip vanaf de achterzijde van de grondplaat in de groef kan worden gestoken tot de borgtong boven het voor- vlak van de grondplaat snapt. ·
7. 8. Elektrisch verbindingsorgaan volgens conclusie 7, m é t het k e-n m e r k, dat de contactstrip een tweede borgtong heeft, die tegen de achterzijde van de grondplaat aanligt. . . ,