NL8203303A - Begrenzingselement. - Google Patents

Description

έ J

y .

Josef Fischer te Gensingen/Bondsrepubliek Duitsland Begrenzingselement

De uitvinding heeft betrekking op een begrenzingsele-ment om in het bijzonder buiten1, verschillende vlakken te begrenzen of af te scheiden.

5 Dergelijke begrenzingselementen worden in het bijzon.der toegepast voor de scheiding of begrenzing van gazon-vlakken ten opzicht van vlakken die op een andere ma-nier worden verhard. Dit was tot nu toe slechts moge-lijk met betonblokken zoals opsluit- en* kantstenen. De 10 laatsigenoemde stenen.zijn zo hoog uitgevoerd, dat .de tuinbezitters vaak afzien van de toepassing van zulke esthetisch weinig aantrekkelijke begrenzingselementeh, welke daarenboven gevaarlijke struikelblokken vormen. Worden betonstenen als begrenzing toegepast, dan moe-15 ten voor het aanbrengen ervan grote sleuven worden ge- graven en meestal een werkvloer van beton of betonnen steunplateh worden toegepast om deze stenen plaatsvast \' te doen zijn.

De uitvinding heeft ten doel, een begrenzingselement 20 te verschaffen, dat een esthetisch aantrekkelijke be grenzing of scheiding van vlakken mogelijk maakt, een-voudig te monteren is en zeer plaatsvast is.

Deze doelstelling wordt bereikt door de bovenzijde van de dwarsdoorsnede in het algemeen korter te maken dan 25 de rest van de zijden in de dwarsdoorsnede. Vanwege de doelmatigheid is de zijde van het grondvlak in de door-snede over het algemeen langer dan de zijde van het bovenvlak.

./2 8203303 ϊ » ί -2-

Door deze wigvormige gedaante van het begrenzingselement is het mogelijk, deze met een geringe hoogte uit te voeren, hetgeen het aanbrengen wezenlijk vereenvou-digt en gemakkelijker maakt. Tengevolge van de geringe hoogte ervan is de omvang van het voor het aanbrengen 5 benodigde grondverzet van de sleuf veel geringer dan bij de toepassing van reeds bekende begrenzingselemen-' ten. Er is ook geen bijzonder onderslag, bijvoorbeeld van beton en er zijn geen zijdelingse betonnen steunen noodzakelijk. De begrenzingselementen worden direkt in jq de uitgegraven sleuf gezet, zonodig wordt eerst een zandlaag, die..zeer vlak kan zijn, in de sleuf aange-bracht. Na het aanbrengen van begrenzingselementen wordt al naar behoefte aan'beide zijden met zand of aarde aangevuld en met water ingewassen. De begrenzings-elementen zitten aldus op grond van de wigvormige vorm ervan als een deuv^l in de grond, waardoor het element zee-r p.laatsvast is.

Bij voorkeur wordt het begrenzingselement overeenkom-stig de uitvinding zo gebruikt, dat de bovenkant ervan 20 strookt met het maaiveld, waardoor het lastige bijknip- pen van de randen van een grasvlak vervalt.

De gunstige wigvorm van het begrenzingselement over-eenkomstig de uitvinding heeft tot gevolg, dat de bo-demdrukken wezenlijk gelijkmatig op de zijvlakken in-25 werken en min of meer vereffend worden. Zelfs door in- werking van vorst worden de begrenzingselementen niet omhoog gedrukt. Door de gunstige gewichtsverdeling met het naar het grondvlak verlegde zwaartepunt zijn de begrenzingselementen overeenkomstig de uitvinding zeer 30 plaatsvast. Het kantelen is op grond van de deuvelach- tige uitvoering uitgesloten.

./3 8203303 -3- ~ * * \

Overeenkomstig een gunstige verdere uitwerking van de uitvinding is het begrenzingselement van tenminste Sen in langsrichting lopende uitsparing voorzien. Zo is het grondvlak bijvoorbeeld voorzien van een groef en kan 5 het element op ontwaterings- en bevloeiingsbuizen, wel- ke bij voorkeur van kunststof zijn, worden gezet, het-geen het stellen van de begrenzingselementen wezenlijk vergemakkelljkt en de geplaatste elementen in hun po-sitie fixeert en de stabiliteit in dwarsrichting ve_r-hoogt.

In het bijzonder voor het begrenzen van grasoppervlak-ken zijn de begrenzingselementen geschikt, waarbij. tenminste Sdn van de zijvlakken gedeeltelijk schuin naar het grondvlak afloopt. Vaak is dit bij beide zijvlakken ^ het geval, zodat de dwarsdoorsnede van het begrenzings element de vorm heeft van een trapezium (afgeknotte driehoek).

Verdere kenmerken van het begrenzingselement overeenkomstig de uitvinding volgen uit de volgconclusies 6 20 tot 10.

De aan de uitvinding ten gronidslag liggende gedachte wordt in de hieronderstaande beschrijving aan de hand van verschillende uitvoeringsv'ormen, die op de teke-ningen zijn aangegeven, nader toegelicht.

2^ Figuur la en l*5 tonen de verschillende uitvoeringsvor- men van het begrenzingselement overeenkomstig de uitvinding;

Figuur 2a en tonen uitvoeringsvormen van het begrenzingselement overeenkomstig de uitvinding, waarbij het ./4 8203303 ♦ % -4- onderste gedeelte van de doorsnede rechthoekig en het bovenste gedeelte kamvormig is uitgevoerd; a b

Figuur 3 en 3 tonen uitvoeringsvormen, die verschil-lende holle ruimten of naar binnen gekeerde welvingen 5 bezitten;

Figuur 4a tot 4^ tonen uitvoeringsvormen met een afdek-deel;

Figuur 5 toont een sleuf in de -grond met een daarin ge-plaatst ibegrenzingselement overeenkomstig de uitvinding.

10 In figuur la wordt de basisversie van het begrenzings- element overeenkomstig de uitvinding weergegaven. Het gaat om een langgerekt voorwerp, dat als blok of als band kan zijn uitgevoerd, met een doorsnede, die de vorm heeft van een driehoek met een afgeknotte top. Het 15 bovenvlak 1 loopt evenwijdig aan het grondvlak 2 en is in beginsel kleiner dan het grondvlak 2. Bij het in figuur 1 getoonde begrenzingselement loopt vanuit het grondvlak 2 het ene zijvlak 6 verticaal en het andere zijvlak 5 onder een' hoek kleiner dan 90° naar het bo-20 venvlak 1. Het ene kopvlak 30 is voorzien van een ver ticaal van het grondvlak 2 naar het bovenvlak 1 lopen-de sponning 31, terwijl het er tegenover liggende kopvlak 32 van een met de 'sponning 31 corresponderende veer 33 is voorzien. Dit soort begrenzingselementen 25 kan direkt op de vaste ondergrond van bijvoorbeeld steen of iets dergelijks worden uitgelegd.

in figuur 2a wordt een uitvoeringsvorm van het begrenzingselement overeenkomstig de uitvinding getoond, waarbij het onderste gedeelte van de doorsnede recht- ./5 8203303 -5- hoekig is uitgevoerd. Het bovenste deel van de zijwand 5.6 loopt schuin naar het grondvlak 2. Het in figuur 2 getoonde begrenzingselement is gekenmerkt door schuin naar het grondvlak lopende zijvlakken 5,6, die in een ^ 5 bovenrug eindigen. Een variant op deze uitvoeringsvorm c wordt in figuur 2 ' getoond, waarbij de zijvlakken 5,6 Λ hoi zijn uitgevoerd. Bij het in figuur 2 getoonde in doorsnede trapeziumvormig begrenzingselement is in het bovenvlak 1 een zwaluwstaartvormige sponning 34 aan-10 gebracht, waarin zonodig houders voor afdekstrippen of dergelijke kunnen worden ingelaten. Het in figuur 2e getoonde begrenzingselement heeft een van het grondvlak 2 uitgaande smalle rechthoekige doorsnede, een daar-op aansluitende smalle trapeziumvormige doorsnede en 15 daarop weer aansluitend een hoge als rug uitgevderde doorsnede. In figuur 2f wordt een uitvoeringsvorm getoond van het begrenzingselement, waarbij zowel hat grondvlak 2 als het bovenvlak 1 alsmede de zijvlakken 5.6 gewelfd zijn uitgevoerd. Hierbij is in het grond- 20 vlak 2 een gewelfde doorgaande goot 3 ingelaten. Het in figuur 2^ getoonde begrenzingselement bezit wederom een plat grondvlak 2 en een plat bovenvlak 1, waarbij van het grondvlak 2 uitgaande een smalle trapeziumvormige doorsnede is gemaakt, van waaruit de zijvlakken 25 5 S-vormig en de zijvlakken 6 vraagtekenvormig naar het bovenvlak^verlopen'.

Het begrenzingselement volgens figuur 3a heeft in langs-richting1verschillende inwendige holle ruimten 7. De holhe le ruimten kunnen dienen voor het opnemen van verbin-30 dingselementen voor de bevestiging van de begrenzings- elementen aan elkaar, ook kunnen al naar gelang het ge-bruikte materiaal staven of dergelijke voor het wapen-en van de elementen worden aangebracht.

./6 8203303 * ’ \ -6-

Voorts kunnen de holle ruimten 7 als drainagemiddel voor de aangrenzende bodem worden gebruikt. Bij de uivoeringsvorm volgens 3 is in het grondvlak 2 een J doorgaande naar binnen gerichte welving is aangebracht.

5 Het in figuur 4 getoonde begrenzingselement is met uitzondering van het grondvlak door een afdekdeel 8 omgeven. Het afdekdeel 8 kan aan de bovenzijde van ver-schillende sparingen zijn voorzien, waarin bijvoorbeeld de in figuur 4 getoonde ’band 35 kan worden gezet, dat 10 als markering voor de meest verschillende doeleinden kan worden gebruikt. Een dergelijk begrenzingselement is bijzonder geschikt voor het gebruik op sportterrein-en en als begrenzing van speelterreinen van gras, in figuur 4 is een begrenzingselement getoond, dat met 15 een in langsrichting lopende uitsparing 9 is uitgerust om een afdekdeel 8 op te kunnen nemen. Genoemd afdekdeel is van een centrale rug 10 voorzien om deze in de geleider te kunnen opnemen. De grondplaat van het begrenzingselement is aan beide zijden van de uitsparing 20 9 van bevestigingsgaten voorzien. Het afdekdeel kan als band zijn uitgevoerd, dat voor de montage op de juiste lengte wordt afgesneden. De afdekking van het begrenzingselement bestaat zo uit een minimum aantal deleln, hetgeen voor de toepassing op sportterreinen 25 zeer gunstig is. Het bovenvlak van het afdekdeel is in langsrichting van een profilering 11 voorzien, welk het gevaar van uitglijden, in het bijzonder bij voch-tige bodem, verhindert.

Het in figuur 4 getoonde begrenzingselement dient voor 30 het begrenzen op sportcomplexen. Het bestaat uit een onderste deel, dat massief of hoi kan zijn eh een af- ./7 8203303 -7- dekdeel 8 van rubber of kunststof. Dit begrenzings— element kan oak geheel In rubber of kunststof zijn uitgevoerd. Het in figuur ..4e getoonde begrenzings-element laat een afdekking 8 zien, welke als kunst-5 grasdekstuk is uitgevoerd. Bij de uitvoeringsvorm volgens figuur is het afdekdeel 8 op een kunst-stofrol 19 gedrukt. Bij het begrenzingselement volgens figuur 4g is een centrale, cirkelfcoogvormig uitgevoerde geleider 17 opgenomen, voor het beves- tigen in langsrichting van een overeenkomstig ge- richte uitsparing 18 van het afdekdeel.

In figuur 5 wordt in doorsnedeeen in eern sleuf 20 opgenomen begrenzingselement getoond. Het bovenvlak 1 van het begrenzingselement is met de bovenkant ge-15 lijk met het maaiveld. Zowel de sleuf als ook het inbrengen van het begrenzingselement als het aanplem-pen ervan is relatief eenvoudig.

De begrenzingselementen kunnen al naar gelang de toepassing uit geverfde of ongeverfde, natuurlijke-_ 20 of kunsStPfachtige , fijn- tot grofkorrelige mate- rialen bestaan. Met de begrenzingselementen overeenkomstig de uitvinding kunnen aldus de gewenste vei-ligheid bij betreden, de onmogelijkheid van uit-glijden en elasticiteit overeenkomstig de aangren-25 zende vlakken bereikt worden, onverschillig of het om een gras-, kunstgras-, gravel- of een harde ten-nisbaan gaat. Het oppervlakte materiaal van het begrenzingselement kan ook zo gekozen worden, dat er geen beschadigingen door spikes optreden en de be-30 grenzingselementen aansluitend op de markeringsband ervan gelast zijn. De begrenzingselementen in de ./8 8203303 * -8- hiervoor beschreven vorm en de voor de hand liggende variaties daarvan zijn uiteraard voor alle sportcom-plexen toepasbaar, zowel in de vorm van blokken als in de vorm van banden.

i S 2 0 3 3 0 3 ./9

Claims (10)

1. Begrenzingselement om in het bijzonder buiten (in de open lucht), verschillende vlakken te begrenzen of te scheiden, met het kenmerk, dat in de dwarsdoorsnede 5 van het element gezien het bovenvlak (1) in het alge- meen smaller is dan de rest van de vlakken in de dwarsdoorsnede.

2. Begrenzingselement volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat in dwarsdoorsnede van het element gezien de zijde 10 van het grondvlak (2) in het algemeen langer is dan de zijde van het bovenvlak (1).

3. Begrenzingselement volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het element op het grondvlak (2) tenminste in langsrichting een uitsparing (3) heeft.

4. Begrenzingselement volgens een van de conclusies 1 tot 3, met het kenmerk, dat het element tenminste seen spon-ning (4) heeft om het element te fixeren.

5. Begrenzingselement volgens een van de voorgaande con- . clusies, met het kenmerk, dat tenminste een der zijvlak- 20 ken (5,6) van het element voor een deel schuin naar het grondvlak afloopt.

6. Begrenzingselement volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat tenminste een der zijvlak-ken (5,6) van het element hoi is. 1 ./10 8203303

7. Begrenzingselement volgens een van de voorgaande con clusies, met het kenmerk, dat het element uit meerdere v -10- " deelelementen is samengesteld.

8. Begrenzingselement volgens een van de voorgaande con-clusies, met het kenmerk, dat het element een afdekdeel (8) heeft. 5'

9. Begrenzingselement volgens een van de voorgaande con- clusies, met het kenmerk, dat het element voorzieningen (16) ten behoeve van het draineren heeft. i

10. Begrenzingselement volgens een van de voorgaande con-clusies, met het kenmerk, dat het element van geverfde 10 of ongeverfde , natuurlijke of kunststofachtige, fijn- tot grofkorrelige materialen is gemaakt en gelijkmatig over de bovenzijde voorzien is van een uitgestoken, uitgesneden of uitgefreesde prismatische profilering. 8203303