NL2030839B1

NL2030839B1 - Building system with wooden prefab modules.

Info

Publication number: NL2030839B1
Application number: NL2030839A
Authority: NL
Inventors: Sturris Wim
Original assignee: Volkerwessels Intellectuele Eigendom Bv
Priority date: 2019-12-04
Filing date: 2020-12-04
Publication date: 2023-01-12
Also published as: NL2027049B1; EP3842598A2; NL2030839A; EP3842598A3

Abstract

De uitvinding betreft een bouwsysteem voor de utiliteitsbouw, bijvoorbeeld een schoolgebouw. Het utiliteitsgebouw wordt opgebouwd uit geprefabriceerde modulen (l6, l7) met een dragende constructie van hout, die elk een ruimtelijke cel bepalen. Het voor de dragende constructie gebruikte hout is massief en gelamineerd en bij voorkeur naaldhout. De uitvinding heeft ook betrekking op een hijskooi die vele toepassingen kent voor het veilig aan een hijsorgaan, zoals hijshaak, aankoppelen van een hijslast, zoals de hierin geopenbaarde module.The invention relates to a building system for non-residential construction, for instance a school building. The utility building is constructed from prefabricated modules (l6, l7) with a load-bearing construction of wood, each of which defines a spatial cell. The wood used for the load-bearing construction is solid and laminated and preferably softwood. The invention also relates to a hoisting cage which has many applications for safely coupling a hoisting load, such as the module disclosed herein, to a hoisting member, such as a hoisting hook.

Description

Bouwsysteem met houten prefab modulen.Building system with wooden prefab modules.

De uitvinding betreft een bouwsysteem voor de utiliteitsbouw, bijvoorbeeld een schoolgebouw. Het utiliteitsgebouw wordt opgebouwd uit geprefabriceerde modulen met een dragende constructie van hout, die elk een ruimtelijke cel (ook wel genoemd: doos of box) bepalen. Het voor de dragende constructie gebruikte hout is massief (zoals balken en liggers) en/of gelamineerd (zoals multiplex of OSB of HSB) en bij voorkeur naaldhout.The invention relates to a building system for non-residential construction, for instance a school building. The utility building is constructed from prefabricated modules with a load-bearing construction of wood, each of which defines a spatial cell (also called: box or box). The wood used for the load-bearing construction is solid (such as beams and girders) and/or laminated (such as plywood or OSB or HSB) and preferably softwood.

De uitvinding heeft ook betrekking op een hijskooi die vele toepassingen kent voor het veilig aan een hijsorgaan, zoals hijshaak, aankoppelen van een hijslast, zoals de hierin geopenbaarde module.The invention also relates to a hoisting cage which has many applications for safely coupling a hoisting load, such as the module disclosed herein, to a hoisting member, such as a hoisting hook.

Fig. 1-4 en 26-30 en 33 + 34 geven een algemeen beeld van een voorbeeld van de modulen 16, 17 en de toepassing.fig. 1-4 and 26-30 and 33 + 34 give a general view of an example of the modules 16, 17 and the application.

De modulen worden naast elkaar, achter elkaar en/of gestapeld op elkaar toegepast, zodat twee of meer verdiepingen kunnen worden gerealiseerd. Twee of meer modulen naast en/of achter elkaar vormen een verblijfsruimte, bijvoorbeeld klaslokaal of zaal of aula.The modules are used next to each other, behind each other and/or stacked on top of each other, so that two or more floors can be realized. Two or more modules next to and/or behind each other form a living space, for example a classroom or hall or auditorium.

Een module heeft bij voorkeur een rechthoekig grondvlak, een vloerplaat (bijv. op basis van gelamineerd hout) en vanaf de vloer zich opwaarts uitstrekkende draagkolommen (bijv. van massief hout) die de plafondplaat (bijv. op basis van gelamineerd hout) van de module dragen.A module preferably has a rectangular base, a floor plate (e.g. based on laminated wood) and supporting columns (e.g. solid wood) extending upwards from the floor, supporting the ceiling plate (e.g. based on laminated wood) of the module. wear.

Bijvoorbeeld is één of meer van het volgende van toepassing: Van een module wordt de plafondplaat gedragen door minimaal vier draagkolommen die zich op een afstand van minimaal 2 meter uit elkaar bevinden en in bovenaanzicht gezien de hoekpunten van een rechthoek vormen met een breedte gelijk aan de modulebreedte en een lengte van minimaal 6 meter. De vloerplaat rust met zijn vier randen op zich daaronder van de ene naar de andere draagkolom uitstrekkende en daaraan gefixeerde vloerliggers. De plafondplaat rust met zijn vier randen op richels die naar binnen uitsteken vanaf de binnenzijde van zich van de ene naar de andere draagkolom uitstrekkende en daaraan gefixeerde plafondliggers, waarbij de richels zich bevinden op een niveau tussen de onder- en bovenzijde van de plafondliggers, bij voorkeur ongeveer halverwege daartussen. De vloerliggers respectievelijk plafondliggers vormen in bovenaanzicht gezien de vier zijden van een rechthoek waarvan de draagkolommen de hoekpunten vormen. Op de vloerplaat bevindt zich een laag aanvankelijk vormvrij, uitgehard steenachtig materiaal, zoals minerale cement gebonden steenkorrels, bijvoorbeeld gietbeton, bij voorkeur van gewapend type.For example, one or more of the following applies: The ceiling plate of a module is supported by at least four supporting columns that are spaced at least 2 meters apart and, seen in plan view, form the corner points of a rectangle with a width equal to the module width and a length of at least 6 meters. The floor plate rests with its four edges on floor girders that extend from one to the other supporting column and are fixed thereto. The ceiling plate rests with its four edges on ridges projecting inwards from the inside of ceiling joists extending from one support column to the other and fixed thereto, the ledges being located at a level between the top and bottom of the ceiling joists, at preferably about halfway in between. Viewed from a top view, the floor girders and ceiling girders form the four sides of a rectangle of which the supporting columns form the corner points. On the floor plate there is a layer of initially form-free, hardened stone-like material, such as mineral cement-bound stone granules, for example poured concrete, preferably of a reinforced type.

De afstand tussen twee nabije, parallelle vloer- resp. plafondliggers wordt, bijvoorbeeld, overbrugd door aan de liggers verankerde dwarsbalken (zichtbaar in bijv. fig. 26, 32, 33, 34) die eveneens de vlioer- of plafondplaat dragen en bij voorkeur wederzijds een afstand minder dan 1 of 1,5 of 2 en/of meer dan 0,1 of 0,2 of 0,4 meter houden en/of een hoogte hebben minimaal 10 of 20% kleiner dan de liggers. Bijvoorbeeld wordt de vloerplaat en/of plafondplaat gedragen door een groot aantal van minimaal drie of vier wederzijds parallelle, in de lengte van de module zich uitstrekkende vloer- resp. plafondliggers met een wederzijdse tussenruimte van minimaal 100 of 150 of 200 en/of maximaal 350 of 400 of 500 millimeter. Bijvoorbeeld zijn de twee buitenste vloer- resp. plafondliggers aan hun uiteinden rechtstreeks bevestigd aan draagkolommen en/of de vloer- resp. plafondliggers daartussen met hun uiteinden rechtstreeks bevestigd aan dwarsliggers resp. uiteinde dwarsbalken die de afstand tussen twee draagkolommen overbruggen. Bijvoorbeeld is de hoogte resp. bevindt de boven- en/of onderzijde van de vloerliggers gelijk resp. op gelijk niveau en/of gelijk aan resp. op gelijk niveau met die/dat van de dwarsliggers; en/of de hoogte resp. bevindt de boven- of onderzijde van de plafondliggers gelijk resp. op gelijk niveau en/of gelijk aan resp. op gelijk niveau met die/dat van de uiteinde dwarsbalken.The distance between two adjacent, parallel floor or ceiling joists, for example, is bridged by transverse beams anchored to the joists (visible in e.g. figs. 26, 32, 33, 34) which also support the attic or ceiling plate and preferably mutually a distance less than 1 or 1.5 or 2 and/or more than 0.1 or 0.2 or 0.4 meters and/or have a height at least 10 or 20% smaller than the beams. For example, the floor plate and/or ceiling plate is supported by a large number of at least three or four mutually parallel floor or ceiling plates extending in the length of the module. ceiling beams with a mutual spacing of at least 100 or 150 or 200 and/or at most 350 or 400 or 500 millimetres. For example, the two outer floor resp. ceiling beams attached at their ends directly to supporting columns and/or the floor resp. ceiling beams in between with their ends attached directly to cross beams resp. end crossbeams bridging the distance between two supporting columns. For example, the height resp. is the top and/or bottom of the floor beams equal or equal? at the same level and/or equal to resp. level with that/those of the sleepers; and/or the height resp. is the top or bottom of the ceiling joists equal or equal? at the same level and/or equal to resp. level with that/that of the end crossbars.

Bijvoorbeeld verschaffen de twee buitenste vloerliggers en de twee dwarsliggers, eventueel met in twee of meer hoeken tussen zich draagkolommen; en/of de twee buitenste plafondliggers en de twee uiteinde dwarsbalken; een rechthoekig, liggend kader, bij voorkeur met elk van de vier zijden van gelijke hoogte. Het uiterlijk van het plafond zou bijvoorbeeld als volgt kunnen zijn, van onderaf bekeken: in de lengte van de modulen zich uitstrekkende langsliggers en deze langsliggers overbruggende dwarsbalken en een op de dwarsbalken rustende, dichte beplating, waarbij de onderzijde van de langsliggers, bijvoorbeeld minimaal 5 centimeter, onder de onderzijde van de dwarsbalken zich bevindt en waarbij de dwarsbalken en de beplating geheel zijn bedekt door een aanééngesloten brandwerende en/of geluiddempende, bij voorkeur opgespoten coating en bij voorkeur de langsliggers vrij van deze coating en/of eventueel de uiteinde dwarsbalken met een onderzijde op gelijk niveau met de onderzijde van de langsliggers en/of vrij van deze coating.For example, the two outer floor girders and the two cross girders provide, possibly with supporting columns in two or more corners between them; and/or the two outer ceiling beams and the two end crossbeams; a rectangular, horizontal frame, preferably with all four sides of equal height. The appearance of the ceiling could, for example, be as follows, viewed from below: longitudinal girders extending along the length of the modules and transverse beams bridging these longitudinal beams, and a dense sheeting resting on the transverse beams, whereby the underside of the longitudinal beams, for example at least 5 centimetre, is located below the bottom of the crossbeams and where the crossbeams and the cladding are completely covered by a continuous fire-resistant and/or sound-absorbing, preferably sprayed-on coating and preferably the longitudinal beams free of this coating and/or possibly the end crossbeams with an underside at the same level as the underside of the longitudinal beams and/or free of this coating.

Bijvoorbeeld bevat, van bovenaf gezien, de module aan beide lange zijkanten drie draagkolommen, met op de vier uiterste hoekpunten een hoek draagkolom en tussen en op afstand van minimaal 50 of 100 centimeter tot de hoek draagkolommen een tussen draagkolom die bij voorkeur minimaal 1 of 2 meter dichter bij één van de twee geassocieerde hoek draagkolommen staat, bijvoorbeeld maximaal 1,5 of 2 of 2,5 meter daarvan is verwijderd.For example, seen from above, the module contains three supporting columns on both long sides, with a corner supporting column at the four extreme corner points and between and at a distance of at least 50 or 100 centimeters from the corner supporting columns an intermediate supporting column, preferably at least 1 or 2 meters closer to one of the two associated corner supporting columns, for example a maximum of 1.5 or 2 or 2.5 meters away from it.

Bijvoorbeeld rust een bovenste module met zijn onderkant op de plafondliggers, eventueel alleen de twee buitenste plafondliggers, en eventueel op een uiteinde dwarsbalk, van de module daar verticaal direct onder.For example, an upper module rests with its underside on the ceiling joists, possibly only the two outermost ceiling joists, and possibly on an end crossbeam of the module vertically directly below it.

Een module is bijvoorbeeld tussen 7,5 en 10 meter lang, tussen 2 en 3 meter breed en/of tussen 2,5 en 4 meter hoog. Alle vier zijkanten zijn open, met andere woorden: zijwanden ontbreken, eventueel is een beperkt aantal modulen uitgerust met een windverband, opgesteld in het verticale vlak van een zijkant en/of kopse kant. Nadat alle modulen zijn geplaatst wordt de buitenwand van het gebouw geplaatst. Eventueel zijn de modulen aan één of beide kopse kanten uitgerust met een geveldeel met bijvoorbeeld beglazing.For example, a module is between 7.5 and 10 meters long, between 2 and 3 meters wide and/or between 2.5 and 4 meters high. All four sides are open, in other words: side walls are missing, possibly a limited number of modules are equipped with a wind bracing, set up in the vertical plane of a side and/or head end. After all modules have been placed, the outer wall of the building is placed. Optionally, the modules are equipped with a facade part with glazing, for example, on one or both ends.

Per verdieping staan minimaal vijf modulen naast elkaar, in de regel staan minimaal tien modulen naast elkaar. Op elkaar gestapelde modulen staan bijvoorbeeld versprongen in lengterichting over een afstand van bijvoorbeeld minimaal 1 meter. De draagkolommen van op elkaar gestapelde modulen staan bijvoorbeeld in lijn. De modulen zijn gelijkvormig en identiek van afmeting {een ondergeschikt aantal modulen, bijvoorbeeld toegepast op een verdieping, kan een afwijkende lengte hebben). In een stapeling hebben bijvoorbeeld de modulen in de ene laag een oriëntatie van de lengte die 130 graden is gedraaid ten opzichte van de eerstvolgende laag van daar bovenop gestapelde modulen.At least five modules are next to each other per floor, as a rule at least ten modules are next to each other. Modules stacked on top of each other, for example, are staggered in the longitudinal direction over a distance of, for example, at least 1 meter. For example, the supporting columns of stacked modules are in line. The modules are uniform and identical in size {a minor number of modules, for example applied to a floor, may have a different length). For example, in a stack, the modules in one layer have a length orientation that is rotated 130 degrees relative to the next layer of modules stacked on top.

Bij voorkeur bevat de module een uitbouw waarmee zijn lengte is vergroot, welke uitbouw minimaal twee draagkolommen bevat die bij voorkeur minimaal 10 of 20% minder sterk en/of dunner zijn uitgevoerd dan de draagkolommen van het basisdeel van de module, zodat de uitgebouwde module minimaal zes draagkolommen bevat. In het uitgebouwde deel zijn de plafondliggers aan de plafondzijde bij voorkeur verjongd en/of is het dak verdiept ten opzichte van het basisdeel. Deze verjonging/verdieping verschaft ruimte voor techniek, zoals luchtkanalen en/of kabelgoten (zie bijv, fig. 35-38) of waterafvoer op het platte dak (zie bijv, fig. 39-40).The module preferably contains an extension with which its length has been increased, which extension contains at least two supporting columns that are preferably at least 10 or 20% less strong and/or thinner than the supporting columns of the basic part of the module, so that the expanded module is at least contains six supporting columns. In the extended part, the ceiling beams on the ceiling side are preferably tapered and/or the roof is recessed relative to the base part. This rejuvenation/deepening provides space for technology, such as air ducts and/or cable ducts (see, for example, figs. 35-38) or water drainage on the flat roof (see, for example, figs. 39-40).

Bij het plafond, bijvoorbeeld het dak van de module steken de plafondliggers en/of uiteinde dwarsbalken bij voorkeur boven het plafond- of dakvlak uit, bij voorkeur minimaal 30 millimeter, waarbij het plafond- of dakvlak bijvoorbeeld is gevormd door een constructieve plaat, zoals OSB, of het bovenvlak van het pakket warmte-isolatie bovenop het dak, zodat het voltooide platte dak van het gebouw bijvoorbeeld een profilering vertoont, verschaft door de plafondliggers. Bij voorkeur omvat deze profilering wederzijds parallelle, omhoog uitstekende ribben (gevormd door de bovenzijde van de liggers) met tussenruimte ter breedte van de modulen, en daartussen vlakke dakdelen die op de voet van de ribben aansluiten. Hierdoor kan een waterdichte dakbedekking beter en langduriger worden 5 gegarandeerd. Deze profilering is eveneens gunstig in een stapeling van modulen en verschaft tussen de bovenkant van de onderste module en de onderkant van de module daarboven ruimte voor bijvoorbeeld luchtkanalen. De dakranden zijn bij voorkeur verhoogd, bijvoorbeeld verschaft door de uiteinde dwarsbalken.At the ceiling, for example the roof of the module, the ceiling girders and/or end crossbeams preferably protrude above the ceiling or roof surface, preferably at least 30 millimetres, whereby the ceiling or roof surface is formed, for example, by a constructive plate, such as OSB , or the top surface of the package of thermal insulation on top of the roof, so that the finished flat roof of the building shows, for example, a profile, provided by the ceiling joists. This profiling preferably comprises mutually parallel, upwardly protruding ribs (formed by the top of the girders) with an intermediate space the width of the modules, and flat roof parts in between that connect to the foot of the ribs. As a result, a watertight roof covering can be guaranteed better and for a longer period of time. This profiling is also favorable in a stack of modules and provides space for air ducts, for example, between the top of the lower module and the bottom of the module above. The eaves are preferably raised, for example provided by the end crossbeams.

Bijvoorbeeld is één of meer van het volgende van toepassing: een plafondligger en/of uiteinde dwarsbalk rust op minimaal 1 of 2 of alle ermee geassocieerde draagkolommen (bijv. detail 21, 22 of 23); op een vloerligger en/of dwarsligger rust minimaal 1 of 2 of alle ermee geassocieerde draagkolommen (bijv. detail 2 of 4); de plafondliggers steken, bijv. minimaal 2 of 5 of 10 centimeter onder de onderkant van de dwarsbalken uit (bijv. fig. 31 of 33); minimaal twee of vier draagkolommen lopen ononderbroken tot de onderzijde van de ermee geassocieerde vloerliggers en dwarsliggers, of daar voorbij, bijv. minimaal 2 of 5 centimeter (bijv. detail 1 of 3 of 5 of 6); een vloerligger is opgesloten tussen een draagkolom daarboven en een zich verticaal onder de draagkolom bevindende steunvoet daaronder {bijv. detail 2 of 4); twee in een hoek van de module bij elkaar komende liggers/balken (bijv. een plafondligger en geassocieerde uiteinde dwarsbalk of een vloerligger en geassocieerde dwarsligger) sluiten op elkaar aan onder tussenkomst van een draagkolom (bijv. detail 1 of 3 of 5 of 6); xx Fig. 41 toont het dak aan de zijde gelegen tegenover de zijde (getoond in fig. 39-40) die is uitgerust met de goot. In fig. 41 is te zien dat de uit het dakvlak omhoog uitstekende ribben dicht aansluiten op de dwars daarop lopende verhoogde dakrand zodat het regenwater aan deze zijde tussen de ribben opgesloten blijft.For example, one or more of the following applies: a ceiling joist and/or end crossbeam rests on at least 1 or 2 or all associated supporting columns (eg detail 21, 22 or 23); at least 1 or 2 or all associated supporting columns rest on a floor girder and/or crossbeam (e.g. detail 2 or 4); the ceiling beams protrude, for example, at least 2, 5 or 10 centimeters below the bottom of the crossbeams (for example, fig. 31 or 33); a minimum of two or four supporting columns run uninterrupted to the bottom of the associated floor joists and sleepers, or beyond, e.g. a minimum of 2 or 5 centimeters (e.g. detail 1 or 3 or 5 or 6); a floor girder is enclosed between a support column above it and a supporting foot located vertically below the support column below it {e.g. details 2 or 4); two girders/beams that come together in a corner of the module (e.g. a ceiling girder and associated cross-beam end or a floor girder and associated cross-beam) connect to each other via a supporting column (e.g. detail 1 or 3 or 5 or 6) ; xx fig. 41 shows the roof on the side opposite to the side (shown in Figs. 39-40) equipped with the gutter. Fig. 41 shows that the ribs protruding upwards from the roof surface connect closely to the raised roof edge running transversely thereto, so that the rainwater on this side remains trapped between the ribs.

Bij voorkeur steekt bij een stapeling de uitbouw van de modulen in de ene laag, bij voorkeur geheel, buiten de modulen in de eerstvolgende laag daaronder of daarboven (zie bijv. fig. 29). Relevante stand van de techniek openbaren bijvoorbeeld EP2543783A1, EP2617912B1, GB1455300A, WO2013110617A1 en wo2017193179A1.In the case of a stack, the extension of the modules in one layer preferably extends, preferably completely, beyond the modules in the next layer below or above (see, for example, Fig. 29). Relevant prior art discloses e.g. EP2543783A1, EP2617912B1, GB1455300A, WO2013110617A1 and wo2017193179A1.

Het doel van de uitvinding is een verbeterd bouwsysteem van het in de inleiding beschreven type, bijvoorbeeld een maattolerantie van maximaal 10 millimeter in de positionering van naast elkaar geplaatste modulen. Hierdoor kan flink worden bespaard op de hoeveelheid afdichtkit die moet worden gebruikt om de modulen kierdicht op elkaar aan te sluiten.The object of the invention is an improved construction system of the type described in the introduction, for example a dimensional tolerance of a maximum of 10 millimeters in the positioning of modules placed next to each other. This makes it possible to save considerably on the amount of sealant that must be used to connect the modules tightly to each other.

Daartoe worden één of meer van de volgende verbeteringen voorgesteld: speciale hijsvoorziening; kepen tbv electra leiding + HWA (goten) of luchtkanalen; plafondsparing voor verlichting; koppeling horizontaal & verticaal; details 01-06 + 11-16 + 21-23 {zie bijgaande tekening); detaillering hoeklijn/profiel langs gietbetonvloer; prefab gietbetonvloer.To this end, one or more of the following improvements are proposed: special lifting device; notches for electrical conduit + HWA (gutters) or air ducts; ceiling recess for lighting; coupling horizontal &vertical; details 01-06 + 11-16 + 21-23 {see attached drawing); detailing angle line/profile along poured concrete floor; prefab poured concrete floor.

HIJSVOORZIENING (zie vooral fig. 23 en 24 als voorbeeld) De hijsvoorziening is een metalen deel en is door mechanische bevestigingsmiddelen verankerd aan de module en heeft bijvoorbeeld een omhoog uitstekend kogelkop anker, of ander aangrijpingspunt voor de hijskabel, dat tijdelijk kan worden vast gehaakt aan de hijskabel van de hijskraan. Het bijvoorbeeld kogelkop anker bevindt zich bijvoorbeeld halverwege de lengte van een metalen strip met een lengte van maximaal 400 millimeter die ter weerszijden (in lengterichting) een boutgat heeft. De boutgaten worden gestoken op draadeinden die omhoog uit een houten draagkolom of plafondligger van een module steken en worden verankerd door moeren op de draadeinden te draaien. De metalen strip kan verzonken gemonteerd zijn, eventueel is de lokale verdieping daarvoor in de draagkolom of plafondligger uitgerust met een wand van plaatmetaal, bijvoorbeeld verschaft door een gezette plaat (zie fig. 17,HOISTING DEVICE (see especially figs. 23 and 24 as an example) The hoisting device is a metal part and is anchored to the module by mechanical fasteners and has, for example, a ball-head anchor projecting upwards, or other point of engagement for the hoisting cable, which can be temporarily hooked onto the hoisting rope of the crane. For example, the ball head anchor is located halfway along the length of a metal strip with a length of up to 400 millimeters that has a bolt hole on both sides (in the longitudinal direction). The bolt holes are inserted into threaded rods that protrude from a wooden support column or module ceiling joist and are anchored by threading nuts onto the threaded rods. The metal strip can be mounted flush, possibly the local recess for it in the support column or ceiling beam is equipped with a wall of sheet metal, for example provided by a bent plate (see fig. 17,

18 en 19 als voorbeeld). Het bijvoorbeeld kogelkop anker steekt met zijn schacht in een ruim gat in de metalen strip en heeft een voetplaat met een diameter aanzienlijk groter dan het gat. De voetplaat heeft aan de naar de strip gekeerde zijde een konische vorm zodat de schacht automatisch in het gat wordt gecentreerd. De voetplaat is bijvoorbeeld op vier plaatsen met gelijke hoekafstand aan zijn radiale buitenste omtreksrand vast gelast aan de strip rondom het gat {a3-10 in fig. 23 en 24). Een alternatief is denkbaar voor de kogelkop. De kogelkop kan worden aangehaakt door een kogelkophaak (zie fig. 46) aan het hijstoestel.18 and 19 as an example). For example, the ball head anchor protrudes with its shank into a spacious hole in the metal strip and has a base plate with a diameter considerably larger than the hole. The base plate has a conical shape on the side facing the strip so that the shaft is automatically centered in the hole. For example, the base plate is welded to the strip around the hole {a3-10 in figs. 23 and 24) at four places with equal angular spacing at its radially outer circumferential edge. An alternative is conceivable for the ball head. The ball head can be hooked up by a ball head hook (see fig. 46) on the hoist.

KEPEN VOOR ELEKTRALEIDINGEN (zie vooral fig. 12, 13, 15, 17, 18, 19, 20 en 23 als voorbeeld) Een ligger, in het bijzonder plafondligger, en/of draagkolom heeft aan zijn naar de buitenzijde gekeerde zijkant die gekeerd zal zijn naar een naastliggende module, een in lengterichting van de ligger/kolom lopende inkeping op afstand van de bij die zijkant behorende langsranden.NOTCHES FOR ELECTRICAL CONDITIONS (see especially fig. 12, 13, 15, 17, 18, 19, 20 and 23 as an example) A beam, in particular ceiling beam, and/or supporting column has on its outward facing side that will be turned to an adjacent module, a notch running in the longitudinal direction of the beam/column at a distance from the longitudinal edges belonging to that side.

Zodoende vormt die inkeping bij tegen elkaar geplaatste modulen in het gebouw een langgerekt kanaal voor de opname van leidingen, bijvoorbeeld voor elektra, bijvoorbeeld doordat de liggers/kolommen van twee tegen elkaar geplaatste modulen een samengestelde ligger/kolom vormen met door de inkeping verschaft inwendig kanaal. Met andere woorden zijn de modulen aan hun beide tegenover elkaar gelegen zijkanten uitgerust met telkens de helften van liggers/kolommen, waarbij de helften van tegen elkaar geplaatste modulen op elkaar passen en elkaar rechtstreeks aanraken of tot een spleet van maximaal 10 of 20 of 30 millimeter naderen en zo de complete liggers/kolommen vormen. Dit verbetert productie en uiterlijk aanzien. PLAFONDSPARING VOOR VERLICHTING (zie vooral fig. 23, 31 + 32 als voorbeeld) De langsligger bevat een randsparing (zie cijfer 12 in fig. 23) langs zijn lengte zodat bij twee tegen elkaar geplaatste modulen een langs zijn lengte naar de onderkant open kanaal ontstaat waarin een langwerpige verlichting, zoals TL-buis of LED strip verzonken in het ondervlak van de langsligger kan worden geïnstalleerd. Aan zijn uiteinde gaat deze randsparing over in een inkeping (zie de paragraaf direct hierboven) zodat de stroomdraad voor de verlichting onzichtbaar is weggewerkt. KEPEN VOOR GOTEN/LUCHTKANALEN en KABELGOTEN (zie vooral fig. 12, 15, 18 en 19, 35-40 als voorbeeld) De plafondligger is aan zijn bovenzijde lokaal minimaal 5 of 10 centimeter verlaagd tot bijvoorbeeld het niveau van de plafondplaat om in de dakbedekking een profilering aan te brengen die als goot voor hemelwater functioneert (in de betreffende tekening aangegeven met een pijl) of ruimte verschaft voor luchtkanalen en kabelgoten.Thus, with modules placed against each other in the building, that notch forms an elongated channel for the accommodation of cables, for example for electricity, for example because the beams/columns of two modules placed against each other form a composite beam/column with an internal channel provided by the notch. . In other words, the modules are equipped with beam/column halves on their two opposite sides, whereby the halves of modules placed against each other fit together and touch each other directly or to a gap of maximum 10 or 20 or 30 millimeters approach and thus form the complete beams/columns. This improves production and appearance. CEILING CUT-OUT FOR LIGHTING (see especially fig. 23, 31 + 32 as an example) The longitudinal beam contains an edge recess (see figure 12 in fig. 23) along its length so that when two modules are placed against each other, a channel open to the bottom is created along its length in which an elongated lighting, such as a fluorescent tube or LED strip, can be installed recessed in the bottom surface of the longitudinal beam. At its end, this edge recess merges into a notch (see the paragraph immediately above) so that the power wire for the lighting is concealed invisibly. CHIPS FOR GUTTERS/AIR DUCTIONS and CABLE DUCTIONS (see especially figs. 12, 15, 18 and 19, 35-40 as an example) The ceiling girder has been lowered locally at least 5 or 10 centimeters to, for example, the level of the ceiling plate in order to integrate into the roof covering apply a profiling that functions as a gutter for rainwater (indicated with an arrow in the relevant drawing) or provides space for air ducts and cable ducts.

Uit bijv. fig. 20, 26, 28, 29, 30 en 37 blijkt dat van de bovenste en/of onderste modulen in een tweelaags bouwwerk de kolommen onder resp. boven uit de modulen uitsteken zodat voldoende ruimte tussen de beide op elkaar gestapelde modulen verschaft is voor ventilatiekanalen voor de leefruimten.From eg Figs. 20, 26, 28, 29, 30 and 37 it can be seen that of the upper and/or lower modules in a two-storey building, the columns below resp. protrude from the top of the modules so that sufficient space is provided between the two stacked modules for ventilation ducts for the living areas.

KOPPELING HORIZONTAAL & VERTICAAL (zie vooral fig. 20, 21 en 22 als voorbeeld) Deze verbetering is vooral van toepassing bij stapelen van modules. De bijvoorbeeld hijsvoorziening is gestoken op draadeinden die eindigen op een niveau boven de bovenzijde van het bijvoorbeeld kogelkop anker (zie fig. 22A), op de hijsvoorziening wordt een eerste plaatvormige akoestische ontkoppeling gelegd met gaten waar de draadeinden doorheen steken (zie fig. 22B), daarop een koppelplaat (zie fig.HORIZONTAL & VERTICAL COUPLING (see especially fig. 20, 21 and 22 as an example) This improvement mainly applies when stacking modules. The e.g. hoisting device is inserted on threaded rods that end at a level above the top of the e.g. ball head anchor (see fig. 22A), a first plate-shaped acoustic decoupling is placed on the hoisting device with holes through which the wired ends protrude (see fig. 22B) , then a coupling plate (see fig.

220) met gaten waar de draadeinden doorheen steken, daarop wordt een tweede plaatvormige akoestische ontkoppeling gelegd (zie fig. 22D) met gaten waar de draadeinden doorheen steken, daarop worden kegelvormige uitsteeksels gelegd (zie fig,. 22E) met elk een gat dat wordt gestoken op een respectieve van de boven de tweede plaatvormige akoestische ontkoppeling uitstekende uiteinden van de draadeinden. De kegelvormige uitsteeksels komen te steken in zoekers aan de onderzijde van de draagkolom (zie fig.220) with holes through which the wire ends protrude, on top of which a second plate-shaped acoustic decoupling is placed (see fig. 22D) with holes through which the wire ends protrude, on top of which cone-shaped projections are placed (see fig. 22E) each with a hole that is plugged onto a respective one of the ends of the wire ends protruding above the second plate-shaped acoustic decoupling. The cone-shaped protrusions come to protrude into viewfinders at the bottom of the support column (see fig.

21} van de te stapelen module.21} of the module to be stacked.

Details 01-06 + 11-16 + 21-23 (zie fig. 5-19 als voorbeeld) Één of meer van het volgende is van toepassing: De vloerplaat ligt bovenop de bovenkant van de vloerliggers; de draagkolom staat bovenop de vloerplaat; uit de onderkant van de draagkolom naar onderen uitstekende draadeinden zijn door de vloerliggers heen gestoken en steken onder de onderzijde van de vloerliggers uit; op het uit de onderzijde van de vloerligger naar onderen uitstekende uiteinde van de draadeinden is een metalen steunvoet {ook wel genoemd: schoen) met moeren gefixeerd; de vloerplaat en de vloerligger zijn opgesloten tussen de steunvoet en de draagkolom; alternatief loopt de draagkolom tot de onderzijde van de vloerligger door en is de steunvoet rechtstreeks tegen de onderkant van de draagkolom gemonteerd; de metalen schoen voor de windverbandstrip is gefixeerd met minimaal twee of drie draadeinden die ieder omhoog en omlaag uitsteken uit de bovenzijde respectievelijk onderzijde van de vloerligger waarop de schoen is gemonteerd, op de uitstekende uiteinden van deze draadeinden zijn opsluitmoeren geschroefd; de metalen schoen voor de windverbandstrip (bijv. Willems windverband) is gefixeerd met minimaal twee of drie draadeinden die ieder naar voren en naar achteren uitsteken uit de voorzijde respectievelijk achterzijde van de draagkolom waartegen de schoen is gemonteerd, op de uitstekende uiteinden van deze draadeinden zijn opsluitmoeren geschroefd.Details 01-06 + 11-16 + 21-23 (see Fig. 5-19 as an example) One or more of the following applies: The floor slab lies on top of the floor joists; the supporting column stands on top of the floor slab; threaded rods projecting downwards from the underside of the supporting column have passed through the floor beams and protrude under the underside of the floor beams; a metal support foot (also called: shoe) is fixed with nuts on the end of the threaded ends protruding from the underside of the floor beam; the floor slab and the floor beam are enclosed between the support foot and the supporting column; alternatively, the support column extends to the underside of the floor beam and the support foot is mounted directly against the underside of the support column; the metal shoe for the bracing strip is fixed with at least two or three threaded ends, each projecting upwards and downwards from the top and bottom of the floor beam on which the shoe is mounted, respectively, locking nuts are screwed onto the protruding ends of these threaded ends; the metal shoe for the bracing strip (e.g. Willems windbracing) is fixed with at least two or three threaded rods, each projecting forwards and backwards from the front and rear of the support column against which the shoe is mounted, respectively, the protruding ends of these threaded rods are locking nuts screwed on.

DETAILLERING HOEKLIJN/PROFIEL LANGS GIETBETONVLOER (zie fig. 25 als voorbeeld).DETAILED ANGLE/PROFILE ALONG THE CONCRETE FLOOR (see fig. 25 as an example).

Een metalen hoeklijn vormt de verloren bekisting voor de gietbetonvloer en is met schroeven gefixeerd op het bovenvlak van de vloerplaat. De bovenrand van de opstaande poot van de hoeklijn komt iets lager te liggen dan het bovenvlak (gestippeld in fig. 25) van de gietbetonvloer. Tijdens het storten van de gietbetonvloer is op de bovenrand van de opstaande poot van de hoeklijn een tijdelijk profiel van polymeer materiaal aangebracht, dat niet of slecht hecht aan het gietbeton. Na voldoende uitharden van het gietbeton wordt dit profiel verwijderd. Het gietbeton sluit via een facetrand aan op de bovenrand van de opstaande poot van de hoeklijn.A metal corner line forms the lost formwork for the poured concrete floor and is fixed with screws to the top surface of the floor slab. The top edge of the upright leg of the corner line will be slightly lower than the top surface (dotted in fig. 25) of the poured concrete floor. During the pouring of the poured concrete floor, a temporary profile of polymer material was applied to the top edge of the upright leg of the corner line, which does not adhere to the poured concrete or only poorly. This profile is removed after sufficient hardening of the poured concrete. The poured concrete connects via a facet edge to the top edge of the upright leg of the corner line.

PREFAB GIETBETONVLOER (zie fig. 42 als voorbeeld).PREFAB CAST CONCRETE FLOOR (see fig. 42 as an example).

Bij voorkeur een modulebrede, driedelige prefab vloerplaat met dikte bij voorkeur minimaal 50 en maximaal 100, zoals 70, millimeter, uit twee in hoofdzaak splegelsymmetrische, rechthoekige delen met ieder de halve lengte van het basisdeel van de module, bijvoorbeeld 3,6 meter, en met in de van elkaar afgekeerde hoeken randsparingen om nauwpassende ruimte te bieden aan de kolommen, en één, minimaal 50% korter, rechthoekig deel met de lengte van de uitbouw, bijvoorbeeld 1,2 meter, en aan de naar de buitenzijde van de module gekeerde hoeken randsparingen om nauwpassende ruimte te bieden aan de kolommen van de uitbouw.Preferably a module-wide, three-part prefab floor plate with a thickness of preferably a minimum of 50 and a maximum of 100, such as 70, millimetres, consisting of two substantially wedge-symmetrical, rectangular parts, each with half the length of the base part of the module, for example 3.6 metres, and with edge recesses in the corners facing away from each other to provide close-fitting space for the columns, and one, at least 50% shorter, rectangular part with the length of the extension, for example 1.2 metres, and on the side facing the outside of the module corners and edge recesses to provide close-fitting space for the columns of the extension.

HIJSKOOI (zie fig. 43-45 als voorbeeld).LIFT CAGE (see fig. 43-45 as an example).

De hijskooi is en lengte, breedte en/of hoogte inklapbaar uitgevoerd en omvat bijvoorbeeld twee onderling parallelle langsliggers met telescoperend uitschuifbare uiteinden en twee dwarsliggers van telescoperend instelbare lengte, die de langsliggers op afstand van elkaar houden. Deze vier liggers verschaffen een in bovenaanzicht gezien rechthoekig, plat en kadervormig draagframe, aan de vier hoekpunten waarvan een 4-sprong is gefixeerd. De dwarsliggers zijn uitgerust met hydraulische cilinders waarmee de lengte van de kabels van de 4-sprong individueel of per twee kan worden ingesteld, voor nivelleren van het draagframe. Dit draagframe draagt een zich aan zijn onderzijde bevindende, telescoperend inklapbare werkkooi met doorval randbeveiliging, bijvoorbeeld uitgevoerd als een hek, leuning of railing, met sluitbaar, bijvoorbeeld zwenkend, toegangshek. De werkkooi heeft steunvoeten aan de onderzijde waarmee de hijskooi los staand op het bovenvlak van een hijslast (bijvoorbeeld module) kan rusten. De steunvoeten verschaffen ieder aan de onderzijde een steunvlak, bijvoorbeeld met zijden van minimaal 75 of 100 millimeter, voor aangrijpen met het bovenvlak van de hijslast en alle steunvlakken bevinden zich in een gemeenschappelijk, horizontaal vlak (bij genivelleerde werkkooi). Bij inklappen beweegt de doorval randbeveiliging (bijvoorbeeld dubbele railing) met steunvoeten opwaarts, naar het draagframe toe, zodat de hoogte van het geheel wordt verkleind. Een persoon kan via het toegangshek toegang krijgen tot de werkkooi om valveilig (en rechtop onder het draagframe door) lopend op het bovenvlak van een hijlast het draagframe te koppelen met resp. ontkoppelen van de hijslast, bijvoorbeeld door het gebruik van met kogelkophaak uitgeruste hijskabels. Het draagframe heeft voorzieningen, bijvoorbeeld een gatenpatroon, voor het langs de lengte van de langsliggers herpositioneren van de hijspunten, zoals hijskabels.The hoisting cage is collapsible in length, width and/or height and comprises, for example, two mutually parallel longitudinal beams with telescopically extendable ends and two cross beams of telescopically adjustable length, which keep the longitudinal beams at a distance from each other. These four girders provide a rectangular, flat and frame-shaped support frame, seen in plan view, to the four corners of which a 4-branch is fixed. The sleepers are equipped with hydraulic cylinders that allow the length of the cables of the 4-leg to be adjusted individually or in pairs, for leveling the support frame. This supporting frame carries a telescopically collapsible work cage with fall-through edge protection, for instance designed as a gate, handrail or railing, with a closable, for instance pivoting, entrance gate, located on its underside. The work cage has support feet on the underside with which the hoist cage can rest freely on the top surface of a hoist load (for example a module). The support feet each provide a support surface at the bottom, for example with sides of at least 75 or 100 millimetres, for engagement with the top surface of the hoisting load, and all support surfaces are located in a common, horizontal plane (with a leveled work cage). When folding, the fall-through edge protection (e.g. double railing) moves upwards with supporting feet, towards the supporting frame, so that the height of the whole is reduced. A person can gain access to the work cage via the entrance gate in order to couple the support frame with resp. uncoupling the hoisting load, for example by using hoisting ropes equipped with ball head hooks. The support frame has provisions, for example a hole pattern, for repositioning the hoisting points, such as hoisting cables, along the length of the longitudinal girders.

De werkkooi is in lengte en/of breedte inklapbaar, bijvoorbeeld zowel aan het vaste als het in lengte en/of breedte inklapbare deel van het draagframe gemonteerd.The work cage is collapsible in length and/or width, for instance mounted on both the fixed and the part of the support frame that can be folded in length and/or width.

Daartoe bevat de werkkooi bijvoorbeeld in de lengte en/of breedte telescoperende delen. De werkkooi bevat aan iedere langszijde minimaal twee of drie of vier of vijf of zes steunvoeten, bijvoorbeeld minimaal twee of drie of vier aan een vast deel en/of minimaal één aan een inklapbaar, bijvoorbeeld telescoperend, deel, bijvoorbeeld aan het uitstekende uiteinde ervan. De zich aan een langszijde bevindende steunvoeten houden een tussenruimte van bijvoorbeeld minimaal 0,5 meter, bijvoorbeeld hebben twee steunvoeten een kleine tussenruimte van bijvoorbeeld minimaal 0,5 meter en aan één of beide zijden daarvan bevindt zich een verdere steunvoet op een minimaal 10 of 20% grotere tussenruimte van bijvoorbeeld minimaal 1 of 1,5 meter.To this end, the work cage comprises, for instance, telescoping parts in the length and/or width. The work cage contains at least two or three or four or five or six supporting feet on each longitudinal side, for instance at least two or three or four on a fixed part and/or at least one on a collapsible, for instance telescopic, part, for instance at the protruding end thereof. The supporting feet located on a longitudinal side keep an interval of, for example, at least 0.5 metres, for example, two supporting feet have a small interspace of, for example, at least 0.5 meters and on one or both sides thereof there is a further supporting foot at a minimum of 10 or 20 % greater spacing of, for example, at least 1 or 1.5 metres.

De werkkooi, hijskooi, draagframe en/of module is symmetrisch of spiegelsymmetrisch, bijvoorbeeld dubbel symmetrisch.The work cage, lifting cage, supporting frame and/or module is symmetrical or mirror symmetrical, for example double symmetrical.

De figuren dienen tot voorbeeld en zijn niet limiterend. Fig. 47-55 tonen een close up in perspectief van de in fig. 4 aangegeven details, respectievelijk: 03/05, 02/04, 01/06, 21/23, 12/15, 11/16, 13, 22 en 14.The figures serve as an example and are not limitative. fig. 47-55 show a close up in perspective of the details indicated in fig. 4, respectively: 03/05, 02/04, 01/06, 21/23, 12/15, 11/16, 13, 22 and 14.

De hierin geopenbaarde maatregelen kunnen individueel in ieder andere denkbare combinatie en permutatie worden samen genomen om een alternatief van de uitvinding te verschaffen. Omvat zijn ook technische eguivalenten en genussen of generalisaties van de geopenbaarde maatregelen. Een maatregel van een voorbeeld is ook algemeen toepasbaar binnen het kader van de uitvinding. Een hierin geopenbaarde maatregel, bijvoorbeeld van een voorbeeld, kan zonder meer veralgemeniseerd worden voor opname in een algemene definitie van de uitvinding, bijvoorbeeld te vinden in een octrooiconclusie.The features disclosed herein may be individually taken together in any other conceivable combination and permutation to provide an alternative of the invention. Also included are technical equivalents and genera or generalizations of the disclosed features. A feature of an example is also generally applicable within the scope of the invention. A feature disclosed herein, e.g. of an example, may readily be generalized for inclusion in a general definition of the invention, e.g. found in a patent claim.

Betekenis van de verwijzingscijfers in de tekening: kogelkophaak 5; aanslaglip 6; hijsoog 7; randsparing 12; verjonging in ligger 15; onderste module 16; bovenste module 17; ventilatiekanaal 18; hijskabel 19; hijsvoorziening 21; kogelkop anker 22; windschoor 23; hoeklijn 24; bovenvlak vloer 25; tijdelijk profiel 26.Meaning of the reference numerals in the drawing: ball head hook 5; stop lip 6; lifting eye 7; edge recess 12; rejuvenation in beam 15; lower module 16; upper module 17; ventilation channel 18; hoist rope 19; hoisting facility 21; ball head anchor 22; wind brace 23; angle line 24; top surface floor 25; temporary profile 26.

De tekening toont in: Fig. 5-19 ieder een aanzicht van boven, van opzij, van voren en een perspectief; Fig. 24 een zij- en bovenaanzicht; Fig. 28A een samenstel van modulen; Fig. 30 is Fig. 29C vergroot. Fig. 5-10 tonen details 01- 06, respectievelijk; Pig. 11-16 tonen details 11-16, respectievelijk; Fig. 17-19 tonen details 21-23, respectievelijk.The drawing shows in: FIG. 5-19 each a view from above, from the side, from the front and in perspective; fig. 24 a side and top view; fig. 28A an assembly of modules; fig. 30 is FIG. 29C magnified. fig. 5-10 show details 01-06, respectively; Pig. 11-16 show details 11-16, respectively; fig. 17-19 show details 21-23, respectively.

Claims

CONCLUSIONS

1. Building, such as a school building that is made up of wooden prefabricated modules with a load-bearing construction of wood, preferably coniferous wood, each of which defines a spatial cell (also called: box or box), where the beams and girders of the load-bearing construction wood used is solid, preferably laminated wood, while the wood used for the panels is laminated wooden board material (such as plywood or OSB or HSB), — the modules (16, 17) are next to each other, possibly behind each other and/or used stacked on top of each other, so that two or more floors are realized, with two or more modules next to each other forming a living space, such as a classroom; - each module has a rectangular base, a laminated wood based floor plate and solid wood supporting columns extending upwards from the floor and supporting the module's laminated wood based ceiling plate; ~ the ceiling plate of each module is preferably supported by at least four supporting columns that are at a distance of at least 2 meters from each other and, viewed from above, form the corner points of a rectangle with a width equal to the module width and a length of at least 6 meters ,

2. Building according to claim 1, in the roof of the building the ceiling girders of the modules are locally lowered by at least 10 centimeters to the level of the ceiling plate so that the parallel ribs projecting upwards are locally interrupted, providing a gutter for the drainage of rainwater ( see fig. 39 + 40).

3. Building according to claim 1 or 2, the ceiling joists of the modules protrude at least 30 millimeters above the ceiling plate, and the columns protrude below the modules and the top modules rest with the bottom of the columns on the ceiling joists of the modules directly below , and in the space thus formed there are air ducts (fig. 36 - 38).

4. Building according to one of claims 1-3, the longitudinal girder contains an edge recess (see number 12 in fig. 23) along its length so that when two modules are placed against each other, a channel is created along its length downwards, in which an elongated lighting in the form of an LED strip is installed recessed in the bottom surface of the side member.

5. Building according to one of claims 1-4, of each module, a ceiling girder and supporting column have on their side facing the module exterior that faces an adjacent module, a notch running in the longitudinal direction of the ceiling girder and column respectively, at a distance from the longitudinal edges belonging to that side, so that when modules are placed against each other in the building, this notch forms an elongated channel for the accommodation of electrical cables, because the beams/columns of two modules placed against each other form a composite beam/column with an interior provided by the notch channel and the edge recess referred to in claim 4 merges at its end into the notch so that the electric wire is concealed invisibly for the lighting.

6. Building according to one of claims 1-5, from the ceiling beams of the lower modules, wire ends protrude upwards and a first plate-shaped acoustic decoupling with holes through which the wire ends protrude (see fig. 22B), on top of which a coupling plate (see fig. 22C) with holes through which the wire ends protrude, on top a second plate-shaped acoustic decoupling (see fig. 22D) with holes through which the wire ends protrude, on top conical protrusions (see fig. 22E)

each with a hole inserted into a respective one of the ends of the threaded rods protruding above the second plate-shaped acoustic decoupling and the conical protrusions protruding into viewfinders on the underside of the support column (see Fig. 21) of the module immediately above.

7. Building according to any of claims 1-6, a metal hoist comprises a ball head anchor extending upwards, which can be temporarily hooked onto the ball head hook on the hoisting rope of a crane, the ball head anchor is located half way along the length of a metal strip with a length of up to 400 millimeters that has a bolt hole on both sides (in longitudinal direction); the bolt holes are inserted on the threaded ends mentioned in claim 6 and are anchored by nuts screwed onto the threaded ends; the top of the ball head anchor is at a level below the level of the top of the second plate-shaped acoustic decoupling (fig. 20 + 22)

A building according to any one of claims 1-7, a metal angle line forms the lost formwork for the poured concrete floor and is fixed with screws on the top surface of the floor slab; the top edge of the upright leg of the corner line will be slightly lower than the top surface (dotted in fig. 25) of the poured concrete floor; during the pouring of the poured concrete floor, a temporary profile of polymer material has been applied to the upper edge of the upright leg of the angle line, which does not adhere or only poorly to the poured concrete; after sufficient hardening of the poured concrete, this profile is removed; the poured concrete connects via a facet edge to the top edge of the upright leg of the corner line (fig. 25).

9. Building as claimed in any of the claims 1-8, a module-wide, three-part prefab floor plate with a minimum thickness of 50 and a maximum of 100 millimetres, consisting of two substantially mirror-symmetrical, rectangular parts, each half the length of the base part of the module, and with corners facing away from each other, edge recesses to provide tight-fitting space for the columns, and one, at least 50% shorter, rectangular part with the length of the extension and edge recesses at the corners facing the outside of the module to provide tight-fitting space for the columns of the extension (fig. 42).

A building according to any of claims 1-9, comprising one or more of; - the floor plate of each module rests with its four edges on floor beams which extend from one supporting column to the other and are fixed thereto; - the ceiling plate of each module rests with its four edges on ledges projecting inwardly from the inside of ceiling joists extending from one support column to another and fixed thereto, the ledges being located at a level approximately halfway between the bottom and top of the ceiling beams; - the floor girders and ceiling girders of each module, seen in plan, form the four sides of a rectangle, the supporting columns of which form the corners; -— on the floor slab of each module there is a layer of initially shapeless, hardened stone-like material of poured concrete, of reinforced type; — the distance between two adjacent, parallel floor or ceiling beams of each module is bridged by transverse beams anchored to the beams (visible e.g. in fig.

26, 32, 33, 34) which also support the floor or ceiling plate and keep a mutual distance of less than 2 and more than 0.2 meters and have a height at least 20% smaller than the beams; - the floor plate and ceiling plate of each module are supported by a large number of at least three or four mutually parallel floor or ceiling plates extending the length of the module. ceiling beams with a mutual spacing of at least 100 and at most 500 millimetres; — of each module the two outer floor resp.

ceiling beams attached at their ends directly to supporting columns and the floor resp. ceiling beams in between with their ends attached directly to cross beams resp. end crossbeams bridging the distance between two supporting columns; - of each module, the two outer floor beams and the two cross beams provide supporting columns in two or more corners between them; and the two outer ceiling joists and the two end crossbeams; a rectangular, horizontal frame, with each of the four sides of equal height; ~ the appearance of the ceiling of each module is as follows, viewed from below: longitudinal beams extending along the length of the modules and cross beams bridging these longitudinal beams and a closed paneling resting on the cross beams, whereby the underside of the longitudinal beams, at least 5 centimetre, is located below the bottom of the crossbeams and where the crossbeams and the cladding are completely covered by a continuous fire-resistant and sound-absorbing, sprayed-on coating and the longitudinal beams are free of this coating and the end crossbeams have a bottom at the same level as the bottom of the the longitudinal beams and free of this coating.

A building according to any of claims 1-10, comprising one or more of; — viewed from above, each module contains three supporting columns on both long sides, with a corner supporting column at the four outer corners and between and at a distance of at least 100 centimeters from the corner supporting columns an intermediate supporting column that is at least 1 meter closer to one of the two associated corner supporting columns, and is a maximum of 2.5 meters away from it; ~ the top modules rest with their bottoms on only the two outer ceiling joists, and on one end of the crossbeam, of the module vertically directly below; — each module is between 7,5 and 10 meters long, between 2 and 3 meters wide and between 2,5 and 4 meters high,

- all four sides of each module are open, in other words: side walls and end walls are missing; - a limited number of modules are equipped with a wind bracing set up in the vertical plane of a side wall;

— after all modules have been placed, the outer wall of the building is placed; — per floor at least ten modules are next to each other; - modules stacked on top of each other are staggered in the longitudinal direction over a distance of at least 1 metre;

- the supporting columns of stacked modules are in line; ~ the modules are uniform and identical in size; — in a stack, the modules in one layer have a length orientation that is rotated 180 degrees relative to the next layer of modules stacked on top; - each module contains an extension that has increased its length, which extension contains at least two supporting columns that are at least 20% thinner than the supporting columns of the base part of the module, so that the extended module contains at least six supporting columns; — in the expanded part, the ceiling joists are tapered on the ceiling side and the roof is recessed relative to the base part, this tapering/deepening provides space for technology, such as air ducts and/or cable ducts (see fig. 35-38) or water drainage on the flat roof (see fig. 39-40}; — the extension of the modules in one layer protrudes completely beyond the modules in the next layer below or above (see e.g. fig. 29); — near the roof of the building the ceiling girders and end crossbeams of the modules protrude at least 30 millimeters above the roof surface, the roof surface being formed by the top surface of the thermal insulation package on top of the roof, so that the completed flat roof of the building has a profile of mutually parallel, ribs projecting upwards, which are formed by the top of the ceiling beams, with space in between the width of the modules, and in between flat roof parts that connect to the foot of the ribs and the end of the cross beam ken provide a raised eaves; — each module is mirror-symmetrical.

12. Method of constructing a building according to any one of claims 1-12 from modules using a hoisting cage which is collapsible in length, width and height and comprises two mutually parallel longitudinal beams with telescopically extendable ends and two cross beams of telescopically adjustable length , which keep the longitudinal beams at a distance from each other; these four girders provide a rectangular, flat and frame-shaped supporting frame, seen in plan view, to the four corners of which a 4-branch is fixed; the sleepers are equipped with hydraulic cylinders that allow the length of the cables of the 4-leg to be adjusted individually or in pairs, for leveling the supporting frame; this supporting frame carries a telescopically collapsible work cage with fall-through edge protection, designed as a fence, with a lockable, pivoting entrance gate, located on its underside; the work cage has support feet at the bottom with which the hoist cage can rest independently on the top surface of a module as a hoisting load; the support feet each provided a support surface at the bottom, with sides of at least 100 millimetres, for engagement with the top surface of the module as a lifting load, and all support surfaces are located in a common, horizontal plane, with the work cage leveled.

A method according to claim 12, wherein for the hoisting cage one or more of; when collapsing, the fall-through edge protection moves upwards with support feet, towards the supporting frame, so that the height of the whole is reduced; a person gains access to the work cage via the entrance gate to fall safely and upright under the support frame by connecting the support frame to resp. decoupling the module as a lifting load, by using lifting cables equipped with a ball head hook; the support frame has a hole pattern for repositioning the hoisting points in the form of hoisting cables along the length of the longitudinal beams; the work cage contains on each longitudinal side at least three support feet on a fixed part and at least one support foot on the protruding end of a collapsible, telescopic; the support feet located on a longitudinal side of the work cage keep a gap of at least 0.5 metres; on each longitudinal side of the work cage, two support feet have a small space between them and on both sides there is a further support foot at a minimum space of 20% larger; the work cage, lifting cage and supporting frame are doubly symmetrical.

14. Lifting cage, preferably for carrying out the method according to claim 12 or 13, which is collapsible in length, width and height and comprises two mutually parallel longitudinal beams with telescopically extendable ends and two cross beams of telescopically adjustable length, which hold the longitudinal beams on keep a distance from each other; these four girders provide a rectangular, flat and frame-shaped supporting frame, seen in plan view, to the four corners of which a 4-branch is fixed; the sleepers are equipped with hydraulic cylinders that allow the length of the cables of the 4-leg to be adjusted individually or in pairs, for leveling the supporting frame; this supporting frame carries a telescopically collapsible work cage with fall-through edge protection, designed as a fence, with a lockable, pivoting entrance gate, located on its underside; the work cage has support feet at the bottom with which the hoist cage can rest independently on the top surface of a module as a hoisting load; the support feet each provide a support surface at the bottom, with sides of at least 100 millimetres, for engagement with the top surface of the module as a lifting load, and all support surfaces are located in a common, horizontal plane, with a leveled work cage.

15. Lifting cage according to claim 14, with one or more of; when collapsing, the fall-through edge protection moves upwards with support feet, towards the supporting frame, so that the height of the whole is reduced; a person gains access to the work cage via the entrance gate to fall safely and upright under the support frame by connecting the support frame to resp. decoupling the module as a lifting load, by using lifting cables equipped with a ball head hook; the support frame has a hole pattern for repositioning the hoisting points in the form of hoisting cables along the length of the longitudinal beams; the work cage contains on each longitudinal side at least three support feet on a fixed part and at least one support foot on the protruding end of a collapsible, telescopic; the support feet located on a longitudinal side of the work cage keep a gap of at least 0.5 metres; on each longitudinal side of the work cage, two support feet have a small space between them and on both sides there is a further support foot at a minimum space of 20% larger; the work cage, lifting cage and supporting frame are doubly symmetrical.

16. Building according to one of the preceding building claims, wire ends protrude from the ceiling beams of the lower modules and a first plate-shaped acoustic decoupling with holes through which the wire ends protrude (see fig. 22B), on top of which a coupling plate (see fig. 22C) is placed. ) with holes through which the wire ends protrude, on top of that a second plate-shaped acoustic decoupling (see fig. 22D) with holes through which the wire ends protrude, on top of that cone-shaped protrusions (see fig. 22E) each with a hole inserted into a respective of the ends of the wire ends protruding above the second plate-shaped acoustic decoupling and the conical protrusions protrude into viewfinders on the underside of the supporting column (see Fig. 21) of the module immediately above it.

17. Building according to any of the preceding building claims, the roof of the building is provided by the top of the top modules and the top of each top module comprises two mutually parallel and spaced ceiling joists running and supporting the length of the module on top of the supporting columns and these ceiling beams support the ceiling plate located between them, whereby the top of the ceiling plate is preferably at least 10 centimeters below the top of the ceiling beams, with the possible exception of a locally lowered length area (15) of the ceiling beams that lie in this length area are lowered so that their top is flush with the level of the top of the ceiling plate, so that the ceiling joists projecting upwards above the ceiling plates of the many upper modules provide parallel ribs that preferably project at least 10 centimeters upwards from the roof plane of the building between which one basin-shaped spaces, each bounded laterally by two parallel ribs, the bottom of which is provided by the waterproof roof covering resting on the ceiling slabs, the bottoms of these basin-shaped spaces merging laterally of the parallel ribs through the local depressed longitudinal regions (15) of the ceiling girders so that the parallel ribs projecting upwards are locally interrupted (15) so that a gutter is provided in the roof plane provided by the upper modules, which extends laterally on the parallel ribs over the local lowered longitudinal areas (15) of the ceiling girders for the drainage of rainwater that collects on the roof surface. (see fig. 18 + 26 + 39 + 40 + 41).

18. Building according to one of the previous building claims, at the ends of the ceiling beams of the upper modules there are end crossbeams that protrude at least 30 millimeters above the roof surface and provide raised eaves and the eaves on one side of the building are close to the ribs extending transversely and projecting upwards from the roof surface, so that the rainwater on this side of the building remains trapped between the ribs (see fig. 41), while the roof edge on the opposite side of the building connects directly to the local lowered longitudinal area (15) of the transverse ceiling girders, so that the gutter provided by the local interruptions (15) of the ribs directly adjoins and extends along this roof edge (see fig. 39 + 40).

19. Building according to one of the preceding building claims, in which, viewed from above, each upper module contains three supporting columns on both long sides, namely: a corner supporting column at the four extreme corners and between and at a distance of at least 100 centimeters from the corner supporting columns an intermediate supporting column that is a maximum of 1.5 meters away from one of the two associated corner supporting columns and the local reduced length area (15) of each ceiling beam, and thus the width of the gutter provided by it, extends from the intermediate column to the a maximum of 1.5 meters away from the supporting column corner.

(see fig. 26)

20. Building according to one of the preceding building claims,

the ceiling joists of the modules protrude at least 30 millimeters above the ceiling plate, and the columns protrude below the modules, and the top modules rest with the bottom of the columns on the ceiling joists of the modules immediately below, and in the space thus formed there are air ducts (fig. 36 — 38).

21. Building according to one of the preceding building claims, a metal hoisting facility comprises a ball-head anchor projecting upwards, which can be temporarily hooked onto the ball-head hook on the hoisting cable of a crane, the ball-head anchor is located halfway along the length of a metal strip with a length of up to 400 millimeters that has a bolt hole on both sides (in the longitudinal direction); the bolt holes are inserted on the threaded ends mentioned in claim 6 and are anchored by nuts screwed onto the threaded ends; the top of the ball head anchor is at a level below the level of the top of the second plate-shaped acoustic decoupling (fig. 20 + 22).

22, Building according to one of the preceding building claims, a metal corner line forms the lost formwork for the poured concrete floor and is fixed with screws on the top surface of the floor slab; the top edge of the upright leg of the corner line will be slightly lower than the top surface (dotted in fig. 25) of the poured concrete floor; during the pouring of the poured concrete floor, a temporary profile of polymer material has been applied to the upper edge of the upright leg of the angle line, which does not adhere or only poorly to the poured concrete; after sufficient hardening of the poured concrete, this profile is removed; the poured concrete connects via a facet edge to the top edge of the upright leg of the corner line (fig. 25).

23. Building according to one of the preceding building claims, a module-wide, three-part prefab floor plate with a minimum thickness of 50 and a maximum of 100 millimetres, consisting of two substantially mirror-symmetrical, rectangular parts, each half the length of the base part of the module, and with corners of edge recesses to provide close-fitting space for the columns, and one, at least 50% shorter, rectangular section with the length of the extension and edge recesses at the corners facing the outside of the module to provide close-fitting space for the columns of the extension (fig. 42).

24, Building according to one of the preceding building claims, - the floor slab of each module rests with its four edges on floor girders extending from one supporting column to the other and fixed thereto.

25. Building according to one of the preceding building claims, — the ceiling plate of each module rests with its four edges on ledges projecting inwards from the inner side of ceiling beams extending from one support column to the other and fixed thereto, the ledges being located at a level about halfway between the top and bottom of the ceiling joists.

26. Building according to one of the preceding building claims, - the floor girders and ceiling girders of each module, viewed from a top view, form the four sides of a rectangle of which the supporting columns form the corner points.

27, Building according to one of the preceding building claims, — on the floor slab of each module there is a layer of initially form-free, hardened stone-like material of poured concrete, of reinforced type.

28. Building according to one of the preceding building claims, — the distance between two adjacent, parallel floor or ceiling floors. ceiling beams of each module is bridged by transverse beams anchored to the beams (visible e.g. in fig.

26, 32, 33, 34) which also support the floor or ceiling plate and keep a mutual distance of less than 2 and more than 0.2 meters and have a height at least 20% smaller than the beams.

29, Building according to one of the preceding building claims, - the floor plate and ceiling plate of each module are supported by a large number of at least three or four mutually parallel floor or ceiling plates extending in the length of the module. ceiling beams with a mutual spacing of at least 100 and at most 500 millimetres.

30. Building according to one of the preceding building claims, - of each module the two outer floor resp. ceiling beams attached at their ends directly to supporting columns and the floor resp. ceiling beams in between with their ends attached directly to cross beams resp. end crossbeams bridging the distance between two supporting columns.

31. Building according to one of the preceding building claims, - of each module the two outer floor beams and the two cross beams, with supporting columns in two or more corners between them; and the two outer ceiling joists and the two end crossbeams; a rectangular, horizontal frame, with each of the four sides of equal height.

32. Building according to one of the preceding building claims, - the appearance of the ceiling of each module is as follows, viewed from below: longitudinal beams extending in the length of the modules and cross beams bridging these longitudinal beams and a closed sheeting resting on the cross beams , where the underside of the longitudinal beams is at least 5 centimeters below the underside of the crossbeams and where the crossbeams and the cladding are completely covered by a continuous fire-resistant and sound-absorbing, sprayed-on coating and the longitudinal beams are free of this coating and the end crossbeams with a bottom at the same level as the bottom of the longitudinal beams and free of this coating.

33. Building according to one of the preceding building claims, - viewed from above, each module contains three supporting columns on both long sides, with a corner supporting column at the four extreme corner points and between and at a distance of at least 100 centimeters from the corner supporting columns an intermediate supporting column which is at least 1 meter closer to one of the two associated corner supporting columns, and is no more than 2.5 meters away from it.

34, Building according to one of the preceding building claims, — the top modules rest with their bottoms on only the two outer ceiling joists, and on one end crossbeam, of the module vertically directly below.

35, Building according to one of the preceding building claims, — each module is between 7.5 and 10 meters long, between 2 and 3 meters wide and between 2.5 and 4 meters high.

36. Building according to one of the preceding building claims, - all four sides of each module are open, in other words: side walls and end walls are missing,

37. Building according to one of the preceding building claims, — a limited number of modules are equipped with a wind bracing, arranged in the vertical plane of a side wall.

38. Building according to one of the preceding building claims, — after all modules have been placed, the outer wall of the building is placed.

39. Building according to one of the preceding building claims, — at least ten modules are placed next to each other per floor.

40. Building according to one of the preceding building claims, — modules stacked on top of each other are staggered in longitudinal direction over a distance of at least 1 metre.

41. Building according to one of the preceding building claims, - the supporting columns of stacked modules are in line.

42. Building according to one of the preceding building claims, - the modules are uniform and identical in size.

43. Building according to one of the preceding building claims, ~ in a stack, the modules in one layer have a length orientation that is rotated 180 degrees relative to the next layer of modules stacked on top.

44, Building according to one of the preceding building claims, - each module contains an extension with which its length has been increased, which extension contains at least two supporting columns that are at least 20% thinner than the supporting columns of the basic part of the module, so that the expanded module is at least contains six supporting columns.

45. Building according to one of the preceding building claims, — in the expanded part, the ceiling beams on the ceiling side have been reduced and the roof has been lowered relative to the base part, this reduction/floor provides space for technology, such as air ducts and/or cable ducts (see fig. 35-38) or water drainage on the flat roof (see fig. 39-40).

46. Building according to one of the preceding building claims,

- the extension of the modules in one layer protrudes completely beyond the modules in the next layer below or above (see eg fig. 29).

47. Building according to one of the preceding building claims, — at the roof of the building, the ceiling girders and end crossbeams of the modules protrude at least 30 millimeters above the roof surface, whereby the roof surface is formed by the top surface of the heat insulation package on top of the roof, so that the completed flat roof of the building has a profile of mutually parallel, upward projecting ribs, formed by the top of the ceiling joists, spaced the width of the modules, and in between flat roof parts resting on the foot of the ribs connect and the end crossbeams provide a raised eaves.

48. Building according to one of the preceding building claims, — each module is mirror-symmetrical.