NL8005499A - Wandelwagen. - Google Patents

Description

j -1-

803316/Ti/CB/vL

Korte aanduiding: Wandelwagen *

De uitvinding heeft betrekking op een wandelwagen met een onderstel, dat een zitting draagt, een rugleuning, en een voetensteun.

. Bekend is een wandelwagen, die uit een onderstel bestaat, waarin de zitting aangebracht is en de met een rugleuning en een voetensteun uit-5 gerust is. Dit bekende kinderstoeltje heeft het nadeel dat kleine kinderen, welke nauwelijks zitten kunnen, tot een zithouding gedwongen worden die ergonometrisch bedenkelijk is en die tot houdingsletsel kan leiden.

Omdat de zitting voor zulk een kind te groot is, wordt het kind öf in een zodanige zitpositie gezet, dat het met gestrekte benen op het achterste 10 gedeelte van de zitting rechtop tegen de rugleuning geleund zit, of dat het kind op het voorste deel van de zitting gezet wordt, zodat zijn benen op de voetsteun naar beneden hangen; dan moet de vrije ruimte tussen de rug van het kind en de rugleuning met een kussen of een deken opgevuld worden. In de beide zitposities zal het kind toch niet rustig kunnen zit-15 ten blijven en na een tijdje een meer of minder gekromde zithouding aannemen.

Ook voor kinderen, die zich reeds in het stadium bevinden, waarin zij de wandelwagen ontgroeien is de bekende wandelwagen ongunstig, zodat zij steeds een zitpositie innemen, waarbij zij of de benen steeds opge-20 trokken hebben of, wanneer zij de benen niet optrekken, slechts een kort gedeelte van het draagvlak voor de bovenbenen hebben, waarbij de rand van de zitting in het bovenbeen drukt en zo de bloedcirculatie van de benen stoort.

De uitvinding beoogt een wandelwagen te verschaffen, waarvan de zit 25 bij eenvoudige opbouw door een eenvoudige handgreep aan de grootte van een kind in de wandelwagenleeftijd, in het bijzonder aan de bovenbeenlengte van het kind, aangepast kan worden.

*

Dit wordt volgens de uitvinding bereikt, doordat de zitting minstens een ten opzichte van het onderstel ter aanpassing van de bovenbeenlengte 30 van een kind verschuifbaar en vastzetbaar zïttingsvlakelement heeft. Op deze wijze kan het zitvlak van een zitting zo worden veranderd dat kleine kinderen die net kunnen zitten, alsook kinderen, die beginnen de wandelwagen te ontgroeien steeds anatomisch juist zitten, met andere woorden dat voor elk kind in de voornoemde leeftijdsgroep die zittingslengte in-35 gesteld kan worden, die een optimaal opliggen van de bovenbenen van het 80 05 49 9 -2- kind waarborgt.

Daarbij is in een gunstige uitvoering elk zittingsvlakelement minstens geleid door een aan het onderstel aangebrachte geleiding. Hiermee is het mogelijk, elk zittingsvlakelement zonder te kantelen eenvoudig 5 en gemakkelijk te verschuiven.

Een constructief gunstige uitvoering omvat als geleiding aan het onderstel minstens een in rijrichting gericht sleufgat. Deze uitvoering is bijzonder eenvoudig te vervaardigen en daardoor zeer kostenbesparend.

Om te verhinderen, dat een zich in de kanderwagen omdraaiend kind 10 de zitting verstelt, is het gunstig, dat elk zittingsvlakelement met een vergrendelmechanisme vast te zetten is. Bij voorkeur bestaat het vergren-delmeehanisme uit minstens een aan elk zittingsvlakelement aangebracht en minstens door een langsgat instekende schroefpen evenals een daarop schroef-bare, een onwrikbare verbinding tussen zittingsvlak en. onderstel aanbren-15 gende vleugel- of randmoer. Door middel van dit vergrendelmechanisme is het mogelijk, de eenmaal gekozen zitvlaklengte zeker te vergrendelen.

Bij voorkeur is de rugleuning draaibaar aan het onderstel aangebracht.

In een gunstige uitvoering heeft de zitting een enkel zittingsvlak-20 element, en zijn het onderstel en de geleiding zo uitgevoerd, dat het zittingsvlakelement uit een kleinste lengtepositie, welke met de doorsnee-lengte van het bovenbeen van een kind in de vroegste zitleeftijd overeenkomt, in de zitrichting tot een grootste lengtepositie, welke met de door-sneelengte van het bovenbeen van een kind welke bijna de kinderwagen ont-25 groeit overeenkomt, verschuifbaar is.

Een gunstige alternatieve uitvoering kan daaruit bestaan, dat de zitting meerdere, dwars op de zitrichting en afzonderlijk van het onderstel afneembaar aangebrachte zittingsvlakelement heeft, waarbij ter aanpassing aan een gegeven bovenbeenlengte van een kind het zittingselement 30 in de zitrichting ten opzichte van het onderstel verschuifbaar is en zonodig in aantal veranderbaar is.

In een gunstige constructie uitvoering valt de rugleuning in het onderste gebied aan beide zijden over het enkele zittingsvlakelement resp. over de laatste van meerdere zittingsvlakelementen aan beide zijden cmsluit. 35 Daardoor is verzekerd, dat zich in het achterste gebied van de zitting geen spleet vormt.

Volgens een verdere uitvoering is de rugleuning ten opzichte van 80 05 49 9 -3- <r » de zitting ter aanpassing aan de ruglengte van een kind verschuifbaar geleid en vast te zetten. Door deze maatregel kan de rugleuning op een gewenste hoogte worden uitgetrokken en vastgezet worden. Zou de wandelwagen voor een kleiner kind benut worden, dan wordt de rugleuning weer losge-5 maakt en op de nieuwe, lagere hoogte ingesteld.

In een gunstige uitvoering zijn de voetsteunen in de lengte veranderbaar uitgevoerd. Daardoor is het mogelijk, de voetsteun aan de onder-beenlengte van een kind aan te passen, waardoor een optimale ondersteuning van de onderste ledematen gewaarborgd wordt.

10 Daarbij kan het gunstig zijn, dat de voetsteunen op de bekende wij ze aan het onderstel in verscheidene hellingsstanden verstelbaar aangebracht is.

Ook kunnen de voetensteunen aan het enkele resp. voorste zittings-vlakelement in verscheidene hellingsstanden verstelbaar aangebracht zijn.

15 Door deze maatregel kan eveneens een volledige ondersteuning van de benen van het kind bereikt worden.

Bij voorkeur zijn aan het onderstel op bekende wijze ter voltooiing een frame zijstukken aangebracht zijn, en dat dit frame afneembaar van het rijframe, bij voorbeeld op een opvouwframe bevestigd is.

20 De uitvinding wordt toegelicht aan de hand van de tekening:

Fig. 1 is een perspektief aanzicht van een wandelwagen, fig. 2 is een zijaanzicht van de wandelwagen uit fig. 1 met teruggeschoven zittingsvlakelement, fig. 3 is een zijaanzicht van de wandelwagen uit fig. 1 met naar 25 voren geschoven zittingsvlakelement, fig. k toont een onderaanzicht van de wandelwagen volgens fig. 1, fig. 5 is een aanzicht van een tweede uitvoeringsvoorbeeld van de zitting van de wandelwagen uit fig. 1, fig. 6 toont de zitting uit fig. 5 met aanvullend ingevoegde zit-30 tingsvlakelementen, fig. T is een achteraanzicht van het deel van een wandelwagen met rugleuning, fig. 8 toont een verder uitvoeringsvoorbeeld van een rugleuning in achteraanzicht en 35 fig· 9 is een doorsnede langs de lijn III-III in fig. 1 door een kunststofnokkengeleiding.

De in fig. 1 uitgebeelde wandelwagen heeft een zitting 1 met een 80 05 49 9 -U- onderstel 5· Aan het onderstel is een rugleuning 3 aangebracht, die door middel van een verstelmechanisme 15 in verscheidene hellingsstanden gebracht kan worden. De zitting 1 heeft een zittingsvlakelement 2, waaraan de voorste zijde de voetensteun U aangebracht is, die door middel van een 5 verder verstelmechanisme 16 in verschillende hellingsstanden gebracht kan worden. Aan het onderstel 5 zijn de zijstukken 11 zodanig aangebracht, dat deze zich aan beide zijden van het zittingsvlak 2 naar boven uitstrekken.

De pijl 12 geeft de zitrichting aan. Het zo uitgevoerde frame is afneembaar met een rijframe verbonden. Het rijframe is in de tekening schematisch 10 als een opvouwframe 1U afgebeeld. Dit frame kan ook zo op het rijframe aangebracht worden, dat de zitrichting 12 juist tegengesteld is; een in de wandelwagen zittend kind kijkt dan de duwende persoon aan.

De in fig. 2 in zijaanzicht uitgebeelde wandelwagen heeft een zitting met een enkel zittingselement 2. Dit zittingselement is in deze fi-15 guur naar achteren geschoven getekend, zodat een stuk achter onder de rugleuning 3 vooruitsteekt. Zo heeft de zitting een klein zittingsvlak, zodat een daarmee overeenstemmend klein kind een volledige beenondersteu-ning heeft, waarbij gelijkertijd de voetensteun in de noodzakelijke hoogte en in de gewenste helling van het kind aangepast is.

20 In fig. 3 is het zittingsvlakelement 2 in de zitrichting zover naar voren geschoven afgebeeld, dat de gehele lengte het zittingsvlak vormt.

Deze positie van het zittingsvlak 2, zoals ook de uitgetrokken voetensteun voldoet aan de doorsnee bovenbeenlengte van een kind, dat begint de wandelwagen te ontgroeien.

25 In fig. k is een onderaanzicht van de zitting met een enkel zit tingsvlak, Dit zittingsvlak 2 ligt op twee dwarssteunen 17 en 18. Deze dwarssteunen zijn door de lengtesteun 19 met elkander verbonden. In deze lengtesteun 19 is een langsgat 9 gevormd, dat enerzijds ter geleiding en anderzijds ter bevestiging van het zittingsvlakelement dient. Dit zit-30 tingsvlakelement 2 heeft aan zijn onderkant een schroefden 10, die door het langsgat heen steekt en waarop een vleugel- of een randmoer 8 schroef-baar is. Bij dit uitvoeringsvoorbeeld is de voetsteun k aan de voorkant van het zittingsvlakelement 2 bevestigd. Deze voetsteun kan via het verstelmechanisme 16 in verschillende hellingsstanden gebracht worden en na 35 het losmaken van een vergrendeling 20 op een gewenste lengte ingesteld worden. De rugleuning 3 is van onderen met buizen 3' aan het onderstel aangebracht en omsluit zijwaarts het zittingsvlakelement 2.

80 05 49 9 * 4 -5-

Zou een klein kind in de wandelwagen gezet worden dat nauwelijks zitten kan, dan maakt men de moer 8 los en schuift het zittingsvlakele-ment 2 zover in de richting van de rugleuning terug, dat het zittingsvlak een zodanige lengte bereikt, aan enerzijds het kind gerieflijk tegen de 5 rugleuning kan leunen en anderzijds voor het bovenbeen van het kind een optimale steun verkregen wordt. Daartoe kan ook de voetsteun h in lengte en helling zo versteld worden, dat het kind een gerieflijke zithouding kan innemen. Wanneer de optimale positie van het zittingsvlak gevonden is, wordt dit zittingsvlak 2 door schroeven weer gezekerd.

10 Zou een groter kind de wandelwagen gebruiken dan wordt de moer 8 losgemaakt en het zittingsvlakelement 2 zo ver naar voren geschoven en ook de voetensteun 4 zo veranderd, dat in combinatie wederom een optimale zithouding voor het, grotere, kind verkregen wordt.

In fig. 5 en 6 is een tweede uitvoeringsvoorbeeld van de zitting 1 15 afgebeeld. In dit uitvoeringsvoorbeeld heeft de zitting 1 meerdere zittingsvlakelement en 2’, die op dezelfde wijze geleid en gegrendeld worden zoals bij het uitvoeringsvoorbeeld in fig. b. In fig. 5 zijn twee zittings-vlakelementen 2' afgebeeld, welke het kleinste zittingsvlak van de zitting vormen. Het achterste zittingsvlakelement is vast aangebracht. Ter vergro-20 ting van het zittingsvlak wordt het voorste zittingsvlakelement 2' losgemaakt en naar voren geschoven. In de ontstaande spleet wordt naar behoefte een of twee aanvullende zittingsvlakelementen ingevoegd en op gelijke wijze vergrendeld als de andere zittingsvlakelementen. Om een zo goed mogelijke aanpassing te bereiken, is de breedte van de invoegende zittings-25 vlakelement klein gehouden.

Het enkele zittingsvlakelement uit fig. 2 tot U kan in het achterste deel ook zo uitgevoerd zijn, dat het achter de rugleuning uitstekende deel naar onderen weg te klappen is. Bij de zittingsuitvoering volgens fig. 5 en 6 kunnen alle zittingsvlakelementen 2' ook op gelijke grootte 30 uitgevoerd zijn.

Fig. 7 toont een achteraanzicht van het bovenste deel van een wandelwagen. De rugleuning 3 is verschuifbaar in een draaibaar aan het onderstel aangebrachte beugelframe 21 gevoerd en hieraan vastzetbaar. Als geleiding dienen de kunststof nokkengeleidingen 27-30, die aan de rugleuning 35 bevestigd zijn en telkens een vertikaal verlopend segment vanuit staalbuis bestaande beugelframe opnemen. In fig. 9 is een doorsnede door een zulke kunststof nokkengeleiding uitgebeeld, waarbij blijkt dat de nokken de 80 05 49 9 -6- staalbuis gedeeltelijk omsluiten. Deze kunststof nokkengeleidingen 27 t/m 30 zijn uit verschuifbare elastische kunststof vervaardigd en laten zich eenvoudig op de staalhuis drukken.

Deze rugleuning 3 is bovendien door een reel achtige geleiding 22, 5 die aan een horizontaal verlopend segment 32 van het beugelframe 22 aangebracht is en bij voorbeeld als staaldraadbeugel gevormd is, geleid en kan aan deze geleiding worden bevestigd. Door een geleidingsgroef 2b is een aan de rugleuning 3 bevestigde, als glijbout uitgevoerd geleidings-segment 25 gevoerd en met een bevestigingsmechanisme 26 vatzetbaar. Dit be-10 vestigingsmechanisme 26 is als randmoer uitgevoerd die op een aan het vrije einde van de glijbout gesneden schroefdraad op-sehroefbaar is. Deze geleiding is in het midden van het horizontaal verlopende segment 32 van het beugelframe 21 bevestigd en strekt zich in de schuifrichting A van de rugleuning 3 naar onderen uit.

15 In een niet getekende modificatie van de geleiding 22 is het be vestigingsmechanisme 26 aan het beugelframe draaibaar bevestigd en grijpt in de rugleuning gevormde railvormige geleiding, waarmee men de rugleuning vastzet.

In fig. 8 is een andere uitvoeringsvorm van de rugleuning 3 afge-20 beeld. Ook bij deze uitvoeringsvorm zijn de kunststof nokkengeleidingen 27 tot 30 op bovenbeschreven wijze aangebracht. Aan de rugleuning 3 zijn boven elkaar meerdere als kunststofklemmen uitgevoerde houders 31 zo aangebracht, dat zij in het gebied van een horizontaal verlopend segment 32 van het beugelframe 21 liggen. Deze kunststofklamnen zijn zo uitgevoerd 25 dat ze eenvoudig met de hand op de staalbuis van het beugelframe gedrukt worden. Deze kunststofklemmen kunnen dezelfde uitvoering hebben, als de in fig. 9 afgebeelde kunststof nokkengeleiding.

Bij het in fig. 7 afgebeelde uitvoeringsvoorbeeld wordt de rand-schroef 26 losgemaakt en de rugleuning naar boven getrokken, wanneer de 30 leuninglengte verlengd zou moeten worden. Is de gewenste lengte bereikt, dan wordt de randschroef vastgedraaid. Doordat deze rugleuning op vijf punten gevoerd is, wordt een eenvoudige verschuiving van de rugleuning aan het beugelframe zonder het gevaar van kantelen verkregen. Is een geringere leuningshoogte gewenst, dan wordt de leuning na het losdraaien 35 van de randmoer naar onderen gedrukt en in de gewenste hoogte vergrendeld. Bij dit uitvoeringsvoorbeeld is de verschuiving tot de lengte van de geleidingsgroef van de geleiding begrensd.

80 05 49 9 -7-

Bij het tweede uitvoeringsvoorbeeld geschiedt het verstellen van de rugleuning trapsgewijs. De rugleuning, die elastisch en buigzaam is, wordt met de houder 31 ervan van het beugelframe getrokken en door opdrukken daarvan op de gewenste hoogte weer vastgezet. Dit opdrukken van de 5 houder op de staalbuis van het beugelframe geeft geen moeilijkheden, omdat de klemmende houder uit elastische kunststof vervaardigd is.

80 05 49 9

Claims (21)

1. Wandelwagen met een onderstel dat een zitting draagt, een rugleuning, en een voetensteun, met het kenmerk, dat de zitting (1) tenminste een ten opzichte van het onderstel (5) ter aanpassing aan de bovenbeen-lengte van een kind verschuifbaar en vastzetbaar zittingsvlakelement (2, 5 21) heeft.

2. Wandelwagen volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat elk zittingsvlakelement (2, 2') door ten minste een aan het onderstel (5) aangebrachte geleiding (9) geleid is.

3. Wandelwagen volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat als gelei- 10 ding aan het onderstel (5) ten minste een in de rijrichting gericht sleuf- gat (9) is aangebracht. i+. Wandelwagen volgens een der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat elk zittingsvlakelement (2, 2') met een vergrendelmeehanisme (8, 10) vastzetbaar is. 15 5· Wandelwagen volgens conclusie met het kenmerk, dat dit vergren- delmechanisme (8, 10) uit ten minste een aan elk zittingsvlakelement (2, 2. aangebracht en door tenminste een sleufgat (9) stekende schroefpen (10) met een daarop schroefbare, een onwrikbare verbinding tussen zittings-vlak (2) en onderstel (5) aangebrachte vleugel of randmoer (8) bestaat.

6. Wandelwagen volgens een der conclusies 1-5, met het kenmerk, dat de rugleuning (3) aan het onderstel (5) draaibaar is aangebracht.

7. Wandelwagen volgens een der conclusies 1-6, met het kenmerk, dat de zitting (1) een enkel zittingsvlakelement (2) heeft en het onderstel (5) en de geleiding (9) zo zijn uitgevoerd, dat dit zittingsvlakelement 25 uit een kleinste lengtestand, die met de doorsneelengte van het bovenbeen van een kind in eerste zitleeftijd overeenkomt in de zitrichting (12) in een grootste lengtestand, die met de doorsneelengte van het bovenbeen van een aan de wandelwagen ontgroeiend kind overeenkomt, verschuifbaar is.

8. Wandelwagen volgens een der conclusies 1-6, met het kenmerk, dat 30 de zitting (1) meerdere in de zitrichting achter elkander aangebrachte, aan het onderstel afzonderlijk afneembaar aangebrachte zittingsvlakelemen-ten (2') omvat en dat ter aanpassing aan een gegeven bovenbeenlengte van een kind dit zittingsvlakelement (2') in de zitrichting (12) ten opzichte van het onderstel (5) verschuifbaar is en in het aantal ervan veranderbaar 35 is. 8005499 -9-

9· Wandelwagen volgens een der conclusies 1-8, met het kenmerk, dat de rugleuning (3) in het onderste deel (13) het enkele zittingsvlak-element (2) resp. het laatste vanr-meerdere zittingsvlakelementen (2') aan heide zijden omsluit.

10. Wandelwagen volgens een der conclusies 1-9, met het kenmerk, dat de rugleuning (3) ten opzichte van de zitting (1) ter aanpassing aan de ruglengte van een kind verschuifbaar geleid en vastzetbaar is.

11. Wandelwagen volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de rugleuning (3) ten opzichte van een beugelframe (21) verschuifbaar geleid en 10 hieraan vast te zetten is.

12. Wandelwagen volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat aan een horizontaal verlopend segment (32) van het beugelframe (21) een zich in de verstelrichting (A) uitstrekkend reelachtige geleiding (22) aangebracht is.

13. Wandelwagen volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat deze reel achtige geleiding (22) als een geleidingsgroef (2k) vormende staaldraad-beugel uitgevoerd is. 1U. Wandelwagen volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat in de ge-leidingsgroef (2k) een met de rugleuning (3) vastverbonden geleidingsele-20 ment (25) geleid is, dat door middel van een bevestigingsmechanisme (26) vergrendelbaar is.

15· Wandelwagen volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat het gelei-dingselement (25) als glijbout uitgevoerd is, op het vrije einde waarvan het als randmeer gevormde bevestigingsmechanisme (26) opschroefbaar is.

16. Wandelwagen volgens een der conclusies 10-15, met het kenmerk, dat aan de rugleuning (3) in het gebied van het vertikale segment van het beugelframe (21) verdere geleidingen &27-30) zijn aangebracht.

17. Wandelwagen volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat deze verdere geleidingen (27-30) als glijbare kunststof nokkengeleidingen uitgevoerd 30 zijn.

18. Wandelwagen volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat in het gebied van het horizontale verlopende segment (32) van het beugelframe (21) aan de rugleuning (3) houders (31) met tussenruimte boven elkander aangebracht zijn, waarmee de rugleuning aan het beugelframe in verschillende 35 hoogtestanden vast te zetten is.

19· Wandelwagen volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat deze houders (21) als elastische kunststofklemmen uitgevoerd zijn, die met de hand 6005499 -10- op een segment van het beugelframe te drukken zijn.

20. Wandelwagen volgens een der conclusies 11—199 met het kenmerk, dat het beugelframe (21) U-vormig uitgevoerd is en met zijn vrije stangen scharnierend op het onderstel (5) aangebracht is.

21. Wandelwagen volgens een der conclusies 11-20, met het kenmerk, dat het beugelframe (21) uit staalbuizen vervaardigd is.

22. Wandelwagen volgens een der conclusies 1-21, met het kenmerk, dat de voetsteunen (U) in de lengte verstelbaar uitgevoerd zijn.

23. Wandelwagen volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat de voet-10 steunen (b) op bekende wijze aan het onderstel (5) in verschillende hel- lingsstanden verstelbaar aangebracht is. 2b. Wandelwagen volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat deze voetsteunen (l·) aan het enkele, resp. voorste, zittingsvlakelement (2, 2') in verschillende hellingsstanden verstelbaar is aangebracht.

25. Wandelwagen volgens een der conclusies 1-1^, met het kenmerk, dat aan het onderstel (5) op bekende wijze ter vorming van een frame-eenheid zijstukken (11) aangebracht zijn en dat deze frame-eenheid afneembaar op een rijframe, bij voorbeeld een buigframe (1^) is bevestigd. 8005499