NL2030923B1 - Bevestigingsinrichting, dakhaak, montagerail en werkwijze voor de bevestiging van objecten op een dak - Google Patents

Bevestigingsinrichting, dakhaak, montagerail en werkwijze voor de bevestiging van objecten op een dak Download PDF

Info

Publication number
NL2030923B1
NL2030923B1 NL2030923A NL2030923A NL2030923B1 NL 2030923 B1 NL2030923 B1 NL 2030923B1 NL 2030923 A NL2030923 A NL 2030923A NL 2030923 A NL2030923 A NL 2030923A NL 2030923 B1 NL2030923 B1 NL 2030923B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
roof
mounting
mounting rail
holder
holders
Prior art date
Application number
NL2030923A
Other languages
English (en)
Inventor
Prins Vincent
Original Assignee
Van Der Valk Systemen B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Van Der Valk Systemen B V filed Critical Van Der Valk Systemen B V
Priority to NL2030923A priority Critical patent/NL2030923B1/nl
Priority to EP23156342.0A priority patent/EP4227599A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2030923B1 publication Critical patent/NL2030923B1/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F24HEATING; RANGES; VENTILATING
    • F24SSOLAR HEAT COLLECTORS; SOLAR HEAT SYSTEMS
    • F24S25/00Arrangement of stationary mountings or supports for solar heat collector modules
    • F24S25/60Fixation means, e.g. fasteners, specially adapted for supporting solar heat collector modules
    • F24S25/61Fixation means, e.g. fasteners, specially adapted for supporting solar heat collector modules for fixing to the ground or to building structures
    • F24S25/613Fixation means, e.g. fasteners, specially adapted for supporting solar heat collector modules for fixing to the ground or to building structures in the form of bent strips or assemblies of strips; Hook-like connectors; Connectors to be mounted between building-covering elements
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F24HEATING; RANGES; VENTILATING
    • F24SSOLAR HEAT COLLECTORS; SOLAR HEAT SYSTEMS
    • F24S25/00Arrangement of stationary mountings or supports for solar heat collector modules
    • F24S25/60Fixation means, e.g. fasteners, specially adapted for supporting solar heat collector modules
    • F24S25/65Fixation means, e.g. fasteners, specially adapted for supporting solar heat collector modules for coupling adjacent supporting elements, e.g. for connecting profiles together
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F24HEATING; RANGES; VENTILATING
    • F24SSOLAR HEAT COLLECTORS; SOLAR HEAT SYSTEMS
    • F24S25/00Arrangement of stationary mountings or supports for solar heat collector modules
    • F24S25/70Arrangement of stationary mountings or supports for solar heat collector modules with means for adjusting the final position or orientation of supporting elements in relation to each other or to a mounting surface; with means for compensating mounting tolerances
    • HELECTRICITY
    • H02GENERATION; CONVERSION OR DISTRIBUTION OF ELECTRIC POWER
    • H02SGENERATION OF ELECTRIC POWER BY CONVERSION OF INFRARED RADIATION, VISIBLE LIGHT OR ULTRAVIOLET LIGHT, e.g. USING PHOTOVOLTAIC [PV] MODULES
    • H02S20/00Supporting structures for PV modules
    • H02S20/20Supporting structures directly fixed to an immovable object
    • H02S20/22Supporting structures directly fixed to an immovable object specially adapted for buildings
    • H02S20/23Supporting structures directly fixed to an immovable object specially adapted for buildings specially adapted for roof structures
    • HELECTRICITY
    • H02GENERATION; CONVERSION OR DISTRIBUTION OF ELECTRIC POWER
    • H02SGENERATION OF ELECTRIC POWER BY CONVERSION OF INFRARED RADIATION, VISIBLE LIGHT OR ULTRAVIOLET LIGHT, e.g. USING PHOTOVOLTAIC [PV] MODULES
    • H02S30/00Structural details of PV modules other than those related to light conversion
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F24HEATING; RANGES; VENTILATING
    • F24SSOLAR HEAT COLLECTORS; SOLAR HEAT SYSTEMS
    • F24S25/00Arrangement of stationary mountings or supports for solar heat collector modules
    • F24S2025/80Special profiles
    • F24S2025/804U-, C- or O-shaped; Hat profiles

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Sustainable Development (AREA)
  • Sustainable Energy (AREA)
  • Thermal Sciences (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Combustion & Propulsion (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Roof Covering Using Slabs Or Stiff Sheets (AREA)

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een dakhaak, houder en bevestigingsinrichting voor het bevestigen van een object op een dak, in het bijzonder een zonnepaneel of een zonnecollector. De bevestigingsinrichting omvat een veelvoud aan dakhaken met een lijf en houders die gezamenlijk 5 een kanaal definiëren door ontvangstruimten in de houders. Een montagerail ingericht om het object aan te bevestigen wordt geplaatst in het kanaal en de houders worden ten opzichte van het lijftussen een beginpositie en een eindpositie gedraaid om in de eindpositie de montagerail vast te zetten in de ontvangstruimten van de houder. De bevestigingsinrichting omvat verder een bevestigingsmiddel voor het vastzetten van de houder in de eindpositie. De uitvinding heeft voorts 10 betrekking op een werkwijze voor het aanbrengen van de bevestigingsinrichting en het bevestigen van een object op het dak met behulp van de bevestigingsinrichting.

Description

Bevestigingsinrichting, dakhaak, montagerail en werkwijze voor de bevestiging van objecten op een dak
Technisch Vakgebied
[0001] De uitvinding heeft betrekking op een dakhaak en montagerail voor het bevestigen van objecten zoals zonnepanelen of zonnecollectors op een dak. De uitvinding heeft voorts betrekking op een bevestigingsinrichting omvattende een dakhaak en montagerail en een werkwijze voor het bevestigen van de bevestigingsinrichting op een dak.
Stand van de Techniek
[9002] Zonnepanelen en zonnecollectors voor zonneboilersystemen worden frequent aangebracht op daken om bestaande panden te verduurzamen en/of gericht grootschalig elektriciteit op te wekken. Dergelijke objecten worden middels een bevestigingsinrichting of draaginrichting bevestigd aan een dakconstructie van een dak. De bekende bevestigingsinrichting omvat daarbij meerdere dakhaken die bevestigd worden aan de dakconstructie en een montagerail die met behulp van mechanische bevestigingsmiddelen, zoals bijvoorbeeld bouten en moeren, wordt bevestigd aan de dakhaken. Het eigenlijke object kan vervolgens in klemmen op de montagerail worden aangebracht en eventueel in positie en/of hoek versteld worden, zoals bij een zonnepaneel voor het behalen van een maximale opbrengst. Een voorbeeld van een dergelijke bevestigingsinrichting is bekend uit octrooidocument DE 10132557A1.
[0003] De bekende bevestigingsinrichting heeft meerdere nadelen. Een belangrijk nadeel van de bekende inrichting is dat de montage van een object op het dak een relatief tijdrovende activiteit vormt, met name vanwege het relatief grote aantal benodigde mechanische bevestigingsmiddelen die ter plekke één voor één aangebracht en bevestigd dienen te worden. Voor het aanbrengen van een lange montagerail ter bevestiging van meerdere panelen, is het noodzakelijk dat alle dakhaken op ongeveer dezelfde lijn liggen en vervolgens de montagerail één voor één in de dakhaken geplaatst en vastgemaakt wordt. Pas als een montagerail helemaal vast zit kan men door met de installatie van de volgende montagerail.
[9004] Daarnaast is specifiek voor de verbinding tussen de dakhaken en de montagerail vaak ander gereedschap nodig dan voor de montage van de klemmen of objecten op de montagerail.
Hierdoor dient een installateur meerdere typen gereedschap mee te nemen op het dak en onnodig vaak van gereedschap te wisselen. Dit is niet alleen tijdrovend, maar ook onhandig. Daarbij komt verder dat montage van de inrichting doorgaans slechts kan geschieden door specialistische vaklui, hetgeen de montage van de bevestigingsinrichting en objecten ook relatief kostbaar kan maken.
[9005] Een verder nadeel van de bekende inrichtingen is dat deze vaak slechts op een enkele wijze gemonteerd kunnen worden en er weinig verstelmogelijkheden zijn. Hierdoor kan de indeling van de zonnepanelen en/of zonnecollectors niet zo eenvoudig of slechts beperkt aangepast worden voor een specifieke inrichting.
[0008] De uitvinding heeft tot doel het verschaffen van een verbeterde bevestigingsinrichting waarmee objecten zoals zonnepanelen en zonnecollectors voor zonneboilersystemen eenvoudiger, sneller en/of met meer flexibiliteit kunnen worden bevestigd op een dak.
Korte Beschrijving van de Uitvinding
[0007] Volgens een eerste aspect van de uitvinding is daartoe voorzien in een bevestigingsinrichting voor het bevestigen van een object op een dak, omvattende een veelvoud aan dakhaken ieder voorzien van een lijf ingericht om zich uit te strekken vanaf een bovenzijde van het dak en bevestigingskenmerken voor het verbinden van een respectievelijke dakhaak van het veelvoud aan dakhaken met een dakconstructie van het dak; een veelvoud aan houders elk verbonden met het lijf van een respectievelijke dakhaak, waarbij de houders elk een ontvangstruimte omvatten en waarbij de veelvoud aan houders op een afstand van elkaar geplaatst zijn om gezamenlijk een kanaal te definiëren door de ontvangstruimten; en een montagerail ingericht om het object aan te bevestigen en geplaatst in het kanaal, waarbij elk van het veelvoud aan houders ten opzichte van het lijf van een respectievelijke dakhaak gedraaid kan worden tussen een beginpositie en een eindpositie, waarbij in de beginposities van de houders de montagerail in de ontvangstruimten van het veelvoud aan houders geplaatst kan worden en waarbij in de eindposities van de houders de montagerail vastgezet wordt in de ontvangstruimten, de bevestigingsinrichting verder omvattend een bevestigingsmiddel voor het vastzetten van de houder in de eindpositie.
[0008] In deze context is een bovenzijde van het dak gedefinieerd door de bovenste laag dakbedekking, bijvoorbeeld dakpannen. De bovenzijde is een denkbeeldig vlak wat zich uitstrekt als een gemiddeld vlak tussen de eventueel gegolfde pannen of andersoortige dakbedekking. In uitvoeringsvormen is het dak een schuin dak, bij voorkeur met een hellingshoek van ten minste 5 graden ten opzichte van de horizon. De meeste schuine daken waarop de inrichting toegepast kan worden zullen een hellingshoek hebben tussen de 15 en 60 graden ten opzichte van de horizon.
De dakbedekking kan bijvoorbeeld gevormd worden door pannen, lei, bitumen, pvc, of een ander gangbaar type dakbedekking.
[9009] Een belangrijk voordeel van de bevestigingsinrichting is de snelheid en eenvoud waarmee de montagerail aan de dakhaken bevestigd kan worden tijdens de installatie. Wanneer de dakhaken op het dak aangebracht zijn en de houders van de dakhaken allen in de beginpositie zijn geplaatst, is er voldoende ruimte om de montagerail in zijn lengterichting in het kanaal te kunnen plaatsen.
Door vervolgens de houders van de beginpositie naar de eindpositie te draaien wordt de montagerail vastgezet binnen de ontvangstruimten van de houders. Daarna worden de houders vastgezet in de eindpositie en is het niet langer mogelijk om de montagerail uit de houders van de dakhaak te halen. De installatie van de bevestigingsinrichting kan op deze wijze zeer snel en eenvoudig uitgevoerd worden.
[0010] Een ander voordeel van de bevestigingsinrichting is dat er enkel een draaibeweging nodig is om de montagerail vast te zetten in de ontvangstruimten en geen andere elementen die de houder met het lijf verbinden. De houder kan vervolgens in de eindpositie vastgezet worden met behulp van het bevestigingsmiddel. Dit bevestigingsmiddel kan van een eenvoudig type zijn en bijvoorbeeld een bout en moer, schroef, klem, snelspanner, vleugelmoer of andere bekend bevestigingsmiddel zijn. In deze context wordt de term snelspanner gebruikt voor een verbindingsmiddel met aan de ene zijde een schroefdraad waarmee een borgstuk aangedraaid kan worden en aan de andere zijde een veersysteem met een hefboompje om de veer op spanning te zetten. Een snelspanner wordt doorgaans vooral in het wiel van een racefiets gebruikt om snel een wiel te kunnen verwisselen. Veelal is een voormontage van het bevestigingsmiddel in een losse toestand al mogelijk zodat het bevestigingsmiddel of de bevestigingsmiddelen enkel nog aangedraaid of op spanning gebracht dienen te worden om de houder in de eindpositie vast te zetten. De eindpositie wordt doorgaans bereikt door een verdraaiing van de houder in een vlak hoofdzakelijk evenwijdig aan de bovenzijde van het dak, maar de verdraaiing kan ook plaatsvinden in een ander vlak.
[0011] In een uitvoeringsvorm wordt de montagerail in de eindpositie op ten minste drie fixatiepunten door de houder vastgeklemd. De drie fixatiepunten bevinden zich aan weerszijden van de montagerail om rotatie van de montagerail in een vlak parallel aan het dakvlak te voorkomen.
De fixatiepunten kunnen op meerdere manieren gevormd worden. Bijvoorbeeld op een vlak gedeelte van de montagerail als een drukpunt, of door een inklemming van een klemgedeelte van de montagerail binnen de houder.
[0012] In een uitvoeringsvorm omvat de houder een draaibaar gedeelte en een vast gedeelte, waarbij in de eindpositie draaiing van het draaibaar gedeelte verhinderd wordt.
[0013] In een uitvoeringsvorm wordt rotatie van de montagerail in een vlak hoofdzakelijk parallel aan de bovenzijde van het dak verhinderd door de plaatsing van ten minste twee houders van het veelvoud aan houders in de eindpositie. De gelijktijdige plaatsing van de montagerail in meerdere houders langs de lengterichting van de montagerail voorkomt dat rotatie plaats kan vinden. In alternatieve uitvoeringsvormen kunnen extra elementen gebruikt worden om een dergelijke rotatie tegen te gaan, zoals bijvoorbeeld een tweede type dakhaak met een tweetal benen die zich uitstrekken langs een of meerdere zijden van de montagerail. Dergelijke elementen kunnen dan geplaatst worden tussen het veelvoud aan dakhaken met als doel rotatie te verhinderen.
[0014] In een uitvoeringsvorm kan de montagerail in de houder in de beginpositie geplaatst worden met behulp van een rechtlijnige beweging, bij voorkeur in een richting naar de bovenzijde van het dak toe. De montagerail kan eenvoudig van bovenaf in de houders geplaatst worden wanneer de houders zich in de beginpositie bevinden. Dit zorgt voor een snelle en eenvoudige montage waarbij bij voorkeur in eerste instantie alle montagerails neergelegd worden en deze in tweede instantie pas worden vastgezet door het een voor een vastzetten van de houders in de eindpositie.
[9015] In een uitvoeringsvorm wordt de montagerail tegelijkertijd in het veelvoud aan houders geplaatst. Dit zorgt voor een eenvoudige werkwijze welke doorgaans door een enkele installateur uitgevoerd kan worden zonder de assistentie van collega’s.
[0016] In een uitvoeringsvorm is de montagerail voorzien van een klemgedeelte en is elke ontvangstruimte ingericht met een complementair kenmerk om het klemgedeelte te ontvangen en vast te klemmen in de eindpositie. Het vastklemmen kan op meerdere manieren bewerkstelligd worden. In een eerste voorbeeld wordt door de verdraaiing van de houder de richting waarin de montagerail door de ontvangstruimte heen strekt, veranderd. Hierdoor wordt het kanaal dat in een richting evenwijdig aan de lengterichting van de montagerail gedefinieerd is, smaller. Zodoende kan de montagerail vastgeklemd worden in de houder in de eindpositie. In een tweede voorbeeld zorgt de verdraaiing van de houder dat fixatiepunten van de houder die zich in de begin positie op afstand van de houder bevinden, naar een zijde van de montagerail worden toegebracht. Hierdoor wordt het kanaal dat in een richting evenwijdig aan de lengterichting van de montagerail loopt ook smaller.
[0017] In een verdere uitvoeringsvorm wordt de ontvangstruimte begrensd door een steunrib voor het ondersteunen van de montagerail en een tweetal zijvlakken, waarbij het complementair kenmerk een inkeping in ten minste één van de zijvlakken is, bij voorkeur ter hoogte van de steunrib, waarbij het klemgedeelte van de montagerail voorzien is van een overstekende flens ingericht om in de inkeping van het zijvlak opgenomen te worden in de eindpositie. De inkeping verhindert de opwaartse beweging van de montagerail in de houder wanneer de houder in de eindpositie geplaatst is. Bij voorkeur omvatten beide zijvlakken een inkeping zodat de montagerail aan beide zijdes tegengehouden wordt. In een uitvoeringsvorm is de inkeping ter hoogte van de steunrib aangebracht, maar in andere uitvoeringsvormen kan de inkeping ook op een andere hoogte aangebracht zijn waarbij het klemgedeelte van de montagerail ingericht is om in de inkepingen ontvangen te worden.
[0018] In een uitvoeringsvorm zijn de inkepingen zodanig ingericht om door middel van frictie de montagerail ook vast te klemmen tegen verplaatsingen langs de lengterichting van de montagerail.
[0019] In een uitvoeringsvorm maakt de steunrib in de eindpositie een hoek van 45 graden met het kanaal. In uitvoeringsvormen loopt het lijf van de houder evenwijdig met de montagerail en zal de steunrib ook een hoek van 45 graden met het lijf van de houder maken. Een symmetrische positie zorgt ervoor dat de montage in een richting evenwijdig en loodrecht op de hellingsrichting van het dak met dezelfde dakhaak en houder geïnstalleerd kan worden en dat dit op eenzelfde wijze gedaan kan worden. De installateur hoeft zo niet na te denken en kan ongeacht de oriëntatie van de montagerail dezelfde elementen gebruiken en dezelfde werkwijze uitvoeren. De beginpositie en eindpositie hoeven niet gedefinieerd te zijn als een enkele positie, maar kunnen zich ook bevinden binnen een bepaalde range van posities zodat de posities niet nauwkeurig ingesteld hoeven te worden voordat de montagerail geplaatst wordt. Dit zorgt voor een verdere versnelling van de installatieprocedure. In een verdere uitvoeringsvorm maakt de steunrib in de beginpositie een hoek van ten hoogste 35 graden met het kanaal, of ten minste 55 graden met het kanaal.
[0020] In een uitvoeringsvorm is de ontvangstruimte een eerste ontvangstruimte, ingericht om een eerste kanaal in een eerste richting te vormen, waarbij de houder verder een tweede ontvangstruimte omvat die is ingericht om een tweede kanaal in een tweede richting te vormen, waarbij de eerste richting bij voorkeur een hoek van 90 graden maakt met de tweede richting. Dit biedt de mogelijkheid om een montagerail in meerdere configuraties in de houder aan te brengen.
Bij voorkeur kan een configuratie in een richting evenwijdig aan de hellingsrichting en een configuratie in een richting hoofdzakelijk loodrecht op de hellingsrichting toegepast worden voor plaatsing van de montagerail.
[0021] In een alternatieve uitvoeringsvorm is de beginpositie een eerste beginpositie en kan de houder verder in een tweede beginpositie geplaatst worden, waarbij in de eerste beginpositie een montagerail in een eerste configuratie in de houder geplaatst kan worden en waarbij in de tweede beginpositie de montagerail in een tweede configuratie in de houder geplaatst kan worden. Bij voorkeur staat een montagerail in de eerste configuratie onder een hoek van 90 graden met een montagerail in de tweede configuratie. Dit biedt de mogelijkheid om een montagerail zowel in een richting evenwijdig aan de hellingsrichting als in een richting hoofdzakelijk loodrecht op de hellingsrichting te kunnen plaatsen.
[0022] In een uitvoeringsvorm omvat de houder verder een geleider om de verdraaiing van de houder ten opzichte van het lijf van de dakhaak te geleiden. Door een geleider toe te voegen aan de houder kan de rotatie van de houder ten opzichte van de dakhaak beperkt worden tot een enkel vlak. Bij voorkeur beperkt de geleider de rotatie van de houder tot een rotatie in een vlak hoofdzakelijk parallel aan de bovenzijde van het dak en/of voorkomt de geleider een scheefstand van de houder ten opzichte van de montagerail. Dit voorkomt dat de houder in een andere stand dan de beginpositie of eindpositie terecht kan komen.
[0023] In een uitvoeringsvorm is de verbinding tussen het lijf van de dakhaak en de houder in hoogte verstelbaar. Het voordeel van een verbinding die in hoogte verstelbaar is, is dat de houder relatief dicht op het dakvlak geplaatst kan worden, ongeacht de dikte van de dakconstructie en de dikte van de dakbedekking. Een in hoogte verstelbare verbinding tussen de dakhaak en houder zorgt daarmee dat de bevestigingsinrichting gebruikt kan worden voor verschillende typen daken.
[0024] In een uitvoeringsvorm verbindt het bevestigingsmiddel het lijf en de houder met elkaar, waarbij het lijf van de dakhaak verder een gleuf omvat die zich uitstrekt langs een normaalrichting van de bovenzijde van het dak, en waarbij het bevestigingsmiddel door de gleuf heen verplaatst kan worden om de verbinding tussen het lijf van de dakhaak en de houder in hoogte te kunnen verstellen. De bevestigingsmiddelen kunnen bijvoorbeeld een bout en moer, vleugelmoer of een snelspanner zijn. De aanwezigheid van de gleuf voorziet in de vrijheid om de hoogte van de verbinding tussen de dakhaak en de houder aan te passen. Dit maakt de bevestigingsinrichting geschikt voor verschillende objecten en daktypes waarbij de afstand tussen de onderzijde van het object en de bovenzijde van het dak naar keuze van de installateur gekozen kan worden. De gleuf strekt zich uit langs een normaalrichting van de bovenzijde van het dak. Dit wil zeggen dat de gleuf zowel in een richting loodrecht op de bovenzijde van het dak aangebracht kan zijn alsmede onder een hoek, zolang de verstelling van de verbindingsmiddelen door de gleuf er voor zorgen dat de dakhaak en de houder in hoogte versteld kunnen worden. In deze context wordt de hoogte vanaf de bovenzijde van het dak gedefinieerd.
[0025] In een uitvoeringsvorm omvat de houder een sleuf die zich uitstrekt langs de normaalrichting van de bovenzijde van het dak, waarbij het bevestigingsmiddel door de sleuf heen verplaatst kan worden om de verbinding tussen het lijf van de dakhaak en de houder in hoogte te kunnen verstellen. De sleuf kan afzonderlijk of in aanvulling op de gleuf in de houder gebruikt worden om te voorzien in de vrijheid om de hoogte van de verbinding tussen de dakhaak en de houder aan te passen. Dit maakt de bevestigingsinrichting geschikt voor verschillende objecten en daktypes. Een voordeel van de toepassing van zowel een gleuf en sleuf is dat de totale hoogte van de dakhaak beperkt blijft terwijl een relatief grote hoogteverstelling beschikbaar gemaakt wordt.
Voor bepaalde type objecten, bijvoorbeeld voor zonnepanelen, zal het gunstig zijn om de hoogte van de bevestigingsinrichting te beperken. Een lagere hoogte van de dakhaak heeft als gevolg dat de zonnepanelen relatief dicht op het dak gemonteerd kunnen worden. Dit kan voordelen opleveren aerodynamisch gezien.
[0026] De bovenzijde van het dak heeft een hellingsrichting. In een uitvoeringsvorm kan de montagerail zowel in een richting hoofdzakelijk evenwijdig aan de hellingsrichting als in een richting hoofdzakelijk loodrecht op de hellingsrichting geplaatst worden. Dit maakt de bevestigingsinrichting breed inzetbaar voor verschillende dakvormen en daktypes en vergemakkelijkt daarnaast de installatie. Een installateur hoeft niet op te letten welk type dakhaak er gebruikt wordt en/of op welke wijze een bepaalde dakhaak aangebracht dient te worden aangezien allen op dezelfde wijze aanbracht kunnen worden.
[0027] In een uitvoeringsvorm, zijn de dakhaak, houder en/of de montagerail geextrudeerd. Om de dakhaken en houders te vervaardigen wordt bij voorkeur een lang profiel geextrudeerd en vervolgens in stukken gezaagd om een veelvoud aan dakhaken, respectievelijk houders te vormen.
De gezaagde profielen worden vervolgens bewerkt tot de uiteindelijke vorm, bijvoorbeeld met behulp van frees- en/of ponstechnieken. De montagerail is bij voorkeur gevormd als een kokerprofiel vervaardigd door extrusie en langs de lengterichting op maat gezaagd voorafgaand aan de installatie.
[0028] In een uitvoeringsvorm is de houder gemaakt van aluminium. Aluminium is licht en sterk.
Als alternatief zouden bijvoorbeeld vezelversterkt kunststof of plaatstaal gebruikt kunnen worden.
[0029] In een uitvoeringsvorm is de dakhaak gemaakt van een metaal of metaallegering, bij voorkeur van staal. De dakhaak is bij voorkeur gemaakt van roestvast staal om corrosie tegen te gaan. Als alternatief zou de dakhaak bijvoorbeeld ook van aluminimum, verzinkt staal of kunststof gemaakt kunnen worden.
[9030] In een uitvoeringsvorm omvat de bevestigingsinrichting verder een veelvoud aan klemelementen, waarbij de klemelementen bevestigd zijn op of aan de montagerail en waarbij de klemelementen ieder een klemkop omvatten voor het vastzetten van het object tussen twee klemkoppen. In sommige uitvoeringsvormen zijn alle klemelementen van hetzelfde type. In andere uitvoeringsvormen kunnen twee of meer types klemelementen worden gebruikt. In een verdere uitvoeringsvorm wordt onderscheid gemaakt tussen centrale klemelementen en eindklemmen.
Centrale klemelementen zijn ingericht voor het inklemmen van ten minste twee panelen aan weerszijden van een centraal klemelement. Eindklemmen zijn enkel ingericht voor het inklemmen van een paneel aan één zijde van de klem en worden typisch op het einde van een montagerail geplaatst.
[0031] In een uitvoeringsvorm zijn op of aan de montagerail een of meer van de volgende elementen zijn bevestigd: een klem voor het bevestigen van een micro-omvormer, een kabelbevestigingsmiddel, een afsluitdop; en/of een railkoppelingselement om een tweede montagerail met de montagerail te verbinden. Het kabelbevestigingsmiddel kan geplaatst worden op de montagerail om kabels, bijvoorbeeld de kabels van en naar zonnepanelen, vast te maken aan de bevestigingsinrichting. Een afsluitdop kan geplaatst worden op het einde van een montagerail. Een montagerail heeft typisch een kokervormig profiel. De afsluitdop dient ter afsluiting van het kokervormig profiel en voorkomt dat vervuiling en/of nattigheid in het profiel kunnen binnendringen. Installaties van de bevestigingsinrichting kunnen soms tientallen meters lang zijn.
Om het transport en de installatie te vervaardigen kan een montagerail in uitvoeringsvormen uit meerdere onderdelen bestaan die met elkaar gekoppeld worden door een railkoppelingselement.
[0032] In een uitvoeringsvorm is de inrichting geschikt voor een dak met een hellingshoek tussen de 5 en 70 graden, bij voorkeur tussen de 15 en 60 graden. Hiermee is de bevestigingsinrichting geschikt voor nagenoeg ieder type schuin dak.
[0033] In een uitvoeringsvorm is de verbinding tussen het lijf en de houder een losneembare verbinding. Dit heeft als voordeel dat de bevestigingsinrichting gemakkelijk gedemonteerd kan worden en dat de diverse onderdelen los van elkaar vervaardigd en vervangen kunnen worden.
[0034] In een uitvoeringsvorm is het bevestigingsmiddel een snelspanner. De snelspanner kan aangebracht worden in de verbinding tussen het lijf en de houder, maar kan ook aangebracht worden in de verbinding tussen het draaibaar gedeelte en het vast gedeelte van de houder wanneer de houder uit ten minste twee gedeeltes bestaat. De snelspanner voorziet in een snelle bevestiging van de montagerails aan de dakhaken.
[9035] Volgens een tweede aspect, en in overeenstemming met de hierboven beschreven voordelen en effecten, voorziet de uitvinding in een dakhaak met houder voor gebruik in de bevestigingsinrichting. Bij voorkeur zijn de houder en dakhaak met elkaar verbonden met behulp van het bevestigingsmiddel. Door een dergelijke voormontage is minder tijd nodig voor de installatie van de bevestigingsinrichting op het dak.
[9036] Volgens een derde aspect, en in overeenstemming met de hierboven beschreven voordelen en effecten, voorziet de uitvinding in een houder voor gebruik in de bevestigingsinrichting.
[9037] Volgens een vierde aspect, en in overeenstemming met de hierboven beschreven voordelen en effecten, voorziet de uitvinding in een montagerail voor gebruik in de bevestigingsinrichting.
[0038] In een uitvoeringsvorm heeft de montagerail een bovenzijde met een verdieping. Een voordeel van een dergelijke verdieping is dat er ruimte gecreëerd wordt voor het gedeeltelijk opnemen van elementen die op de montagerail bevestigd worden. Hierdoor kan de hoogte van de bevestigingsinrichting beperkt blijven en kunnen objecten relatief dicht op de bovenzijde van het dak geplaatst worden. De verdieping heeft bij voorkeur een hoogte tussen de 5 mm en 10 mm.
[0039] Volgens een verder aspect, en in overeenstemming met de hierboven beschreven voordelen en effecten, voorziet de uitvinding in een kit van onderdelen omvattende een veelvoud aan dakhaken met houders volgens de uitvinding en een veelvoud aan montagerails volgens de uitvinding.
[0040] In een uitvoeringsvorm omvat de kit een of meer van de volgende elementen: een klem voor het bevestigen van een micro-omvormer, een kabelbevestigingsmiddel, een afsluitdop, en/of een railkoppelingselement.
[0041] Volgens een verder aspect, en in overeenstemming met de hierboven beschreven voordelen en effecten, voorziet de uitvinding in een werkwijze voor het aanbrengen van een montagerail op een dak van een gebouw voor het bevestigen van objecten, omvattend: het aan het dak bevestigen van een veelvoud aan houders waarbij elke houder een ontvangstruimte heeft voor het opnemen van een montagerail, waarbij de ontvangstruimte een eerste gedeelte met een eerste breedte heeft en een tweede gedeelte, waarbij het tweede gedeelte een tweede breedte groter dan de eerste breedte heeft en ingericht is om een klemgedeelte van de montagerail te ontvangen; het uitlijnen van de houders tot in een beginpositie om een doorlopend kanaal te vormen door de ontvangstruimtes van de houders, zodanig dat de montagerail gelijktijdig in een veelvoud aan houders geplaatst kan worden; het plaatsen van de montagerail in de houders; het draaien van de houders ten opzichte van de montagerail vanuit hun respectievelijke beginpositie tot aan een eindpositie waardoor het kanaal smaller wordt en verhinderd wordt dat de montagerail uit het kanaal kan worden genomen; en het vastzetten van de montagerail in de houders in de eindpositie.
[0042] In een uitvoeringsvorm vindt het vastzetten van de montagerail plaats door het vastzetten van ten minste twee van de houders in de eindpositie. Bij voorkeur worden alle houders vastgezet in de eindpositie zodat geen enkele van de houders bewegingsvrijheid heeft en er zo min mogelijk slijtage optreedt wanneer de bevestigingsinrichting in gebruik genomen is. Echter zal de vakman begrijpen dat voor de stabiliteit van de montagerail het enkel noodzakelijk is dat, afhankelijk van de uitvoeringsvorm van de houder, een enkele of een tweetal van de houders in de eindpositie vastgezet wordt. Het vastzetten van de houders kan bijvoorbeeld plaats vinden door middel van een bout en moer, vleugelmoer, snelspanner of een ander type bevestigingsmiddel.
[9043] Volgens een verder aspect, en in overeenstemming met de hierboven beschreven voordelen en effecten, voorziet de uitvinding in een werkwijze voor het bevestigen van een object, bij voorkeur een zonnepaneel of zonnecollector van een zonneboilersysteem, op een dak met behulp van een bevestigingsinrichting, waarbij de werkwijze omvat het aanbrengen van een montagerail op het dak volgens de uitvinding; en het bevestigen van het object aan de montagerail.
Korte Beschrijving van de Figuren
[9044] Vervolgens zullen uitvoeringsvoorbeelden van de uitvinding uitsluitend bij wijze van voorbeeld worden beschreven aan de hand van de begeleidende schematische tekeningen. In de figuren zijn corresponderende onderdelen door corresponderende verwijzingssymbolen aangegeven. Meerdere exemplaren van een onderdeel kunnen aangegeven zijn met een additionele letter in hun verwijzingssymbool. Zo kunnen twee exemplaren van een bepaald onderdeel “40” worden aangegeven met “40a” en “40b". Het verwijzingssymbool kan gebruikt worden zonder de additionele letter (bijv. “40”) om algemeen te verwijzen naar een ongespecificeerd exemplaar of naar alle exemplaren van dat onderdeel, terwijl het verwijzingssymbool een additionele letter zal bevatten (bijv. “40a”) om te verwijzen naar een specifiek exemplaar van het onderdeel.
[0045] Figuur 1 toont een schematisch perspectiefaanzicht van een eerste uitvoeringsvorm van een bevestigingsinrichting aangebracht op een schuin dak.
[0048] Figuur 2A toont een perspectiefaanzicht van een dakhaak geschikt voor gebruik in de bevestigingsinrichting in Fig. 1.
[0047] Figuur 2B toont een zijaanzicht van de dakhaak in Fig. 2A.
[9048] Figuur 2C-2E tonen een bovenaanzicht van de dakhaak in Fig. 2A en 2B op verschillende momenten tijdens de bevestiging van een montagerail aan de dakhaak.
[0049] Figuur 3 toont een doorsnede van het dwarsprofiel van de montagerail.
[0050] Figuur 4 toont een perspectiefaanzicht van een samenstel van de bevestigingsinrichting volgens een uitvoeringsvorm.
[9051] Figuur 5A toont een perspectiefaanzicht van een dakhaak volgens een tweede uitvoeringsvorm, geschikt voor gebruik op een dak zoals weergegeven in Fig. 1.
[9052] Figuur 5B toont een bovenaanzicht van de dakhaak in Fig. 5A.
[9053] Figuur 5C-5F tonen een bovenaanzicht van de dakhaak in Fig. 5A en 5B op verschillende momenten tijdens de bevestiging van een montagerail aan de dakhaak.
[0054] De tekeningen zijn slechts bedoeld voor illustratieve doeleinden, en dienen niet ter beperking van de beschermingsomvang die wordt gedefinieerd door de conclusies.
Beschrijving van Uitvoeringsvormen
[9055] Figuur 1 toont een schematisch perspectiefaanzicht van een dak 80 voorzien van gordingen 81, panlatten 82, tengels 83, dakbeschot 84 en dakpannen 85. Een bovenzijde D van het dak wordt gedefinieerd door de dakpannen 85. De bovenzijde D van het dak 80 vormt zich mee met de vorm van de dakpannen 85 en is hoofdzakelijk parallel aan het dakbeschot 84.
[9056] Op het dak 80 zijn een aantal objecten 90 bevestigd door middel van een bevestigingsinrichting 1 volgens een eerste uitvoeringsvorm. De objecten 90 zijn zonnepanelen 92 in een lijst 91 die parallel aan de bovenzijde D van het dak 80 zijn geplaatst. De lijst 91 heeft afmetingen van ongeveer 1m breed, 2m lang en 35 mm dik. De lijst 91 zit ingeklemd in de bevestigingsinrichting 1. Een voordeel van de bevestigingsinrichting 1 is dat deze eenvoudig versteld kan worden om gebruikt te worden voor het bevestigen van objecten 90 met een willekeurige dikte. Zonnepanelen hebben doorgaans een dikte tussen de 20 en 50 mm en de bevestigingsinrichting kan daardoor gebruikt worden voor verschillende types zonnepanelen.
[0057] De bevestigingsinrichting 1 omvat een veelvoud aan dakhaken 2, montagerails 3, klemelementen 4, eindklemmen 5, klemmen voor micro-omvormers 6, kabelbevestigingsmiddelen 7 en afsluitdoppen 8. In de afgebeelde uitvoeringsvorm zijn de dakhaken 2 om de panlatten 82 heen gehangen, maar eventueel kan de dakhaak 2 in andere uitvoeringsvormen ook op de panlatten 82 of een ander onderdeel van de dakconstructie zoals het dakbeschot 84 geschroefd worden. Het is voorts ook mogelijk om een verbindingselement, bijvoorbeeld een houten plank, te gebruiken welke op de tengels 83 geschroefd wordt om de dakhaken 2 indirect via het extra verbindingselement aan de tengels 83 te bevestigen.
[0058] De dakhaken 2 buigen om de dakpannen 85 heen en/of steken tussen de dakpannen 85 door zodat deze zich uitstrekken vanaf de bovenzijde D van het dak. Verder omvatten de dakhaken 2 elk een houder 21 die de montagerail 3 vasthoudt. Op de montagerail 3 zitten het veelvoud van de klemelementen 4, eindklemmen 5, klemmen voor micro-omvormers 6, en kabelbevestigingsmiddelen 7 bevestigd die gebruikt worden om de objecten 90 stabiel mee vast te zetten. De montagerails 3 bestaat uit een hol kokerprofiel met open uiteindes die zijn afgesloten door de afsluitdoppen 8. De montagerails 3 zijn eenvoudig te bevestigen op de houders 21 van de dakhaken 2 doordat de dakhaken 2 vooraf gemonteerde bevestigingselementen omvatten die enkel op spanning gezet of aangedraaid hoeven te worden om de verbinding tussen de dakhaak 2 en montagerail 3 te bewerkstelligen.
[0059] De afsluitdoppen 8 voorkomen dat nattigheid en/of ander vuil binnen de montagerail 3 terecht kan komen. Daarnaast vervullen de afsluitdoppen 8 een esthetische functie. De afsluitdoppen 8 kunnen visueel onregelmatigheden in de lengtes van de montagerail 3 tot circa 30 mm opvangen. Dit voorkomt dat ongelijk gezaagde montagerails 3 onnodig afgekeurd worden.
Daarnaast zijn de afsluitdoppen 8 zwart of donker van kleur. Hierdoor passen de doppen goed bij de zonnepanelen 92. Aangezien de afsluitdoppen 8 over het zichtbare gedeelte van de montagerails 3 heen geplaatst wordt is het niet nodig om de montagerails 3 in een aantrekkelijkere kleur te lakken.
[0080] Een voordeel van de getoonde bevestigingsinrichting 1 is dat de objecten 90 eenvoudig en relatief snel gemonteerd kunnen worden met behulp van conventioneel gereedschap. Er is geen speciale apparatuur nodig om de bevestigingsinrichting 1 en objecten 90 op het dak te bevestigen en bij voorkeur worden alle verbindingen zodanig gekozen dat hetzelfde stuk gereedschap voor alle verbindingen tussen de diverse onderdelen van de bevestigingsinrichting 1 gebruikt kan worden. Dit is in tegenstelling tot conventionele systemen waarbij vaak verschillende types gereedschap gebruikt dienen te worden tijdens de installatie.
[9081] Fig. 2-4 beschrijven de diverse onderdelen van de bevestigingsinrichting 1 uit Fig. 1 in meer detail. Fig. 2A laat een perspectiefaanzicht zien van een dakhaak 2 met houder 21 volgens een eerste uitvoeringsvorm. Fig. 2B en 2C laten respectievelijk een zijaanzicht en bovenaanzicht van de dakhaak 2 met houder 21 uit Fig. 2A zien. Fig. 2D en 2E laten net als Fig. 2C ook een bovenaanzicht van de dakhaak 2 zien, maar op andere momenten tijdens de bevestiging van een montagerail 3.
[0062] De dakhaak 2 omvat een lijf 11, een eerste klemzijde 12, een tweede klemzijde 13 een achterzijde 14 en een gleuf 15. De eerste en tweede klemzijdes 12, 13 en achterzijde 14 vormen samen een haakvorm en zijn ingericht voor aangrijping op tegenoverliggende zijden van een panlat 82. De eerste klemzijde 12 bevat voorts een profiel om extra weerstand te bieden op de panlat 82 en een eventuele verschuiving van de dakhaak 2 van de panlat 82 af tegen te gaan. In de afgebeelde uitvoeringsvorm wordt de dakhaak 2 om de panlatten 82 heen gehangen zonder gebruik van verdere mechanische bevestigingsmiddelen.
[0083] Het lijf 11 bevindt zich aan een voorzijde en is ingericht om zich uit te strekken vanaf de bovenzijde D van het dak 80 wanneer de eerste en tweede klemzijdes 12, 13 een panlat 82 aangrijpen. De totale hoogte van het lijf 11 is beperkt en circa 11 cm zodat gemeten vanaf de bovenzijde D de dakhaak maximaal 9 cm uitsteekt. De houder 21 is door middel van een bout 16 en moer 17 (zie Fig. 2C) vastgezet in de gleuf 15 in het lijf 11. De gleuf heeft een lengte van circa 3 cm en laat daarmee een eerste hoogteverstelling van circa 3 cm toe in de verbinding van de houder 21 met het lijf 11. Hiermee kan indirect de afstand tussen de bovenzijde van de montagerail 3 en de daarop bevestigde elementen en de bovenzijde van de dakhaak 2 gevarieerd worden. Dit heeft als voordeel dat een optimale hoogte van de montagerail 3 boven de bovenzijde van het dak 80 verkregen kan worden, ongeacht het type dakconstructie en/of de dakbedekking.
[9084] De houder 21 heeft een steunrib 24, een tweetal zijvlakken 25 met elk een inkeping 26 in de zijvlakken 25 ter hoogte van de steunrib 24 en een schuin gedeelte 37 aan een bovenkant van het zijvlak 25. Het tweetal zijvlakken 25 en de steunrib 24 definiëren een ontvangstruimte 29. De houder 21 omvat verder een tweetal geleiders 27 en een sleuf 28.
[0085] De bout 16 steekt door de sleuf 28 heen zodat de dakhaak 2 en houder 21 met behulp van de bout 16 en moer 17 aan elkaar vastgemaakt kunnen worden. Deze verbinding kan een vaste verbinding zijn, waarbij de dakhaak 2 en houder 21 ten minste hand-vast met elkaar verbonden zijn, of de verbinding kan een losse verbinding zijn, waarbij de bout 16 en moer 17 niet volledig aangedraaid worden zodat er speling bestaat tussen de dakhaak 2 en houder 21. Dergelijke speling maakt het mogelijk om de houder 21 ten opzichte van het lijf 11 van de dakhaak 2 te bewegen.
Deze beweging bestaat uit ten minste een rotatie en eventueel ook een kleine verplaatsing.
[9066] De geleiders 27 strekken zich uit langs het lijf 11 van de dakhaak 2 en verhinderen rotatie van de houder 21 rondom de as van de bout 16 bij een losse verbinding. De rotatiemogelijkheden van de houder 21 bij een losse verbinding worden daarmee hoofdzakelijk beperkt tot een rotatie in een vlak dat zich uitstrekt loodrecht ten opzichte van het lijf 11. Daarnaast is het mogelijk om de houder 21 verticaal door de gleuf 15 en sleuf 28 te verplaatsen.
[0067] De sleuf 28 heeft een lengte van circa 2 cm en staat daarmee een additionele hoogteverstelling toe in de verbinding tussen de houder 21 met het lijf 11. Het is gunstig om zowel een gleuf 15 in het lijf 11 en een sleuf 28 in de houder 21 op te nemen zodat de maximale hoogte van de dakhaak 2 beperkt kan blijven terwijl er toch een substantiële hoogteverstelling in de verbinding tussen de houder 21 en het lijf 11 bereikt kan worden.
[0068] Fig. 2C laat een bovenaanzicht zien van de dakhaak 2 waarbij de houder 21 los verbonden is met het lijf 11. De houder 21 is gedraaid zodat de steunrib 24 een hoek a maakt met het lijf 11 van de dakhaak 2. De hoek a definieert een eerste beginpositie van de houder 21 wanneer de hoek kleiner is dan 35 graden en een tweede beginpositie wanneer deze groter dan 55 graden is. De eindpositie van de houder 21 wordt bereikt wanneer de hoek a ongeveer 45 graden is. De zijvlakken 25 zijn dusdanig ver uit elkaar geplaatst om een plaatsing van de montagerail 3 in de ontvangstruimte 29 toe te staan wanneer de houder 21 zich in een van de beginposities bevindt, terwijl een plaatsing van de montagerail 3 in de ontvangstruimte 29 verhinderd wordt wanneer de houder 21 zich in de eindpositie bevindt.
[0089] De positie zoals getoond in Fig. 2C is een tweede beginpositie met een hoek a van ongeveer 55 graden zodat de houder 21 een montagerail 3 kan ontvangen. In deze tweede beginpositie kan de montagerail 3 geplaatst worden in een richting evenwijdig aan het lijf 11 van de dakhaak 2 en evenwijdig aan de panlatten 82 zoals afgebeeld in Fig. 1A. Het schuine gedeelte 37 zorgt ervoor dat de montagerail 3 vanzelf de ontvangstruimte 29 in geleid wordt. Dit vergemakkelijkt de plaatsing van de montagerail 3.
[0070] Fig. 2D toont een bovenaanzicht van de dakhaak 2 met houder 21 nadat een montagerail 3 op het steunrib 24 geplaatst is. Bij het aanbrengen van de bevestigingsinrichting 1 zullen eerst ten minste twee dakhaken 2 en bij voorkeur alle dakhaken 2 van de volledige bevestigingsinrichting 1 aangebracht worden op het dak 80. De dakhaken 2 met houders 21 worden in de beginpositie geplaatst en uitgelijnd met elkaar zodat er een kanaal gevormd wordt waarin een montagerail 3 zich door de houders 21 van een veelvoud aan dakhaken 2 kan uitstrekken. Wanneer de montagerail 3 aangebracht is in het kanaal kunnen de houders 21 van de respectievelijke dakhaken 2 naar de eindpositie gemanoeuvreerd worden.
[0071] Fig. 2E laat een bovenaanzicht van de dakhaak 2 met houder 21 in de eindpositie zien waarbij de vooraf gemonteerde bout 16 en moer 17 vastgedraaid zijn. Door het vastdraaien van de bout 16 en moer 17 wordt de hoek a automatisch versteld naar de eindpositie op circa 45 graden.
De inkepingen 26 zijn ingericht om een rotatie van de houder 21 ten opzichte van de montagerail 3 toe te staan wanneer deze op de steunrib 24 steunt. Door de rotatie van de houder 21 wordt het kanaal waar de montagerail 3 doorheen loopt smaller. De inkepingen 26 ontvangen een klemgedeelte van de montagerail 3 om zo een opwaartse beweging van de montagerail 3 ten opzichte van de houder 21 te verhinderen. Doordat de montagerail 3 gelijktijdig in meerdere houders 21 geplaatst wordt, is ook rotatie van de montagerail 3 verhinderd en kan de montagerail 3 niet meer door een draaiing daarvan uit de houders 21 gehaald worden.
[0072] In de lengterichting van het eigen profiel wordt het schuiven van de montagerail 3 in de houders 21 belemmerd door frictie. De inkepingen 26 in de zijvlakken 25 zijn dusdanig gevormd dat deze de montagerail 3 vastklemmen in de houder 21. Zelfs onder uitoefening van een flinke kracht zal het niet mogelijk zijn voor een installateur om de montagerail 3 na bevestiging in de houders 21 handmatig te verschuiven. Er is daarom ook geen risico dat de montagerail 3 uit zichzelf zal gaan schuiven of onder invloed van de zwaartekracht van de objecten 90.
[9073] Verwijdering van de montagerail 3 uit de houder 21 gaat op eenzelfde wijze. Na het losmaken van de bout 16 en moer 17 kan de houder 21 vanuit de eindpositie naar de beginpositie gedraaid worden alvorens de montagerail 3 te verwijderen door deze naar boven te bewegen. Het bevestigen en verwijderen van de montagerail 3 vindt daarmee op eenvoudige wijze plaats, zonder dat significante slijtage optreedt. Dit maakt eventueel hergebruik van de bevestigingsinrichting 1 of onderdelen daarvan mogelijk.
[0074] Een belangrijk voordeel van de dakhaak 2 met houder 21 is dat deze niet alleen gebruikt kan worden om een montagerail 3 in de hierboven beschreven zogenaamde horizontale configuratie te monteren, dat wil zeggen evenwijdig aan een panlat 82 en in een richting loodrecht aan de maximale hellingsrichting van het dak 80, maar ook in een verticale configuratie, dat wil zeggen evenwijdig aan een tengel 83 en evenwijdig aan de maximale hellingsrichting van het dak 80. Hierdoor is slechts één type dakhaak 2 met houder 21 nodig wat voordelen biedt in de productie, aankoop en opslag. Daarnaast kan de installateur niet per abuis het verkeerde type dakhaak installeren.
[0075] Voor montage in een verticale configuratie wordt de houder 21 in een eerste beginpositie geplaatst met een hoek a kleiner dan 35 graden. Het kanaal voor opname van de montagerail wordt in dit geval evenwijdig aan de maximale hellingsrichting van het dak gedefinieerd. Doordat de hoek a in de eindpositie 45 graden is en de houder 21 spiegelsymmetrisch wordt een montagerail in de verticale configuratie op eenzelfde wijze vastgeklemd als hierboven beschreven voor montage in de horizontale configuratie.
[0076] Fig. 3 laat een dwarsdoorsnede zien van een montagerail 3 die geschikt is voor gebruik in combinatie met de dakhaak 2 uit Fig. 2A-2E. De montagerail 3 heeft een kokervormig profiel met en vlakke onderzijde 31, eerste zijde 32, tweede zijde 33 en bovenzijde 34. De onderzijde 31 is ingericht om op de steunrib 24 geplaatst te worden en heeft een overstekende flens 35 die zich uitstrekt vanaf beide zijdes 32, 33. De flens 35 is gedimensioneerd zodat deze in de inkepingen 26 van de houder 21 passen om zodanig de montagerail 3 te kunnen vergrendelen. De flens 35 vormt daarmee een klemgedeelte van de montagerail 3 dat vastgeklemd wordt in de inkepingen 26.
[9077] Aan de bovenzijde 34 van de montagerail 3 bevindt zich een verdieping 36. Deze verdieping 36 is ongeveer 7 mm diep en is aangebracht om bevestigingselementen van de klemelementen 4 gedeeltelijk binnen de montagerail 3 op te kunnen nemen. Dit heeft als voordeel dat ook relatief dunne objecten vastgezet kunnen worden in de klemelementen terwijl de hoogte van de bevestigingsinrichting 1 beperkt blijft doordat de bevestigingselementen gedeeltelijk in de verdieping 36 kunnen doorsteken. Deze hoogte-verstelbaarheid zorgt daarmee dat objecten met verschillende diktes allen relatief dicht op de bovenzijde van het dak in de bevestigingsinrichting geplaatst kunnen worden.
[0078] Fig. 4 laat een perspectiefaanzicht zien van een samenstel met elementen van een bevestigingsinrichting 1. De vakman zal begrijpen dat de positie van de elementen op de montagerail enkel indicatief is weergegeven en dat bij een daadwerkelijke bevestigingsinrichting geschikt voor de bevestiging van objecten de diverse elementen op een andere positie geplaatst zullen worden, zoals bijvoorbeeld schematisch aangegeven in Fig. 1.
[0079] Het samenstel omvat een dakhaak 102 met houder 21, montagerail 3 met verdieping 36, klemelement 4 met klemkop 41, bevestigingselement 42 en klemlijf 43, eindklem 5 met eindklemkop 51, bevestigingselement 52 en klemlijf 53, klem voor een micro-omvormer 6, kabelbevestigingsmiddel 7 met kabelgroeven 71, afsluitdop 8 en railkoppelingselement 9. De dakhaak 102 zoals afgebeeld verschilt van de dakhaak 2 in de eerste uitvoeringsvorm qua bevestiging aan de dakconstructie. De dakhaak 102 is ingericht om aan de dakconstructie vastgeschroefd te worden.
[0080] Objecten kunnen worden ingeklemd tussen de klemkoppen 41, 51 van een tweetal aan klemelementen 4, een tweetal aan eindklemmen 5, of een klemelement 4 en eindklem 5. De bevestigingselementen 42, 52 van het klemelement 4 en eindklem 5 verbinden de respectievelijke klemkoppen 41, 51 met de respectievelijke klemlijven 43, 53, en staan een hoogteverstelling van de klemkoppen 41,51 toe. De bevestigingselementen 42, 52 kunnen bij een lage positie gedeeltelijk in de verdieping 36 van de montagerail 3 opgenomen worden zodat objecten met verschillende dikten ingeklemd kunnen worden terwijl de totale montagehoogte beperkt blijft.
[0081] De klem 6 wordt aangebracht op de montagerails 3 om een micro-omvormer of optimizer te bevestigen. Het kabelbevestigingsmiddel 7 is ingericht met een veelvoud aan kabelgroeven 71 voor het geleiden van kabels langs de montagerail. Specifiek voor de toepassing van het bevestigen van zonnepanelen zullen kabels van ieder paneel via de kabelgroeven 71 weggeleid kunnen worden. De afsluitdop 8 werkt samen met de eindklem 5. De afsluitdop 8 en eindklem 5 kunnen tezamen in één keer op het einde van de montagerail 3 geschoven worden om zo het open einde van de montagerail 3 af te sluiten.
[0082] Fig. 5A-5F laten een dakhaak 202 met houder 221 volgens een tweede uitvoeringsvorm zien. De dakhaak 202 met houder 221 kan eveneens op een schuin dak als afgebeeld in Fig. 1 en in combinatie met de montagerail 3 uit Fig. 3 gebruikt worden. Elementen en eigenschappen van de hierboven beschreven dakhaak met houder {figuren 2A-2E) kunnen ook aanwezig zijn in de dakhaak met houder in figuren 5A-5F, en worden hier niet opnieuw besproken. Vergelijkbare elementen worden aangegeven met soortgelijke referentiecijfers voorafgegaan door een 200-tal om de uitvoeringsvormen te onderscheiden.
[0083] Fig. 5A laat een perspectiefaanzicht zien van een dakhaak 202 met houder 221. Fig. 5B laat een bovenaanzicht van de dakhaak 202 met houder 221 uit Fig. 5A zien. De dakhaak 202 omvat een lijf 211 dat zich uitstrekt vanaf een schroefvlak 261. Het schroefvlak 261 omvat een tweetal schroefgaten 262 voor de bevestiging van de dakhaak 202 aan de dakconstructie. De vakman zal begrijpen dat de keuze voor dergelijke schroefbevestiging of een hangbevestiging zoals getoond in Fig. 2A afhankelijk kan zijn van de dakconstructie, de specifieke toepassing, en/of geldende lokale normen. De manier van bevestigen van de dakhaak 202 aan het dak 80 dient dan ook onafhankelijk gezien te worden van het type houder 21, 221 dat gebuikt wordt.
[0084] In de getoonde uitvoeringsvorm bestaat de houder 221 uit een vast gedeelte 263 en een draaibaar gedeelte 264. Zowel het vast gedeelte 263 als het draaibaar gedeelte 284 zitten met een bout 216 en moer 217 (zie Fig. 5B) aan het lijf 211 bevestigd, op eenzelfde wijze als eerder beschreven. Het vast gedeelte 263 is verder voorzien van een kom 265 waarin het draaibaar gedeelte 284 scharniert rondom scharnierpunt P. Het draaibaar gedeelte 264 bevat daartoe een penvormig einde 266.
[0085] Het draaibaar gedeelte 264 heeft een steunrib 224, een tweetal zijvlakken 225 met elk een inkeping 226 in de zijvlakken 225 ter hoogte van de steunrib 224 en een schuin gedeelte 237 aan een bovenkant van het zijvlak 225. De zijvlakken 225 begrenzen zijdelings een eerste ontvangstruimte 229 die gebruikt kan worden om een montagerail 3 in de hierboven beschreven zogenaamde horizontale configuratie te monteren.
[0086] Het vast gedeelte 263 heeft tevens een steunrib 274 en een tweetal zijvlakken 275, waarvan één zijvlak 275 een inkeping 276 heeft ter hoogte van de steunrib 274 en een schuin gedeelte 277 aan een bovenkant van het zijvlak 275. De zijvlakken 275 begrenzen zijdelings een tweede ontvangstruimte 279 die gebruikt kan worden om een montagerail 3 in de hierboven beschreven zogenaamde verticale configuratie te monteren.
[0087] Fig. 5C en 5D laten net als Fig. 5B ook een bovenaanzicht van de dakhaak 202 zien, maar dan tijdens de bevestiging van een montagerail 3 in de verticale configuratie. Fig. 5C laat een bovenaanzicht zien van de dakhaak 202 waarbij het draaibaar gedeelte 264 van de houder 221 draaibaar verbonden is met het vast gedeelte 263. De houder 221 bevindt zich nog in de beginpositie en de montagerail 3 is enkel in de ontvangstruimte 279 gelegd in een richting loodrecht op het lijf 211. De ontvangstruimte 279 is breder dan de montagerail 3, waardoor de montagerail nog niet vast ligt. Wanneer de montagerail 3 aangebracht is in een veelvoud aan houders 221 van respectievelijke dakhaken 202, kunnen de draaibare gedeeltes 264 van de respectievelijke houders 221 naar de eindpositie gemanoeuvreerd worden.
[0088] Fig. 5D laat een bovenaanzicht van de dakhaak 202 met houder 221 in de eindpositie zien. De vooraf gemonteerde bout 216 en moer 217 zijn vastgedraaid, waardoor fixatiepunten 238, 239 van het draaibaar gedeelte 263 contact maken met een zijde van de montagerail 3. Door het vastdraaien van de bout 216 en moer 217 wordt de montagerail 3 op de fixatiepunten 238, 239 opzij gedrukt in de inkeping 276 van het vast gedeelte 263. Een kanaal waardoor de montagerail 3 zich uit kan strekken wordt begrensd door de inkeping 276 en fixatiepunten 238, 239. Doordat er zich een fixatiepunt 238, 239 aan weerzijden van de steunrib 274 in de lengterichting van de montagerail 3 bevindt, wordt ook rotatie van de montagerail 3 verhinderd in de eindpositie en kan de montagerail 3 niet meer door een draaiing daarvan uit de houder 221 gehaald worden.
[0089] In de lengterichting van het eigen profiel wordt het schuiven van de montagerail 3 in de houder 221 belemmerd door frictie. De inkeping 276 in het zijvlak klemt de montagerail 3 vast in de houder 221. Verwijdering van de montagerail 3 uit de houder 221 gaat op eenzelfde wijze.
[0090] Fig. 5E en SF laten een bovenaanzicht van de dakhaak 202 zien op twee verschillende momenten tijdens de bevestiging van een montagerail 3 in de horizontale configuratie. Een montagerail 3 wordt geplaatst op de steunrib 224 van het draaibaar gedeelte 264 zoals afgebeeld in Fig. 5E. Door de bout 2186 en moer 217 aan te draaien wordt de montagerail 3 ingeklemd tussen een eerste fixatiepunt 238 op het draaibaar gedeelte 264, een tweede fixatiepunt 240 op het vast gedeelte 263 en een van de inkepingen 226 zoals afgebeeld in Fig. 5F. Ook in deze configuratie zorgt de inklemming op drie verschillende locaties ervoor dat de montagerail 3 niet langer verschoven en/of gedraaid kan worden.
[0091] Het zal duidelijk zijn dat de hierboven beschreven uitvoeringsvormen slechts beschreven zijn bij wijze van voorbeeld en niet in enige begrenzende betekenis, en dat verschillende wijzigingen en aanpassingen mogelijk zijn zonder buiten de omvang van de uitvinding te komen en dat de reikwijdte slechts bepaald wordt door de bijgevoegde conclusies.
[0092] In een ander voorbeeld van de dakhaak met houder kan een snelspanner voorzien zijn als bevestigingsmiddel in toevoeging op, of als alternatief op de bout en moer. De snelspanner kan aangebracht worden in de gleuf en sleuf in de houder en het lijf om gelijktijdig de hoogte en de rotatievrijheid van de houder ten opzichte van het lijf van de dakhaak en/of het vaste gedeelte van de houder te reguleren. Specifiek in de tweede uitvoeringsvorm kan de snelspanner ook aangebracht worden om enkel de rotatievrijheid van het draaibaar gedeelte van de houder ten opzichte van het vast gedeelte van de houder te reguleren.
De hoogte van de houder ten opzichte van de dakhaak kan vooraf ingesteld worden en het is enkel nodig om de snelspanner vast te zetten om zo de houder in de eindpositie vast te zetten.

Claims (31)

Conclusies
1. Een bevestigingsinrichting voor het bevestigen van een object op een dak, omvattende een veelvoud aan dakhaken ieder voorzien van een lijf ingericht om zich uit te strekken vanaf een bovenzijde van het dak en bevestigingskenmerken voor het verbinden van een respectievelijke dakhaak van het veelvoud aan dakhaken met een dakconstructie van het dak; een veelvoud aan houders elk verbonden met het lijf van een respectievelijke dakhaak, waarbij de houders elk een ontvangstruimte omvatten en waarbij de veelvoud aan houders op een afstand van elkaar geplaatst zijn om gezamenlijk een kanaal te definiëren door de ontvangstruimten; en een montagerail ingericht om het object aan te bevestigen en geplaatst in het kanaal, waarbij elk van het veelvoud aan houders ten opzichte van het lijf van een respectievelijke dakhaak gedraaid kan worden tussen een beginpositie en een eindpositie, waarbij in de beginposities van de houders de montagerail in de ontvangstruimten van het veelvoud aan houders geplaatst kan worden en waarbij in de eindposities van de houders de montagerail vastgezet wordt in de ontvangstruimten, de bevestigingsinrichting verder omvattend een bevestigingsmiddel voor het vastzetten van de houder in de eindpositie.
2. De bevestigingsinrichting volgens conclusie 1, waarbij de montagerail in de eindpositie op ten minste drie fixatiepunten door de houder vastgeklemd wordt.
3. De bevestigingsinrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij de houder een draaibaar gedeelte en een vast gedeelte omvat, waarbij in de eindpositie draaiing van het draaibaar gedeelte verhinderd wordt.
4. De bevestigingsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij rotatie van de montagerail in een vlak hoofdzakelijk parallel aan de bovenzijde van het dak verhinderd wordt door de plaatsing van ten minste twee houders van de veelvoud aan houders in de eindpositie.
5. De bevestigingsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de montagerail in de houder in de beginpositie geplaatst kan worden met behulp van een rechtlijnige beweging, bij voorkeur in een richting naar de bovenzijde van het dak toe.
6. De bevestigingsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de montagerail tegelijkertijd in het veelvoud aan houders geplaatst wordt.
7. De bevestigingsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de montagerail voorzien is van een klemgedeelte en waarbij elke ontvangstruimte ingericht is met een complementair kenmerk om het klemgedeelte te ontvangen en vast te klemmen in de eindpositie.
8. De bevestigingsinrichting volgens conclusie 7, waarbij de ontvangstruimte begrensd wordt door een steunrib voor het ondersteunen van de montagerail en een tweetal zijvlakken, waarbij het complementair kenmerk een inkeping in ten minste één van de zijvlakken is, bij voorkeur ter hoogte van de steunrib, waarbij het klemgedeelte van de montagerail voorzien is van een overstekende flens ingericht om in de inkeping van het zijvlak opgenomen te worden in de eindpositie.
9. De bevestigingsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de ontvangstruimte een eerste ontvangstruimte is ingericht om een eerste kanaal in een eerste richting te vormen en waarbij de houder verder een tweede ontvangstruimte omvat die is ingericht om een tweede kanaal in een tweede richting te vormen, waarbij de eerste richting bij voorkeur een hoek van 90 graden maakt met de tweede richting.
10. De bevestigingsinrichting volgens een van conclusies 1-8, waarbij de beginpositie een eerste beginpositie is en waarbij de houder verder in een tweede beginpositie geplaatst kan worden, waarbij in de eerste beginpositie een montagerail in een eerste configuratie in de houder geplaatst kan worden en waarbij in de tweede beginpositie de montagerail in een tweede configuratie in de houder geplaatst kan worden.
11. De bevestigingsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de houder verder een geleider omvat om de verdraaiing van de houder ten opzichte van het lijf van de dakhaak te geleiden.
12. De bevestigingsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de verbinding tussen het lijf van de dakhaak en de houder in hoogte verstelbaar is.
13. De bevestigingsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het bevestigingsmiddel het lijf en de houder met elkaar verbindt en waarbij het lijf van de dakhaak verder een gleuf omvat die zich uitstrekt langs een normaalrichting van de bovenzijde van het dak, waarbij het bevestigingsmiddel door de gleuf heen verplaatst kan worden om de verbinding tussen het lijf van de dakhaak en de houder in hoogte te kunnen verstellen.
14. De bevestigingsinrichting volgens conclusie 13, waarbij de houder een sleuf omvat die zich uitstrekt langs de normaalrichting van de bovenzijde van het dak, waarbij het bevestigingsmiddel door de sleuf heen verplaatst kan worden om de verbinding tussen het lijf van de dakhaak en de houder in hoogte te kunnen verstellen.
15. De bevestigingsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de bovenzijde van het dak een hellingsrichting heeft en waarbij de montagerail zowel in een richting hoofdzakelijk evenwijdig aan de hellingsrichting als in een richting hoofdzakelijk loodrecht op de hellingsrichting geplaatst kan worden.
16. De bevestigingsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de dakhaak, houder en/of de montagerail zijn geextrudeerd.
17. De bevestigingsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de houder gemaakt is van aluminium.
18. De bevestigingsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de dakhaak gemaakt is van een metaal of metaallegering, bij voorkeur van staal.
19. De bevestigingsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, verder omvattend een veelvoud aan klemelementen, waarbij de klemelementen bevestigd zijn op of aan de montagerail en waarbij de klemelementen ieder een klemkop omvatten voor het vastzetten van het object tussen twee klemkoppen.
20. De bevestigingsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij op of aan de montagerail een of meer van de volgende elementen zijn bevestigd: - een klem voor een micro-omvormer; - een kabelbevestigingsmiddel; - een afsluitdop; en/of - een railkoppelingselement om een tweede montagerail met de montagerail te verbinden.
21. De bevestigingsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de verbinding tussen het lijf en de houder een losneembare verbinding is.
22. De bevestigingsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het bevestigingsmiddel een snelspanner is.
23. Een dakhaak met houder voor gebruik in de bevestigingsinrichting volgens een van conclusies 1-22.
24. Een houder voor gebruik in de bevestigingsinrichting volgens een van conclusies 1-22.
25. Een montagerail voor gebruik in de bevestigingsinrichting volgens een van conclusies 1-
22.
26. De montagerail volgens conclusie 25, waarbij de montagerail een bovenzijde met een verdieping heeft.
27. Kit van onderdelen omvattende: - een veelvoud aan dakhaken met houders volgens conclusie 23; en - een veelvoud aan montagerails volgens conclusie 24 of 25.
28. De kit van onderdelen volgens conclusie 27, verder omvattend een of meer van de volgende elementen: - een klem voor een micro-omvormer; - een kabelbevestigingsmiddel; - een afsluitdop; en/of - een railkoppelingselement.
29. Een werkwijze voor het aanbrengen van een montagerail op een dak van een gebouw voor het bevestigen van objecten, omvattend: - het aan het dak bevestigen van een veelvoud aan houders waarbij elke houder een ontvangstruimte heeft voor het opnemen van een montagerail, waarbij de ontvangstruimte een eerste gedeelte met een eerste breedte heeft en een tweede gedeelte, waarbij het tweede gedeelte een tweede breedte groter dan de eerste breedte heeft en ingericht is om een klemgedeelte van de montagerail te ontvangen; - het uitlijnen van de houders tot in een beginpositie om een doorlopend kanaal te vormen door de ontvangstruimtes van de houders, zodanig dat de montagerail gelijktijdig in een veelvoud aan houders geplaatst kan worden; - het plaatsen van de montagerail in de houders; - het draaien van de houders ten opzichte van de montagerail vanuit hun respectievelijke beginpositie tot aan een eindpositie waardoor het kanaal smaller wordt en verhinderd wordt dat de montagerail uit het kanaal kan worden genomen; - het vastzetten van de montagerail in de houders in de eindpositie.
30. De werkwijze volgens conclusie 29, waarbij het vastzetten van de montagerail plaatsvindt door het vastzetten van ten minste twee van de houders in de eindpositie.
31. Een werkwijze voor het bevestigen van een object, bij voorkeur een zonnepaneel of zonnecollector van een zonneboilersysteem, op een dak met behulp van een bevestigingsinrichting volgens conclusie 1-22, waarbij de werkwijze omvat - het aanbrengen van een montagerail op het dak volgens conclusie 29 of 30; en - het bevestigen van het object aan de montagerail.
NL2030923A 2022-02-14 2022-02-14 Bevestigingsinrichting, dakhaak, montagerail en werkwijze voor de bevestiging van objecten op een dak NL2030923B1 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2030923A NL2030923B1 (nl) 2022-02-14 2022-02-14 Bevestigingsinrichting, dakhaak, montagerail en werkwijze voor de bevestiging van objecten op een dak
EP23156342.0A EP4227599A1 (en) 2022-02-14 2023-02-13 Fastening device, roof hook and method for attaching a mounting rail to a roof

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2030923A NL2030923B1 (nl) 2022-02-14 2022-02-14 Bevestigingsinrichting, dakhaak, montagerail en werkwijze voor de bevestiging van objecten op een dak

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2030923B1 true NL2030923B1 (nl) 2023-08-18

Family

ID=80625125

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2030923A NL2030923B1 (nl) 2022-02-14 2022-02-14 Bevestigingsinrichting, dakhaak, montagerail en werkwijze voor de bevestiging van objecten op een dak

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP4227599A1 (nl)
NL (1) NL2030923B1 (nl)

Citations (10)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE10132557A1 (de) 2000-11-20 2002-06-06 Antec Solar Gmbh Montageprofil zur Befestigung von Photovoltaik-Modulen und Montagesystem
DE202006006144U1 (de) * 2006-04-15 2006-10-26 Stiebel Eltron Gmbh & Co. Kg Kollektoreinheit und Befestigungsvorrichtung
DE202007012304U1 (de) * 2007-03-30 2007-12-27 Wilhelm Flender Gmbh & Co. Kg Befestigungsvorrichtung zur Befestigung von Bauteilen an geneigten Dächern
FR2962798A1 (fr) * 2010-07-19 2012-01-20 Tenesol Structure de montage d'un panneau de recuperation d'energie solaire sur un support, systeme comprenant une telle structure, installation comprenant un tel systeme, procede de montage d'un systeme de recuperation d'energie solaire sur un support
EP2423622A2 (de) * 2010-08-27 2012-02-29 IBC Solar AG Vorrichtung zum Befestigen einer Tragschiene
BE1019560A3 (nl) * 2010-10-28 2012-08-07 Twin Zinc Belgium Dakmontagesysteem voor panelen, en een werkwijze voor het monteren ervan.
EP2733439A2 (fr) * 2012-07-20 2014-05-21 Marc Crombez Ensemble, système et procédé de fixations de panneaux solaires
DE202013103601U1 (de) * 2013-08-09 2014-11-13 Monier Roofing Components Gmbh Schneefangstützkonsole
NL2018345B1 (nl) * 2017-02-08 2018-09-03 Esdec B V Dakbevestigingselement voor het op een dak bevestigen van een draagrail voor zonnepanelen
EP3493397A1 (en) * 2017-11-29 2019-06-05 Allimex Device for mounting solar panels

Patent Citations (10)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE10132557A1 (de) 2000-11-20 2002-06-06 Antec Solar Gmbh Montageprofil zur Befestigung von Photovoltaik-Modulen und Montagesystem
DE202006006144U1 (de) * 2006-04-15 2006-10-26 Stiebel Eltron Gmbh & Co. Kg Kollektoreinheit und Befestigungsvorrichtung
DE202007012304U1 (de) * 2007-03-30 2007-12-27 Wilhelm Flender Gmbh & Co. Kg Befestigungsvorrichtung zur Befestigung von Bauteilen an geneigten Dächern
FR2962798A1 (fr) * 2010-07-19 2012-01-20 Tenesol Structure de montage d'un panneau de recuperation d'energie solaire sur un support, systeme comprenant une telle structure, installation comprenant un tel systeme, procede de montage d'un systeme de recuperation d'energie solaire sur un support
EP2423622A2 (de) * 2010-08-27 2012-02-29 IBC Solar AG Vorrichtung zum Befestigen einer Tragschiene
BE1019560A3 (nl) * 2010-10-28 2012-08-07 Twin Zinc Belgium Dakmontagesysteem voor panelen, en een werkwijze voor het monteren ervan.
EP2733439A2 (fr) * 2012-07-20 2014-05-21 Marc Crombez Ensemble, système et procédé de fixations de panneaux solaires
DE202013103601U1 (de) * 2013-08-09 2014-11-13 Monier Roofing Components Gmbh Schneefangstützkonsole
NL2018345B1 (nl) * 2017-02-08 2018-09-03 Esdec B V Dakbevestigingselement voor het op een dak bevestigen van een draagrail voor zonnepanelen
EP3493397A1 (en) * 2017-11-29 2019-06-05 Allimex Device for mounting solar panels

Also Published As

Publication number Publication date
EP4227599A1 (en) 2023-08-16

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US12021481B2 (en) Solar panel mounting apparatus
US9175880B2 (en) Panel clamping and mounting mechanism
EP2462387B1 (en) Mounting system for solar panels
US9175704B2 (en) Panel clamping and mounting mechanism
US8813441B2 (en) Mount for pitched roof and method of use
US9893677B1 (en) Bottom clamp for mounting solar panels to roofs
US11841038B2 (en) Panel clamping and mounting mechanism
US9175881B2 (en) Thermal expansion compensation apparatus for mounting solar panels
US8464478B2 (en) Next generation photovoltaic solar panel piggyback mounting system
AU2012339967B2 (en) System and method for establishing a self-aligning mounting system for mounting photovoltaic modules
US20120167364A1 (en) Apparatus for fastening a mounting rail to a threaded shaft
US5730400A (en) Cable tray cover system
US20130299655A1 (en) Anchor system for anchring a mounting system for photovoltaic modules
MXPA06010790A (es) Sistema de montaje con corredera roscada.
US20140334874A1 (en) Panel mount system
US20130294814A1 (en) Friction locking retainer for photovoltaic module mounting system
US20130291472A1 (en) Removable water cap for photovoltaic module mounting system
US9745754B1 (en) Snow guard structure
US5918439A (en) Roof shingle replacement tool and method
US20100116589A1 (en) Gutter protection and ladder support apparatus
NL2030923B1 (nl) Bevestigingsinrichting, dakhaak, montagerail en werkwijze voor de bevestiging van objecten op een dak
CN213717892U (zh) 支撑组件及光伏系统
JPH053377U (ja) 排水管の勾配設定具
AU2002100236A4 (en) Multipurpose safety handrail system
NL1009783C2 (nl) Bevestigingsstelsel voor het bevestigen van panelen op een ondergrond.