NL2012691B1 - Cilinderslot en slothuispen geschikt en bestemd voor een cilinderslot. - Google Patents

Cilinderslot en slothuispen geschikt en bestemd voor een cilinderslot. Download PDF

Info

Publication number
NL2012691B1
NL2012691B1 NL2012691A NL2012691A NL2012691B1 NL 2012691 B1 NL2012691 B1 NL 2012691B1 NL 2012691 A NL2012691 A NL 2012691A NL 2012691 A NL2012691 A NL 2012691A NL 2012691 B1 NL2012691 B1 NL 2012691B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
lock
lock housing
cylinder
pin
bore
Prior art date
Application number
NL2012691A
Other languages
English (en)
Other versions
NL2012691A (nl
Inventor
Jacobus Johannes Marinus Overbeeke Cornelis
Original Assignee
M&C Beveiliging B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by M&C Beveiliging B V filed Critical M&C Beveiliging B V
Priority to NL2012691A priority Critical patent/NL2012691B1/nl
Publication of NL2012691A publication Critical patent/NL2012691A/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2012691B1 publication Critical patent/NL2012691B1/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E05LOCKS; KEYS; WINDOW OR DOOR FITTINGS; SAFES
    • E05BLOCKS; ACCESSORIES THEREFOR; HANDCUFFS
    • E05B15/00Other details of locks; Parts for engagement by bolts of fastening devices
    • E05B15/16Use of special materials for parts of locks
    • E05B15/1614Use of special materials for parts of locks of hard materials, to prevent drilling
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E05LOCKS; KEYS; WINDOW OR DOOR FITTINGS; SAFES
    • E05BLOCKS; ACCESSORIES THEREFOR; HANDCUFFS
    • E05B27/00Cylinder locks or other locks with tumbler pins or balls that are set by pushing the key in
    • E05B27/0003Details
    • E05B27/0017Tumblers or pins
    • E05B27/0021Tumblers or pins having movable parts
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E05LOCKS; KEYS; WINDOW OR DOOR FITTINGS; SAFES
    • E05BLOCKS; ACCESSORIES THEREFOR; HANDCUFFS
    • E05B9/00Lock casings or latch-mechanism casings ; Fastening locks or fasteners or parts thereof to the wing
    • E05B9/04Casings of cylinder locks
    • E05B9/041Double cylinder locks
    • E05B9/042Stators consisting of multiple parts being assembled together

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Lock And Its Accessories (AREA)

Abstract

Een cilinderslot 10 met een eerste en een slothuis 12, 16, ten minste één slotcilinder, een meennemer 20 die is voorzien van een meenemernok 22 en die is opgenomen tussen het eerste en het tweede slothuis 12,16 en die door rotatie van de slotcilinder van een eerste stand in een tweede stand kan worden gebracht. Het cilinderslot 10 is tevens voorzien van een brug 26, die het eerste slothuis 2 met het tweede slothuis 6 verbindt. Om sabotage door middel van het stukboren van de verbinding tussen de brug 26 en het slothuis 2 te verhinderen, is het cilinderslot 10 voorzien van een boorbeveiliging die is uitgevoerd als een kogel 28 uit gehard staal, waarbij de brug 26 nabij een axiaal uiteinde daarvan is voorzien van een kamer 32 waarin de kogel 28 is opgenomen. Verder is een nieuwe slothuispen 200 beschreven ter bemoeilijking van lock picking.

Description

Titel: Cilinderslot en slothuispen geschikt en bestemd voor een cilinder slot.
VELD
De uitvinding heeft betrekking op een cilinderslot met boorbeveiliging. De uitvinding heeft tevens betrekking op een slothuispen en op een cilinderslot voorzien van een dergelijke slothuispen.
ACHTERGROND
Uit EP-1 209 305 Al is een cilinderslot bekend dat is voorzien van: • een eerste slothuis met een in hoofdzaak constante, zich in een axiale richting uitstrekkende omtrekscontour, waarbij in het slothuis een eerste slotcilinder is opgenomen; • een tweede slothuis met een in hoofdzaak constante, zich in een axiale richting uitstrekkende omtrekscontour waarin ofwel een tweede slotcilinder is op genomen ofwel een bedieningsknopsamenstel, waarbij de omtrekscontour van het tweede slothuis overeenstemt met de omtrekscontour van het eerste slothuis, waarbij de omtrekscontouren van beide slothuizen in eikaars verlengde liggen; • een meennemer die is voorzien van een meenemernok en die is opgenomen tussen het eerste en het tweede slothuis, waarbij de meenemer roteerbaar is ten opzichte van het eerste en het tweede slothuis en positioneerbaar is in een eerste stand waarin de meenemernok zich bevindt in een uitsparing tussen het eerste en het tweede slothuis en waarin de meennemernok zich bovendien, gezien in axiale richting van het slot, binnen de omtrekscontouren bevindt, waarbij de meennemer door rotatie positioneerbaar is in een tweede stand waarin de meenemernok zich, gezien in axiale richting buiten de omtrekscontouren uitstrekt; • een brug, die het eerst slothuis met het tweede slothuis verbindt; en • een boorbeveiliging die ten minste in het eerste slothuis is opgenomen nabij een axiaal uiteinde van het eerste slothuis, welk axiaal uiteinde van het tweede slothuis is afgekeerd.
Bij het uit EP-1 209 305 bekende cilinderslot is elk slothuis aan de onderzijde voorzien van een naar beneden toe open, rechthoekige sleuf waarin de brug opneembaar is. De boorbeveiliging wordt gevormd door los onderdeel dat in die publicatie is aangeduid met het verwijzingscijfer 11. Een boorbeveiliging is met name van belang voor bescherming van het slot tegen inbrekers die met behulp van een boor het onderste bereik van het slot trachten te doorboren, zodat de verbinding van de brug met het slothuis wordt beschadigd en het slothuis vervolgens met geweld van de brug kan worden getrokken.
Een tweede manier om ongeoorloofd zonder sleutel een slot open te krijgen is het zogenaamde lock picking. Het is zelfs een sport geworden waarvoor ook verenigingen bestaan en gereedschappen worden verkocht. Een beschrijving van een lock picking gereedschap is bijvoorbeeld gegeven inUS-5 956 984 BI.
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
Een bezwaar van de uit EP’305 bekende boorbeveiliging is dat de montage van de boorbeveiliging tezamen met de brug en het slothuis lastig is omdat drie losse onderdelen tegelijkertijd met elkaar moeten worden samengebracht. Ook het onderdeel dat de boorbeveiliging vormt is een speciaal onderdeel met een speciale vorm. Een dergelijk onderdeel is kostbaar om te vervaardigen, met name ook omdat het materiaal gehard dient te zijn en dus moeilijk te bewerken (e. to machine) is.
De uitvinding beoogt een cilinderslot met de hierboven beschreven eigenschappen zonder de hiervoor beschreven bezwaren. Meer in het bijzonder beoogt de uitvinding een cilinderslot waarvan de boorbeveiling goedkoper kan worden uitgevoerd en waarvan de montage eenvoudiger is.
Hiertoe verschaft de uitvinding een cilinderslot volgens conclusie 1. Meer in het bijzonder wordt het in de achtergrondsectie beschreven slot volgens de uitvinding gekenmerkt doordat • de boorbeveiliging is uitgevoerd als een kogel uit gehard staal, waarbij de brug nabij een axiaal uiteinde daarvan dat zich in een brugboring in het eerste slothuis bevindt, is voorzien van een kamer waarin de kogel is opgenomen.
Kogels van gehard staal zijn standaard in de handel verkrijgbaar. Ze worden in grote getalen geproduceerd voor kogellagers en zijn daardoor tegen een relatief geringe prijs verkrijgbaar. Doordat de brug is voorzien van een kamer voor opname van de kogel, is het monteren van een slot eenvoudiger dan bij het uit de stand van de techniek bekende slot met boorbeveiliging. Immers, de kogels worden eerst in de kamers in de brug geplaatst. Vervolgens kunnen de axiale einddelen van de brug in de beide slothuizen worden geschoven. Dan resteert nog slechts het fixeren van de brug ten opzichte van de slothuizen, hetgeen hierna aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld nader zal worden beschreven.
De onderhavige uitvinding beoogt tevens een oplossing te verschaffen waarmee lock picking wordt bemoeilijkt zodanig dat het openen van een slot zoveel tijd kost dat het voor een inbreker niet meer interessant is om door middel van lock picking een inbraakpoging te ondernemen.
Ten behoeve van het oplossen van het lock picking probleem, verschaft de uitvinding een slothuispen volgens conclusie 11. Meer in het bijzonder betreft het een slothuispen die omvat: • een schacht; • een kop die verbreed is ten opzichte van de schacht en die een tweede slothuispenuiteinde vormt; • ten minste één losse ring die zich met speling rond de schacht uitstrekt; • een opsluitring die vast met de schacht is verbonden en een eerste slothuispenuiteinde vormt.
De nieuwe slothuispen is toepasbaar in het hierboven beschreven slot met de nieuwe boorbeveiling maar is ook toepasbaar in conventionele cilindersloten zonder boorbeveüiging. De slothuispen is toepasbaar in elk cilinderslot dat omvat: • een slothuis; • een slotcilinder die in het slothuis is opgenomen en in een ontgrendelde toestand roteerbaar is ten opzichte van het slothuis rond een centrale hartlijn; • ten minste één slothuispen met een eerste slothuispenuiteinde en een tweede slothuispenuiteinde, waarbij elke slothuispen in het slothuis is op genom en en is voorzien van een hartlijn die zich loodrecht uitstrekt op de centrale hartlijn; • ten minste één slothuispenveer die aangrijpt op een eerste slothuispenuiteinde van een met die slothuispenveer geassocieerde slothuispen, welke slothuispenveer de daarmee geassocieerde slothuispen in de richting van de slotcilinder duwt; • ten minste één cilinderpen met een eerste cilinderpenuiteinde en een tweede cilinderpenuiteinde, waarbij elke cilinderpen in de slotcilinder is op genom en en is voorzien van een hartlijn die zich loodrecht uitstrekt op de centrale hartlijn, waarbij het eerste cilinderpenuiteinde aanligt tegen het tweede slotpenuiteinde van de met de cilinderpen geassocieerde slothuispen, waarbij de ten minste ene cilinderpen in gebruik worden aangegrepen door een sleutel, waarbij de cilinderpen tegen veerwerking in van de centrale hartlijn (L) van de slotcilinder wordt wegbewogen, zodanig dat het eerste cilinderpenuiteinde en het tweede slothuispenuiteinde van elke cilinderpen en slothuispen naar een positie worden bewogen waarin deze stroken met (e. are flush with) het cilindrische mantelvlak van de slotcilinder, zodat de slotcilinder roteerbaar is in het slothuis.
De uitvinding heeft tevens betrekking op een dergelijk cilinderslot voorzien van slothuispennen volgens de uitvinding. In de praktijktesten is gebleken dat de nieuwe slothuispen een zeer effectieve beveiliging vormt tegen lock picking. De met speling op de schacht aangebrachte ringen maken het vrijwel onmogelijk om alle slothuispennen met behulp van de lock picking techniek in een positie te manoeuvreren waarin de slotcilinder kan worden geroteerd. De tijd die nodig is om het slot door middel van lock picking te openen wordt hierdoor zo groot, dat het voor inbrekers geen interessante techniek is om zich ongeoorloofd toegang te verschaffen tot een gebouw of ruimte.
De uitvinding zal hierna verder worden verduidelijkt aan de hand van een aantal uitvoeringsvormen, onder verwijziging naar voorbeelden van dergelijke uitvoeringsvormen die in de tekeningen zijn weergegeven.
KORTE BESCHRIJVING VAN DE FIGUREN
Fig. 1 toont een perspectief-aanzicht van een voorbeeld van een slot waarin verschillende uitvoeringsvormen zijn belichaamd;
Fig. 2 toont een soortgelijk perspectief-aanzicht als weergegeven in figuur 1 met uiteen genomen delen;
Fig. 3 toont een soortgelijk perspectief-aanzicht als weergegeven in figuur 1 onder weglating van het linker slothuis;
Fig. 4 toont een vooraanzicht van het voorbeeld uit figuur 1;
Fig. 5 toont een gedeeltelijk doorsnede-aanzicht over lijn V-V uit figuur 4;
Fig. 6 toont een perspectief-aanzicht van de brug uit het voorbeeld van figuur 1;
Fig. 7 toont een bovenaanzicht van de in figuur 6 weergegeven brug;
Fig. 8 toont een perspectief-aanzicht van een alternatieve uitvoeringsvorm van de brug;
Fig. 9 toont een bovenaanzicht van de brug die weergegeven in figuur 8;
Fig. 10 toont een zij-aanzicht van een voorbeeld van een slothuispen; en
Fig. 11 toont een doorsnede-aanzicht over lijn XI-XI uit figuur 10.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING
Figuren 1-5 tonen een voorbeeld van een cilinderslot waarin diverse uitvoeringsvormen zoals beschreven in de volgconclusies zijn belichaamd. Opgemerkt wordt dat de uitvoeringsvormen ook onafhankelijk van elkaar kunnen worden toegepast en dat de uitvinding niet is beperkt tot de voorbeelden die zijn getoond in de figuren. Hierna zullen diverse uitvoeringsvormen worden beschreven, waarbij met behulp van verwijzigingscijfers wordt verwezen naar de figuren. De verwijzingscijfers worden hierin gebruikt ter verduidelijking maar hebben geen beperkende werking. Een uitvoeringsvorm kan ook op andere wijze zijn uitgevoerd dan weergegeven in het voorbeeld dat is getoond in de figuren.
In meest algemene termen verschaft de uitvinding een cilinderslot 10 dat een eerste slothuis 12 omvat met een in hoofdzaak constante, zich in een axiale richting uitstrekkende omtrekscontour, waarbij in het slothuis 12 een slotcilinder 14 is opgenomen. Verder omvat het cilinderslot 10 een tweede slothuis 16 met een in hoofdzaak constante, zich in een axiale richting uitstrekkende omtrekscontour waarin ofwel een tweede slotcilinder (niet getoond) is opgenomen ofwel een bedieningsknopsamenstel. Een beschrijving van een voorbeeld van een dergelijk bedieningsknopsamenstel is gegeven in de Nederlandse octrooiaanvraag NL- 2012477. De omtrekscontour van het tweede slothuis 16 stemt overeen met de omtrekscontour van het eerste slothuis 12 en de omtrekscontouren van beide slothuizen 12, 16 liggen in eikaars verlengde. Het cilinderslot 10 is verder voorzien van een meennemer 20 die is voorzien van een meenemernok 22 en die is opgenomen tussen het eerste en het tweede slothuis 12,16. De meenemer 20 is roteerbaar ten opzichte van het eerste en het tweede slothuis 12, 16 en is positioneerbaar in een eerste stand waarin de meenemernok 22 zich bevindt in een uitsparing 24 tussen het eerste en het tweede slothuis 12, 16. In die eerste stand bevindt de meennemernok 22 zich bovendien, gezien in axiale richting van het slot 10, binnen de omtrekscontouren van de beide slothuizen 12, 16. Door rotatie is de meennemer 20 positioneerbaar in een tweede stand waarin de meenemernok 22 zich, gezien in axiale richting, buiten de omtrekscontouren uitstrekt. Het cilinderslot 10 is tevens voorzien van een brug 26, die het eerste slothuis 12 met het tweede slothuis 16 verbindt. Om sabotage door middel van het stukboren van de verbinding tussen de brug 26 en het slothuis 12 te verhinderen, is het cilinderslot 10 voorzien van een boorbeveiliging die ten minste in het eerste slothuis 12 is opgenomen nabij een axiaal uiteinde 12a van het eerste slothuis 12, welk axiaal uiteinde 12a van het tweede slothuis 16 is afgekeerd. Op zichzelf zijn alle hierboven genoemde algemene kenmerken bekend uit de eerder genoemde Europese octrooiaanvraag EP-1 209 305 Al.
Het cilinderslot 10 wordt gekenmerkt doordat de boorbeveiliging is uitgevoerd als een kogel 28 uit gehard staal, waarbij de brug 26 nabij een axiaal uiteinde daarvan dat zich in een brugboring 30 in het eerste slothuis 12 bevindt, is voorzien van een kamer 32 waarin de kogel 28 is opgenomen.
Een dergelijke boorbeveiliging is eenvoudig te monteren en kan goedkoop worden uitgevoerd omdat hardstalen kogels tegen geringe kostprijs verkrijgbaar zijn en de montage eenvoudig is.
In een uitvoeringsvorm, waarvan een voorbeeld is getoond in de figuren, kan ook het tweede slothuis 16 zijn voorzien van een boorbeveiliging. Ook deze boorbeveiliging kan zijn uitgevoerd als een kogel 34 uit gehard staal, waarbij de brug 26 nabij een axiaal uiteinde daarvan dat zich in een brugboring 36 in het tweede slothuis 16 bevindt, is voorzien van een kamer 38 waarin de kogel 34 is opgenomen.
In een uitvoeringsvorm, waarvan een eerste voorbeeld is getoond in figuren 1-7 en waarvan een tweede voorbeeld is getoond in figuren 8-9, kan de brug 26 een in hoofdzaak cilindrisch middendeel 40 (e. central part) omvatten met een eerste diameter. Het middendeel 40 heeft een eerste en een tweede axiaal uiteinde 40a, 40b. Met het eerste axiale uiteinde 40a kan een eerste, in hoofdzaak cilindrisch einddeel 42 (e. end part) zijn verbonden. Met het tweede axiale uiteinde 40b kan een tweede, in hoofdzaak cilindrisch einddeel 44 zijn verbonden. In het getoonde voorbeeld zijn de einddelen 42, 44 en het middendeel 40 uitgevoerd als een enkel, integraal onderdeel. Het in hoofdzaak cilindrische middendeel 40 en de beide einddelen 42, 44 kunnen coaxiaal ten opzichte van elkaar zijn gepositioneerd en beschikken derhalve over een gemeenschappelijke hartlijn Lb. Een eerste vlak V waarin de hartlijn Lb zich bevindt, strekt zich in gebruik in een verticale richting uit. Een tweede vlak H waarin de hartlijn Lb zich bevindt, strekt zich in gebruik in een horizontale richting uit.
In een uitvoeringsvorm, waarvan een voorbeeld is getoond in figuren 1-5, kan het middendeel 40 aan weerszijden van het midden daarvan zijn voorzien van een boring 84, 86. De ene boring 84 kan geassocieerd zijn met een van schroefdraad voorziene boring 88 in het eerste slothuis 12. De andere boring 86 kan geassocieerd zijn met een van schroefdraad voorziene boring (niet getoond) in het tweede slothuis 16. Het cilinderslot 10 kan in deze uitvoeringsvorm zijn voorzien van twee bouten 80, 82. Een eerste 80 van de twee bouten 80, 82 strekt zich in de gemonteerde toestand van het cilinderslot 10 uit door de ene boring 84 en is bevestigd in de van schroefdraad voorziene boring 88 in het eerste slothuis 12. De andere 82 van de twee bouten 80, 82 strekt zich in gemonteerde toestand van het cilinderslot 10 uit door de andere boring 86 en is bevestigd in de van schroefdraad voorziene boring in het tweede slothuis 16.
Met dergelijke bouten 80, 82 kunnen de brug 26 en de slothuizen 12, 16 op eenvoudige wijze met elkaar worden verbonden. Montage en demontage is aldus met een gering aantal handelingen te realiseren.
In een uitvoeringsvorm, waarvan een voorbeeld is getoond in figuren 2-9, kan elk einddeel 42, 44 een cilindrisch manteloppervlak hebben. Daarbij kan in het cilindrische manteloppervlak van elk einddeel 42, 44 een uitsparing 46, 48 zijn aangebracht met een, gezien in een richting loodrecht op het eerste vlak V in hoofdzaak cirkelsegmentvormige contour. Verder kan met elke uitsparing 46, 48 een in hoofdzaak cilindrische dwarspen 50, 52 zijn geassocieerd alsmede een dwarsboring 54, 56 in het met het betreffende einddeel 42, 44 geassocieerde slothuis 12, 16.
De dwarpennen 50, 52 zorgen voor een zeer sterke verbinding tussen de brug 26 en de slothuizen 12, 16. Zeker wanneer de dwarspennen 50, 52 ook van gehard staal zijn vervaardigd, is het vrijwel onmogelijk om door middel van een boor het cilinderslot 10 de saboteren. De van kogels 28, 34 voorziene boorbeveiliging en de dwarspennen 50, 52 verschaffen een bijzonder veilig cilinderslot 10 dat voldoet aan de hoogste veiligheidsklasse.
In een uitvoeringsvorm, waarvan een twee voorbeelden zijn getoond in figuren 1-9, kan in elke uitsparing 46, 48 in het manteloppervlak van het einddeel 42, 44 een centrale rug 58, 60 zijn voorzien die zich bevindt aan de naar het middendeel 40 toegekeerde zijde van de uitsparing 46, 48. Daarbij kan de in hoofdzaak cilindrische dwarspen 50, 52 zijn voorzien van een centrale groef 62, 64 waarin in gemonteerde toestand van het cilinderslot 10 de centrale rug 58, 60 is opgenomen.
Deze centrale rug 58, 60 verhindert dat de dwarspen 50, 52 uit het slothuis 12, 16 kan vallen wanneer de brug 26 zijn finale positie in de slothuizen 12, 16 heeft ingenomen.
De montage gaat als volgt: eerst wordt een einddeel 42, 44 gedeeltelijk in de brugboring 30, 36 van het met het einddeel 42, 44 geassocieerde slothuis 12, 16 geschoven. Vervolgens wordt de dwarspen 50, 52 in dwarsboring 54, 56 geschoven. Daarna worden de eindelen 42, 44 dieper in de brugboringen 30, 36 geschoven, zodat de centrale rug 58, 60 wordt opgenomen in de centrale groef 62, 64 van de bijbehorende dwarspen 50, 52. Tot slot worden met behulp van de bouten 80, 82 de brug 26 en de slothuizen 12, 16 met elkaar verbonden. Wanneer een inbreker met grof geweld het slothuis 12 probeert los te breken van de brug 26, dient deze niet alleen de bout 80 te breken maar tevens de dwarspen 50. Aangezien de dwarspen 50 uit gehard, hoogwaardig materiaal kan zijn vervaardigd is dat vrijwel onmogelijk en zullen de pogingen van de inbreker mislukken.
In een uitvoeringsvorm, waarvan een voorbeeld is getoond in figuren 1-9, kan elk einddeel 42, 44 een genoemde kamer 32, 38 voor opname van een genoemde kogel 28, 34 bevatten. Door de kamer 32, 38 in een einddeel 42, 44 op te nemen, is in een gemonteerde toestand van het cilinderslot 10, de kogel 28, 34 altijd opgesloten in de kamer 32, 38 omdat de toegangsopening van de kamer 32, 38 wordt afgesloten door het daarmee geassocieerde slothuis 12, 16.
In een uitvoeringsvorm, waarvan een voorbeeld is getoond in figuren 8 en 9, kan de kamer 32, 38 in een genoemd einddeel 42, 44 zich bevinden onder de uitsparing 46, 48 in het cilindrische manteloppervlak van het genoemd einddeel 42, 44.
Bij een dergelijke uitvoering is de ruimte die de kogel 28, 34 in de kamer 32, 38 heeft nog iets kleiner, zodat de bewegingsmogelijkheden van de kogel 28, 34 nog iets geringer zijn. Dit maakt de kans op het succesvol uitvoeren van een booraanval nog kleiner.
In plaats van, of in aanvulling op de bouten 80, 82, kan bij een uitvoeringsvorm van het cilinderslot 10 elke eindpen 42, 44 zijn voorzien van een omtreksgroef 66, 68 die is geassocieerd met een clip. Een voorbeeld van deze uitvoeringsvorm is getoond in figuren 8 en 9. Daarbij kan elk slothuis is voorzien van een clip groef waarin de clip opneembaar is. In een gemonteerde toestand kan de clip zijn opgenomen in de clipgroef in het slothuis 12, 16 en grijpt deze aan op een genoemde omtreksgroef 66, 68 van de daarmee geassocieerde eindpen 42, 44 die is opgenomen in het betreffende slothuis 12, 16. De chps en clipgroeven zijn niet getoond in de tekeningen. Toepassing van dergelijke chps en clipgroeven is echter bijvoorbeeld bekend uit WO2006/042753 Al en voor een voorbeeld van de chps en clipgroeven wordt naar die pubhcatie verwezen.
In een uitvoeringsvoorbeeld, waarvan een voorbeeld is getoond in de figuren 1-9, kan het middendeel 40 zijn voorzien van een centrale boring 78 die zich loodrecht uitstrekt op het eerste vlak V en die is voorzien van schroefdraad.
Met behulp van deze centrale boring kan het cihnderslot door middel van een bout die aangrijpt op de centrale boring 78 worden vastgezet in een deur (niet getoond).
De uitvinding verschaft tevens een nieuwe slothuispen 200 die geschikt en bestemd is voor toepassing in een cilinderslot 10 en die met name bedoeld is om het ongeoorloofd openen van een cilinderslot 10 door middel van lock picking te verhinderen of althans zo veel mogelijk te bemoeilijken.
Een voorbeeld van een slothuispen 200 is in detail getoond in figuren 10 en 11. Ook in figuren 2 en 5 is het voorbeeld van de slothuispen 200 uit figuren 10 en 11 getoond. Opgemerkt zij, dat de nieuwe brug 26 met de nieuwe boorbeveiliging ook toegepast kan worden bij een cilinderslot 10 dat is voorzien van conventionele slothuispennen. Verder zij opgemerkt, dat de nieuwe slothuispennen 200 ook kunnen worden toegepast in cilindersloten die niet zijn voorzien van de nieuwe brug 26 met de nieuwe boorbeveiliging volgens de onderhavige uitvinding.
De nieuwe anti lock picking slothuispen 200, waarvan zoals gezegd een voorbeeld is getoond in figuren 10 en 11, beschikt in meest algemene termen over een schacht 206 en kop 208 die verbreed is ten opzichte van de schacht 206 en die een tweede slothuispenuiteinde 204 vormt. Verder is de slothuispen 200 voorzien van ten minste één losse ring 210, 210’, 210” die zich met speling rond de schacht 206 uitstrekt. Verder heeft de nieuwe slothuispen 200 een opsluitring 212 die vast met de schacht 206 is verbonden en die een eerste slothuispenuiteinde 202 vormt.
De losse ringen 210, 210’, 210” maken lock picking vrijwel onmogelijk, vermoedelijk omdat het vastzetten van een dergelijke ring 210, 210’, 210” bij het lock pieken nog niet leidt tot het in axiale richting vastzetten van de schacht 206 en de daarmee verbonden kop 208 van de slothuispen 200. In elk geval blijkt uit praktijkproeven dat de nieuwe slothuispen 200 lock picking vrijwel onmogelijk maakt.
In het voorbeeld uit figuur 2, zijn er gezien van links naar rechts een slothuispennen 200 met respectievelijk, twee, één, drie en één losse ring of ringen 210, 210’, 210”.
In een uitvoeringsvorm, waarvan een voorbeeld is getoond in figuren 10 en 11, kan de schacht 206 nabij het eerste slothuispenuiteinde 202 zijn voorzien van een verjongd cilindrisch deel 206’ waarvan de lengte Lj in hoofdzaak overeenstemt met de hoogte Hl van de opsluitring 212. In het eerste uiteinde 202 kan een centrale axiale centrale boring 214 zijn voorzien. De opsluitring 212 kan zijn voorzien van een centrale boring 216 waarin het verjongde cilindrische deel 206’ passend is opgenomen. Daarbij kan een van de kop 208 afgekeerd einde van de centrale boring 216 van de opsluitring 212 zijn voorzien van een afschuining 218. Nadat de losse ringen 210, 210’, 210” op de schacht 206 zijn geplaatst en de opsluitring 212 op het verjongde deel 206’ van de schacht 206 is geplaatst, kan het vrije uiteinde van het verjongde cilindrische deel 206’ door plastische vervorming worden verwijd, zodat het verwijde deel 220 daarvan is opgenomen in de afschuining 218.
Aldus wordt op eenvoudige en efficiënte wijze een onlosmaakbare verbinding tussen de schacht 206 en de opsluitring 212 tot stand gebracht, waarbij de losse ringen ook onlosmaakbaar maar wel met speling op de schacht 206 zijn geplaatst.
In een uitvoeringsvorm, waarvan een voorbeeld is getoond in de figuren, kan slothuispen 200 afhankelijk van de gewenste lengte zijn voorzien van één tot zes losse ringen 210, 210’, 210”, waarbij de lengte Ls van het niet verjongde deel van de schacht 206 iets groter is dan de som van de hoogten H2 van de op de schacht 206 geplaatste losse ringen 210, 210’, 210”, zodat de losse ringen 210, 210’, 210” met enige speling op de schacht 206 zijn aangebracht.
De aanwezigheid van speling is van belang om het gewenste effect, namelijk op efficiënte wijze verhinderen van lock picking, te verkrijgen.
Zoals gezegd kunnen de nieuwe slothuispennen 200 worden toegepast op elk cilinderslot 10, zolang dat cilinderslot 10 maar een slothuis 12 omvat waarin een slotcilinder 14 is opgenomen, welke slotcilinder 14 in een ontgrendelde toestand roteerbaar is ten opzichte van het slothuis 12 rond een centrale hartlijn Lc. Verder dient het cilinderslot te beschikken over ten minste één slothuispen 200 met een eerste slothuispenuiteinde 202 en een tweede slothuispenuiteinde 204. Elke slothuispen 200 is daarbij in het slothuis 12 op genomen en is voorzien van een hartlijn P die zich loodrecht uitstrekt op de centrale hartlijn Lc. De hartlijn P van de slothuispen 200 behoeft de centrale hartlijn Lc niet te snijden, ook kruisende hartlijnen P en Lc behoren tot de mogelijkheden. Verder dient het cilinderslot 10 te beschikken over ten minste één slothuispenveer 90 die aangrijpt op een eerste slothuispenuiteinde 202 van een met die slothuispenveer 90 geassocieerde slothuispen 200. De slothuispenveer 90 duwt de daarmee geassocieerde slothuispen 200 in de richting van de slotcilinder 14. Het cilinder slot beschikt verder over ten minste één cüinderpen 92 met een eerste cilinderpenuiteinde 94 en een tweede cilinderpenuiteinde 96. Elke cilinderpen 92 is in de slotcilinder 14 opgenomen en is voorzien van een hartlijn P’ die zich loodrecht uitstrekt op de centrale hartlijn Lc. Net als hiervoor reeds gemeld, kunnen de hartlijnen P’ en Lc elkaar zowel kruisen als snijden. Het eerste cilinderpenuiteinde 94 ligt aan tegen het tweede slotpenuiteinde 204 van de met de cilinderpen 92 geassocieerde slothuispen 200. De ten minste ene cilinderpen 92 wordt in gebruik aangegrepen door een sleutel (niet getoond) waarbij de cilinderpen 92 tegen veerwerking in van de centrale hartlijn Lc van de slotcilinder 14 wordt wegbewogen, zodanig dat het eerste cilinderpenuiteinde 94 en het tweede slothuispenuiteinde 204 van elke cilinderpen 92 en slothuispen 200 naar een positie worden bewogen waarin deze uiteinden 94, 204 stroken met (e. are flush with) het cilindrische mantelvlak van de slotcilinder 14, zodat de slotcilinder 14 roteerbaar is in het slothuis 12.
De uitvinding verschaft tevens een dergelijk cilinderslot 10 voorzien van de slothuispen 200 volgens de uitvinding.
De diverse uitvoeringsvormen die hierboven zijn beschreven kunnen onafhankelijk van elkaar worden toegepast en met elkaar op verschillende wijze worden gecombineerd. De verwijzingscijfers in de gedetailleerde beschrijving en de conclusies beperken de beschrijving van de uitvoeringsvormen en de conclusies niet en dienen slechts ter verduidelijking.

Claims (14)

1. Een cilinderslot (10) omvattend: • een eerste slothuis (12) met een in hoofdzaak constante, zich in een axiale richting uitstrekkende omtrekscontour, waarbij in het slothuis een eerste slotcilinder (14) is opgenomen; • een tweede slothuis (16) met een in hoofdzaak constante, zich in een axiale richting uitstrekkende omtrekscontour waarin ofwel een tweede slotcilinder (18) is opgenomen ofwel een bedieningsknopsamenstel, waarbij de omtrekscontour van het tweede slothuis (16) overeenstemt met de omtrekscontour van het eerste slothuis (12), waarbij de omtrekscontouren van beide slothuizen (12, 16) in eikaars verlengde liggen; • een meennemer (20) die is voorzien van een meenemernok (22) en die is opgenomen tussen het eerste en het tweede slothuis (12,16), waarbij de meenemer (20) roteerbaar is ten opzichte van het eerste en het tweede slothuis (12, 16) en positioneerbaar is in een eerste stand waarin de meenemernok (22) zich bevindt in een uitsparing (24) tussen het eerste en het tweede slothuis (12, 16) en waarin de meennemernok zich bovendien, gezien in axiale richting van het slot (10), binnen de omtrekscontouren bevindt, waarbij de meennemer (20) door rotatie positioneerbaar is in een tweede stand waarin de meenemernok (22) zich, gezien in axiale richting, buiten de omtrekscontouren uitstrekt; • een brug (26), die het eerste slothuis (12) met het tweede slothuis (6) verbindt; • een boorbeveiliging die ten minste in het eerste slothuis (12) is opgenomen nabij een axiaal uiteinde (12a) van het eerste slothuis (12), welk axiaal uiteinde (12a) van het tweede slothuis (16) is afgekeerd; gekenmerkt doordat • de boorbeveiliging is uitgevoerd als een kogel (28) uit gehard staal, waarbij de brug (26) nabij een axiaal uiteinde daarvan dat zich in een brugboring (30) in het eerste slothuis (12) bevindt, is voorzien van een kamer (32) waarin de kogel (28) is opgenomen.
2. Het cilinderslot volgens conclusie 1, waarbij ook het tweede slothuis (16) is voorzien van een boorbeveiliging, waarbij de boorbeveiliging in het tweede slothuis (16) is uitgevoerd als een kogel (34) uit gehard staal, waarbij de brug (26) nabij een axiaal uiteinde daarvan dat zich in een brugboring (36) in het tweede slothuis (16) bevindt, is voorzien van een kamer (38) waarin de kogel (34) is opgenomen.
3. Het cilinderslot volgens conclusie 1 of 2, waarbij de brug (26) een in hoofdzaak cilindrisch middendeel (40) (e. central part) omvat met een eerste diameter, waarbij het middendeel (40) een eerste en een tweede axiaal uiteinde (40a, 40b) heeft, waarbij met het eerste axiale uiteinde (40a) een eerste, in hoofdzaak cilindrisch einddeel (42) (e. end part) is verbonden, waarbij met het tweede axiale uiteinde (40b) een tweede, in hoofdzaak cilindrisch einddeel (44) is verbonden, waarbij het in hoofdzaak cilindrische middendeel (40) en de beide einddelen (42, 44) coaxiaal zijn ten opzichte van elkaar en beschikken over een gemeenschappelijke hartlijn (Lb), waarbij een eerste vlak (V) waarin de harthjn (Lb) zich uitstrekt zich in gebruik in een verticale richting uitstrekt en waarbij een tweede vlak (H) waarin de hartlijn (Lb) zich uitstrekt zich in gebruik in een horizontale richting uitstrekt.
4. Het cilinderslot volgens conclusie 3, waarbij het middendeel (40) aan weerszijden van het midden daarvan is voorzien van een boring (84, 86), waarbij de ene boring (84) is geassocieerd met een van schroefdraad voorziene boring (88) in het eerste slothuis (12) en waarbij de andere boring (86) is geassocieerd met een van schroefdraad voorziene boring in het tweede slothuis (16), waarbij het cilinderslot (10) is voorzien van twee bouten (80, 82), waarbij een eerste (80) van de twee bouten (80, 82) zich uitstrekt door de ene boring (84) en is bevestigd in de van schroefdraad voorziene boring (88) in het eerste slothuis (12), waarbij de andere (82) van de twee bouten (80, 82) zich uitstrekt door de andere boring (86) en is bevestigd in de van schroefdraad voorziene boring in het tweede slothuis (16).
5. Het cilinderslot volgens conclusie 3 of 4, waarbij elk einddeel (42, 44) een cilindrisch manteloppervlak heeft, waarbij in het cihndrische manteloppervlak van elk einddeel (42, 44) een uitsparing (46, 48) is aangebracht met een, gezien in een richting loodrecht op het eerste vlak (V), in hoofdzaak cirkelsegmentvormige contour, waarbij met elke uitsparing (46, 48) een in hoofdzaak cihndrische dwarspen (50, 52) is geassocieerd alsmede een dwarsboring (54, 56) in het, met het betreffende einddeel (42, 44) geassocieerde slothuis (12, 16).
6. Het cilinderslot volgens conclusie 5, waarbij in elke uitsparing (46, 48) in het manteloppervlak van het einddeel (42, 44) een centrale rug (58, 60) is voorzien die zich bevindt aan de naar het middendeel (40) toegekeerde zijde van de uitsparing (46, 48), waarbij de in hoofdzaak cihndrische dwarspen (50, 52) is voorzien van een centrale groef (62, 64) waarin in gemonteerde toestand van het cilinderslot (10) de centrale rug (58, 60) is opgenomen.
7. Het cilinderslot volgens één van de conclusies 3-6 in combinatie met conclusie 2, waarbij elk einddeel (42, 44) een genoemde kamer (32, 38) voor opname van een genoemde kogel (28, 34) bevat.
8. Het cilinderslot volgens conclusie 5 of 6, waarbij elk einddeel (42, 44) een genoemde kamer (32, 38) voor opname van een genoemde kogel (28, 34) bevat, waarbij de kamer (32, 38) in een genoemd einddeel (42, 44) zich bevindt onder de uitsparing (46, 48) in het cilindrische manteloppervlak van het genoemd einddeel (42, 44).
9. Het cilinderslot volgens één van de conclusies 3-8, waarbij elke eindpen (42, 44) is voorzien van een omtreksgroef (66, 68) die is geassocieerd met een clip, waarbij elk slothuis is voorzien van een clipgroef waarin de clip opneembaar is, en waarbij in een gemonteerde toestand de clip is opgenomen in de clipgroef in het slothuis (12, 16) en aangrijpt op de omtreksgroef (66, 68) in de eindpen (42, 44) die is opgenomen in het slothuis (12, 16).
10. Het cilinderslot volgens één van de conclusies 3-9, waarbij het middendeel (40) is voorzien van een centrale boring (78) die zich loodrecht uitstrekt op het eerste vlak (V) en die is voorzien van schroefdraad.
11. Een slothuispen (200) geschikt en bestemd voor een cilinderslot (10), waarbij het cilinderslot omvat: • een slothuis (12); • een slotcilinder (14) die in het slothuis (12) is opgenomen en in een ontgrendelde toestand roteerbaar is ten opzichte van het slothuis (12) rond een centrale hartlijn (Lc); • ten minste één slothuispen (200) met een eerste slothuispenuiteinde (202) en een tweede slothuispenuiteinde (204), waarbij elke slothuispen (200) in het slothuis (12) is op genomen en is voorzien van een hartlijn (P) die zich loodrecht uitstrekt op de centrale hartlijn (Lc); • ten minste één slothuispenveer (90) die aangrijpt op een eerste slothuispenuiteinde (202) van een met die slothuispenveer (90) geassocieerde slothuispen (200), welke slothuispenveer (90) de daarmee geassocieerde slothuispen (200) in de richting van de slotcilinder (14) duwt; • ten minste één cilinderpen (92) met een eerste cilinderpenuiteinde (94) en een tweede cilinderpenuiteinde (96), waarbij elke cilinderpen (92) in de slotcüinder (14) is opgenomen en is voorzien van een hartlijn (P’) die zich loodrecht uitstrekt op de centrale hartlijn (Lc), waarbij het eerste cilinderpenuiteinde (94) aanligt tegen het tweede slotpenuiteinde (204) van de met de cilinderpen (92) geassocieerde slothuispen (200), waarbij de ten minste ene cilinderpen in gebruik worden aangegrepen door een sleutel, waarbij de cilinderpen (92) tegen veerwerking in van de centrale hartlijn (Lc) van de slotcilinder (14) wordt wegbewogen, zodanig dat het eerste cilinderpenuiteinde (94) en het tweede slothuispenuiteinde (204) van elke cilinderpen (92) en slothuispen (200) naar een positie worden bewogen waarin deze stroken met (e. are flush with) het cilindrische mantelvlak van de slotcilinder (14), zodat de slotcüinder (14) roteerbaar is in het slothuis (12); gekenmerkt doordat ten minste één slothuispen (200) omvat: • een schacht (206); • een kop (208) die verbreed is ten opzichte van de schacht (206) en die het tweede slothuispenuiteinde (204) vormt; • ten minste één losse ring (210, 210’, 210”) die zich met speling rond de schacht (206) uitstrekt; • een opsluitring (212) die vast met de schacht (206) is verbonden en het eerste slothuispenuiteinde (202) vormt.
12. De slothuispen volgens conclusie 11, waarbij de schacht (206) nabij het eerste slothuispenuiteinde (202) is voorzien van een verjongd cilindrisch deel (206’) waarvan de lengte in hoofdzaak overeenstemt met de hoogte van de opsluitring (212), waarbij in het eerste uiteinde (202) een centrale axiale centrale boring (214) is voorzien, waarbij de opsluitring (212) is voorzien van een centrale boring (216) waarin het verjongde cilindrische deel (206’) passend is opgenomen, waarbij een van de kop (208) afgekeerd einde van de centrale boring (216) van de opsluitring (212) is voorzien van een afschuining (218), en waarbij het vrije uiteinde van het verjongde cilindrische deel (206’) door plastische vervorming is verwijd, zodat het verwijde deel (220) daarvan is opgenomen in de afschuining (218).
13. De slothuispen volgens conclusie 11 of 12, waarbij de slothuispen (200) afhankelijk van de gewenste lengte is voorzien van één tot zes losse ringen (210, 210’, 210”), waarbij de lengte van het niet verjongde deel (206”) van de schacht (206) iets groter is dan de som van de hoogten van de op de schacht geplaatste losse ringen (210, 210’, 210”), zodat de losse ringen (210, 210’, 210”) met enige speling op de schacht (206) zijn aangebracht.
14. Een cilinderslot (10) omvattend: • een slothuis (12); • een slotcilinder (14) die in het slothuis (12) is opgenomen en in een ontgrendelde toestand roteerbaar is ten opzichte van het slothuis (12) rond een centrale hartlijn (Lc); • ten minste één slothuispen (200) volgens conclusie 11 of 12; • ten minste één slothuispenveer (90) die aangrijpt op een eerste slothuispenuiteinde (202) van een met die slothuispenveer (90) geassocieerde slothuispen (200), welke slothuispenveer (90) de daarmee geassocieerde slothuispen (200) in de richting van de slotcilinder (14) duwt; • ten minste één cilinderpen (92) met een eerste cilinderpenuiteinde (94) en een tweede cilinderpenuiteinde (96), waarbij elke cilinderpen (92) in de slotcilinder (14) is opgenomen en is voorzien van een hartlijn (P’) die zich loodrecht uitstrekt op de centrale hartlijn (L), waarbij het eerste cilinderpenuiteinde (94) aanligt tegen het tweede slotpenuiteinde (204) van de met de cilinderpen (92) geassocieerde slothuispen (200), waarbij de ten minste ene cilinderpen in gebruik worden aangegrepen door een sleutel, waarbij de cilinderpen (92) tegen veerwerking in van de centrale hartlijn (Lc) van de slotcilinder (14) wordt wegbewogen, zodanig dat het eerste cilinderpenuiteinde (94) en het tweede slothuispenuiteinde (204) van elke cilinderpen (92) en slothuispen (200) naar een positie worden bewogen waarin deze stroken met (e. are flush with) het cilindrische mantelvlak de slotcilinder (14), zodat de slotcilinder (14) roteerbaar is in het slothuis (12).
NL2012691A 2014-04-25 2014-04-25 Cilinderslot en slothuispen geschikt en bestemd voor een cilinderslot. NL2012691B1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2012691A NL2012691B1 (nl) 2014-04-25 2014-04-25 Cilinderslot en slothuispen geschikt en bestemd voor een cilinderslot.

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2012691A NL2012691B1 (nl) 2014-04-25 2014-04-25 Cilinderslot en slothuispen geschikt en bestemd voor een cilinderslot.

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL2012691A NL2012691A (nl) 2016-02-04
NL2012691B1 true NL2012691B1 (nl) 2016-07-08

Family

ID=52146578

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2012691A NL2012691B1 (nl) 2014-04-25 2014-04-25 Cilinderslot en slothuispen geschikt en bestemd voor een cilinderslot.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL2012691B1 (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2023219509A1 (en) * 2022-05-13 2023-11-16 M & C Protect B.V. Cylinder lock and method for mounting such a cylinder lock

Family Cites Families (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL6711284A (nl) * 1967-01-31 1968-08-01
FR2689558B1 (fr) * 1992-04-07 1994-07-29 Jpm Chauvat Sa Barillet pour dispositif de verrouillage.
DE10053071A1 (de) * 2000-10-26 2002-05-08 Schulte Zylinderschl Gmbh Schließzylinder mit durch eine Brücke verbundenen Gehäuseteilen
DE102004051163A1 (de) * 2004-10-20 2006-04-27 Schliessanlagen Gmbh Pfaffenhain Modularer Schliesszylinder
GB0918742D0 (en) * 2009-10-26 2009-12-09 Avocet Hardware Ltd Lock mechanism

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2023219509A1 (en) * 2022-05-13 2023-11-16 M & C Protect B.V. Cylinder lock and method for mounting such a cylinder lock
NL2031857B1 (nl) * 2022-05-13 2023-11-20 M & C Protect B V Cilinderslot en werkwijze voor het monteren van een dergelijk cilinderslot

Also Published As

Publication number Publication date
NL2012691A (nl) 2016-02-04

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US8763435B2 (en) Locking device
US7849720B2 (en) Cam pin stop apparatus
US9297185B2 (en) Padlock
US5711506A (en) Cylinder lock with guide deflection and fortified wing systems
WO2007122609A1 (en) Padlock hasp assembly
US10030416B1 (en) Lock bypass detection
US7415852B1 (en) Tubular lock with theft deterrent
WO2014197649A1 (en) Padlock assembly
NZ205985A (en) Plate tumbler lock with locking pin
NL2012691B1 (nl) Cilinderslot en slothuispen geschikt en bestemd voor een cilinderslot.
CN105121761A (zh) 圆筒锁以及这种锁和钥匙的组合
EP3159465B1 (en) Cylinder lock
US20220389738A1 (en) Lock structure and method of protection
WO2016072832A1 (en) Lock core complete with locking mechanism sealed therein
AU2003259655A1 (en) Lock Cylinder
US10890012B2 (en) Lock and key therefor
US20050275535A1 (en) Lock core with an alarm
EP3097243B1 (en) Cylinder lock and key in combination with the cylinder lock
JP4691104B2 (ja) ドリルに抗する錠前シリンダー
RU2764680C1 (ru) Цилиндровый механизм секрета замка
CA2133589A1 (en) Rotary locking cylinder for a safety lock
JP7048070B2 (ja) シリンダー錠およびその内筒
US20210230902A1 (en) Lock, methods of using and making, products, and necessary intermediates
NL7905743A (nl) Slot.
WO2021006852A1 (ru) Цилиндровый замок

Legal Events

Date Code Title Description
HC Change of name(s) of proprietor(s)

Owner name: M & C PROTECT B.V.; NL

Free format text: DETAILS ASSIGNMENT: CHANGE OF OWNER(S), CHANGE OF OWNER(S) NAME; FORMER OWNER NAME: M&C BEVEILIGING B.V.

Effective date: 20200228

MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20220501