NL2021214B1

NL2021214B1 - Klauwbekapbox

Info

Publication number: NL2021214B1
Application number: NL2021214A
Authority: NL
Inventors: Wilhelmus Antonius Wopereis Johannes
Original assignee: Wopa Constructiebedrijf B V
Priority date: 2018-06-29
Filing date: 2018-06-29
Publication date: 2020-01-07
Also published as: PL3586623T3; EP3586623B1; EP3586623A1; DK3586623T3

Abstract

Een klauwbekapbox voorzien een liftsysteem dat een onderstelframe verbindt met een boxframe voor het verticaal verplaatsen van het boxframe ten opzichte van het onderstelframe, zodanig dat een vloer van het boxframe in een inloopstand en in een hoger gelegen werkstand brengbaar is. Het liftsysteem omvat twee eerste lineaire actuatoren verticaal geplaats nabij de twee hoekpunten van een eerste van de korte zijden, en twee tweede lineaire actuatoren verticaal geplaatst nabij de twee hoekpunten van een tweede van de korte zijden. Een eerste uiteinde van elke eerste lineaire actuator is scharnierbaar verbonden met het onderstelframe en een tweede uiteinde van elke eerste lineaire actuator is verbonden met het boxframe.Een eerste uiteinde van elke tweede lineaire actuator is horizontaal verschuifbaar verbonden met het onderstelframe en een tweede uiteinde van elke tweede lineaire actuator is verbonden met het boxframe.

Description

VELD

De uitvinding heeft betrekking op een klauwbekapbox voor het behandelen van een poot van een hoefdier, in het bijzonder een rund.

ACHTERGROND

Klauwbekapboxen voor het behandelen van hoefdieren zoals runderen, zijn bekend uit bijvoorbeeld EP 2.656.730. Deze box is voorzien van een frame dat een dier-opstelruimte begrenst. De dier-opstelruimte is aan een achterzijde voorzien van een ingangsopening, waardoor een te behandelen dier in de dier-opstelruimte wordt geleid. De dier-opstelruimte vormt een doorgangsopening die aan de voorzijde is voorzien van een uitgangsopening om het dier na behandeling uit de dier-opstelruimte te brengen. De klauwbekapbox is verrijdbaar zodat deze verplaats kan worden, wanneer deze niet in gebruik is. De klauwbekapbox is daarmee op elke vlakke ondergrond te gebruiken.

Om het voor de te behandelen hoefdieren, in het bijzonder runderen, zo gemakkelijk mogelijk te maken de dier-opstelruimte te betreden of te verlaten, is de bodem van de dier-opstelruimte bij voorkeur zo dicht mogelijk bij de ondergrond. Op deze manier hoeft het dier een zo laag mogelijke drempel op of af te stappen. Voor de gebruiker van de klauwbekapbox, oftewel de behandelaar van de hoefdieren, is het daarentegen wenselijk de bodem met daarop het te behandelen hoefdier op enige afstand van de ondergrond te hebben, zodat hij of zij beter bij de te behandelen klauwen kan. Om dit verschil in hoogte te overbruggen is het uit EP 2.522.220 reeds bekend de klauwbekapbox, met daarin het te behandelen hoefdier, door middel van een liftsysteem van een inloopstand naar een werkstand op werkhoogte te brengen.

SAMENVATTING

Teneinde het gewicht van de klauwbekapbox met daarin het hoefdier te kunnen dragen moet een liftsysteem voor het verticaal verplaatsen daarvan robuust worden uitgevoerd. Daartoe verschaft de uitvinding een klauwbekapbox volgens conclusie 1. Meer in het bijzonder verschaft de uitvinding een klauwbekapbox voor het behandelen een poot van een hoefdier, in het bijzonder een rund. De klauwbekapbox is voorzien van een boxframe voorzien van vier staanders die zich in verticale richting uitstrekken vanaf vier hoekpunten van een rechthoek met twee lange zijden en twee korte zijden. Het boxframe begrenst een dier-opstelruimte. Het boxframe heeft bij één van de korte zijden een ingangsopening en heeft bij een andere van de korte zijden een uitgangsopening. De klauwbekapbox is verder voorzien van een vloer die met het boxframe is verbonden, een verrijdbaar onderstelframe, en een liftsysteem dat het onderstelframe verbindt met het boxframe. Het liftsysteem is geconfigureerd voor het verticaal verplaatsen van het boxframe met de vloer ten opzichte van het onderstelframe, zodanig dat de vloer in een inloopstand en in een hoger gelegen werkstand brengbaar is. Het liftsysteem omvat twee eerste lineaire actuatoren verticaal geplaats nabij de twee hoekpunten van een eerste van de korte zijden, en twee tweede lineaire actuatoren verticaal geplaatst nabij de twee hoekpunten van een tweede van de korte zijden. Een eerste uiteinde van elke eerste lineaire actuator is verbonden met het onderstelframe en een tweede uiteinde van elke eerste lineaire actuator is verbonden met het boxframe. Eén van deze verbindingen van elke eerste lineaire actuator is een scharnierbare verbinding. Een eerste uiteinde van elke tweede lineaire actuator is verbonden met het onderstelframe en een tweede uiteinde van elke tweede lineaire actuator is verbonden met het boxframe. Eén van deze verbindingen van elke tweede lineaire actuator is een scharnierbare en in hoofdzaak horizontaal verschuifbare verbinding.

De lineaire actuatoren zorgen voor de verticale verplaatsing van het boxframe ten opzichte van het onderstelframe en daarmee tevens ten opzichte van de ondergrond. Door het strategisch plaatsen van de diverse lineaire actuatoren kan een stabiel en robuust liftsysteem worden gemaakt. Het gewicht van het boxframe met hoefdier wordt over de lineaire actuatoren verdeeld zodat er uitsluitend verticale krachten op de lineaire actuatoren werken. Een liftsysteem met vier lineaire actuatoren op de hoekpunten verschaft de gewenste stabiliteit met zo min mogelijk lineaire actuatoren. Een liftsysteem met minder dan vier lineaire actuatoren is minder stabiel. Meer dan vier lineaire actuatoren is voor de stabiliteit niet nodigen vanwege de kosten van een lineaire actuator ook niet wenselijk. Het voordeel van het gebruik van scharnierbare en verschuifbare verbindingen van de eerste en tweede lineaire actuatoren aan het boxframe en/of onderstelframe is, dat er een vrijheidsgraad in de beweging van de lineaire actuatoren wordt ingebouwd. Zowel een scharnierhartlijn van de scharnierbare verbinding, als een bewegingsrichting van de verschuifbare verbinding zijn bij voorkeur horizontaal. De ingebouwde vrijheidsgraden staan dan loodrecht op de normale werkingsrichting van de lineaire actuatoren. Als alle lineaire actuatoren naar behoren werken dan hebben deze vrijheidsgraden geen effect. Ze hebben wel een effect als één van de lineaire actuatoren uitvalt. Aangezien elke constructie aan slijtage onderhevig is, houdt een goede, robuuste constructie rekening met een dergelijke uitval van een lineaire actuator. Mocht één van de lineaire actuatoren uitvallen, dan wordt het te dragen gewicht van die lineaire actuator verdeeld over de overgebleven lineaire actuatoren. Daarnaast zal het boxframe de neiging hebben over te hellen naar de kant van de weggevallen lineaire actuator. Dit zorgt ervoor dat er naast een grotere verticale kracht ook een horizontale kracht op de overgebleven lineaire actuatoren gaat werken. Voor een lineaire actuator die is ontworpen om verticale lasten te dragen is een horizontale krachtcomponent slecht voor de levensduur. Er is een gerede kans tot vervorming van de lineaire actuatoren, waardoor deze minder goed werken, of helemaal niet meer werken en vervangen moeten worden. Dit brengt de nodige kosten met zich mee. Door het inbouwen van vrijheidsgraden worden de horizontale krachtencomponenten opgevangen doordat de lineaire actuator kan meebewegen in die richting. De vervorming zal dan minder zijn of er zal geen vervorming optreden.

Nadere uitwerkingen van de uitvinding zijn beschreven in de volgconclusies en zullen hierna aan de hand van voorbeelden, onder verwijzing naar de figuren, nader worden verduidelijkt.

KORTE FIGUURBESCHRIJVING

Figuur 1 toont een perspectivisch achter/zijaanzicht van een voorbeeld van een klauwbekapbox in een lage stand, hierna inloopstand;

Figuur 2 toont het voorbeeld van Figuur 1 in een hoger gelegen werkstand, onder weglating van de rupsbanden;

Figuur 3 toon perspectivisch voor/zijaanzicht van het voorbeeld van Figuur 1 en 2, onder weglating van de rupsbanden;

Figuur 4 toont een perspectivisch aanzicht van detail IV in

Figuur 2;

Figuur 5 toont een perspectivisch aanzicht van detail V in

Figuur 2;

Figuur 6 toont een perspectivisch aanzicht van detail VI in Figuur 3.

GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING

In de volgende gedetailleerde beschrijving wordt met behulp van verwijzingscijfers verwezen naar het voorbeeld dat is weergegeven in de figuren. De uitvoeringsvormen die in de gedetailleerde beschrijving worden beschreven zijn echter niet beperkt tot het voorbeeld dat is getoond in de figuren maar kunnen ook op andere wijze zijn uitgevoerd dan getoond in het voorbeeld. De in de gedetailleerde beschrijving beschreven uitvoeringsvormen dienen derhalve ook zonder de verwijzingscijfers te worden gelezen en begrepen. De diverse, hierna te beschrijven uitvoeringsvormen kunnen in combinatie met elkaar of onafhankelijk van elkaar worden toegepast.

In meest algemene zin verschaft de uitvinding een klauwbekapbox 10 voor het behandelen een poot van een hoefdier, in het bijzonder een rund. De klauwbekapbox 10 is voorzien van een boxframe 12 voorzien van vier staanders 14 die zich in verticale richting uitstrekken vanaf vier hoekpunten 16 van een rechthoek met twee lange zijden 18 en twee korte zijden 20, 21. Het boxframe 12 begrenst een dier-opstelruimte 22. Het boxframe 12 heeft bij één van de korte zijden 20, 21 een ingangsopening 24 en heeft bij een andere van de korte zijden een uitgangsopening 26 heeft. De klauwbekapbox is verder voorzien van een vloer 28 die met het boxframe 12 is verbonden, een verrijdbaar onderstelframe 30, en een liftsysteem dat het onderstelframe 30 verbindt met het boxframe 12. Het liftsysteem is geconfigureerd voor het verticaal verplaatsen van het boxframe 12 met de vloer 28 ten opzichte van het onderstelframe 30, zodanig dat de vloer 28 in een inloopstand en in een hoger gelegen werkstand brengbaar is. Het liftsysteem omvat twee eerste lineaire actuatoren 32 verticaal geplaatst nabij de twee hoekpunten 16 van een eerste van de korte zijden 20, 21 en twee tweede lineaire actuatoren 38 verticaal geplaats nabij de twee hoekpunten 16 van een tweede van de korte zijden 20, 21. Een eerste uiteinde 34 van elke eerste lineaire actuator 32 is verbonden met het onderstelframe 30 en een tweede uiteinde 36 van elke eerste lineaire actuator 32 is verbonden met het boxframe 12. Eén van deze verbindingen van elke eerste lineaire actuator 32 is een scharnierbare verbinding. Een eerste uiteinde 40 van elke tweede lineaire actuator 38 is verbonden met het onderstelframe 30 en een tweede uiteinde 42 van elke tweede lineaire actuator 38 is verbonden met het boxframe 12. Eén van deze verbindingen van elke tweede lineaire actuator 38 is een scharnierbare en in hoofdzaak horizontaal verschuifbare verbinding.

De effecten en voordelen van de klauwbekapbox 10 zijn beschreven in de samenvatting en deze effecten en voordelen worden hier ingevoegd door middel van verwijzing.

In het voorbeeld in de tekeningen zijn de eerste uiteinden 34, 40 van de eerste en de tweede lineaire actuatoren 32, 38 scharnierbaar, verbonden met het onderstelframe 30. De eerste uiteinden 40 van de tweede lineaire actuatoren 38 zijn bovendien verschuifbaar verbonden met het onderstelframe 30. De tweede uiteinden 36, 42 van de lineaire actuatoren 32, 38 zijn vast met de staanders 14 van het boxframe 12 verbonden. In Figuur 4 is de verbinding van het tweede uiteinde 36 van één van de twee eerste lineaire actuatoren 32 met een staander 14 van het boxframe 12 in detail te zien. Een overeenkomstige verbinding is er tussen het tweede uiteinde 36 van een andere van de twee eerste lineaire actuatoren 32 met een staander 14 van het boxframe 12 en tussen de tweede uiteinden 42 van elk van de tweede lineaire actuatoren 38 en staanders 14 van het boxframe

12.

Bij een verrijdbare klauwbekapbox 10 met een rechthoekig profiel kan een rijrichting evenwijdig aan de lange zijden 18 zijn. Dit heeft als voordeel dat een breedte van de klauwbekapbox 10, loodrecht op de rijrichting, het meest compact is en de klauwbekapbox 10 aldus beter door smalle openingen past.

In een uitvoeringsvorm van de uitvinding kan elke scharnierbare verbinding scharnierbaar zijn rond een scharnierhartlijn die evenwijdig is aan de twee korte zijden 20, 21. De scharnierbare en in hoofdzaak horizontaal verschuifbare verbindingen zijn bij voorkeur verschuifbaar in een richting hoofdzakelijk evenwijdig aan de twee lange zijden 18.

De verschuifbare verbinding kan bijvoorbeeld een in een geleiding 52 verschuifbaar opgenomen glijblok 54 omvatten, hetgeen duidelijk is getoond in figuur 5. In het getoonde voorbeeld in figuur 5 is de verschuifbare verbinding tevens scharnierbaar rond een scharnierhartlijn die evenwijdig is aan de twee korte zijden 20.

De scharnierhartlijnen van de eerste en de tweede lineaire actuatoren 32, 38 staan loodrecht op de werkingsrichting van de eerste en de tweede lineaire actuatoren 32. Als de scharnierhartlijnen van de eerste en de tweede lineaire actuatoren 32, 38evenwijdig aan de korte zijden 20, 21 zijn, dan kunnen de twee eerste lineaire actuatoren 32 naar de twee tweede lineaire actuatoren 38 toe of daarvan af scharnieren. Ook kunnen de twee tweede lineaire actuatoren 38 naar de twee eerste lineaire actuatoren 32 toe of daarvan af scharnieren. Als de bewegingsrichting van de in hoofdzaak horizontaal verschuifbare verbinding evenwijdig is aan de lange zijden 18, dan kunnen de twee tweede lineaire actuatoren 38 naar de twee eerste lineaire actuatoren 32 toe schuiven of daarvan weg schuiven. Deze bewegingsrichtingen komen overeen met de richting van de horizontale krachtcomponent die op een lineaire actuator 32, 38 wordt uitgeoefend na uitval van een andere lineaire actuator 32, 38. Op deze wijze wordt deze horizontale krachtcomponent opgevangen.

In een uitvoeringsvorm van de uitvinding kunnen de twee eerste lineaire actuatoren 32 zijn geplaatst nabij de hoekpunten 16 van een eerste korte zijde 20. Het boxframe 12 kan de uitgangsopening 26 bij de eerste korte zijde 20 hebben. De twee tweede lineaire actuatoren 38 kunnen zijn geplaatst nabij de hoekpunten 16 van een tweede korte zijde 21. Het boxframe 12 kan de ingangsopening 24 bij de tweede korte zijde 21 hebben.

Uit reeds bekende klauwbekapboxen 10 met een verticaal liftsysteem blijkt dat lineaire actuatoren 32, 38 nabij de ingangsopening 24 vaker uitvallen dan lineaire actuatoren 32, 38 nabij de uitgangsopening 26. Omdat bij een verwachte relatief lagere uitval nabij de uitgangsopening 26, de lineaire actuatoren 32 nabij deze uitgangsopening 26 zich verder weg van de uitgevallen lineaire actuator 38 zullen bevinden, heeft het de voorkeur de twee eerste lineaire actuatoren 32 nabij dezelfde eerste korte zijde 20 te plaatsen als de uitgangsopening 26. Omdat bij een verwachte relatief hogere uitval van lineaire actuatoren 38 nabij de ingangsopening 24, de lineaire actuatoren 38 nabij deze ingangsopening 24 zich dichter de uitgevallen lineaire actuator 32, 38 zullen bevinden, heeft het de voorkeur de twee tweede lineaire actuatoren 38 nabij dezelfde tweede korte zijde 21 te plaatsen als de ingangsopening 24. Uiteraard is het ook mogelijk de twee eerste lineaire actuatoren 32 te plaatsen nabij de hoekpunten 16 van de eerste korte zijde 21, waarbij het boxframe 12 de ingangsopening 24 heeft, en de twee tweede lineaire actuatoren 38 te plaatsten nabij de hoekpunten 16 van de tweede korte zijde 20 waarbij het boxframe 12 de uitgangsopening 26 heeft.

In een uitvoeringsvorm van de uitvinding kan het onderstelfraine 30 voorzien zijn een rupsonderstel 44. Het voordeel van het rupsonderstel 44, ten opzicht van conventionele wielen zonder rupsband, is dat het rupsonderstel 44 een stabiele basis verschaft wanneer de klauwbekapbox 10 stil staat. Het rupsonderstel 44 geeft een lagere bodemdruk ten opzicht van conventionele banden, omdat het gewicht over het gehele contactoppervlakte verdeelt wordt. Daarnaast verschaft het rupsonderstel 44 een grote wendbaarheid en is een draaiing van 360° mogelijk. Het rupsonderstel 44 kan bestaan uit twee rupsbalken met stalen of rubberen tracks (rupsen), met daartussen enkele dwarsbalken 45. Het onderstelframe 30 kan aan deze dwarsbalken 45 bevestigd worden. Het is mogelijk het boxframe 12 te voorzien van uitsparingen die bij de inloopstand passend over de dwarsbalken 45 van het rupsonderstel 44 vallen teneinde de klauwbekapbox 10 in de inloopstand een extra stabiliteit te geven en in een zo laag mogelijke stand te kunnen brengen. In plaats van het rupsonderstel is het ook mogelijk het onderstelframe 30 te voorzien van conventionele wielen, bijvoorbeeld wielen met luchtbanden.

In een uitvoeringsvorm van de uitvinding kan het rupsonderstel 44 zich in hoofdzaak over een gehele lengte van het boxframe 12 en/of het onderstelframe 30 uitstrekken. Een van de voordelen van het gebruik van een rupsonderstel 44 is dat het een stabiele basis verschaft wanneer de klauwbekapbox 10 stil staat. Hoe groter de lengte van het rupsonderstel 44 hoe stabieler deze basis zal zijn. Een lengte van het rupsonderstel 44 dat groter is dan de lengte van het boxframe 12 en/of het onderstelframe 30, zorgt voor een verminderde wenbaarheid/manoeuvreerbaarheid van de klauwbekapbox 10 en is derhalve niet wenselijk.

In een uitvoeringsvorm van de uitvinding kan elke lineaire actuator 32, 38 een hydraulisch zuiger/cilinder-samenstel omvatten. Een hydraulisch zuiger/cilinder-samenstel is effectieve manier om een lineaire kracht uit te oefenen die voldoende groot is om het te dragen gewicht te kunnen dragen.

In een uitvoeringsvorm, waarvan een voorbeeld is getoond in de figuren, kan het eerste uiteinde 34 van elke eerste lineaire actuator 32 dat is verbonden met het onderstelframe 30 de scharnierbare verbinding zijn.

In een uitvoeringsvorm, waarvan een voorbeeld is getoond in de figuren, kan het eerste uiteinde 40 van elke tweede lineaire actuator 38 dat is verbonden met het onderstelframe 30 de scharnierbare en verschuifbare verbinding zijn.

In een uitvoeringsvorm, waarvan een voorbeeld is getoond in de figuren, kan het tweede uiteinde 36 van elke eerste lineaire actuator 32 vast zijn verbonden met het boxframe 12. Daarbij kan het tweede uiteinde 42 van elke tweede lineaire actuator 38 vast zijn verbonden met het boxframe 12.

In praktijktests is gebleken dat een dergelijke uitvoeringsvorm robuust is en zelfs bij het uitvallen van één van de lineaire actuatoren 32, 38 niet beschadigd terwijl de scharnierbare en verschuifbare verbindingen zich op een positie bevinden die geinakkelijke toegankelijk zijn en daarmee eenvoudig zijn te onderhouden.

De uitvinding is niet beperkt tot het in de figuren getoonde voorbeeld. De hierboven beschreven uitvoeringsvormen kunnen, zoals reeds aangegeven ook anders zijn uitgevoerd dan getoond in het voorbeeld van de figuren. De beschermingsomvang wordt bepaald door de hierna volgende conclusies waarin de verwijzingscijfers geen beperkende werking hebben.

LEGENDA

- klauwbekapbox

- boxframe

- staanders

- hoekpunt

- lange zijde

- eerste korte zijde

- tweede korte zijde

- dier-opstelruimte

- ingangsopening

- uitgangsopening

- vloer

- onderstelframe

- eerste lineaire actuator

- eerste uiteinde (van een eerste lineaire actuator)

- tweede uiteinde (ven een eerste lineaire actuator)

- tweede lineaire actuatoren

- eerste uiteinde (van een tweede lineaire actuator)

- tweede uiteinde (ven een tweede lineaire actuator)

- rupsonderstel

- dwarsbalk

- dwarsstang

- deur

- kopdoorgang

Claims

CONCLUSIES

1. Een klauwbekapbox (10) voor het behandelen een poot van een hoefdier, in het bijzonder een rund, waarbij de klauwbekapbox (10) is voorzien van:

• een boxframe (12) voorzien van vier staanders (14) die zich in verticale richting uitstrekken vanaf vier hoekpunten (16) van een rechthoek met twee lange zijden (18) en twee korte zijden (20, 21), waarbij het boxframe (12) een dier-opstelruimte (22) begrenst, waarbij het boxframe (12) bij één van de korte zijden (20, 21) een ingangsopening (24) heeft en bij een andere van de korte zijden (20, 21) een uitgangsopening (26) heeft;

• een vloer (28) die met het boxframe (12) is verbonden;

• een verrijdbaar onderstelframe (30); en • een liftsysteem dat het onderstelframe (30) verbindt met het boxframe (12) en dat is geconfigureerd voor het verticaal verplaatsen van het boxframe (12) met de vloer (28) ten opzichte van het onderstelframe (30), zodanig dat de vloer (28) in een inloopstand en in een hoger gelegen werkstand brengbaar is, waarbij het liftsysteem omvat:

o twee eerste lineaire actuatoren (32) verticaal geplaatst nabij de twee hoekpunten (16) van een eerste van de korte zijden (20, 21), waarbij een eerste uiteinde (34) van elke eerste lineaire actuator (32) is verbonden met het onderstelframe (30) en waarbij een tweede uiteinde (36) van elke eerste lineaire actuator (32) is verbonden met het boxframe (12), waarbij van elke eerste lineaire actuator (32) één van deze verbindingen een scharnierbare verbinding is, en o twee tweede lineaire actuatoren (38) verticaal geplaatst nabij de twee hoekpunten (16) van een tweede van de korte zijden (20, 21), waarbij een eerste uiteinde (40) van elke tweede lineaire actuator (38) is verbonden met het onderstelframe (30) en waarbij een tweede uiteinde (42) van elke tweede lineaire actuator (38) is verbonden met het boxframe (12), waarbij van elke tweede lineaire actuator (38) één van deze verbindingen een scharnierbare en in hoofdzaak horizontaal verschuifbare verbinding is.
2. De klauwbekapbox volgens conclusie 1, waarbij elke scharnierbare verbinding scharnierbaar is rond een scharnierhartlijn die evenwijdig is aan de twee korte zijden (20, 21).
3. De klauwbekapbox volgens conclusies 1 of 2, waarbij de scharnierbare en in hoofdzaak horizontaal verschuifbare verbinding verschuifbaar is in een richting hoofdzakelijk evenwijdig aan de twee lange zijden (18).
4. De klauwbekapbox volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de twee eerste lineaire actuatoren (32) zijn geplaatst nabij de hoekpunten (16) van een eerste korte zijde (20), waarbij het boxframe (12) de uitgangsopening (26) heeft bij de eerste korte zijde (20), en waarbij de twee tweede lineaire actuatoren (38) zijn geplaatst nabij de hoekpunten (16) van een tweede korte zijde (21), waarbij het boxframe (12) de ingangsopening (24) heeft bij de tweede korte zijde (21).
5. De klauwbekapbox volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het onderstelframe (30) is voorzien een rupsonderstel (44).
6. De klauwbekapbox volgens conclusie 5, waarbij het rupsonclerstel (44) zich in hoofdzaak uitstrekt over een gehele lengte van het boxframe (12) en/of het onderstelframe (30).
7. De klauwbekapbox volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij elke lineaire actuator (32, 38) een hydraulisch zuiger/cilindersamenstel omvat.
8. De klauwbekapbox volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de ingangsopening (24) afsluitbaar is met een dwarsstang (46) die omhoog en omlaag verstelbaar is verbonden met het boxframe (12).
9. De klauwbekapbox volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de uitgangsopening (26) afsluitbaar is met twee verplaatsbare deuren (48).
10. De klauwbekapbox volgens conclusie 8, waarbij de twee deuren (48) zijn voorzien van een kop doorgang (50) voor het doorlaten van de kop en een gedeelte van een nek van het te behandelen dier dat zich in de dieropstelruimte (22) bevindt.
11. De klauwbekapbox volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de horizontaal verschuifbare verbinding van de tweede lineaire actuatoren (38) een in een geleiding (52) verschuifbaar opgenomen glijblok (54) omvat.
12. De klauwbekapbox volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het eerste uiteinde (34) van elke eerste lineaire actuator (32) dat is verbonden met het onderstelframe (30) de scharnierbare verbinding is.
13. De klauwbekapbox volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het eerste uiteinde (40) van elke tweede lineaire actuator (38) dat is verbonden met het onderstelframe (30) de scharnierbare en verschuifbare verbinding is.
14. De klauwbekapbox volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het tweede uiteinde (36) van elke eerste lineaire actuator (32) vast is verbonden met het boxframe (12), en waarbij het tweede uiteinde (42) van elke tweede lineaire actuator (38) vast is verbonden met het boxframe (12).