NL1009783C2

NL1009783C2 - Bevestigingsstelsel voor het bevestigen van panelen op een ondergrond.

Info

Publication number: NL1009783C2
Application number: NL1009783A
Authority: NL
Inventors: Hendrik Beuving; Jeff Raymond Jan Pereira
Original assignee: Stork Nolte Emt B V
Priority date: 1998-07-31
Filing date: 1998-07-31
Publication date: 2000-02-01

Description

Bevestigingsstelsel voor het bevestigen van panelen op een ondergrond

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een bevestigingsstelsel voor het bevestigen van panelen op een ondergrond. Meer in het bijzonder heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een bevestigingsstelsel voor het 5 bevestigen van vlakke panelen op een dak, welke vlakke panelen meer in het bijzonder zonnepanelen kunnen zijn, en de uitvinding zal speciaal voor deze toepassing worden toegelicht.

Tegenwoordig wordt steeds meer gebruik gemaakt van 10 zonnepanelen voor het opwekken van energie. Zonnepanelen zijn panelen die zijn voorzien van een materiaal met fotovoltaïsche eigenschappen, dat wil zeggen dat zij de in zonlicht aanwezige energie kunnen omzetten in elektrische energie. Aangezien zonnepanelen op zich bekend zijn, evenals de daardoor bereikte 15 voordelen, zullen deze hier niet nader worden uitgelegd.

Zonnepanelen worden over het algemeen niet vrijstaand gebruikt, maar zij worden gemonteerd op een ondergrond. Hoewel zonnepanelen in principe gemonteerd kunnen worden op een willekeurige ondergrond, worden zij veelvuldig gemonteerd op Γ 20 het dak van een huis of dergelijke. Een belangrijk doel van de " onderhavige uitvinding is derhalve het verschaffen van een - bevestigingsstelsel dat geschikt is om zonnepanelen te = bevestigen op een dak van een huis, meer in het bijzonder een | schuin dak.

25 Het is gebruikelijk om een schuin dak van een huis of "

dergelijke te voorzien van een dakbedekking die wordt gevormd I

door bijvoorbeeld dakpannen, bitumen, golfplaten, enz. Wanneer l een zonnepaneel wordt gemonteerd op een dergelijk dak, zal dat “ 1 009783* 2 paneel worden gemonteerd in plaats van een gedeelte van die dakbedekking. Het bevestigingsstelsel waarmee de panelen worden bevestigd, dienen een juiste en vooral waterdichte overgang te verschaffen tussen het zonnepaneel en de aan het 5 zonnepaneel grenzende dakbedekking. Meer in het bijzonder dient de constructie te voldoen aan van overheidswege voorgeschreven regels en/of richtlijnen.

Bevestigingsstelsels voor zonnepanelen zijn op zich reeds bekend. Het Britse octrooischrift GB-2.278.618 beschrijft 10 bijvoorbeeld een bevestigingsstelsel waarbij aan de onderzijde van een paneel meerdere montagerails zijn bevestigd, elk voorzien van een gleuf met een in hoofdzaak T-vormige dwarsdoorsnede, waarbij speciale bevestigingsbeugels aanwezig zijn die geplaatst moeten worden in die T-vormige gleuf van zo'n 15 montagerail en die moeten aangrijpen om een panlat. Voor een waterdichte aansluiting op naburige panelen of op aangrenzende dakpannen moeten aan de randen van de panelen speciale aansluitstukken worden bevestigd.

Het Amerikaanse octrooischrift US-5.647.915 beschrijft 20 een bevestigingsstelsel waarbij op de ondergrond ankerblokken gemonteerd worden, welke ankerblokken zijn voorzien van opstaande bouten. Dit bevestigingsstelsel is alleen geschikt voor panelen met daardoorheen reikende gaten. Een paneel wordt met die gaten om genoemde bouten geschoven, en vervolgens 25 worden op die bouten moeren geschroefd om het paneel vast te zetten. Voor een waterdichte overgang tussen twee naburige panelen dient een afschermplaat geplaatst te worden over de tussen twee panelen gevormde sleuf, welke afschermplaat eveneens moet zijn voorzien van gaten die over genoemde bouten 30 passen.

De onderhavige uitvinding beoogt een bevestigingsstelsel te verschaffen waarmee een eenvoudige en snelle montage van zonnepanelen mogelijk is.

1009783· 3

Een verder doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een bevestigingsstelsel dat relatief goedkoop en snel te vervaardigen is.

Een verder doel van de onderhavige uitvinding is het 5 verschaffen van een bevestigingsstelsel dat op eenvoudige wijze mogelijk maakt dat het aantal te bevestigen zonnepanelen, zowel horizontaal naast elkaar als verticaal boven elkaar, vrij te kiezen is.

Weer een verder doel van de onderhavige uitvinding is het 10 verschaffen van een bevestigingsstelsel dat een geïntegreerde afvoer biedt voor water, zoals regenwater. !

Volgens een belangrijk aspect van de onderhavige uitvinding omvat het bevestigingsstelsel profielen met een in .

hoofdzaak U-vormige dwarsdoorsnede waarbij het vrije uiteinde 15 van ten minste één been van zo'n profiel een oplegrand voor ; een paneel vormt. Dergelijke profielen zijn relatief snel en 1 goedkoop te vervaardigen, bijvoorbeeld door extrusie of door ! het vouwen van vlakke plaat, en zijn gemakkelijk te monteren.

Voorts kunnen die profielen tevens dienst doen als goot voor ^ 20 de afvoer van hemelwater.

Deze en andere aspecten, kenmerken en voordelen van de ! onderhavige uitvinding zullen nader worden verduidelijkt door : de hiernavolgende bespreking van een uitvoeringsvoorbeeld van een bevestigingsstelsel volgens de onderhavige uitvinding, [ 25 onder verwijzing naar de tekeningen, waarin: r figuur 1 schematisch een bovenaanzicht toont van een : bevestigingsstelsel volgens de onderhavige uitvinding; de figuren 2A t/m 2F schematische dwarsdoorsneden tonen volgens : de lijnen respectievelijk A t/m F in figuur 1; ü 30 figuur 2G een met figuur 2F vergelijkbare dwarsdoorsnede toont ‘ van een variant van een onderrandprofiel; en '

figuur 3 een detail van het bevestigingsstelsel illustreert. I

Figuur 1 toont schematisch een bovenaanzicht van vier ~ 35 zonnepanelen 20 op een dak. De vier zonnepanelen hebben ï 1009783* 4 standaardafmetingen. In het weergegeven voorbeeld, bij gebruik bij daken met dakpannen van het type sneldekbetonpan, zullen de zonnepanelen rechthoekige panelen zijn met een lengtemaat van ongeveer 1328 mm en een breedtemaat van ongeveer 710 mm.

5 Het zal echter duidelijk zijn, dat het bevestigingsstelsel volgens de onderhavige uitvinding ook bruikbaar is bij zonnepanelen met een andere afmeting door het op geschikte wijze aanpassen van de lengtemaat van de in het hiernavolgende te bespreken profielstukken van het bevestigingsstelsel, zoals 10 voor een deskundige duidelijk zal zijn.

De panelen 20 zijn rechtop bevestigd, dat wil zeggen dat de panelen met hun korte zijrand horizontaal gericht zullen zijn, waarbij zij met hun lichaamsvlak evenwijdig aan het dakvlak gericht zullen zijn. De langs het dakvlak gerichte 15 oriëntatie van hun lange zijrand zal in het kader van de onderhavige uitvinding worden aangeduid met verticaal.

Het bevestigingsstelsel 1 volgens de onderhavige uitvinding omvat langwerpige steunribben die bestemd zijn om de panelen bij hun zijranden te ondersteunen, zoals in figuur 20 1 schematisch met stippellijnen is aangeduid. Die langwerpige steunribben zijn, zoals uit het hiernavolgende zal blijken, onderdeel van langwerpige gootvormige profielen met een in hoofdzaak U-vormige dwarsdoorsnede. Sommige van die profielen zijn met hun lengterichting horizontaal gericht, terwijl 25 andere van die profielen met hun lengterichting verticaal zijn gericht.

Meer in het bijzonder omvat het bevestigingsstelsel 1 volgens de onderhavige uitvinding verticaal gerichte gootprofielen die geschikt zijn om twee naburige panelen 20 te 30 dragen. Dergelijke gootprofielen zullen hier ook worden aangeduid als verticale tussenprofielen 100; een dwarsdoorsnede van een dergelijk verticaal tussenprofiel 100 is getoond in figuur 2A, welke dwarsdoorsnede correspondeert met de doorsnede A in figuur 1.

1009783* 5

Voorts omvat het bevestigingsstelsel .1 volgens de onderhavige uitvinding horizontaal gerichte gootprofielen die geschikt zijn om twee naburige panelen 20 te dragen.

Dergelijke gootprofielen zullen hier ook worden aangeduid als Ί 5 horizontale tussenprofielen 200; een dwarsdoorsnede van een dergelijk verticaal tussenprofiel 200 is getoond in figuur 2B, welke dwarsdoorsnede correspondeert met de doorsnede B in .

figuur 1.

Voorts omvat het bevestigingsstelsel 1 volgens de 10 onderhavige uitvinding verticaal gerichte gootprofielen die 1 dienen voor het dragen van de linkerrand van de meest linkse panelen 20. Dergelijke gootprofielen zullen hier ook worden aangeduid als linkerrandprofiel 300; een dwarsdoorsnede van ” een dergelijk linkerrandprofiel 300 is getoond in figuur 2C,

15 welke dwarsdoorsnede correspondeert met de doorsnede C in I

figuur 1.

Voorts omvat het bevestigingsstelsel 1 volgens de : onderhavige uitvinding verticaal gerichte gootprofielen die dienen voor het dragen van de rechterrand van de meest rechtse 20 panelen 20. Dergelijke gootprofielen zullen hier ook worden 1 aangeduid als rechterrandprofiel 400; een dwarsdoorsnede van een dergelijk rechterrandprofiel 400 is getoond in figuur 2D, welke dwarsdoorsnede correspondeert met de doorsnede D in figuur 1.

25 Voorts omvat het bevestigingsstelsel 1 volgens de I

onderhavige uitvinding een horizontaal randprofiel langs de bovenrand van de bovenste panelen 20. Dergelijke profielen f zullen hier ook worden aangeduid als bovenrandprofiel 500; een dwarsdoorsnede van een dergelijk bovenrandprofiel 500 is 30 getoond in figuur 2E, welke dwarsdoorsnede correspondeert met de doorsnede E in figuur 1.

Voorts omvat het bevestigingsstelsel 1 volgens de L

onderhavige uitvinding een horizontaal randprofiel langs de onderrand van de onderste panelen 20. Dergelijke profielen ΐ 35 zullen hier ook worden aangeduid als onderrandprofiel 600; een ~ 1009783”' : 6 dwarsdoorsnede van een dergelijk onderrandprofiel 600 is getoond in figuur 2 F, welke dwarsdoorsnede correspondeert met de doorsnede F in figuur 1.

In figuur 1 zijn vier panelen 20 getoond, in een 5 opstelling van 2x2. Het zal voor een deskundige echter duidelijk zijn, dat het bevestigingsstelsel volgens de onderhavige uitvinding niet uitsluitend toepasbaar is in een situatie waar vier panelen gepositioneerd moeten worden volgens het in figuur 1 getoonde patroon. De uitvinding is 10 even wel toepasbaar wanneer slechts één paneel geplaatst moet worden; in dat geval zal geen gebruik worden gemaakt van de tussenprofielen 100 en 200, maar zullen uitsluitend de rand-profielen 300, 400, 500 en 600 gemonteerd worden. Indien twee panelen naast elkaar gemonteerd moeten worden, zullen de 15 horizontale tussenprofielen 200 afwezig zijn, en zal het bevestigingsstelsel worden opgebouwd met twee bovenrand-profielen 500, twee onderrandprofielen 600, één linkerrand-profiel 300, één rechterrandprofiel 400, en één verticaal tussenprofiel 100. Indien twee panelen boven elkaar gemonteerd 20 moeten worden, zullen de verticale tussenprofielen 100 afwezig zijn, en zal het bevestigingsstelsel worden opgebouwd met één bovenrandprofiel 500, één onderrandprofiel 600, één horizontaal tussenprofiel 200, twee linkerrandprofielen 300, en twee rechterrandprofielen 400. In geval het aantal panelen 25 in horizontale en/of verticale richting groter moet zijn dan twee, zal het bevestigingsstelsel op corresponderende wijze meerdere tussenprofielen en meerdere randprofielen omvatten, zoals voor een deskundige duidelijk zal zijn en niet nader zal worden toegelicht.

30

Figuur 2A toont schematisch een dwarsdoorsnede van een verticaal tussenprofiel 100. Het verticale tussenprofiel 100 heeft een in hoofdzaak U-vormige dwarsdoorsnede, met een bodem 101, een linkerzijwand 102 en een rechterzijwand 103. De 35 hoogte van de linkerzijwand 102 is gelijk aan die van de 1009783· ! i

7 I

rechterzijwand 103. De linkerzijwand 102 heeft een vrije bovenrand 104, die geschikt is voor het ondersteunen van een randgedeelte van een paneel 20, zoals geïllustreerd. Evenzo heeft de rechterzijwand 103 een vrije bovenrand 105 die 5 geschikt is voor het ondersteunen van een randgedeelte van een paneel 20. Aldus vormen de linkerzijwand 102 en de rechter-zijwand 103 van het verticale U-vormige tussenprofiel 100 langwerpige steunribben voor genoemde panelen 20.

Aldus biedt de onderhavige uitvinding het belangrijke 10 voordeel, dat voor het verschaffen van twee steunribben voor ; twee naast elkaar geplaatste panelen 20 slechts een enkel profielstuk 100 nodig is.

Bij voorkeur zijn genoemde vrije bovenranden 104 en 105 voorzien van een geschikte beschermlaag om het paneel te ! 15 beschermen tegen mechanische beschadiging en/of om een elektrische isolatie te verzorgen tussen het paneel en het tussenprofiel 100, welke beschermlaag kan zijn gemaakt van kunststof, rubber, of dergelijke.

In figuur 2A is getoond, dat het verticale tussenprofiel 20 100 gemonteerd is op een horizontaal gerichte panlat 2 van de dakconstructie. Dit zou kunnen gebeuren door middel van schroeven die reiken door in de bodem 101 van het profiel 100 ! aangebrachte gaten. Bij voorkeur echter vertoont de bodem 101 ]

geen gaten maar heeft het verticale tussenprofiel 100 aan zijn 25 buitenzijde bevestigingsflenzen 106 waardoorheen schroeven 107 I

geschroefd kunnen worden. Die flenzen 106 kunnen rechtstreeks 7

aan het tussenprofiel 100 zijn gevormd, bijvoorbeeld door I

lassen of vouwen, maar uit vervaardigingstechnisch oogpunt “ verdient het de voorkeur dat die flenzen deel uit maken van : 30 afzonderlijke bevestigingsbeugels. In de uitvoeringsvorm van Ξ figuur 2A heeft een dergelijke bevestigingsbeugel 110 een in : hoofdzaak Ω-vormige dwarsdoorsnede, zodat deze kan aangrijpen ’ op beide zijwanden 102 en 103 van hét tussenprofiel 100. Als alternatief is het ook mogelijk, dat de bevestigingsbeugels : 35 een in hoofdzaak Z-vormige dwarsdoorsnede hebben en aangrijpen : 1009783« 8 op slechts één van de zijwanden 102 en 103 van het tussenprofiel 100.

In het weergegeven voorbeeld van figuur 2A is de hoogte van de Ω-vormige bevestigingsbeugel 110 bijna even groot als 5 de hoogte van de zijwanden 102 en 103 van het tussenprofiel 100. Voor aangrijping van de bevestigingsbeugel 110 zijn de zijwanden 102 en 103 van het tussenprofiel 100 voorzien van vanaf de respectieve bovenranden 104 en 105 reikende verdiepingen, dat wil zeggen gedeelten waar de hoogte van een 10 zijwand 102, 103 lager is dan de hoogte ter plaatse van de steunende bovenranden 104, 105. De hoogte van die verdiepte gedeelten correspondeert dan met de hoogte van de bevestigingsbeugel 110.

De langs de lengterichting van het tussenprofiel 100 15 gemeten lengte van die verdiepte gedeelten, en het aantal daarvan, kunnen in principe vrij worden gekozen. In een voorkeursuitvoeringsvorm is die lengte vrij groot, zodat de steunende bovenrandgedeelten 104, 105 ook kunnen worden beschouwd als ten opzichte van de bodem van die verdiepte 20 gedeelten opstaande nokken. Onder normale omstandigheden volstaat het wanneer per te ondersteunen paneel drie van dergelijke steunnokken aanwezig zijn: twee bij de respectieve uiteinden en één in het midden. Door de grote lengte van de genoemde verdiepte gedeelten kan de positie van de 25 bevestigingsbeugel 110 langs de lengte van het tussenprofiel 100 binnen ruime grenzen vrij worden gekozen, zodat de onderlinge afstand tussen opeenvolgende panlatten niet kritisch is.

Bij wijze van variant kunnen in plaats van verdiepte 30 gedeelten langwerpige horizontale openingen zijn aangebracht in de zijwanden 102 en 103 van het tussenprofiel 100. De hoogte van de bevestigingsbeugel 110 zal dan corresponderen met de afstand tussen de bodem 101 en de onderrand van genoemde horizontale opening. De hoogte van genoemde 35 horizontale opening zal dusdanig gekozen zijn, dat een 1009783» 9 bevestigingsbeugel 110 gemakkelijk van opzij door die opening kan worden gestoken. Voor de lengte van die openingen geldt dan hetzelfde als hierboven opgemerkt met betrekking tot de verdiepingen. Een voordeel van een dergelijke variant zal 5 zijn, dat de steunende bovenranden 104 en 105 van het . .

tussenprofiel 100 zich kunnen uitstrekken over de volledige lengte van het tussenprofiel 100, onder behoud van de genoemde verstelbare positie van de bevestigingsbeugels 110.

10 Voor het vasthouden van de panelen 20 op het tussen- profiel 100 omvat het bevestigingsstelsel 1 klembeugels 120 waarvan de contour kan zijn aangepast aan de contour van de zijranden van de panelen. In het weergegeven voorbeeld heeft de klembeugel 120 een in hoofdzaak U-vormig of vleugelvormig 15 profiel met een bodem 121, een linkerzijwand 122 en een rechterzijwand 123. De zijwanden 122 en 123 sluiten met een in ; hoofdzaak verticaal gericht gedeelte aan op de bodem 121, en Γ zijn met hun bovenrand naar buiten gebogen, waardoor elke zijwand 122, 123 een vleugelvormige contour heeft. Bij zijn 20 vrije uiteinde 124, 125 is de vleugelvormige zijwand 122, 123 ~ ingericht om te steunen op het bovenvlak van een paneel 20.

Bij voorkeur is althans aan de onderzijde van dat vrije 5 uiteinde 124, 125 een beschermlaag aangebracht, welke dient om : de bovenzijde van het paneel 20 te beschermen tegen ~ 25 mechanische beschadigingen en/of een elektrische isolatie te verschaffen tussen het paneel 20 en de klembeugel 120. Deze beschermlaag kan zijn vervaardigd van rubber, kunststof, en i; dergelijke.

De bevestigingsbeugel 120 wordt vastgemaakt aan het = 30 tussenprofiel 100. Daartoe kan op de bodem van het tussen- “ profiel 100 bij voorafbepaalde posities steeds een pen 130 Ü zijn vastgemaakt, bijvoorbeeld door middel van lassen, welke " pen loodrecht is gericht op de bodem 101. Deze pen is althans :

aan zijn vrije uiteinde voorzien van schroefdraad. De I

35 bevestigingsbeugel 120 is in zijn bodem 121 voorzien van 1009783· 10 gaten, zodat de beugel 120 over die pennen 130 kan worden geplaatst, zodanig dat die pennen 130 door genoemde gaten in de bodem 121 van de beugel 120 reiken. De beugel 120 kan dan met behulp van moeren 131 worden vastgeschroefd op die pen 5 130.

Als alternatief is het ook mogelijk, dat de pennen 130 bij hun uiteinde hol zijn en zijn voorzien van een inwendige schroefdraad, zodat de beugel 120 in plaats van met moeren wordt vastgezet met bouten.

10 Ook is het als alternatief mogelijk, dat de beugel 110 bij zijn bovenvlak is voorzien van openingen, waarbij dan de beugel 120 met schroeven wordt vastgezet aan die beugel 110.

Voor het vasthouden van de panelen 20 volstaat het op zich, wanneer de lengte van de klembeugel 120 relatief klein 15 is, en er meerdere klembeugels achter elkaar worden toegepast. Bij voorkeur echter strekt de klembeugel 120 zich uit over de volledige lengte van de panelen 20. De beugel 120 zal dan bij voorkeur ook zijn uitgevoerd als profiel. Hierdoor worden diverse voordelen geboden. Het aanbrengen van een enkele 20 klembeugel vergt relatief weinig tijd. Een enkele continue klembeugel 120 biedt een esthetisch fraaiere aanblik dan meerdere kleine klembeugels. Voorts vormen dergelijke continue klembeugels 120 tevens een bescherming tegen stuifsneeuw en een geïntegreerde afvoergoot voor het afvoeren van water dat 25 anders zou kunnen doordringen in de door de onderlinge afstand tussen de panelen 20 in horizontale richting gedefinieerde spleet tussen naast elkaar gelegen panelen 20. Ook de tussenprofielen 100 zelf vormen een goot voor het afvoeren van regenwater. Volgens een belangrijk aspect van de onderhavige 30 uitvinding vormt het bevestigingsstelsel 1 aldus een geïntegreerde en betrouwbare afvoergoot voor bijvoorbeeld regenwater.

Figuur 2B toont een schematische dwarsdoorsnede van een 35 horizontaal tussenprofiel 200. Het horizontale tussenprofiel 1009783« 11 200 heeft een in hoofdzaak U-vormige dwarsdoorsnede met een bodem 201, een bovenste zijwand 202 en een onderste zijwand 203. Op vergelijkbare wijze als beschreven met betrekking tot het tussenprofiel 100 zijn de vrije uiteinden 204 en 205 van 5 genoemde zijwanden 202 en 203, welke onderling gelijke hoogte hebben, geschikt voor het ondersteunen van een paneel 20, zoals geïllustreerd.

Op vergelijkbare wijze als beschreven met betrekking tot figuur 2A, kunnen klembeugels aanwezig zijn die aangrijpen op 10 de bovenzijde van een paneel 20. Dit is echter niet nodig, en derhalve in figuur 2B niet weergegeven. In de in figuur 2B weergegeven situatie definieert het tussenprofiel 200 een horizontale goot tussen twee naburige panelen 20, welke goot vrij toegankelijk is via de tussen die panelen 20 vrij 15 blijvende spleet. :

Zoals reeds vermeld, kunnen in horizontale richting meerdere panelen naast elkaar worden gemonteerd. Steeds zal er dan tussen twee naast elkaar gelegen panelen een verticaal 20 tussenprofiel 100 gemonteerd worden. Langs de buitenranden van ;

het bevestigingsstelsel dient echter een overgang verschaft te I

worden naar de eigenlijke dakbedekking. Dit geldt in de ; situatie van figuur 1 bijvoorbeeld voor het linkerrandprofiel “ 300 van de linkerrechthoeken 11 en 13, en voor het = 25 rechterrandprofiel 400 van de rechtse rechthoeken 12 en 14.

Figuur 2C toont een met figuur 2A vergelijkbare dwarsdoorsnede I

van het linkerrandprofiel 300, en figuur 2D toont een vergelijkbare doorsnede van het rechterrandprofiel 400, “ waarbij de kijkrichting in het vlak van het dak van onderen 1 30 naar boven is gericht. Het linkerrandprofiel 300 heeft een in Ξ hoofdzaak U-vormige dwarsdoorsnede, met een bodem 301, een : linkerzijwand 302 en een rechterzijwand 303. De rechterzijwand 1 303 van het linkerrandprofiel 300 is, op vergelijkbare wijze als de rechterzijwand 103 van het verticale tussenprofiel 100, “ 35 geschikt voor het ondersteunen van een paneel 20, zoals ” 1009783^ 12 getoond, en heeft een hoogte die gelijk is aan de hoogte van de zijwanden 102 en 103 van het tussenprofiel 100. Een bevestigingsbeugel 320 voor het aan de rechterzijwand 303 van het linkerrandprofiel 300 vast zetten van het paneel 20 kan 5 zijn vastgemaakt aan de bodem 303, op vergelijkbare wijze als besproken met betrekking tot figuur 2A, maar in de weergegeven uitvoeringsvorm is die beugel 320 bevestigd aan de rechterzi jwand 303 van het linkerrandprofiel 300. De beugel 320 heeft een bevestigingsflens 321 die in hoofdzaak verticaal is 10 gericht, en die in het weergegeven voorbeeld door middel van een moer/bout-combinatie is bevestigd aan genoemde verticaal gerichte rechterzijwand 303. De flens 321 gaat via een geschikt gebogen tussengedeelte 322 over in een in hoofdzaak horizontaal gericht vasthoudgedeelte 323 dat, op vergelijkbare 15 wijze als beschreven met betrekking tot het uiteinde van de vleugelgedeelten van de beugel 120 van figuur 2A, geschikt is om aan te grijpen op het bovenoppervlak van een paneel 20.

De linkerzijwand 302 van het linkerrandprofiel 300 is substantieel lager dan de rechterzijwand 303. Het linker-20 randprofiel 300 is vastgezet op een panlat 2 door middel van Z-vormige beugels 310L en 310R, welke Z-vormige beugels een horizontaal gerichte bevestigingsflens 311L, 311R hebben, een in hoofdzaak verticaal gericht lijfgedeelte 312L, 312R, en een haakvormig uiteinde 313L, 313R. De beugels 310L, 310R zijn door 25 middel van schroeven door hun flensen 311L, 311R vastgezet aan de panlat 2. Het lijfgedeelte 312L, 312R van de linkerbeugel 310l heeft een hoogte die correspondeert met de hoogte van de linkerzijwand 302, zodat zijn haakvormig uiteinde 313L grijpt over het vrije uiteinde 304 van de linkerzijwand 302 en daarop 30 een omlaag gerichte vasthoudkracht uitoefent. De rechterbeugel 310r kan een lijf 312R hebben van gelijke hoogte als het lijf 312l van de linkerbeugel 310L, hetgeen dan het voordeel biedt dat beide beugels 310L, 310R onderling identiek kunnen zijn, maar het lijf 312R van de rechterbeugel 310R kan ook een 35 grotere lengte hebben dan het lijf 312L van de linkerbeugel 1009783* ! 13 310l, zodat de rechterbeugel 310R aangrijpt op een hoger gedeelte van de rechterzijwand 303, zoals weergegeven.

In figuur 2C is het profiel ingetekend van de eerste dakpan 3 naast het paneel 20. De dakpan 2 is van het type RBB 5 sneldek betonpan, en heeft een golfvorm met aan de rechterkant j een golfberg 4, bij een centraal gedeelte een golfdal 5, en bij zijn linkerzijrand een in hoofdzaak horizontaal gericht koppelprofiel 6. Aan de onderzijde van de golfberg 4 bevindt zich een in hoofdzaak horizontaal koppelprofiel 7, dat 10 congruent is aan het koppelprofiel 6 aan de linkerkant. Aan zijn onderzijde heeft de dakpan 3 een nok 8 die bestemd is : voor aangrijping op de panlat 2. Zoals getoond in figuur 2C, is de hoogte van de linkerzijwand 302 van het linkerrand-profiel 300 zodanig gekozen, dat de rechterzijrand van de ; 15 dakpan 3 daar overheen kan reiken.

Het linkerrandprofiel 300 is voorts voorzien van een in ; hoofdzaak Z-vormig afsluitprofiel 330. Dit afsluitprofiel 330 ; heeft een onderste bevestigingsflens 331, die in hoofdzaak horizontaal is gericht, een in hoofdzaak verticaal gericht 20 lijfgedeelte 332, en een in hoofdzaak horizontaal gericht afdekgedeelte 333, dat zich uitstrekt over het golfberg-gedeelte 4 van de rechterrand van de dakpan 3. De breedte van het afdekgedeelte 333 is niet kritisch, maar is zodanig ' gekozen, dat een royale overlap tussen het afdekgedeelte 333 25 en de dakpan 3 is gewaarborgd. De hoogte van het lijfgedeelte ' 332 is ook niet kritisch, maar is in ieder geval zodanig ^ gekozen dat een verticale verplaatsing van de dakpan 3, voor :

het plaatsen en/of wegnemen daarvan, wordt toegelaten. De I

bevestiging van het afsluitprofiel 330 aan het linkerrand- j 30 profiel 300 is in het weergegeven voorbeeld tot stand gebracht 1 door middel van op de bodem 301 van het randprofiel 300 s aangebrachte draadeinden die reiken door in de bevestigings- j flens 331 aangebrachte gaten, waarbij op die draadeinden moeren geschroefd zijn. j 1 009783"! 14

Voor het afvoeren van regenwater worden aldus verschillende mogelijkheden gedefinieerd. Regenwater dat op een paneel 20 terecht komt, zal langs dat paneel 20 omlaag stromen. Regenwater dat direct links van het paneel 20 terecht komt, 5 zal omlaag worden afgevoerd door de gootvormige ruimte die gedefinieerd is tussen de sluitlijst 330 en de rechterzijwand 303 van het profiel 300. Regenwater dat terecht komt links van het afsluitprofiel 330, zal op de gebruikelijke wijze worden afgevoerd via de dakpan 3. Regenwater dat, bijvoorbeeld als 10 gevolg van wind, over de golfberg 4 en de rechterzijrand van de dakpan 3 stroomt, onder de het afdekgedeelte 333 van de sluitlijst 330, zal terecht komen rechts van de linkerzijwand 302 van het linkerrandprofiel 300 en worden afgevoerd in de U-vormige goot die gedefinieerd is tussen die linkerzijwand 15 302 en het lijfgedeelte 332 van de sluitlijst 330.

Figuur 2D toont een met figuur 2C vergelijkbare dwarsdoorsnede van een rechterrandprofiel 400. Het rechterrand-profiel 400 heeft een linkerzijwand 403 die correspondeert met de rechterzijwand 303 van het linkerrandprofiel 300, en een 20 rechterzijwand 402 die correspondeert met de linkerzijwand 302 van het linkerrandprofiel 300. Aangezien de constructie van het rechterrandprofiel 400 bij voorkeur, en zoals getoond, symmetrisch is ten opzichte van het linkerrandprofiel 300 en de werking vergelijkbaar is, zal dit hier niet nader worden 25 besproken. Volstaan wordt met op te merken, dat gelijke of vergelijkbare onderdelen als in figuur.,2C in figuur 2D zijn aangeduid met hetzelfde verwijzingscijfer, maar in het 400-bereik in plaats van in het 300-bereik.

30 Figuur 2E toont een schematische dwarsdoorsnede van een bovenrandprofiel 500. Het bovenrandprofiel 500 is uitgevoerd als een geschikt gebogen plaat met een bovenste vlak plaatgedeelte 501 dat evenwijdig aan het dakvlak georiënteerd is, en dat via een schuin tussenplaatgedeelte 502 overgaat in 35 een onderste vlak plaatgedeelte 503 dat zich uitstrekt over 1009783* 15 ί een bovenste randgedeelte van het bovenoppervlak van een paneel 20. Het bovenrandprofiel 500 kan op eenvoudige wijze door buigen of stansen zijn gevormd uit een vlakke plaat. Het bovenste vlakke plaatgedeelte 501 strekt zich over een vooraf-5 bepaalde lengte uit onder de dakpannen 3 die met hun onderrand grenzen aan de bovenzijde van het genoemde paneel 20. Water dat langs de dakpannen omlaag stroomt, wordt door het boven-randprofiel 500 geleid naar het bovenoppervlak van de zonnepanelen 20 en stroomt daar overheen verder omlaag, zonder 10 gevaar dat dit water de onderliggende dakconstructie bereikt.

Het bovenste vlakke plaatgedeelte 501 is bij een onder de : dakpan 3 gelegen gedeelte vastgeschroefd aan een panlat. In een voorkeursuitvoeringsvorm heeft het bovenrandprofiel 500 aan zijn bovenrand, dat wil zeggen het vrije uiteinde van het 15 bovenste vlakke plaatgedeelte 501, een omlaag gerichte steunrand 504 die ten opzichte van het bovenste vlakke plaatgedeelte 501 een hoek kan maken van ongeveer 90°.

In de weergegeven voorkeursuitvoeringsvorm hebben de verticale profielen 110, 300 en 400 een lengte groter dan die ; 20 van het paneel 20, en zijn zij afgesneden volgens het profiel van het bovenrandprofiel 500, zodat het bovenrandprofiel 500 op de aldus vormgegeven vrije uiteinden van de verticale profielen ligt en met genoemde rand grijpt om het boven- ü uiteinde van die verticale profielen.

25

Figuur 2F toont een schematische dwarsdoorsnede van een onderrandprofiel 600. Het onderrandprofiel 600 is, op Ξ vergelijkbare wijze als beschreven met betrekking tot het bovenrandprofiel 500, uitgevoerd als een geschikt gebogen 30 plaat met een bovenste vlak plaatgedeelte 601 dat evenwijdig aan het dakvlak georiënteerd is, en dat via een schuin tussen- ;

plaatgedeelte 602 overgaat in een onderste vlak plaatgedeelte I

603 dat zich over een vöorafbepaalde lengte uitstrekt over de dakpannen 3 die met hun bovenzijde grenzen aan een paneel 20.

35 Het bovenste vlakke plaatgedeelte 601 strekt zich over een r 1009783* 16 voorafbepaalde lengte uit onder het paneel 20. Water dat langs het paneel 20 omlaag stroomt, wordt door dit onderrandprofiel 600 geleid naar het bovenoppervlak van de dakpannen 3 om daaroverheen verder omlaag te stromen, zonder gevaar dat dit 5 water de onderliggende dakconstructie bereikt.

In figuur 2F is weergegeven, dat het bovenste vlakke plaatgedeelte 601 door middel van schroeven 605 is vastgeschroefd aan panlatten 2.

Bij voorkeur, en zoals weergegeven in figuur 2F, is het 10 onderrandprofiel 600 voorzien van een afdichtorgaan 610, dat is bestemd om te verhinderen dat dieren zoals vogels de ruimte onder de panelen 20 vanaf de onderzijde kunnen bereiken, en dat is voorzien van openingen voor het verschaffen van ventilatie onder de panelen 20. Het afdichtorgaan 610 zal in 15 het hiernavolgende ook worden aangeduid met de term ventilatierooster.

Doelmatigerwijs kan het ventilatierooster 610 zijn uitgevoerd als een van geschikte (niet weergegeven) openingen plaat voorziene, die in hoofdzaak loodrecht staat op het 20 bovenste vlakke plaatgedeelte 601, en een hoogte heeft die althans in hoofdzaak correspondeert met de hoogten van de door de profielen 100, 300 en 400 gedefinieerde steunribben voor de panelen 20. Dit plaatgedeelte kan integraal met het onderrandprofiel 600 zijn gevormd, bijvoorbeeld als een extrusie-25 profiel, maar dit plaatgedeelte kan ook als separaat onderdeel zijn vervaardigd. De montage kan geschieden op vergelijkbare wijze als beschreven met betrekking tot het horizontale tussenprofiel 200.

Figuur 2G toont een met figuur 2F vergelijkbare dwars-30 doorsnede van een variant 600' van het onderrandprofiel, dat bestemd is voor situaties waarin de panelen 20 bij hun onderzijde grenzen aan een dakgoot 40. In het weergegeven voorbeeld heeft het onderrandprofiel 600' een bovenste vlak plaatgedeelte 601’ dat door middel van schroeven is bevestigd aan 35 panlatten 2. Het bovenste vlakke plaatgedeelte 601' gaat via 1009783* 17 j i een vouw of een bocht over in een tweede vlak plaatgedeelte 606, dat zelfs in hoofdzaak verticaal gericht kan zijn, en dat omlaag reikt tot onder het bovenrandniveau van de dakgoot 40.

Bij zijn onderrand is het tweede vlakke plaatgedeelte 606 5 omgevouwen naar de achterwand 41 van de dakgoot 40, en grijpt daardoor onder de naar voren gevouwen bovenrand van de achter-wand 41 van die dakgoot 40. Hierdoor wordt vergaand voorkomen, dat regenwater de onderliggende dakconstructie kan bereiken. ; 10 Figuur 3 illustreert een detail van de aansluiting van een horizontaal tussenprofiel 200 op een verticaal tussen- ; profiel 100 respectievelijk een linker- of rechterrandprofiel 300 of 400.

Figuur 3 toont een aanzicht op het kopse uiteinde van het 15 horizontale tussenprofiel 200, en een zijaanzicht van een een ; paneel 20 ondersteunende steunribbe. In het hiernavolgende zal worden aangenomen, dat de steunribbe de rechterzijwand 103 is van een verticaal tussenprofiel 100. Het zal echter voor een : deskundige duidelijk zijn, dat de hiernavolgende toelichting 20 evenzeer van toepassing is op de linkerzijwand 102 van het verticale tussenprofiel 100, op de rechterzijwand 303 van een ; linkerrandprofiel 300, en op de linkerzijwand 402 van een rechterrandprofiel 400. ;

In figuur 3 is getoond, dat de rechterzijwand 103 van het 25 verticale tussenprofiel 100 ter plaatse van de overgang tussen : twee panelen 20 een in hoofdzaak U-vormige uitsparing 108 ' heeft, waarvan de afmetingen corresponderen met de afmetingen van het horizontale tussenprofiel 200. Het horizontale tussen- ; profiel 200 is in die uitsparing 108 aangebracht, en rust :

30 aldus op de rechterzijwand 103 van het verticale tussenprofiel I

100. Het vrije uiteinde van het horizontale tussenprofiel 200 I

steekt daarbij een weinig uit vanaf de rechterzijwand 103 van het verticale tussenprofiel 100. Om verschuiven van het hori- =

zontale tussenprofiel 200 tegen te gaan, kan het horizontale L

35 tussenprofiel 200, zoals getoond, zijn voorzien van een naar 1Q09783· 18 buiten gebogen lip 206 of dergelijke, die steunt tegen de buitenzijde van de rechterzijwand 103 van het verticale tussenprofiel 100. Omgekeerd heeft een dergelijke lip 206 een functie bij het monteren van de verticale profielen 100, 300 5 en 400, namelijk het horizontale tussenprofiel 200 bepaalt tevens de onderlinge afstand van die verticale profielen.

Aldus wordt verzekerd, dat de horizontale tussenprofielen 200 op eenvoudige wijze geplaatst kunnen worden, namelijk simpelweg door ze te plaatsen in de genoemde uitsparingen 10 (108) van de verticale profielen, en er zijn geen afzonder lijke handelingen nodig om de horizontale tussenprofielen 200 te fixeren. Voorts wordt verzekerd, dat water vanuit de horizontale tussenprofielen 200 kan stromen en dan de door de verticale tussenprofielen 100 respectievelijk 300 respectie-15 velijk 400 gedefinieerde afvoergoten kan bereiken om door die afvoergoten te worden afgevoerd.

In principe is het mogelijk, dat de verticale profielen 100, 300, 400 zich uitstrekken over de volledige lengte van de boven elkaar te plaatsen panelen 20. In het in figuur l 20 geschetste voorbeeld zou dit betekenen, dat de lengte van de verticale profielen 100, 300, 400 correspondeert met twee maal de lengtemaat van de panelen 20. De onderhavige uitvinding voorzien echter een modulaire opbouw, waarbij de verticale profielgedeelten lengten hebben die corresponderen met één 25 maal de lengte van een paneel 20. Verticale profielstukken die met hun bovenuiteinden grenzen aan een bovenrandprofiel 500, zijn voorzien van een geprofileerd uiteinde dat geschikt is voor samenwerking met het bovenrandprofiel 500, zoals geïllustreerd in figuur 2E. Verticale profielstukken die met 30 hun bovenuiteinden grenzen aan een horizontaal tussenprofiel 200, zoals het rechterprofielstuk in figuur 3, zijn bij hun boveneindgedeelten voor een deel teruggesneden. Verticale profielstukken die met hun onderuiteinden grenzen aan een horizontaal tussenprofiel 200, zoals het linkerprofielstuk in 35 figuur 3, zijn bij hun ondereindgedeelten voor een deel 1009783«« 19 teruggesneden. Bij het monteren van dergelijke verticale profielstukken worden zij zodanig in eikaars verlengde tegen elkaar gepositioneerd, dat die twee teruggesneden delen van respectievelijk het boveneindgedeelte en het ondereindgedeelte 5 van de aan elkaar grenzende profielstukken de genoemde _ U-vormige uitsparing 108 voor het opnemen van het horizontale tussenprofiel 200 definiëren.

In figuur 3 is met een stippellijn de naad 109 tussen twee dergelijke profielstukken aangeduid. Om de twee profiel-10 stukken aan elkaar vast te maken, en voor het verschaffen van een waterdichte aansluiting, is een koppelstuk 700 tegen de beide profielstukken aangebracht, dat de beide uiteinden van die beide profielstukken overlapt en aldus genoemde naad 109 afdekt. Het bevestigen van het koppelstuk 700 aan één of beide 15 van de profielstukken kan op eenvoudige wijze geschieden met ' bijvoorbeeld een popnagel 701. Voor het verbeteren van de waterdichtheid kan desgewenst tussen het koppelstuk 700 en de beide profielstukken een afdichtkit worden aangebracht, zoals ‘ voor een deskundige duidelijk zal zijn.

20 Opgemerkt wordt, dat genoemde naad 109 zich uitstrekt in : de twee zijwandgedeelten en de bodem van het U-vormige profiel 3 100, 300, 400. Het koppelstuk 700 heeft derhalve, voor het afdichten van de gehele naad 109, een contour die corres- ξ pondeert met de U-vormige contour van het profiel 100, 300, 25 400. Het koppelstuk 700 kan geplaatst worden binnen in de door “ het profiel 100, 300, 400 gedefinieerde goot, maar bij voor- f keur wordt het koppelstuk 700 aangebracht tegen de buitenzijde “ van die goot. - 30 Het zal voor een deskundige duidelijk zijn dat de omvang van de onderhavige uitvinding niet is beperkt tot de in het " voorgaande besproken uitvoeringsvoorbeelden, maar dat diverse wijzigingen en modificaties daarvan mogelijk zijn zonder af te - wijken van de geest en omvang van de uitvinding zoals “ 35 gedefinieerd in de aangehechte conclusies.

1009783"» " 20

In het voorgaande is het bevestigingsstelsel volgens de onderhavige uitvinding uitgebreid toegelicht voor het bevestigen van zonnepanelen, dat wil zeggen foto-voltaïsche modules. Het bevestigingsstelsel kan echter even wel worden 5 toegepast voor het bevestigen van andere in hoofdzaak plaatvormige onderdelen, zoals bijvoorbeeld thermische modules (zonnecollectoren).

Volgens een belangrijk aspect van de onderhavige uitvinding is het met het voorgestelde bevestigingsstelsel 10 mogelijk om verschillende typen panelen, bijvoorbeeld een combinatie van zonnepanelen en zonnecollectoren, op een dusdanige manier gezamenlijk te monteren, dat hun bovenoppervlakken zich in één vlak bevinden, hetgeen in esthetisch opzicht wenselijk is. Het is mogelijk om de opleghoogte van de 15 vrije randen 104, 105, 305, 405 van de zijwanden 102, 103, 303, 403 van de profielstukken 100, 300, 400 te laten variëren in afhankelijkheid van de dikte van de te monteren panelen 20. Dit kan gebeuren door de profielstukken te monteren op passtukken, te plaatsen tussen het profielstuk en een panlat, 20 maar het is ook mogelijk dat de zijwanden 102, 103, 303, 403 van de profielstukken 100, 300, 400 uit twee delen bestaan, waarbij het bovenste deel (met de vrije randen 104, 105, 305, 405) in verticale richting verstelbaar is bevestigd aan het onderste deel.

25 Voorts wordt opgemerkt, dat het ook mogelijk is om panelen, bijvoorbeeld zonnecollectoren, te monteren waarvan de afmetingen groter zijn dan de genoemde eenheidsmaat van de panelen. Bij wijze van voorbeeld zou een te monteren paneel afmetingen kunnen hebben die corresponderen met twee eenheids-30 panelen boven elkaar. Het zal duidelijk zijn dat dan geen aanpassingen nodig zijn in het bevestigingsstelsel, maar dat simpelweg de onder verwijzing naar figuur 2B besproken spleet afwezig zal zijn.

Ook is het mogelijk, dat een te bevestigen paneel 35 afmetingen heeft die overeenkomen met twee eenheidspanelen 1 009783"' 21 naast elkaar. In dat geval zal de onder verwijzing naar figuur 2A besproken spleet afwezig zijn, en kan de bevestigingsbeugel 120 worden weggelaten.

Uiteraard is het dan ook mogelijk om een paneel te 5 monteren waarvan de afmetingen corresponderen met vier eenheidspanelen, twee boven elkaar en twee naast elkaar. Maar nog grotere afmetingen van de te bevestigen panelen zullen ook mogelijk zijn.

De profielen van het bevestigingsstelsel volgens de 10 onderhavige uitvinding worden bij voorkeur gemaakt van metaal, zoals aluminium of roestvast staal. Zij kunnen worden vervaardigd door bijvoorbeeld extrusie of door het vervormen van een vlakke plaat.

Opgemerkt wordt, dat de te monteren panelen 20 niet bij 15 hun korte (horizontale) zijden ondersteund hoeven te worden.

Daarom zijn in het beschreven uitvoeringsvoorbeeld van de figuren 2E en 2F geen horizontale steunprofielen getoond, terwijl de horizontale tussenprofielen 200 van figuur 2B primair slechts dienen voor waterafvoer. Zoals beschreven, 20 dienen ook de horizontale profielstukken 500, 600, 600' primair voor waterafvoer. Dat neemt niet weg, dat het desgewenst eenvoudig mogelijk is om de horizontale profiel- ï stukken 600, 600' zodanig uit te voeren, dat zij tevens een [ ondersteunende functie vervullen; bij wijze van voorbeeld zou “ 25 het rooster 610 een dragende functie kunnen hebben. Bij de bovenrand van het bovenste paneel zou bijvoorbeeld een : profielstuk met een L-vormige dwarsdoorsnede kunnen worden 1

toegevoegd, corresponderend met de helft van het horizontale I

tussenprofielstuk 200. ~ 30 In het voorgaande is het bevestigingsstelsel volgens de " onderhavige uitvinding uitgebreid toegelicht in samenhang met ~ een door dakpannen van een bepaald type gevormde dakbedekking.

Het zal echter voor een deskundige duidelijk zijn, dat het " bevestigingsstelsel volgens de onderhavige uitvinding even wel ' 35 toepasbaar is in samenhang met een ander type dakbedekking of " 1009783e 22 een andere type dakpan, met eventueel geringe aanpassingen aan vorm en/of afmetingen van dergelijke dakpannen.

1009783*

Claims

1. Bevestigingstelsel voor het bevestigen van een paneel zoals bijvoorbeeld een zonnepaneel (20) op een ondergrond zoals bijvoorbeeld een dak van een huis, omvattende ten minste één profielstuk (100; 300; 400) met een in hoofdzaak U-vormige 5 dwarsdoorsnede, met een bodem (101; 301; 401), een eerste zijwand (102; 302; 402) en een tweede zijwand (103; 303; 403), waarbij ten minste één van genoemde zijwanden (102, 103; 303; 403. een vrije bovenrand (105, 105; 305; 405) heeft die is j ingericht voor het ondersteunen van een te bevestigen paneel 10 (20), en waarbij het U-vormige profielstuk (100; 300; 400) is ingericht als goot voor het afvoeren van een vloeistof zoals : regenwater.

2. Bevestigingsstelsel volgens conclusie 1, waarbij genoemde = 15 vrije bovenrand (105, 105; 305; 405) van genoemde zijwand (102, 103; 303; 403) is voorzien van een geschikte bescherm- i laag voor het verschaffen van een elektrische isolatie tussen j het U-vormige profielstuk (100; 300; 400) en het te bevestigen : paneel (20). 20 :

3. Bevestigingsstelsel volgens conclusie 1 of 2, waarbij j beide zijwanden (102, 103) van het profielstuk (100) zijn ingericht voor het ondersteunen van een te bevestigen paneel (20). 25 :

4. Bevestigingsstelsel volgens conclusie 3, voorts omvattende ten minste één bevestigingsbeugel (110) voor het ~ vastzetten van het profielstuk (100) aan de ondergrond.

5. Bevestigingsstelsel volgens conclusie 4, waarbij de bevestigingsbeugel (110) een omgekeerd-U-vormig profiel heeft, “ en past over het profielstuk (100). 1009783·

6. Bevestigingsstelsel volgens conclusie 4 of 5, waarbij de zijwanden (102, 103) van het profielstuk (100) zijn voorzien van uitsparingen voor het opnemen van de bevestigingsbeugel (110) . 5

7. Bevestigingsstelsel volgens een willekeurige der conclusies 2-3, voorts omvattende ten minste één klembeugel (120)voor het vasthouden van panelen (20) op het profielstuk : (100) . 10

8. Bevestigingsstelsel volgens conclusie 7, waarbij de klembeugel (120) een in hoofdzaak U-vormig profiel heeft met een bodem (121) en twee zijwanden (122, 123), welke zijwanden (122, 123) vrije uiteinden (124, 125) hebben die zijn 15 ingericht om te steunen op het bovenvlak van een paneel (20), waarbij is voorzien in middelen (130, 131) voor het fixeren van de klembeugel (120) .

9. Bevestigingsstelsel volgens conclusie 8, waarbij genoemde 20 fixatiemiddelen (130, 131) een van schroefdraad voorziene stift (130) omvatten die is bevestigd aan de bodem (101) van het profielstuk (100), en een daarmee samenwerkende moer of bout (131), en waarbij de bodem (121) van de klembeugel (120) is voorzien van openingen voor het doorlaten van de stift 25 (130) .

10. Bevestigingsstelsel volgens conclusie 8 of 9, waarbij de klembeugel (120) een lengte heeft die correspondeert met die van een paneel (20), en waarbij de klembeugel (120) is 30 ingericht als goot voor het afvoeren van regenwater.

11. Bevestigingsstelsel volgens conclusie 1 of 2, waarbij het profielstuk (300; 400) een zijwand (302; 402) heeft die lager is dan de genoemde zijwand (303; 403) met steunfunctie, j 1009783* zodanig dat over genoemde zijwand (302; 402) een zijrand van een dakpan (3) kan worden geplaatst.

12. Bevestigingsstelsel volgens conclusie 11, voorzien van 5 ten minste één bevestigingsbeugel (310L) met een in hoofdzaak Z-vormig profiel, passend bij genoemde zijwand (302; 402).

13. Bevestigingsstelsel volgens conclusie 11 of 12, voorzien _.J van ten minste één afsluitprofiel (330; 430) met een in 10 hoofdzaak Z-vormig profiel, dat met een eerste horizontaal been (331, 431) is bevestigd op de bodem (301; 401) van het U-vormige profielstuk (300; 400), met een lijfgedeelte (332; 432. in hoofdzaak verticaal is gericht, en met een tweede horizontaal been (333, 433) reikt over genoemde lagere zijwand ! 15 (302; 402), zodanig dat een dakpan (3) past tussen genoemde lagere zijwand (302; 402) en het tweede horizontale been (333, 433. van het Z-vormige afsluitprofiel (330; 430).

14. Bevestigingsstelsel volgens een willekeurige der 20 voorgaande conclusies, voorts omvattende ten minste één horizontaal tussenprofielstuk (200) met een in hoofdzaak ; U-vormige dwarsdoorsnede, met een bodem (201) en twee ; zijwanden (202, 203); waarbij de hoogte van die zijwanden (202, 203) minder is dan ; 25 de hoogte van de steunzijwanden (102, 103; 303; 403) van het ; genoemde profielstuk (100; 300; 400); waarbij de steunzijwanden (102, 103; 303; 403) van het genoemde profielstuk (100; 300; 400) zijn voorzien van een in : hoofdzaak U-vormige uitsparing (108) waarvan de afmetingen 30 corresponderen met de afmetingen van het horizontale ; tussenprofielstuk (200); waarbij het U-vormige tussenprofielstuk (200) is ingericht als ' goot voor het afvoeren van regenwater. 1 1009783«*