NL2031857B1 - Cilinderslot en werkwijze voor het monteren van een dergelijk cilinderslot - Google Patents

Cilinderslot en werkwijze voor het monteren van een dergelijk cilinderslot Download PDF

Info

Publication number
NL2031857B1
NL2031857B1 NL2031857A NL2031857A NL2031857B1 NL 2031857 B1 NL2031857 B1 NL 2031857B1 NL 2031857 A NL2031857 A NL 2031857A NL 2031857 A NL2031857 A NL 2031857A NL 2031857 B1 NL2031857 B1 NL 2031857B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
bridge
cylinder lock
locking pin
recess
cylinder
Prior art date
Application number
NL2031857A
Other languages
English (en)
Inventor
Jacobus Johannes Marinus Overbeeke Cornelis
Original Assignee
M & C Protect B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by M & C Protect B V filed Critical M & C Protect B V
Priority to NL2031857A priority Critical patent/NL2031857B1/nl
Priority to PCT/NL2023/050265 priority patent/WO2023219509A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2031857B1 publication Critical patent/NL2031857B1/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E05LOCKS; KEYS; WINDOW OR DOOR FITTINGS; SAFES
    • E05BLOCKS; ACCESSORIES THEREFOR; HANDCUFFS
    • E05B9/00Lock casings or latch-mechanism casings ; Fastening locks or fasteners or parts thereof to the wing
    • E05B9/04Casings of cylinder locks
    • E05B9/041Double cylinder locks
    • E05B9/042Stators consisting of multiple parts being assembled together

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Clamps And Clips (AREA)
  • Lock And Its Accessories (AREA)

Abstract

Cilinderslot dat eenvoudig kan worden geassembleerd en gede- assembleerd. Het cilinderslot beschikt over een cilinderhuis, een brug en een meennemer. In het cilinderhuis is een eerste borgpen vast opgenomen in een borgpenboring. De borgpen passeert een cilindrische uitsparing in het cilinderhuis dwars. Een eerste cilindrisch uiteinde van de brug is voorzien van een borgpenuitsparing en van een afgeplatte zijde die zich ten minste uitstrekt vanaf een, van een centrale deel van de brug afgekeerd vrij uiteinde van het eerste cilindrische uiteinde van de brug tot en met een eerste borgpenuitsp aring. De brug kan eenvoudig met het cilinderhuis worden verbonden door het insteken van het eerste cilindrische uiteinde van de brug in de cilindrische uitsparing in het cilinderhuis en door vervolgens de brug te roteren over een hoek, zodanig dat de borgpen zich uitstrekt in de borgpenuitsparing in de brug. Vervolgens kan met een borgbout het aldus geassembleerde geheel worden geborgd.

Description

P132805NL00
Titel: Cilinderslot en werkwijze voor het monteren van een dergelijk cilinderslot
VELD
De uitvinding heeft betrekking op een cilinderslot en op een werkwijze voor het assembleren van een dergelijk cilinderslot.
ACHTERGROND
Aanvrager brengt thans een slot volgens de aanhef van conclusie 1 van conclusie 11in het verkeer. Zie daartoe bijvoorbeeld het op 26 november 2021 geüploade YouTube-filmpje:
Een voorbeeld van een dergelijk cilinderslot is getoond in figuren 1- 3. Het bekende slot omvat een eerste cilinderslothuis 12. Weliswaar toont figuur 4 het cilinderslothuis van een voorbeeld volgens de uitvinding, echter, voor de hierna volgende beschrijving van het bekende cilinderslot is het ook raadzaam om het cilinderslothuis uit figuur 4 te beschouwen. Het enige verschil tussen het bekende cilinderslothuis en het nieuwe cilinderslothuis is in feite de aanwezigheid van een vaste borgpen 38 in het nieuwe cilinderslothuis 12 terwijl dit bij het bekende cilinderslothuis een verwijderbare borgpen 38 is. Het bekende cilinderslothuis 12 is voorzien van een eerste cilindrische uitsparing 14 die zich uitstrekt langs een eerste hartlin Ll en een tweede cilindrische uitsparing 16 die zich uitstrekt langs een tweede hartlijn L2 die evenwijdig is aan de eerste hartlijn L1. Zowel de eerste 14 als de tweede cilindrische uitsparing 16 strekken zich uit vanaf een kops uiteinde 12a van het eerste cilinderslothuis 12. Het eerste cilinderslothuis 12 is verder voorzien van een eerste borgpenboring 18 die zich loodrecht uitstrekt op de tweede hartlijn L2 en zich gedeeltelijk door de tweede cilindrische uitsparing 16 uitstrekt. Een hartlijn L3 van de eerste borgpenboring 18 snijdt de tweede hartlijn L2 niet, zodat de eerste borgpenboring 18 offset is ten opzichte van de tweede hartlijn L2. Het eerste cilinderhuis 12 is voorzien van een van inwendige schroefdraad voorziene borgboutboring 20 die zich loodrecht op de tweede hartlijn L2 uitstrekt.
Het bekende cilinderslot 10 omvat verder een eerste slotcilinder 22 die in ontgrendelde toestand roteerbaar rond de eerste hartlijn L1 is opgenomen in de eerste cilindrische uitsparing 14 in het eerste cilinderslothuis 12 en die in een vergrendelde toestand niet roteerbaar is opgenomen in de eerste uitsparing 16. Een meenemer 24 is gekoppeld met of is koppelbaar met de eerste slotcilinder 22.
Verder omvat het cilmderslot 10 een brug 28' die is voorzien van een centraal deel 30' en een eerste cilindrisch uiteinde 32’. Het eerste cilindrische uiteinde 32' strekt zich uit langs een brughartlijn L4 en is losmaakbaar opneembaar in de tweede cilindrische uitsparing 16 in het eerste cilinderhuis 12. Het eerste cilindrische uiteinde 32' van de brug 28'1s voorzien van een enkele eerste borgpenuitsparing 34' die zich wtstrekt langs een eerste borgpenuitsparing-hartlijn L5 die loodrecht staat op de brughartlijn L4 en coaxiaal is met de hartlijn L3 van de eerste borgpenboring 18 wanneer de brug 28' en het eerste cilinderslothuis 12 met elkaar zijn verbonden. Verder is de brug 28' voorzien van een eerste borgboutdoorgang 36' die een hartlijn L6 heeft die zich loodrecht uitstrekt op de brughartlijn L4. In de geassembleerde toestand is een eerste borgpen 38 opgenomen in de eerste borgpenboring 18 in het eerste cilinderslothuis 12. De eerste borgpen 38 strekt zich uit in de eerste borgpenuitsparing 34 van de brug 28 wanneer de brug 28 en het eerste cilinderslothuis 12 met elkaar zijn verbonden. Het cilinderslot 10 is verder voorzien van een eerste borgbout 40 met behulp waarvan de brug 28 losmaakbaar is verbonden met het eerste cilinderslothuis 12.
Het bekende cilinderslot kan over een enkel cilinderslothuis 12 beschikken. In dat geval is het slot slechts vanaf één zijde van de deur te bedienen met een sleutel.
Het is echter ook mogelijk dat er sprake is van twee cilinderslothuizen.
Een voorbeeld daarvan is getoond in figuren 1-3. In dat geval omvat het bekende cilinderslot 10 een tweede cilinderslothuis 112 voorzien van een derde cilindrische uitsparing 114 die zich uitstrekt langs de eerste hartlijn L1 en een vierde cilindrische uitsparing 116 die zich uitstrekt langs de tweede hartlijn L2. Zowel de derde 114 als de vierde cilindrische uitsparing 116 strekken zich uit vanaf een kops uiteinde 1124 van het tweede cilinderslothuis 112. Het tweede cilinderslothuis 112 is verder voorzien van een tweede borgpenboring 118 die zich loodrecht utstrekt op de tweede hartlijn L2 en zich gedeeltelijk door de vierde cilindrische uitsparing 116 uitstrekt.
Een hartlijn L6 van de tweede borgpenboring 118 snijdt de tweede hartlijn L2 niet, zodat de tweede borgpenboring 118 offset is ten opzichte van de tweede hartlijn L2. Het tweede cilinderhuis 112 is voorzien van een van inwendige schroefdraad voorziene tweede borgboutboring 120 die zich loodrecht op de tweede hartlijn L2 uitstrekt.
Het bekende cilinderslot met twee cilinderhuizen 12, 112 is verder voorzien van een tweede slotcilinder 122 die in ontgrendelde toestand roteerbaar rond de eerste hartlijn L1 is opgenomen in de derde cilindrische uitsparing 114 in het tweede cilinderslothuis 112 en in een vergrendelde toestand niet roteerbaar is opgenomen in de derde uitsparing 114. In deze uitvoering van het bekende cilinderslot is de meenemer 24 ook gekoppeld met of koppelbaar met de tweede slotcilinder 122. De brug 28' is voorzien van een tweede cilindrisch uiteinde 44' dat zich van het centrale deel 30' van de brug 28' uitstrekt langs de brughartlijn L4 en van het eerste cilindrische uiteinde 32" 1s afgekeerd.
Het tweede cilindrische uiteinde 44’ is losmaakbaar opneembaar in de vierde cilindrische uitsparing 116 in het tweede cilinderhuis 112. Het tweede cilindrische uiteinde 44' van de brug 28' 1s voorzien van een enkele tweede borgpenuitsparing 46' die zich uitstrekt langs een tweede borgpenuitsparing-hartlijn L7 die loodrecht staat op de brughartlijn L4 en coaxiaal is met de hartlijn L6 van de tweede borpenboring 118 wanneer de brug 28' en het tweede cilinderslothuis 112 met elkaar zijn verbonden. De brug 28 is voorzien van een tweede borgboutdoorgang 48' die een hartlijn L8 heeft die zich loodrecht uitstrekt op de brughartlijn L4. Het bekende cilinderslot 10 is verder voorzien van een tweede borgpen 138 die vast is opgenomen in de tweede borgpenboring 118 in het tweede cilinderslothuis 112 en die zich uitstrekt in de tweede borgpenuitsparing 46' van de brug 28' wanneer de brug 28 en het tweede cilinderslothuis 112 met elkaar zijn verbonden. Met behulp een tweede borgbout 140 is de brug 28 losmaakbaar verbonden met het tweede cilinderslothuis 112.
Het bekende cilinderslot 10 kan geleverd worden met bruggen 28' met verschillende lengtes. Vulstukken kunnen dan tussen het eerste cilinderhuis 12 en de meenemer 24 en tussen het tweede cilinderhuis 112 en de meenemer 24 worden geplaatst, waarbij de vulstukken dezelfde omtrekscontour hebben als kopse einde 12a, 1124 van respectievelijk het eerste en tweede cilinderhuis 12, 112. Zie hiertoe het hiervoor genoemde
YouTube-filmpje. Aldus kan de lengte van het cilinderslot worden aangepast aan de dikte van de deur waarin het cilinderslot 10 wordt geassembleerd.
SAMENVATTING
Alhoewel het bekende cilinderslot in de praktijk uitstekend voldoet, vereist het assembleren van het cilinderslot de nodige handigheid. Zoals zichtbaar is in het eerder genoemde YouTube-filmpje, worden eerst het cilindrische einde 32 in de tweede uitsparing gestoken. Pas daarna wordt de borgpen 38 in de borgpenboring 18 gedrukt en is er een verbinding tussen de brug 28' en het eerste cilinderhuis 12 tot stand gebracht. Deze verbinding wordt daarna nog geborgd door het plaatsen en aandraaien van de borgbout 40 in de borgboutboring 20. Wanneer er sprake is van een cilinderslot 10 met twee cilinderhuizen 12, 112, geldt deze assemblagevolgorde ook voor het verbinden van het tweede cilinderhuis 112 met de brug 28'. Ook daar wordt eerst het tweede cilindrische uitemde 44’ in de vierde uitsparing 116 gestoken en pas daarna kan de tweede borgpen 138 in de tweede borgpenboring 118 worden gedrukt. Voordat de eerste en/of tweede borgpen 18, 118 is geplaatst, is het betreffende cilinderhuis 12, 112 roteerbaar ten 5 opzichte van de brug 28' en is de positie van het betreffende cilinderhuis 12, 112 ten opzichte van de andere onderdelen van het cilinderslot 10, zoals bijvoorbeeld de meenemer 24 en de eventuele vulstukken. Bij dat instabiele samenstel van onderdelen dient dan de borgpen 38, 138 te worden aangebracht in de borgpenboring 18, 118, waarbij ook de brug 28' moet worden uitgelijnd om dat mogelijk te maken, zodat de borgpen 38, 138 ook de borgpenuitsparing 34', 46' kan passeren. Dit vereist grote handigheid van degene die het slot assembleert en een particulier, die dit slechts enkele keren behoeft te doen, vindt de assemblage dan ook lastig.
De uitvinding beoogt een cilinderslot van het in de aanhef beschreven type dat eenvoudig kan worden geassembleerd en gede- assembleerd. Daartoe wordt het bekende, hiervoor beschreven cilinderslot gekenmerkt doordat de eerste borgpen vast is opgenomen in de borgpenboring en doordat het eerste cilindrische uiteinde van de brug is voorzien van een afgeplatte zijde die zich ten minste uitstrekt vanaf een, van het centrale deel van de brug afgekeerd vrij uiteinde van het eerste cilindrische uiteinde van de brug tot en met de eerste borgpenuitsparing. De afgeplatte zijde strekt zich uit in een vlak dat een hoek insluit met de eerste borgpenuitsparing-hartlijn, zodanig bij het insteken van de van het eerste cilindrische uiteinde in de tweede uitsparing in een eerste rotatieve stand van de brug ten opzichte van het eerste cilinderslothuis, het eerste cilindrische uiteinde de eerste borgpen althans ten dele kan passeren door aanwezigheid van de afgeplatte zijde. Na het volledig inbrengen van het eerste cilindrische uiteinde in de tweede uitsparing is de brug roteerbaar naar een tweede rotatieve stand ten opzichte van het eerste cilinderslothuis, in welke tweede rotatieve stand de eerste borgpen in de eerste borgpenuitsparing is opgenomen, zodanig dat een verplaatsing van de brug ten opzichte van het eerste cilinderslothuis in axiale richting langs de tweede hartlijn is verhinderd. In de tweede rotatieve stand zijn de eerste borgboutdoorgang in de brug en de eerste borgboutboring in het eerste cilinderhuis coaxiaal georiënteerd, zodanig dat de eerste borgbout in geassembleerde toestand het eerste cilindrische uiteinde van de brug en het eerste cilinderslothuis losmaakbaar met elkaar verbindt.
In plaats van het moeten plaatsen van een borgpen in een borgpenboring van een samenstel dat nog instabiel is doordat de onderdelen daarvan onderling nog ten opzichte van elkaar kunnen bewegen en van elkaar kunnen losraken, behoeft bij het cilinderslot volgens de uitvinding slechts het eerste cilindrische deel in de tweede cilindrische uitsparing te worden gestoken en daarna te worden geroteerd naar de tweede rotatieve stand om axiale verplaatsing van het eerste cilinderhuis ten opzichte van de brug te fixeren. Daarna behoeft slechts nog de rotatie van het eerste cilinderhuis ten opzichte van de brug te worden verhinderd. Dat kan eenvoudig worden bewerkstelligd door het plaatsen een aandraaien van de borgbout. Het assembleren van het cilinderslot is hierdoor veel eenvoudiger geworden, zodanig zelfs dat een eindgebruiker of particulier zonder ervaring het slot kan assembleren. Ook het de-assembleren van het cilinderslot volgens de uitvinding is veel eenvoudiger dan het bekende cilinderslot.
Slechts de borgbout behoeft te worden losgedraaid waarna de brug dient te worden geroteerd over 90° om het eerste cilinderhuis van de brug te kunnen verwijderen. Een handeling die eenvoudig en met een zeer kleine kans op beschadiging van het cilinderslot kan worden verricht.
De uitvinding verschaft tevens een werkwijze voor het assembleren van het cilinderslot volgens de uitvinding. De werkwijze omvat: het verschaffen van een cilinderslot volgens de uitvinding, het insteken van het eerste cilindrische uiteinde van de brug in de tweede cilindrische uitsparing van het eerste cilinderslothuis terwijl de brug zich in de eerste rotatieve stand bevindt ten opzichte van het eerste cilinderslothuis waarbij het eerste cilindrische uiteinde de eerste borgpen althans ten dele kan passeren door aanwezigheid van de afgeplatte zijde op het eerste cilindrische uiteinde; het na het volledig inbrengen van het eerste cilindrische uiteinde in de tweede uitsparing roteren van de brug naar de tweede rotatieve stand ten opzichte van het eerste cilinderslothuis, in welke tweede rotatieve stand de eerste borgpen in de eerste borgpenuitsparing is opgenomen, zodanig dat een verplaatsing van de brug ten opzichte van het eerste cilinderslothuis in axiale richting langs de tweede hartlijn wordt verhinderd, waarbij in de tweede rotatieve stand de eerste borgboutdoorgang in de brug en de eerste borgboutboring in het eerste cilinderhuis coaxiaal zijn georiënteerd, en het monteren van de eerste borgbout waarbij deze zich uitstrekt door de eerste borgboutdoorgang in de brug en aangrijpt op de mwendige schroefdraad in de eerste borgboutboring in het eerste cilinderhuis zodanig dat het eerste cilindrische uiteinde van de brug en het eerste cilinderslothuis demonteerbaar met elkaar zijn verbonden.
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van een voorbeeld dat is weergegeven in figuren 4-11. Figuren 1-3 tonen een cilmderslot dat bekend is uit de praktijk en dat door aanvrager reeds in het verkeer wordt gebracht.
Fig. 1 toont het hiervoor in de achtergrondsectie reeds uitgebreid besproken bekende cilinderslot in een exploded view;
Fig. 2 toont het bekende cilinderslot uit figuur 1 in een gedeeltelijk geassembleerde toestand;
Fig. 3 toont het bekende cilinderslot uit figuur 2 in geheel geassembleerde toestand;
Fig. 4 toont een cilinderhuis van het cilinderslot volgens de uitvinding met een bijbehorende borgbout;
Fig. 5. toont de brug van het cilinderslot volgens de uitvinding vanuit een eerste gezichtspunt;
Fig. 6 toont de in fig. 5 weergegeven brug vanuit een tweede gezichtspunt;
Fig. 7 toont een voorbeeld van het cilinderslot volgens de uitvinding in een exploded view;
Fig. 8 toont het in figuur 7 weergegeven slot, waarbij het tweede cilindrische einde in de vierde uitsparing van het tweede cilinderhuis is gestoken en de brug zich in de eerste rotatieve stand bevindt;
Fig. 9 toont het in figuur 8 weergegeven slot, waarbij het eerste cilindrische einde in de tweede uitsparing van het eerste cilinderhuis is gestoken en de brug zich in de eerste rotatieve stand bevindt;
Fig. 10 toont het in figuur 9 weergegeven slot, waarbij de brug over 90° 1s geroteerd naar de tweede rotatieve stand, zodat zowel het eerste als het tweede cilinderhuis in axiale richting zijn gefixeerd ten opzichte van de brug; en
Fig. 11 toont het in figuur 10 weergegeven slot, waarbij de borgbouten zijn geplaatst en aangedraaid zodat het cilinderslot zich in de geassembleerde toestand bevindt.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING
Het in figuren 1 tot 3 weergegeven cilinderslot 10 is uit de praktijk bekend en uitgebreid beschreven in de achtergrond-sectie van de onderhavige aanvraag. Bij het assembleren van het bekende cilinderslot 10 worden eerst het eerste cilindrische uiteinde 32 in de tweede uitsparing 14 (zie Fig. 4) gestoken en pas daarna wordt de borgpen 38 in de borgpenuitsparing 18 gedrukt. Het plaatsen van de borgpen 38 in de borgpenuitsparing 18 is geen sinecure omdat het eerste cilinderhus 12 roteerbaar is ten opzichte van de brug 28'en bovendien in axiale richting verplaatsbaar is ten opzichte van de brug 28'. Bovendien moet ook de meenemer 24 in positie worden gehouden en eventuele vulstukken. Dit vereist veel handigheid en ook ervaring. Voor het plaatsen van de borgpen 38 dient immers ook de borgpenuitsparing 34' door geschikte rotatie van de brug 28' te worden uitgelijnd met de borgpenboring 18 in het eerste cilinderhuis. Fig. 2 toont het gedeeltelijk geassembleerde bekende cilinderslot 10. Alle onderdelen zijn nog instabiel ten opzichte van elkaar en moeten met de hand in de juiste positie worden gehouden. Pas na het plaatsen van de borgpennen 38, 138 in de respectieve borgpenboringen 18, 118 wordt een stabiel geheel verschaft.
Met het cilinderslot 10 volgens de uitvinding, waarvan een voorbeeld is getoond in figuren 7-11 wordt dit assemblageprobleem aanzienlijk verlicht en wordt het assembleren van het cilinderslot 10 dus veel eenvoudiger. Zo eenvoudig dat een particuliere eindgebruiker het zou kunnen doen.
Het cilinderslot 10 is voorzien van ten minste één cilinderslothuis 12, 112. Het aanzicht van figuur 4 toont duidelijk het kopse eind 12a van het eerste cilinderhuis 12 en ook de eerste cilindrische wtsparing 14 die zich uitstrekt langs een eerste hartlijn L1 en de tweede cilindrische uitsparing 16 die zich uitstrekt langs een tweede hartlijn L2. Het eerste cilmderslothuis 12 is verder voorzien van een eerste borgpenboring 18 die zich loodrecht uitstrekt op de tweede hartlijn L2 en zich gedeeltelijk door de tweede cilindrische uitsparing 16 uitstrekt. Verder is een borgboutboring 20 met inwendige schroefdraad duidelijk zichtbaar waarop in een gemonteerde toestand een borgbout 40 aangrijpt. Ook is duidelijk in figuur 4 zichtbaar dat de borgpen 38 reeds is opgenomen in de borgpenboring 18 van het eerste cilinderhuis 12. Het is niet de bedoeling dat bij het de-assembleren deze borgpen 38 uit de borgpenboring 18 wordt verwijderd. De borgpen 38 1s conform de uitvinding vast in de borgpenboring 18 opgenomen.
Het tweede cilinderhuis 112 1s op gelijke wijze wtgevoerd als het eerste cilinderhuis 12. Slechts de naamgeving en de verwijzingscijfers van het tweede cilinderhuis 112 die hierna zullen worden gebruikt zijn anders.
Zo is het tweede cilinderhuis 112 voorzien van een derde cilindrische uitsparing 114 die correspondeert met de eerste cilindrische utsparmg 14 van het eerste cilinderhuis 12. De vierde cilindrische uitsparing 116 van het tweede cilinderhuis 112 correspondeert met de tweede cilindrische uitsparing 16 van het eerste cilinderhuis 12. Het kopse einde 1124 van het tweede cilinderhus 112 correspondeert met het kopse einde 12a van het eerste cilinderhuis 12. Ook bij het tweede cilinderhuis 112 is de daarbij behorende borgpen 138 vast in de borgpenboring 118 opgenomen.
Zoals duidelijk zichtbaar in figuren 7-11, is het cilinderslot 10 verder voorzien van een eerste slotcilinder 22 die in ontgrendelde toestand roteerbaar rond de eerste hartlijn L1 is opgenomen in de eerste cilindrische uitsparing 14 in het eerste cilinderslothuis 12 en in een vergrendelde toestand niet roteerbaar is opgenomen in de eerste uitsparing 16.
Ontgrendeling van de rotatie van de slotcilinder 22 vindt plaats door het insteken van een sleutel in de slotcilinder 22. Vergrendeling van de rotatie van de slotcilinder 22 vindt plaats door de sleutel uit het slot te trekken.
Verder 1s het cilinderslot 10 voorzien van een meenemer 24 die is gekoppeld met of koppelbaar is met de eerste slotcilinder 22.
In een uitvoeringsvorm, waarvan een voorbeeld is getoond in figuren 7-11, kan het cilinderslot 10 verder nog zijn voorzien van een tweede slotcilinder 122 die in ontgrendelde toestand roteerbaar rond de eerste hartlijn L1 is opgenomen in de derde cilindrische uitsparing 114 in het tweede cilinderslothuis 112 en in een vergrendelde toestand niet roteerbaar 1s opgenomen in de derde uitsparing 114. Bij die uitvoeringsvorm is de meenemer 24 is gekoppeld met of koppelbaar is met de tweede slotcilinder 122.
Figuren 5 en 6 tonen een voorbeeld van de brug 28 van het cilinderslot 10 volgens de uitvinding. Net als bij de bekende brug 28' die hiervoor is beschreven in de achtergrond-sectie, is de brug 28 van het cilinderslot 10 volgens de uitvinding voorzien van een centraal deel 30 en een eerste cilindrisch uiteinde 32. Het eerste cilindrische uiteinde 32 strekt zich uit langs een brughartlijn L4 en is losmaakbaar opneembaar in de tweede cilindrische wtsparing 16 in het eerste cilinderhuis 12. Het eerste cilindrische uiteinde 32 van de brug 28 is voorzien van een enkele eerste borgpenuitsparing 34 die zich uitstrekt langs een eerste borgpenuitsparing- hartlijn L5 die loodrecht staat op de brughartlijn L4. Verder is de brug 28 voorzien van een eerste borgboutdoorgang 36 die een hartlijn L6 heeft die zich loodrecht uitstrekt op de brughartlijn L4.
Volgens de uitvinding is het eerste cilindrische uiteinde 32 van de brug 28 voorzien van een afgeplatte zijde 42 die zich ten minste uitstrekt vanaf een, van het centrale deel 30 van de brug 28 afgekeerd vrij uiteinde 32a van het eerste cilindrische uiteinde 32 van de brug 28 tot en met de eerste borgpenuitsparing 34. De afgeplatte zijde 42 strekt zich uit in een vlak dat een hoek inslut met de eerste borgpenutsparing-hartlijn L5.
Het voorbeeld van de brug 28 dat is getoond in figuren 5 en 6 betreft een uitvoeringsvorm van de uitvinding doordat deze brug 28 is bestemd om te worden verbonden met zowel een eerste cilinderhuis 12 als een tweede cilinderhuis 112. In de meest basale uitvoering van het cilinderslot 10 volgens de uitvinding, kan de brug 28 ook zodanig zijn uitgevoerd dat deze slechts wordt verbonden met een enkel cilinderhuis 112.
Echter, in de uitvoeringsvorm die beschikt over twee cilinderhuizen 12, 112, is de brug 28 ook nog voorzien van een tweede cilindrisch uiteinde 44 dat zich van het centrale deel 30 van de brug 28 uitstrekt langs de brughartlijn L4 en van het eerste cilindrische uiteinde 32 is afgekeerd. Het tweede cilindrische uiteinde 44 1s losmaakbaar opneembaar in de vierde cilindrische uitsparing 116 in het tweede cilinderhuis 112. Het tweede cilindrische uiteinde 44 van de brug 28 is voorzien van een enkele tweede borgpenuitsparing 46 die zich uitstrekt langs een tweede borgpenuitsparing- hartlijn L7 die loodrecht staat op de brughartlijn L4. In deze uitvoeringsvorm is het tweede cilindrische uiteinde 44 van de brug 28 ook voorzien van een afgeplatte zijde 50 die zich ten minste uitstrekt vanaf een, van het centrale deel 30 van de brug 28 afgekeerd vrij wteinde 44a van het tweede cilindrische uiteinde 44 van de brug 28 tot en met de tweede borgpenuitsparing 46. De afgeplatte zijde 50 zich uitstrekt in een vlak dat een hoek insluit met de tweede borgpenuitsparing-hartlijn L7. De brug 28 is voorzien van een tweede borgboutdoorgang 48 die een hartlijn L8 heeft die zich loodrecht uitstrekt op de brughartlijn L4.
In de geassembleerde toestand is een eerste borgpen 38 opgenomen in de eerste borgpenboring 18 in het eerste cilinderslothuis 12. De eerste borgpen 38 strekt zich uit in de eerste borgpenuitsparing 34 van de brug 28 wanneer de brug 28 en het eerste cilinderslothuis 12 met elkaar zijn verbonden. Het cilinderslot 10 is verder voorzien van een eerste borgbout 40 met behulp waarvan de brug 28 losmaakbaar is verbonden met het eerste cilmderslothuis 12. In de geassembleerde toestand is de eerste borgpenuitsparing-hartlijn L5 van de eerste borgpenuitsparing 34 coaxiaal met de hartlijn L3 van de eerste borgpenboring 18. In de getoonde uitvoeringsvorm met twee cilinderhuizen 12, 112 geldt ook voor de tweede borgpenuitsparing-hartlijn L7 van de tweede borgpenuitsparing 46 dat deze coaxiaal is met de hartlijn L9 van de tweede borgpenboring 118.
Zoals in de samenvatting reeds beschreven, verschaft de uitvinding een cilinderslot 10 dat eenvoudig kan worden geassembleerd. Door de hierboven beschreven uitvoering van de vaste borgpennen 18, 118 en de bijzonder uitgevoerde brug 28 met afgeplatte cilindrische uiteinden 32, 44, kan bij het insteken van de van het eerste cilindrische uiteinde 32 in de tweede uitsparing 16 in een eerste rotatieve stand van de brug 28 ten opzichte van het eerste cilinderslothuis 12, het eerste cilindrische wteinde 32 de eerste borgpen 38 althans ten dele passeren. Na het volledig inbrengen van het eerste cilindrische uiteinde 32 in de tweede uitsparing 16 1s de brug 28 roteerbaar naar een tweede rotatieve stand ten opzichte van het eerste cilinderslothuis 12, in welke tweede rotatieve stand de eerste borgpen 38 in de eerste borgpenuitsparing 34 is opgenomen, zodanig dat een verplaatsing van de brug 28 ten opzichte van het eerste cilinderslothuis 12 in axiale richting langs de tweede hartlijn L2 is verhinderd. In de tweede rotatieve stand zijn de eerste borgboutdoorgang 36 in de brug 28 en de eerste borgboutboring 20 in het eerste cilinderhuis 12 coaxiaal georiënteerd, zodanig dat de eerste borgbout 40 in geassembleerde toestand het eerste cilindrische uiteinde 32 van de brug 28 en het eerste cilinderslothuis 12 losmaakbaar met elkaar verbindt.
Op soortgelijke eenvoudige wijze kan ook het tweede cilinderhuis 112 met de brug 28 worden verbonden. Door aanwezigheid van de afgeplatte zijde 50 kan bij het insteken van het tweede cilindrische uiteinde 44 in de vierde uitsparing 116 in een eerste rotatieve stand van de brug 28 ten opzichte van het tweede cilinderslothuis 112, het tweede cilindrische uiteinde 44 de tweede borgpen 138 althans ten dele passeren. Na het volledig inbrengen het tweede cilindrische uiteinde 44 in de vierde utsparing 116 van het tweede cilinderslot 112 is de brug 28 roteerbaar naar een tweede rotatieve stand ten opzichte van het tweede cilinderslothuis 112, in welke tweede rotatieve stand de tweede borgpen 138 in de tweede borgpenuitsparing 46 is opgenomen, zodanig dat een verplaatsing van de brug 28 ten opzichte van het tweede cilinderslothuis 112 in axiale richting langs de tweede hartlijn L2 is verhinderd. In deze tweede rotatieve stand zijn de tweede borgboutdoorgang 48 in de brug 28 en de tweede borgboutboring 120 in het tweede cilinderhuis 112 coaxiaal georiënteerd, zodanig dat een tweede borgbout 140 in geassembleerde toestand het tweede cilindrische uiteinde 44 van de brug 28 en het tweede cilinderslothuis 112 losmaakbaar met elkaar kan verbinden.
In een uitvoeringsvorm, waarvan een voorbeeld is getoond in figuren 5-11, kan het centrale deel 30 van de brug 28 een afgeplatte zijde 52 hebben die is gekeerd in de richting van de meenemer 24 en waarlangs de meenemer 24 de brug 28 kan passeren. Deze afgeplatte zijde 52 verschaft de mogelijkheid om het centrale deel 30 een iets grotere diameter te geven zonder dat deze grotere diameter rotatie van de meenemer 24 hindert.
Zoals duidelijk weergegeven in de figuren, is het centrale deel 30 van de brug voorzien van een doorgang 52 die op bekende wijze is voorzien van inwendige schroefdraad. In deze doorgang 52 kan een bout aangrijpen met behulp waarvan het cilinderslot kan worden vastgezet in een deur.
In een uitvoeringsvorm, waarvan een voorbeeld is getoond in figuren 4, 7-11 kan het eerste cilinderhuis 12 in het kopse einde 12a zijn voorzien van een boring 54 met inwendige schroefdraad. Een soortgelijke boring 154 kan ook zijn voorzien in het kopse einde 1124 van het tweede cilinderhuis 112. Deze boringen 54, 154 kunnen worden gebruikt om een bout in te monteren met behulp waarvan vulstukken aan de betreffende eerste en tweede cilinderhuizen 12, 112 kunnen worden bevestigd. De omtrekscontour van deze vulstukken stemmen bij voorkeur overeen met de omtrekscontour van de kopse einden 124, 1124 van respectievelijk het eerste en het tweede cilinderhuis 12, 112. Wanneer daarbij ook nog bruggen 28 worden verschaft van verschillende lengtes, bijvoorbeeld doordat de diverse bruggen 28 elk een centraal deel 30 hebben met een verschillende lengte, dan kan uit die onderdelen een cilinderslot 10 met verschillende lengtes worden geassembleerd.
De werkwijze voor het assembleren van een cilinderslot volgens de uitvinding zal hierna verder worden verduidelijkt onder verwijzing naar figuren 7-11.
In Fig. 7 zijn de verschillende onderdelen van het cilinderslot 10 in nog niet geassembleerde toestand weergegeven. Merk op dat de eerste borgpen 38 al vast in de borgpenboring 18 van het eerste cilinderhuis 12 is opgenomen. Ditzelfde geldt ook voor de tweede borgpen 138 die vast in de tweede borgpenboring 118 in het tweede cilinderhuis 112 is opgenomen.
In een eerste handeling wordt het eerste cilindrische uiteinde 32 van de brug 28 in de tweede cilindrische uitsparing 16 van het eerste cilinderslothuis 12 gestoken terwijl de brug 28 zich in de eerste rotatieve stand bevindt ten opzichte van het eerste cilinderslothuis 12. Daarbij kan het eerste cilindrische uiteinde 32 de eerste borgpen 38 althans ten dele passeren door aanwezigheid van de afgeplatte zijde 42 op het eerste cilindrische uiteinde 32.
In de uitvoeringsvorm met twee cilinderhuizen 12, 112 omvat deze eerste handeling van de werkwijze ook het insteken van het tweede cilindrische uiteinde 44 van de brug 28 in de vierde uitsparing 116 van het tweede cilinderslothuis 112 terwijl de brug 28 zich in de eerste rotatieve stand bevindt ten opzichte van het tweede cilinderslothuis 112. Ook daarbij kan het tweede cilindrische uiteinde 44 de tweede borgpen 138 althans ten dele passeren door aanwezigheid van de afgeplatte zijde 50 op het tweede cilindrische uiteinde 44.
In de Fig. 8 wordt de situatie getoond waarbij het tweede cilindrische uiteinde 44 van de brug in de vierde uitsparing 116 van het tweede cilinderhuis 112 is gestoken terwijl de brug 28 zich in de eerste rotatieve stand ten opzichte van het tweede cilinderhuis 112 bevindt.
Fig. 9 toont de stap dat het eerste cilindrische wteinde 32 van de brug 28 in de tweede cilindrische uitsparing 16 van het eerste cilinderslothuis 12 is gestoken.
Fig. 10 toont dat de brug 28 in de tweede rotatieve stand is geroteerd ten opzichte van het eerste en het tweede cilinderhuis 12, 112. In deze tweede rotatieve stand de is eerste borgpen 38 in de eerste borgpenuitsparing 34 opgenomen, zodanig dat een verplaatsing van de brug 28 ten opzichte van het eerste cilinderslothuis 12 in axiale richting langs de tweede hartlijn L2 wordt verhinderd. Daarbij zijn de eerste borgboutdoorgang 36 in de brug 28 en de eerste borgboutboring 20 in het eerste cilinderhuis 12 coaxiaal zijn georiënteerd.
In de uitvoeringsvorm met twee cilinderhuizen 12, 112 geldt ook dat in de tweede rotatieve stand de tweede borgpen 138 in de tweede borgpenuitsparing 46 is opgenomen, zodanig dat een verplaatsing van de brug 28 ten opzichte van het tweede cilinderslothuis 112 in axiale richting langs de tweede hartlijn L2 wordt verhinderd. In die tweede rotatieve stand zijn ook de tweede borgboutdoorgang 48 in de brug 28 en de tweede borgboutboring 120 in het tweede cilinderhuis 112 coaxiaal georiënteerd.
Fig. 11 toont vervolgens het geassembleerde cilinderslot 10 waarin ook de laatste stappen zijn doorlopen, te weten: het monteren van de eerste borgbout 40 waarbij deze zich uitstrekt door de eerste borgboutdoorgang 36 in de brug 28 en aangrijpt op de inwendige schroefdraad in de eerste borgboutboring 20 in het eerste cilinderhuis 12 zodanig dat het eerste cilindrische uiteinde 32 van de brug 28 en het eerste cilinderslothuis 12 demonteerbaar met elkaar zijn verbonden; en het monteren van de tweede borgbout 140 waarbij deze zich uitstrekt door de tweede borgboutdoorgang 48 in de brug 28 en aangrijpt op de inwendige schroefdraad in de tweede borgboutboring 120 in het tweede cilinderhuis 112 zodanig dat het tweede cilindrische uiteinde 44 van de brug 28 en het tweede cilinderslothuis 112 demonteerbaar met elkaar zijn verbonden.
Ook het de-assembleren van het cilinderslot 10 volgens de uitvinding is veel eenvoudiger dan het bekende cilinderslot. Bij het bekende cilinderslot 10 moesten de borgpennen 38, 138 met een drevel uit de cilinderhuizen 12, 112 worden geslagen. Een handeling die in feite alleen met een speciale steunmal veilig en stabiel kan worden uitgevoerd en bovendien ook gemakkelijk tot beschadiging van het cilinderhuis 12, 112 kan leiden. Bovendien zal een particulier een dergelijk handeling niet graag verrichten omdat hij bang zal zijn voor de schade die hij kan aanbrengen aan het cilinderslot 10. Bij het cilinderslot volgens de uitvinding behoeven slechts de borgbouten 40, 140 te worden losgedraaid en de brug 28 te worden geroteerd over 90° om het eerste cilinderhuis 12 en het tweede cilinderhuis 112 van de brug te kunnen verwijderen. Een handeling die eenvoudig en met een zeer kleine kans op beschadiging van het cilinderslot kan worden verricht.
De uitvinding is niet beperkt tot de in de gedetailleerde beschrijving beschreven en de figuren getoonde uitvoeringsvoorbeelden. De bescherming wordt bepaald door de hierna volgende conclusies.

Claims (5)

Conclusies
1. Een cilinderslot (10) omvattend: een eerste cilinderslothuis (12) voorzien van een eerste cilindrische uitsparing (14) die zich uitstrekt langs een eerste hartlijn (L1) en een tweede cilindrische uitsparing (16) die zich uitstrekt langs een tweede hartlijn (L2) die evenwijdig is aan de eerste hartlijn (L1), waarbij zowel de eerste (14) als de tweede cilindrische uitsparing (16) zich uitstrekken vanaf een kops uiteinde (12a) van het eerste cilinderslothuis (12), waarbij het eerste cilinderslothuis (12) verder is voorzien van een eerste borgpenboring (18) die zich loodrecht uitstrekt op de tweede hartlijn (L2) en zich gedeeltelijk door de tweede cilindrische uitsparing (16) uitstrekt, waarbij een hartlijn (L3) van de eerste borgpenboring (18) de tweede hartlijn (L2) niet snijdt, zodat de eerste borgpenboring (18) offset is ten opzichte van de tweede hartlijn (L2), waarbij het eerste cilinderhuis (12) is voorzien van een van inwendige schroefdraad voorzien borgboutboring (20) die zich loodrecht op de tweede hartlijn (L2) uitstrekt; een eerste slotcilinder (22) die in ontgrendelde toestand roteerbaar rond de eerste hartlijn (L1) is opgenomen in de eerste cilindrische uitsparing (14) in het eerste cilinderslothuis (12) en in een vergrendelde toestand niet roteerbaar is opgenomen in de eerste uitsparing (16); een meenemer (24) (E. cam) die is gekoppeld met of koppelbaar is met de eerste slotcilinder (22); een brug (28) die is voorzien van een centraal deel (30) en een eerste cilindrisch uiteinde (32), waarbij het eerste cilindrische uiteinde (32) zich uitstrekt langs een brughartlijn (L4) en losmaakbaar opneembaar is in de tweede cilindrische uitsparing (16) in het eerste cilinderhuis (12), waarbij het eerste cilindrische uiteinde (32) van de brug (28) is voorzien van een enkele eerste borgpenuitsparing (34) die zich uitstrekt langs een eerste borgpenuitsparing-hartlijn (L5) die loodrecht staat op de brughartlijn (L4) en coaxiaal is met de hartlijn (L3) van de eerste borgpenboring (18) wanneer de brug (28) en het eerste cilinderslothuis (12) met elkaar zijn verbonden, waarbij de brug (28) 1s voorzien van een eerste borgboutdoorgang (36) die een hartlijn (L6) heeft die zich loodrecht uitstrekt op de brughartlijn (L4);
een eerste borgpen (38) die 1s opgenomen in de eerste borgpenboring (18) in het eerste cilinderslothuis (12) en die zich uitstrekt in de eerste borgpenuitsparing (34) van de brug (28) wanneer de brug (28) en het eerste cilinderslothuis (12) met elkaar zijn verbonden;
een eerste borgbout (40) met behulp waarvan de brug (28) losmaakbaar is verbonden met het eerste cilinderslothuis (12); gekenmerkt doordat de eerste borgpen (38) vast 1s opgenomen in de borgpenboring (18); en doordat het eerste cilindrische uiteinde (32) van de brug (28) is voorzien van een afgeplatte zijde (42) die zich ten minste uitstrekt vanaf een, van het centrale deel (30) van de brug (28) afgekeerd vrij uiteinde (32a) van het eerste cilindrische uiteinde (32) van de brug (28) tot en met de eerste borgpenuitsparing (34), waarbij de afgeplatte zijde (42) zich uitstrekt in een vlak dat een hoek insluit met de eerste borgpenuitsparing-hartlijn (L5), zodanig bij het insteken van de van het eerste cilindrische uteinde (32) in de tweede uitsparing (16) in een eerste rotatieve stand van de brug (28) ten opzichte van het eerste cilinderslothuis (12), het eerste cilindrische uiteinde
(32) de eerste borgpen (38) althans ten dele kan passeren door aanwezigheid van de afgeplatte zijde (42) en waarbij na het volledig inbrengen van het eerste cilindrische uiteinde (32) in de tweede uitsparing (16) de brug (28) roteerbaar is naar een tweede rotatieve stand ten opzichte van het eerste cilinderslothuis (12), in welke tweede rotatieve stand de eerste borgpen (38)
in de eerste borgpenuitsparing (34) is opgenomen, zodanig dat een verplaatsing van de brug (28) ten opzichte van het eerste cilinderslothuis (12) in axiale richting langs de tweede hartlijn (L2) is verhinderd, waarbij in de tweede rotatieve stand de eerste borgboutdoorgang (36) in de brug (28) en de eerste borgboutboring (20) in het eerste cilinderhuis (12) coaxiaal zijn georiënteerd, zodanig dat de eerste borgbout (40) in geassembleerde toestand het eerste cilindrische uiteinde (32) van de brug (28) en het eerste cilinderslothuis (12) losmaakbaar met elkaar verbindt.
2. Het cilinderslot volgens conclusie 1, voorzien van: een tweede cilinderslothuis (112) voorzien van een derde cilindrische uitsparing (114) die zich uitstrekt langs de eerste hartlijn (L1) en een vierde cilindrische wtsparing (116) die zich uitstrekt langs de tweede hartlijn (L2), waarbij zowel de derde (114) als de vierde cilindrische uitsparing (116) zich uitstrekken vanaf een kops uiteinde (11224) van het tweede cilinderslothuis (112), waarbij het tweede cilinderslothuis (112) verder is voorzien van een tweede borgpenboring (118) die zich loodrecht uitstrekt op de tweede hartlijn (L2) en zich gedeeltelijk door de vierde cilindrische uitsparing (116) uitstrekt, waarbij een hartlijn (L6) van de tweede borgpenboring (118) de tweede hartlijn (L2) niet snijdt, zodat de tweede borgpenboring (118) offset is ten opzichte van de tweede hartlijn (L2), waarbij het tweede cilinderhuis (112) is voorzien van een van inwendige schroefdraad voorziene tweede borgboutboring (120) die zich loodrecht op de tweede hartlijn (L2) uitstrekt; een tweede slotcilinder (122) die in ontgrendelde toestand roteerbaar rond de eerste hartlijn (L1) is opgenomen in de derde cilindrische utsparing (114) in het tweede cilinderslothuis (112) en in een vergrendelde toestand niet roteerbaar is opgenomen in de derde uitsparing (114); waarbij de meenemer (24) is gekoppeld met of koppelbaar is met de tweede slotcilinder (122);
waarbij de brug (28) is voorzien van een tweede cilindrisch uiteinde (44) dat zich van het centrale deel (30) van de brug (28) uitstrekt langs de brughartlijn (L4) en van het eerste cilindrische uiteinde (32) is afgekeerd, waarbij het tweede cilindrische uiteinde (44) losmaakbaar opneembaar is in de vierde cilindrische uitsparing (116) in het tweede cilinderhuis (112), waarbij het tweede cilindrische uiteinde (44) van de brug is voorzien van een enkele tweede borgpenuitsparing (46) die zich uitstrekt langs een tweede borgpenuitsparing-hartlijn (L7) die loodrecht staat op de brughartlijn (L4) en coaxiaal is met de hartlijn (L9) van de tweede borgpenboring (118) wanneer de brug (28) en het tweede cilinderslothuis (112) met elkaar zijn verbonden, waarbij de brug (28) is voorzien van een tweede borgboutdoorgang (48) die een hartlijn (L8) heeft die zich loodrecht uitstrekt op de brughartlijn (L4);
een tweede borgpen (138) die is vast opgenomen in de tweede borgpenboring (118) in het tweede cilinderslothuis (112) en die zich uitstrekt in de tweede borgpenuitsparing (46) van de brug (28) wanneer de brug (28) en het tweede cilinderslothuis (112) met elkaar zijn verbonden;
een tweede borgbout (140) met behulp waarvan de brug (28) losmaakbaar 1s verbonden met het tweede cilinderslothuis (112);
waarbij het tweede cilindrische uiteinde (44) van de brug (28) 1s voorzien van een afgeplatte zijde (50) die zich ten minste uitstrekt vanaf een, van het centrale deel (30) van de brug (28) afgekeerd vrij wteinde (44a) van het tweede cilindrische uiteinde (44) van de brug (28) tot en met de tweede borgpenuitsparing (46), waarbij de afgeplatte zijde (50) zich uitstrekt in een vlak dat een hoek insluit met de tweede borgpenuitsparing- hartlijn (L7), zodanig dat bij het insteken van het tweede cilindrische uiteinde (44) in de vierde uitsparing (116) in een eerste rotatieve stand van de brug (28) ten opzichte van het tweede cilinderslothuis (112), het tweede cilindrische uiteinde (44) de tweede borgpen (138) althans ten dele kan passeren door aanwezigheid van de afgeplatte zijde (50) en waarbij na het volledig inbrengen het tweede cilindrische uiteinde (44) in de vierde utsparing (116) van het tweede cilinderslot (112) de brug (28) roteerbaar is naar een tweede rotatieve stand ten opzichte van het tweede cilinderslothuis (112), in welke tweede rotatieve stand de tweede borgpen (138) in de tweede borgpenuitsparing (46) is opgenomen, zodanig dat een verplaatsing van de brug (28) ten opzichte van het tweede cilinderslothuis (112) in axiale richting langs de tweede hartlijn (L2) is verhmderd, waarbij in de tweede rotatieve stand de tweede borgboutdoorgang (48) in de brug (28) en de tweede borgboutboring (120) in het tweede cilinderhuis (112) coaxiaal zijn georiënteerd, zodanig dat de tweede borgbout (140) in geassembleerde toestand het tweede cilindrische uiteinde (44) van de brug (28) en het tweede cilinderslothuis (112) losmaakbaar met elkaar verbindt.
3. Het cilinderslot volgens conclusie 1 of 2, waarbij het centrale deel (30) van de brug (28) een afgeplatte zijde (52) heeft die is gekeerd in de richting van de meenemer (24) en waarlangs de meenemer (24) de brug (28) kan passeren.
4. Een werkwijze voor het monteren van een cilinderslot volgens conclusie 1 of 2, omvattend: het verschaffen van een cilinderslot (10) volgens conclusie 1 of 2, het insteken van het eerste cilindrische uiteinde (32) van de brug (28) in de tweede cilindrische uitsparing (16) van het eerste cilinderslothuis (12) terwijl de brug (28) zich in de eerste rotatieve stand bevindt ten opzichte van het eerste cilinderslothuis (12) waarbij het eerste cilindrische uiteinde (32) de eerste borgpen (38) althans ten dele kan passeren door aanwezigheid van de afgeplatte zijde (42) op het eerste cilindrische uteinde (32); het na het volledig inbrengen van het eerste cilindrische uiteinde (32) in de tweede utsparing (16) roteren van de brug (24) naar de tweede rotatieve stand ten opzichte van het eerste cilinderslothuis (12), in welke tweede rotatieve stand de eerste borgpen (38) in de eerste borgpenuitsparing (34) is opgenomen, zodanig dat een verplaatsing van de brug (28) ten opzichte van het eerste cilinderslothuis (12) in axiale richting langs de tweede hartlijn (L2) wordt verhinderd, waarbij in de tweede rotatieve stand de eerste borgboutdoorgang (36) in de brug (28) en de eerste borgboutboring (20) in het eerste cilinderhuis (12) coaxiaal zijn georiënteerd, en het monteren van de eerste borgbout (40) waarbij deze zich uitstrekt door de eerste borgboutdoorgang (36) in de brug (28) en aangrijpt op de inwendige schroefdraad in de eerste borgboutboring (20) in het eerste cilinderhuis (12) zodanig dat het eerste cilindrische uiteinde (32) van de brug (28) en het eerste cilinderslothuis (12) demonteerbaar met elkaar zijn verbonden.
5. De werkwijze volgens conclusie 4, waarbij het cilinderslot is uitgevoerd volgens conclusie 2, waarbij de werkwijze verder omvat: het insteken van het tweede cilindrische uiteinde (44) van de brug (28) in de vierde uitsparing (116) van het tweede cilinderslothuis (112) terwijl de brug (28) zich in de eerste rotatieve stand bevindt ten opzichte van het tweede cilinderslothuis (112) waarbij het tweede cilindrische uiteinde (44) de tweede borgpen (138) althans ten dele kan passeren door aanwezigheid van de afgeplatte zijde (50) op het tweede cilindrische uteinde (44); het na het volledig inbrengen van het tweede cilindrische uteinde (44) in de vierde uitsparing (116) roteren van de brug (28) naar de tweede rotatieve stand ten opzichte van het tweede cilinderslothuis (112), in welke tweede rotatieve stand de tweede borgpen (138) in de tweede borgpenuitsparing (46) is opgenomen, zodanig dat een verplaatsing van de brug (28) ten opzichte van het tweede cilinderslothuis (112) in axiale richting langs de tweede hartlijn (L2) wordt verhinderd, waarbij in de tweede rotatieve stand de tweede borgboutdoorgang (48) in de brug (28) en de tweede borgboutboring (120) in het tweede cilinderhuis (112) coaxiaal zijn georiënteerd, en het monteren van de tweede borgbout (140) waarbij deze zich uitstrekt door de tweede borgboutdoorgang (48) in de brug (28) en aangrijpt op de inwendige schroefdraad in de tweede borgboutboring (120) in het tweede cilinderhuis (112) zodanig dat het tweede cilindrische uiteinde (44) van de brug (28) en het tweede cilinderslothuis (112) demonteerbaar met elkaar zijn verbonden.
NL2031857A 2022-05-13 2022-05-13 Cilinderslot en werkwijze voor het monteren van een dergelijk cilinderslot NL2031857B1 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2031857A NL2031857B1 (nl) 2022-05-13 2022-05-13 Cilinderslot en werkwijze voor het monteren van een dergelijk cilinderslot
PCT/NL2023/050265 WO2023219509A1 (en) 2022-05-13 2023-05-12 Cylinder lock and method for mounting such a cylinder lock

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2031857A NL2031857B1 (nl) 2022-05-13 2022-05-13 Cilinderslot en werkwijze voor het monteren van een dergelijk cilinderslot

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2031857B1 true NL2031857B1 (nl) 2023-11-20

Family

ID=82100535

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2031857A NL2031857B1 (nl) 2022-05-13 2022-05-13 Cilinderslot en werkwijze voor het monteren van een dergelijk cilinderslot

Country Status (2)

Country Link
NL (1) NL2031857B1 (nl)
WO (1) WO2023219509A1 (nl)

Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL2012691B1 (nl) * 2014-04-25 2016-07-08 M&C Beveiliging B V Cilinderslot en slothuispen geschikt en bestemd voor een cilinderslot.
EP3159465A1 (en) * 2015-10-23 2017-04-26 M&C Beveiliging B.V. Cylinder lock and lock pin suitable and intended for a cylinder lock

Patent Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL2012691B1 (nl) * 2014-04-25 2016-07-08 M&C Beveiliging B V Cilinderslot en slothuispen geschikt en bestemd voor een cilinderslot.
EP3159465A1 (en) * 2015-10-23 2017-04-26 M&C Beveiliging B.V. Cylinder lock and lock pin suitable and intended for a cylinder lock

Also Published As

Publication number Publication date
WO2023219509A1 (en) 2023-11-16

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US3731418A (en) Small firearms with exchangeable barrel
CN101855410B (zh) 杆式支撑框架
RU2415311C2 (ru) Болтовое соединение
CA2264367C (fr) Dispositif d'accrochage d'un moteur sur un pylone d'aeronef
NL2031857B1 (nl) Cilinderslot en werkwijze voor het monteren van een dergelijk cilinderslot
CN1485529A (zh) 固定系统
US6334733B1 (en) Pipe connector
JP5119273B2 (ja) 施錠装置
US5676640A (en) Orthesis joint system
DE3151401A1 (de) Kupplung zum kuppeln umlaufender teile zum ausgleich von fluchtungsfehlern
DE19611512A1 (de) Elektrisch angetriebene Luftpumpe
CN101029541A (zh) 防破坏的双圆筒锁
JP5191479B2 (ja) 分割されたスピンドル
FR2668224A1 (fr) Accouplement d'arbre elastique.
KR20050008474A (ko) 멈춤 조인트
BR102020006053A2 (pt) conjuntos de barra de articulação seguras contra falhas rapidamente ajustáveis especialmente úteis para conectar componentes estruturais de uma aeronave
WO2018019332A1 (de) Riemenspanner
DE102011080509A1 (de) Riemenspanner
GB2137688A (en) Rack bolts
DE3038072A1 (de) Kupplung, insbesondere zur drehmomentuebertragung zwischen zwei wellen
CA2325173C (en) Connecting member for a pump
NO843246L (no) Koblingsledd for kjetting
DE19952901C2 (de) Strömungsarbeitsmaschine
US3101027A (en) Quick-release, link-type clamp for multiple shaft clusters
EP1635367A1 (de) Scharnierschalter