NL2023004B1

NL2023004B1 - Fiets- en/of voetpad omvattende met elkaar gekoppelde wegdekplaten

Info

Publication number: NL2023004B1
Application number: NL2023004A
Authority: NL
Inventors: Hermanus Cornelis Henricus Swaans Johannes
Original assignee: Lauka Holding B V
Priority date: 2019-04-24
Filing date: 2019-04-24
Publication date: 2020-11-02
Also published as: EP3730696A1; EP3730696B1

Abstract

UITTREKSEL: Fiets— en/of voetpad omvattende met elkaar gekoppelde wegdekplaten 5 Een fiets— en/of voetpad 1 heeft een aantal in wegrichting achter elkaar aanwezige langwerpige wegdekplaten 3. Deze wegdekplaten bevinden zich met de uiteinden 5 en 7 op dwarsbalken 21 die op de ondergrond 19 aanwezig zijn. Door de wegdekplaten op afstand boven de grond aan te brengen, kunnen boomwortels onder de wegdekplaten door groeien en omhoog komen zonder dat daarbij de wegdekplaten door de 10 boomwortels worden belast of omhoog worden gedrukt. De wegdekplaten 3 zijn met de uiteinden 7, 9 met elkaar verbonden door middel van verbindingselementen 33. Elk verbindingselement 33 is voorzien van een cirkelvormige uitsparing 39 waarin zich een draaibare schijf 41 bevindt. Deze schijf 41 is voorzien van een excentrisch gat 43 waardoor een in de wegdekplaat 3 aanwezige pen 35 steekt. Door het verdraaien van de 15 schijf 41 wordt de afstand tussen twee de naburige wegdekplaten 3 veranderd. (Figuur 2)

Description

Fiets- en/of voetpad omvattende met elkaar gekoppelde wegdekplaten BESCHRIJVING:

Gebied van de uitvinding De uitvinding heeft betrekking op een fiets- en/of voetpad omvattende langwerpige wegdekplaten die met de uiteinden met elkaar zijn gekoppeld, welke wegdekplaten zijn voorzien van een bovenzijde waarover gereden/gelopen wordt en een onderzijde die naar een ondergrond is toegekeerd.

Stand van de techniek Een dergelijk fiets- en/of voetpad is algemeen bekend.

Een veel voorkomend probleem bij fietspaden met bomen in de nabijheid is beschadiging of omhoog komen van wegdekplaten door wortelgroei onder de wegdekplaten.

Boomwortels drukken de wegdekplaten omhoog waardoor ter plaatse van de aansluiting op een naburige wegdekplaat een hoogteverschil tussen de wegdekplaten ontstaat, hetgeen tot gevaarlijke situaties kan leiden voor het verkeer over het fiets- en/of voetpad.

Ook kan dit leiden tot breuk van de wegdekplaten.

Samenvatting van de uitvinding Een doel van de uitvinding is het verschaffen van een fiets- en/of voetpad van de in de aanhef omschreven soort waarbij de kans op beschadigen van de wegdekplaten geringer is dan bij het bekende fiets- en/of voetpad.

Hiertoe is het fiets- en/of voetpad volgens de uitvinding gekenmerkt, doordat het fiets- en/of voetpad voorts dwarsbalken omvat die onder de wegdekplaten op de ondergrond aanwezig zijn en zich in lengterichting dwars op de lengterichting van de wegdekplaten uitstrekken, zodat de wegdekplaten zich op afstand boven de ondergrond bevinden.

Door de wegdekplaten op afstand boven de grond aan te brengen, kunnen boomwortels onder de wegdekplaten door groeien en omhoog komen zonder dat daarbij de wegdekplaten door de boomwortels worden belast of omhoog worden gedrukt. Van de dwarsbalken is de breedte bij voorkeur groter dan de hoogte zodat zij niet om kunnen vallen.

Bij voorkeur zijn de dwarsbalken ter plaatse van de uiteinden van de wegdekplaten aanwezig en dragen/ondersteunen zij elk twee wegdekplaten aan de uiteinden. Hierdoor is verzekerd dat de uiteinden van de wegdekplaten zich op hetzelfde niveau bevinden, zodat er geen hoogteverschil is tussen twee naburige wegdekplaten.

Om de wegdekplaten goed op de dwarsbalken aan te laten liggen is er bij voorkeur een laag van een zacht materiaal aanwezig tussen de dwarsbalken en de wegdekplaten. Deze laag is bijvoorbeeld van vilt.

Tussen de wegdekplaten zijn spleten aanwezig om uitzetten van de wegdekplaten bij warm weer op te kunnen vangen. Deze spleten zijn opgevuld met een elastisch materiaal om te voorkomen dat de spleet dicht komt te zitten met incompressibel materiaal. Bij de wegdekplaten van het fiets- en/of voetpad volgens de uitvinding zijn bij voorkeur in naar elkaar toegekeerde eindvlakken van de wegdekplaten groeven aanwezig die zich in breedterichting van de wegdekplaten uitstrekken, waarbij de groef of groeven in de ene wegdekplaat recht tegenover de groef of groeven in de naburige wegdekplaat aanwezig is/zijn en waarbij één of meer samendrukbare koppelelementen tussen de uiteinden van de wegdekplaten in de tegenover elkaar aanwezige groeven aanwezig zijn om verticale verschuiving van de wegdekplaten ten opzichte van elkaar te voorkomen. De koppelelementen kunnen bijvoorbeeld van rubber zijn.

Om te voorkomen dat de wegdekplaten tijdens gebruik in horizontale richting van elkaar af schuiven, zijn naburige wegdekplaten bij voorkeur met elkaar verbonden door verbindingselementen die de wegdekplaten bij elkaar houden zodat deze niet van elkaar af kunnen schuiven. Bij een gunstige uitvoeringsvorm hiervan is elke wegdekplaat nabij de uiteinden voorzien van in dwarsrichting uitstekende pennen en zijn de verbindingselementen over de uitstekende pennen aanwezig, waarbij de verbindingselementen zijn voorzien van gaten of sleuven waardoor de pennen steken. Deze pennen kunnen bijvoorbeeld gevormd zijn door bouten of draadeinden die in van schroefdraad voorziene gaten in de zijwanden van de wegdekplaten zijn gedraaid. De verbindingselementen kunnen bijvoorbeeld metalen of kunststof strippen zijn.

Bij een gunstige uitvoeringsvorm van het fiets- en/of voetpad volgens de uitvinding zijn de verbindingselementen voorzien van een cirkelvormige uitsparing waarin zich een schijf bevindt die voorzien is van een excentrisch gat waardoor een van de pennen steekt, zodat bij verdraaiing van de schijf de afstand tussen twee naburige wegdekplaten wordt veranderd en de wegdekplaten naar elkaar toe getrokken kunnen worden om ze goed op elkaar aan te laten sluiten.

Bij een verdere gunstige uitvoeringsvorm van het fiets- en/of voetpad strekken zich zijplaten langs zijvlakken van de wegdekplaten uit om te voorkomen dat de ruimte tussen de ondergrond en de wegdekplaten vol komt te zitten met zand en takken of ander ongewenst materiaal. Deze zijplaten kunnen naast of onder de wegdekplaten tussen de dwarsbalken aanwezig zijn en zijn van een stevig indrukbaar materiaal dat door wortels ingedrukt kan worden, zodat de wortelgroei niet belemmerd wordt en geen beschadigingen kan veroorzaken. Beknopte omschrijving van de tekeningen Hieronder zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van een in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van het fiets- en/of voetpad volgens de uitvinding. Hierbij toont: Figuur 1 een zijaanzicht van het fiets- voetpad; Figuur 2 een detail van figuur 1 ter plaatse van een dwarsbalk; Figuur 3 een detail van figuur 2 ter plaatse van het verbindingselement; Figuur 4 het in figuur 2 getoonde detail in perspectief; en Figuur 5 een deel van het fiets- en/of voetpad tijdens het aanbrengen op een ondergrond. Gedetailleerde omschrijving van de tekeningen In figuur 1 is een uitvoeringsvorm van het fiets- en/of voetpad 1 volgens de uitvinding in zijaanzicht weergegeven, Het fiets- en/of voetpad 1 heeft een aantal in wegrichting achter elkaar aanwezige langwerpige wegdekplaten 3. Deze wegdekplaten bevinden zich met de uiteinden 7 en 9 op dwarsbalken 21 die op de ondergrond 19 aanwezig zijn. Hierdoor bevinden de wegdekplaten 3 zich met de onderzijde 13 op afstand boven de ondergrond 19. De wegdekplaten 3 zijn met de uiteinden 7, 9 met elkaar verbonden door middel van verbindingselementen 33 aan weerszijden van de wegdekplaten.

De wegdekplaten 3 zijn voorzien van een bovenzijde 11, waarover gereden/gelopen wordt, een onderzijde 13, die naar de ondergrond 19 is toegekeerd, twee eindvlakken 15 en twee zijvlakken 17. De dwarsbalken 21 hebben een breedte die groter is dan de hoogte en strekken zich in lengterichting dwars op de lengterichting van de wegdekplaten 3 uit. Tussen de dwarsbalken 21 en onder de wegdekplaten 3 zijn zijplaten 47 aanwezig die zich langs zijvlakken 17 van de wegdekplaten 3 uitstrekken. Deze zijplaten 47 zijn van een stevig indrakbaar materiaal dat door wortels ingedrukt kan worden. Een geschikt materiaal hiervoor is steenwol.

Figuur 2 toont een detail van het fiets- en/of voetpad 1 ter plaatse van een dwarsbalk 21. Tussen de dwarsbalk 21 en de wegdekplaten 3 is een laag 23 van een zacht materiaal aanwezig om de wegdekplaten goed aan te laten liggen op de dwarsbalk. In de eindvlakken 15 van de wegdekplaten 3 bevinden zich groeven 25 die zich in breedterichting van de wegdekplaten uitstrekken. De groeven 25 in de ene wegdekplaat 3 zijn recht tegenover de groeven in de naburige wegdekplaat aanwezig. In de tegenover elkaar aanwezige groeven 25 en tussen de uiteinden 7 en 9 van de wegdekplaten 3 is een elastisch koppelelement 27 aanwezig om te voorkomen dat de wegdekplaten 3 in verticale richting ten opzichte van elkaar kunnen verschuiven.

In de zijvlakken 17 van de wegdekplaten 3 grenzend aan de eindvlakken 15 bevinden zich uitsparingen 5 waarin de verbindingselementen 33 aanwezig zijn. Deze verbindingselementen 33 houden de wegdekplaten bij elkaar zodat deze niet van elkaar af kunnen schuiven. De verbindingselementen 33 zijn metalen of kunststof strippen voorzien van gaten 37 en 43 waarmee zij over in de zijvlakken 17 van de wegdekplaten 3 aanwezige pennen 35 zijn aangebracht. Elk verbindingselement 33 is voorzien van een cirkelvormige uitsparing 39 waarin zich een schijf 41 bevindt. Deze schijf 41 is draaibaar in de uitsparing 39 en is daartoe voorzien van twee koppelgaten 45 waarin pennen van een sleutel gestoken kunnen worden waarmee de schijf 41 verdraaid kan worden. De schijf 41 is voorzien van een excentrisch gat 43 dat een van de gaten vormt waardoor een van de pennen 35 steekt. Door het verdraaien van de schijf 41 wordt de afstand tussen twee de naburige wegdekplaten 3 veranderd en kunnen de wegdekplaten 3 naar elkaar toe worden getrokken.

In figuur 3 is een detail van figuur 2 ter plaatse van het verbindingselement weergegeven. Het koppelelement 27 bestaat uit drie smalle cilindervormige delen 29 die evenwijdig aan elkaar zijn en bevestigd zijn aan plaatvormige delen 31 die zich tussen de cilindervormige delen 29 uitstrekken. De 5 cilindervormige delen 29 bevinden zich in de in de eindvlakken 15 aanwezige groeven 25 en de plaatvorige delen 31 zijn tussen de eindvlakken 15 aanwezig.

Ter verduidelijking is in figuur 4 het in figuur 2 getoonde detail in perspectief weergegeven en is in figuur 5 een deel van het fiets- en/of voetpad tijdens het aanbrengen op een ondergrond weergegeven. Hierin zijn de groeven 25 in het eindvlak 15 duidelijk zichtbaar en is het koppelelement 27 afzonderlijk weergegeven. De vorm van het koppelelement 27 met de cilindrische delen 29 en plaatvormige delen 31 is hierin ook duidelijk zichtbaar.

In de zijvlakken 17 van de wegdekplaten 3 ter plaatse van de uitsparingen 5 zijn gaten 36 aanwezig die voorzien zijn van inwendige schroefdraad waarin de van uitwendige schroefdraad voorziene pennen gedraaid kunnen worden. In de gaten 36 zijn bussen gelijmd die van schroefdraad zijn voorzien. De pennen kunnen bijvoorbeeld gevormd zijn door bouten of draadeinden.

Hoewel in het voorgaande de uitvinding is toegelicht aan de hand van de tekeningen, dient te worden vastgesteld dat de uitvinding geenszins tot de in de tekeningen getoonde uitvoeringsvorm is beperkt. De uitvinding strekt zich mede uit tot alle uitvoeringsvormen binnen het door de conclusies gedefinieerde kader die afwijken van de in de tekeningen getoonde uitvoeringsvorm en tot uitvoeringsvormen die enkel kenmerken van een of meer volgconclusies bezitten maar niet noodzakelijkerwijs ook de kenmerken van de conclusies bezitten waarnaar in deze volgconclusies wordt verwezen.

Claims

CONCLUSIES: 1 Fiets- en/of voetpad (1) omvattende langwerpige wegdekplaten (3) die met de uiteinden (7, 9) met elkaar zijn gekoppeld, welke wegdekplaten (3) zijn voorzien van een bovenzijde (11) waarover gereden/gelopen wordt en een onderzijde (13) die naar een ondergrond (19) is toegekeerd, met het kenmerk, dat het fiets- en/of voetpad (1) voorts dwarsbalken (21) omvat die onder de wegdekplaten (3) op de ondergrond (19) aanwezig zijn en zich in lengterichting dwars op de lengterichting van de wegdekplaten uitstrekken, zodat de wegdekplaten (3) zich op afstand boven de ondergrond (19) bevinden.
2. Fiets- en/of voetpad volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de dwarsbalken (21) een breedte hebben die groter is dan de hoogte zodat zij niet om kunnen vallen.
3. Fiets- en/of voetpad volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de dwarsbalken (21) ter plaatse van uiteinden (7, 9) van de wegdekplaten (3) aanwezig zijn en elk twee wegdekplaten (3) aan de uiteinden (7, 9) dragen.
4. Fiets- en/of voetpad volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat tussen de dwarsbalken (21) en de wegdekplaten (3) een laag (23) van een zacht materiaal aanwezig is.
5. Fiets- en/of voetpad volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat in naar elkaar toegekeerde eindvlakken (15) van de wegdekplaten (3) groeven (25) aanwezig zijn die zich in breedterichting van de wegdekplaten uitstrekken, waarbij de groef of groeven in de ene wegdekplaat recht tegenover de groef of groeven in de naburige wegdekplaat aanwezig is/zijn en waarbij één of meer samendrukbare koppelelementen (27) tussen de uitemden (7, 9) van de wegdekplaten (3) in de tegenover elkaar aanwezige groeven (25) aanwezig zijn om verticale verschuiving van de wegdekplaten ten opzichte van elkaar voorkomen.
6. Fiets- en/of voetpad volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat naburige wegdekplaten (3) met elkaar verbonden zijn door verbindingselementen (33) die de wegdekplaten bij elkaar houden zodat deze niet van elkaar af kunnen schuiven.
7. Fiets- en/of voetpad volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat elke wegdekplaat (3) nabij de uiteinden (7, 9) is voorzien van in dwarsrichting uitstekende pennen (35), waarbij de verbindingselementen (33) zijn voorzien van gaten (37) of sleuven en over de uitstekende pennen (35) aanwezig zijn.
8. Fiets- en/of voetpad volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de verbindingselementen (33) zijn voorzien van een cirkelvormige uitsparing (39) waarin zich een schijf (41) bevindt voorzien van een excentrisch gat (43) waardoor een van de pennen (35) steekt, zodat bij verdraaiing van de schijf (41) de afstand tussen twee naburige wegdekplaten (3) wordt veranderd en de wegdekplaten naar elkaar toe getrokken kunnen worden.
9. Fiets- en/of voetpad volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat deze voorts zijplaten (47) omvat die zich langs zijvlakken (17) van de wegdekplaten (3) uitstrekken en naast of onder de wegdekplaten aanwezig zijn, welke zijplaten (47) van een stevig indrukbaar materiaal zijn dat door wortels ingedrukt kan worden.