NL2023027B1 - Inrichting voor het fixeren van een langs een geleider verschuifbaar voorwerp, in het bijzonder een stoel of een stuur - Google Patents

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het fixeren van een langs een geleider verschuifbaar voorwerp, zoals een stoel of een stuur, omvattende ten minste een zich aan weerszijden van de geleider uitstrekkend fixatieorgaan, dat een uitsparing vertoont waar de geleider doorheen steekt. Daarbij is het ten minste ene fixatieorgaan om een in hoofdzaak loodrecht op de geleider gerichte as zwenkbaar tussen een vrij gavestand, waarin tegenover elkaar gelegen randen van de uitsparing zich op afstand van de geleider bevinden, en een fixatiestand waarin de randen aangrijpen op tegenover elkaar gelegen zijden van de geleider. De uitvinding betreft verder een langs een geleider verschuifbaar voorwerp, zoals een stoel of een stuur, omvattende een subframe met ten minste een lager voor de geleider en een met het subframe verbonden en met de geleider samenwerkende fixatie-inrichting als hiervoor beschreven. Tenslotte betreft de uitvinding een simulator, in het bij zonder voertuig- of vliegtuigsimulator, omvattende een frame, een langs een of meer geleiders in het frame verschuifbare stoel en/of een langs een of meer geleiders in het frame verschuifbaar bedieningsorgaan, zoals een stuur, waarbij de stoel en/of het bedieningsorgaan een fixatieinrichting als hiervoor beschreven omvat(ten).

Description

INRICHTING VOOR HET FIXEREN VAN EEN LANGS EEN GELEIDER VERSCHUIFBAAR VOORWERP, IN HET BIJZONDER EEN STOEL OF EEN STUUR De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het fixeren van een langs een geleider verschuifbaar voorwerp, in het bijzonder een stoel of een stuur. Met name betreft de uitvinding een dergelijke fixatie-inrichting voor toepassing in een simulator.

Simulatoren zijn in verschillende varianten bekend. Voorbeelden zijn race-simulatoren en vliegsimulatoren, die beide zowel professioneel als hobbymatig toepassing kunnen vinden. Voor simulatoren die bedoeld zijn om gebruikt te worden door verschillende personen is van groot belang dat zij voor de verschillende gebruikers geschikt gemaakt kunnen worden, waarbij elke gebruiker ongeacht zijn of haar postuur een voor de gesimuleerde activiteit realistische zithouding kan aannemen. Daartoe moet(en) de stoel en/of de bedieningsorganen over een ruim bereik instelbaar zijn. Daarbij is tevens van belang dat het instellen van een gewenste positie snel kan worden uitgevoerd en dat een ingestelde positie op betrouwbare wijze kan worden vastgehouden.

Er zijn al systemen bekend voor het instellen van verschillende posities van bijvoorbeeld een stoel of een stuur van een simulator waarbij voor het fixeren van de ingestelde positie gebruik gemaakt wordt van pennen en een serie gaten. Hierdoor kunnen uitsluitend een aantal vooraf bepaalde posities ingenomen worden. Ook zijn instel- en fixatiesystemen bekend op basis van een tandstang en een daarin grijpende nok of pal, maar ook die kennen slechts discrete posities, waarbij bovendien het risico bestaat dat de stoel of het stuur losschiet wanneer de nok of pal niet goed in een ruimte tussen twee tanden grijpt.

De uitvinding heeft nu tot doel een inrichting te verschaffen voor het fixeren van een langs een geleider verschuifbaar voorwerp, in het bijzonder een stoel of een stuur, waarbij de genoemde problemen zich niet of althans in mindere mate voordoen, Volgens de uitvinding wordt dit bereikt dooreen fixatie-inrichting die ten minste één zich aan weerszijden van de geleider uitstrekkend fixatieorgaan omvat, dat een uitsparing vertoont waar de geleider doorheen steekt, waarbij het ten minste ene fixatieorgaan om een as die in hoofdzaak loodrecht op de geleider gerichte as zwenkbaar is tussen een vrijgavestand, waarin tegenover elkaar gelegen randen van de uitsparing zich op afstand van de geleider bevinden, en een fixatiestand waarin de randen aangrijpen op tegenover elkaar gelegen zijden van de geleider. Door de aangrijping van de tegenover elkaar gelegen randen van de uitsparing op de geleider kan het fixatieorgaan en daarmee ook de fixatie- inrichting in elke gewenste positie op de geleider worden gefixeerd. Door vervolgens het fixatieorgaan te zwenken naar zijn vrijgavestand, waarin de randen van de uitsparing verwijderd zijn van de geleider, kan de fixatie-inrichting - en het daarmee verbonden voorwerp - langs de geleider worden verplaatst naar een andere gewenste positie.

Een uitvoeringsvorm van de fixatie-inrichting kan voorzien zijn van voorspanmiddelen voor het naar zijn fixatiestand dwingen van het ten minste ene fixatieorgaan, en van een bedienbaar vrijgaveorgaan voor het naar zijn vrijgavestand bewegen van het ten minste ene fixatieorgaan. Zo wordt een ingestelde positie van het verschuifbare voorwerp vastgehouden tot een gebruiker het vrijgaveorgaan bedient om het voorwerp naar een andere positie te schuiven.

De voorspanmiddelen kunnen ten minste één met het ten minste ene fixatieorgaan samenwerkende veer, in het bijzonder een drukveer omvatten, terwijl het bedienbare vrijgaveorgaan ten minste één met het ten minste ene fixatieorgaan samenwerkend druk- of trekelement kan omvatten.

Voor een stabiele fixatie kan het fixatieorgaan zich alzijdig om de geleider uitstrekken, en kan de uitsparing een doorgaande opening zijn.

Om te voorkomen dat bij gebruik van de fixatie-inrichting een moment op de geleider wordt uitgeoefend, Kan deze voorzien zijn van twee in tegengestelde richting zwenkbare fixatieorganen.

Teneinde in dat geval het aantal afzonderlijke onderdelen van de fixatie-inrichting te beperken, kan een gemeenschappelijke veer, in het bijzonder een drukveer, tussen de twee fixatieorganen zijn aangebracht.

In plaats daarvan of daarnaast kan een gemeenschappelijk druk- of trekelement tussen de twee fixatieorganen zijn aangebracht. In geval dat het gemeenschappelijk element een drukelement is, kan dit een roteerbare as met twee tegenover elkaar gelegen nokken omvatten.

Bij een uitvoeringsvorm van de fixatie-inrichting kunnen het ten minste ene fixatieorgaan, de voorspanmiddelen en het bedienbare vrijgaveorgaan zijn opgenomen in een gemeenschappelijke behuizing, die zich ten minste ten dele uitstrekt rond de geleider.

Een eenvoudig samen te stellen fixatie-mrichting wordt verkregen wanneer het ten minste ene fixatieorgaan vrij beweegbaar in de behuizing opgenomen is en door middel van ten minste één veer tegen een aanslag gepositioneerd is.

Een compacte constructie wordt verkregen wanneer in de behuizing van de fixatie- inrichting ten minste één lager voor de geleider is opgenomen.

De uitvinding heeft verder betrekking op een langs een geleider verschuifbaar voorwerp, in het bijzonder een stoel of een stuur, omvattende een subframe met ten minste één lager voor de geleider en een met het subframe verbonden en met de geleider samenwerkende fixatie-inrichting als hiervoor beschreven.

En tenslotte betreft de uitvinding een simulator, in het bijzonder voertuig- of vliegtuigsimulator, omvattende een frame, een langs een of meer geleiders in het frame verschuifbare stoel en/of een langs een of meer geleiders in het frame verschuifbaar bedieningsorgaan, zoals een stuur, waarbij de stoel en/of het bedieningsorgaan een fixatie- inrichting van de hiervoor beschreven soort omvat(ten).

De uitvinding wordt hierna beschreven aan de hand van een aantal voorbeelden, waarbij verwezen wordt naar de bijgevoegde tekening, waarin overeenkomstige onderdelen zijn aangeduid met verwijzingscijfers die met ‘100’ verhoogd zijn, en waarin: Fig. 1 een schematisch aanzicht is dat het werkingsprincipe van de fixatie-inrichting toont, Fig. 2 een detailaanzicht op grotere schaal is volgens pijl U in Fig. 1, Fig. 3 een perspectivisch aanzicht is van een fixatieorgaan en een daar doorheen stekende geleider, Fig. 4 een perspectivisch aanzicht is van een eerste praktische uitvoering van de fixatie- inrichting van Fig. 1 op een geleider, Fig. 5 een perspectivisch aanzicht is van een tweede uitvoering van de fixatie-inrichting op een ander type geleider, Fig. 6 een perspectivisch aanzicht is van de fixatie-inrichting van Fig. 5 waarbij een afdekking is weggenomen, Fig. 7 een met Fig. 6 overeenkomend aanzicht is met verder uiteengenomen delen, Fig. 8 een zijaanzicht is van een frame voor een simulator, Fig. 9 een bovenaanzicht is van het frame van Fig. 8, en Fig. 19 een perspectivisch zijaanzicht is van het frame van Fig. 8 en 9 met een daarin gemonteerde stoel, een besturingseenheid en een pedalenset.

Een frame 1 voor een simulator omvat twee zijdelen 3, 4 en drie daartussen aangebrachte subframes 5, 6, 7 (Fig. 8, 9). Het voorste subframe 5 is onbeweeglijk aan de zijdelen 3, 4 bevestigd. en vormt een steun voor pedalen 8 (Fig. 10). Een middelste subframe 6 is in langsrichting van het frame 1 verschuifbaar en vormt een steun voor een handbesturingseenheid 9. Het achterste subframe 7 is eveneens in langsrichting van het frame 1 verschuifbaar en vormt een steun voor cen stoel 10.

Het frame 1 is in het getoonde voorbeeld verder voorzien van dwarse framedelen 11, 12 die de langwerpige zijdelen 3, 4 nabij hun voorste en achterste uiteinden met elkaar verbinden. Het frame 1 vertoont verder een voorste framedeel 13 dat de pedaalsubframe 5 en de subframe 6 voor de handbesturingseenheid draagt, en een achterste framedeel 14 dat de stoelsteun 7 draagt. Het voorste framedeel 13 is in dit voorbeeld hoger boven een ondergrond G gelegen dan het achterste framedeel 14. Ter plaatste van het voorste dwarsdeel 11 is het frame 1 derhalve voorzien van twee poten 15 waarmee het voorste framedeel 13 afsteunt op de ondergrond G. Tussen het voorste framedeel 13 en het lager gelegen achterste framedeel 14 vertoont het frame een hellend verbindingssegment 16.

In het getoonde voorbeeld is het frame 1 opgebouwd uit buisvormige elementen die op geschikte wijze zijn gebogen om de gewenste vorm van het frame | te bereiken. De langwerpige zijdelen 3, 4 van het frame zijn hier telkens opgebouwd uit twee boven elkaar geplaatste, in hoofdzaak evenwijdige buisvormige elementen 21, 22, respectievelijk 23, 24, waardoor de zijdelen 3,4 een zekere hoogte hebben en tegen vervorming bestand zijn. De bovenste en onderste buisvormige elementen 21, 22, respectievelijk 23, 24 zijn aan de voorzijde van het frame | aan elkaar gelast bij het voorste eind 17 van de onderste buis 23 en daarnaast met elkaar verbonden door het pedaal-subframe 5. In het achterste deel 14 van het frame 1 zijn de bovenste en onderste buis 22, 24 met elkaar verbonden door gelaste verstijvingselementen 18, die aan hun onderzijde IO voorzien zijn van poten 19. Deze achterste poten 19 zijn net als de voorste poten 15 voorzien van rubberen doppen 48.

De voorste en achterste framedelen 13, 14 zijn in het getoonde voorbeeld losneembaar met elkaar verbonden. Daartoe zijn aan weerszijden van het frame 1 bevestigingsorganen 20 aangebracht, die telkens de beide bovenste buisvormige elementen 21, 22 en de beide onderste buisvormige elementen 23, 24 met elkaar verbinden en zo een deling 44 in het frame 1 overbruggen.

Het subframe 6 voor de handbesturingseenheid 9 is zoals gezegd in langsrichting van het frame 1 verschuifbaar. Daartoe zijn in het getoonde voorbeeld aan de binnenzijde van de bovenste buisvormige elementen 21 twee geleidingsrails of geleiders 27 gelast, waarlangs de subframe 6 voor de handbesturingseenheid 9 verschuifbaar is. Deze geleiders 27 strekken zich nagenoeg vanaf het pedaal-subframe 5 uit naar achteren tot een knik 28 in de buisvormige elementen 21 die de overgang vormt van het voorste framedeel 13 naar het hellende deel 16. Het stuur-subframe 6 is langs de geleidingsrails 27 verschuifbaar door middel van lagers die zijn aangebracht op uithouders 40, waartussen een drager 39 voor de handbesturingseenheid 9 is aangebracht. Het subframe 6 kan in een gewenste positie worden gefixeerd door middel van een hierna te bespreken fixatie- inrichting 2.

De handbesturingseenheid 9 wordt in het getoonde voorbeeld overigens gevormd door een behuizing 29 waarop een naaf 30 en een stuur 31 vastgeklikt kan worden. Het stuur 31 kan een replica zijn van het stuur van een formuleauto. Verder kan de handbesturingseenheid voorzien zijn van schakelflippers 34 achter het stuurwiel 31.

Ook het subframe 7 voor de stoel 10 is zoals gezegd in langsrichting van het frame ! verschuifbaar. Dit subframe 7 vertoont daartoe aan weerszijden lagers 36, die verschuifbaar zijn langs een geleidingsrail of geleider 35 die door middel van uithouders 37 de binnenzijde van het onderste buisvormige element 24 in het achterste framedeel 14 is gelast. De lagers 36 zijn bevestigd aan wangen 43 van het subframe 7, die met elkaar verbonden zijn door een aantal dwarsstangen 45 en zo een basis vormen voor een zitting 32 van de stoel 10. Aan de achterste dwarsstang 45 zijn nog twee naar achteren uitstekende leuningdragers 56 bevestigd, die een rugleuning 33 van de stoel 33 steunen. Het subframe 7 voor de stoel 10 kan in een gewenste stand worden gefixeerd door middel van een soortgelijke fixatie-inrichting 2 als het subframe 6 met het stuurwiel 31. De geleidingsrails 35 strekken zich hier weer uit over nagenoeg de gehele lengte van 5 het achterste framedeel 14, vanaf een knik 46 in het onderste buisvormige element 24 die de overgang vormt van het achterste framedeel 14 naar het hellende framedeel 16, tot nabij een knik 47 die de overgang vormt tussen het deel van het buisvormige element 24 dat onderdeel vormt van het zijdeel 3, 4 en het deel van het zelfde buisvormige element 24 dat het achterste dwarse framedeel 12 vormt.

Doordat zowel het subframe 6 voor de handbesturingseenheid 9 als het subframe 7 voor de stoel 10 over relatief grote lengtes in het frame 1 verschuifbaar zijn, kan enerzijds het in- en uitstappen worden vereenvoudigd, terwijl daarnaast elke gebruiker eenvoudig een geschikte positie kan vinden voor het gebruik van de simulator. Door de fixatie-inrichting 102 van het subframe 6 te ontgrendelen en het subframe 6 zo ver mogelijk naar voren te schuiven over de geleidingsrails 27 naar de in Fig. 10 gestippeld weergegeven voorste eindstand, en tegelijkertijd de fixatie-inrichting 2 te ontgrendelen en het subframe 7 van de stoel 10 zo ver mogelijk naar achteren te schuiven over de geleidingsrails 35 naar de eveneens gestippeld weergegeven achterste eindstand, wordt tussen het stuur 31 en de zitting 33 van de stoel 10 een ruimte S gevormd waarin een gebruiker kan gaan staan. Daarbij kan de gebruiker met zijn handen steunen op de buisvormige elementen van het hellende middensegment 16 van het frame 1. Vervolgens kan de gebruiker zich in de stoel 10 laten zakken en zijn of haar benen onder het stuur-subframe 6 uitstrekken in de richting van het pedaal- subframe 5.

Nadat een gebruiker in de simulator heeft plaatsgenomen kan het subframe 6 weer naar achteren worden bewogen, tot het stuur 31 in langsrichting van het frame 1 op een gewenste positie staat. Tegelijkertijd kan het subframe 7 van de stoel 10 naar voren worden bewogen, zodat de gebruiker voldoende dicht bij het stuur 31 komt. Het stuur 31 staat dan ongeveer ter plaatse van een overgang tussen de zitting 32 en de rugleuning 33 van de stoel, hetgeen voor een formule-auto een realistische stand is. De subframes 6, 7 kunnen dan door middel van hun fixatie-inrichtingen 2, 192 worden gefixeerd, waarna de gebruiker de simulator kan gebruiken.

De fixatie-inrichting 2 voor het subframe 7 van de stoel 10 omvat in het getoonde voorbeeld twee fixatieorganen 25, 26, die elk een uitsparing 41, 42 vertonen waar de geleider 35 doorheen steekt (Fig. 1). De fixatieorganen 25, 26 hebben elk een fixatiestand waarin tegenover elkaar gelegen randen 49, 50 van de uitsparingen 41, 42 aangrijpen op tegenover elkaar gelegen zijden van de geleider. Vanuit de fixatiestand zijn de fixatieorganen 25, 26 elk zwenkbaar in de richting van de pijl T om een aslijn A, die loodrecht staat op de geleider 35, naar een vrijgavestand (gestippeld weergegeven) waarin de randen 49, 50 van de uitsparmgen 41, 42 zich op een afstand s van de geleider 35 bevinden. In deze vrijgavestand kan de fixatie-inrichting 2 ten opzichte van de geleider 35 verschuiven in de richting van de pijl S.

In de fixatiestand oefenen de randen 49, 50 tegengesteld gerichte krachten F uit op de geleider 35, die daardoor vastgeklemd wordt (Fig. 2). Deze tegengesteld gerichte klemkrachten F wekken ook een moment M op. Doordat de fixatie-inrichting 2 twee in tegengestelde richting zwenkbare fixatieorganen 25, 26 vertoont, die tegengesteld gerichte en elkaar opheffende momenten M opwekken, zal er uiteindelijk geen resulterend moment op de geleider 35 werken.

De fixatieorganen 25, 26 worden naar hun fixatiestand gedwongen door voorspanmiddelen

38. In het getoonde voorbeeld hebben deze voorspanmiddelen de gedaante van een enkele trekveer 51, die de boven de geleider 35 gelegen delen van de fixatieorganen 25, 26 naar elkaar toe trekt, Om de fixatieorganen 25, 26 naar de vrij gavestand te doen zwenken is de fixatie-inrichting 2 voorzien van een bedienbaar vrijgaveorgaan 52. In het getoonde voorbeeld omvat het vrijgaveorgaan twee trekelementen 53, 54, die om een tussen de fixatieorganen 25, 26 geplaatste spoel 55 gewikkeld kunnen worden om de onder de geleider 35 gelegen delen van de fixatieorganen 25, 26 naar elkaar te trekken, tegen de voorspankracht van de veer 51 in. Het vrijgaveorgaan 52 wordt bediend door middel van een bedieningsorgaan 57, dat in Fig. 4 schematisch is weergegeven in de vorm van een draaiknop. De fixaticorganen 25, 26 zijn in dit voorbeeld tezamen met de voorspanmiddelen 38 en het vrijgaveorgaan 52 opgenomen in een behuizing 58.

Zoals hier te zien heeft de geleider 35 een ronde doorsnede, en strekken de fixatieorganen 25, 26 zich alzijdig om deze geleider 35 uit. De uitsparingen 41, 42 hebben hier dan ook elk de gedaante van een doorgaande opening in het betreffende fixatieorgaan 25, 26 (Fig. 3).

De fixatie-inrichting 102 voor het subframe 6 dat het stuurwiel 31 draagt is getoond in Fig.

6. Deze fixatie-inrichting 102, die eveneens een behuizing 158 omvat, omsluit de geleider 27 niet helemaal, maar laat een zijde vrij. Op de behuizing 158 is weer een bedieningsorgaan 157 te zien, dat het vrijgaveorgaan 152 bedient.

Bij deze uitvoering hebben de fixatieorganen 125, 126 een open doorsnede, met een uitsparing 141, 142 voor het opnemen van de geleider 27. De fixatieorganen 125, 126 zijn relatief dik en robuust, maar voor het bereiken van een hoge klemkracht zijn de tegenover elkaar gelegen randen 149, 150 van de uitsparingen spits toelopend uitgevoerd. De fixatieorganen 125, 126 zijn hier vrij beweegbaar in overeenkomstige holtes 159, 160 in de behuizing 158 opgenomen, en zijn elk door middel van een veer 161 tegen een aanslag 162 gedrukt. De veren 161 grijpen niet rechtstreeks aan op de fixatieorganen, maar onder tussenkomst van stoters 163.

De tegenovergelegen uiteinden van de fixatieorganen worden door voorspanmiddelen 138 in de vorm van drukveren 164, eveneens onder tussenkomst van stoters 165, naar hun fixatiestand gedwongen. Het bedienbare vrijgaveorgaan 152 wordt hier gevormd door een centrale as 166, die verbonden is met de draaiknop 158 en die roteerbaar is in een centrale ruimte 170 tussen de fixatieorganen 125, 126. Deze as 166 draagt twee nokken 167, die elk aangrijpen op een van de fixatieorganen.

Bij deze uitvoering zijn in de behuizing 157 ook de lagers 168 opgenomen waarmee de fixatie-inrichting 102 (en het daarmee verbonden subframe 6) langs de geleider 27 verschoven wordt. Deze lagers 168 zijn aan weerszijden van de behuizing 157 opgenomen in een doorlopend kanaal 169, dat ook de holtes 159, 160 en de centrale ruimte 170 kruist. De verschillende onderdelen zijn in de behuizing 157 opgesloten door middel van twee sluitstrips 171 die met bouten 172 zijn bevestigd. Zo biedt de uitvinding een manier om verschuifbare onderdelen op snelle en eenvoudige wijze te fixeren, De omvang van de uitvinding wordt uitsluitend bepaald door de nu volgende conclusies,

Claims (14)

1. Conclusies {. Inrichting voor het fixeren van een langs een geleider verschuifbaar voorwerp, in het bijzonder een stoel of een stuur, omvattende ten minste één zich aan weerszijden van de geleider uitstrekkend fixatieorgaan, dat een uitsparing vertoont waar de geleider doorheen steekt, waarbij het ten minste ene fixatieorgaan om een as die in hoofdzaak loodrecht op de geleider gerichte as zwenkbaar is tussen een vrijgavestand, waarin tegenover elkaar gelegen randen van de uitsparing zich op afstand van de geleider bevinden, en een fixatiestand waarin de randen aangrijpen op tegenover elkaar gelegen zijden van de geleider.
2. 2. Fixatie-inrichting volgens conclusie 1, verder omvattende voorspanmiddelen voor het naar zijn fixatiestand dwingen van het ten minste ene fixatieorgaan, en een vrijgaveorgaan voor het naar zijn vrijgavestand bewegen van het ten minste ene fixatieorgaan.
3. 3, Fixatie-inrichting volgens conclusie 2, waarbij de voorspanmiddelen ten minste één met het ten minste ene fixatieorgaan samenwerkende veer, in het bijzonder een drukveer omvatten.
4. 4, Fixatie-inrichting volgens conclusie 2 of 3, waarbij het vrijgaveorgaan ten minste één met het ten minste ene fixatieorgaan samenwerkend druk- of trekelement omvat.
5. 5. Fixatie-inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het fixatieorgaan zich alzijdig om de geleider uitstrekt, en de uitsparing een doorgaande opening is.
6. 6. Fixatie-inrichting volgens één der voorgaande conclusies, verder voorzien van twee in tegengestelde richting zwenkbare fixatieorganen.
7. 7. Fixatie-inrichting volgens conclusie 3 en 6, waarbij een gemeenschappelijke veer, in het bijzonder een drukveer, tussen de twee fixatieorganen is aangebracht.
8. 8. Fixatie-inrichting volgens conclusie 4 en 6 of 7, waarbij een gemeenschappelijk druk- of trekelement tussen de twee fixatieorganen is aangebracht.
9. 9. Fixatie-inrichting volgens conclusie 8, waarbij het gemeenschappelijk drukelement een roteerbare as met twee tegenover elkaar gelegen nokken omvat.
10. 10. Fixatie-inrichting volgens één der conclusies 2-9, waarbij het ten minste ene fixatieorgaan, de voorspanmiddelen en het vrij gaveorgaan zijn opgenomen in een gemeenschappelijke behuizing, die zich ten minste ten dele uitstrekt rond de geleider.
11. 11. Fixatie-inrichting volgens conclusie 10, waarbij het ten minste ene fixatieorgaan vrij beweegbaar in de behuizing opgenomen is en door middel van ten minste één veer tegen een aanslag gepositioneerd is.
12. 12. Fixatie-inrichting volgens conclusie 10 of 11, waarbij in de behuizing ten minste één lager voor de geleider is opgenomen.
13. 13. Langs een geleider verschuifbaar voorwerp, in het bijzonder een stoel of een stuur, omvattende een subframe met ten minste één lager voor de geleider en een met het subframe verbonden en met de geleider samenwerkende fixatie-inrichting volgens één der voorgaande conclusies.
14. 14. Simulator, in het bijzonder voertuig- of vliegtuigsimulator, omvattende een frame, een fangs een of meer geleiders in het frame verschuifbare stoel en/of een langs een of meer geleiders in het frame verschuifbaar bedieningsorgaan, zoals een stuur, waarbij de stoel en/of het bedieningsorgaan een fixatie-inrichting volgens één der conclusies 1-12 omvat{ten).