NL2020993B1 - Meetapparaat en werkwijze voor het meten van fysiologische gegevens van een zoogdier - Google Patents

Meetapparaat en werkwijze voor het meten van fysiologische gegevens van een zoogdier Download PDF

Info

Publication number
NL2020993B1
NL2020993B1 NL2020993A NL2020993A NL2020993B1 NL 2020993 B1 NL2020993 B1 NL 2020993B1 NL 2020993 A NL2020993 A NL 2020993A NL 2020993 A NL2020993 A NL 2020993A NL 2020993 B1 NL2020993 B1 NL 2020993B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
module
measuring device
pin
opening
measuring
Prior art date
Application number
NL2020993A
Other languages
English (en)
Inventor
Sabri Romero Muller Roxie
Original Assignee
N V Nederlandsche Apparatenfabriek Nedap
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by N V Nederlandsche Apparatenfabriek Nedap filed Critical N V Nederlandsche Apparatenfabriek Nedap
Priority to NL2020993A priority Critical patent/NL2020993B1/nl
Priority to EP19743017.6A priority patent/EP3801231B1/en
Priority to US17/058,859 priority patent/US20210219856A1/en
Priority to PCT/NL2019/050306 priority patent/WO2019231318A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2020993B1 publication Critical patent/NL2020993B1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61BDIAGNOSIS; SURGERY; IDENTIFICATION
    • A61B5/00Measuring for diagnostic purposes; Identification of persons
    • A61B5/02Detecting, measuring or recording pulse, heart rate, blood pressure or blood flow; Combined pulse/heart-rate/blood pressure determination; Evaluating a cardiovascular condition not otherwise provided for, e.g. using combinations of techniques provided for in this group with electrocardiography or electroauscultation; Heart catheters for measuring blood pressure
    • A61B5/024Detecting, measuring or recording pulse rate or heart rate
    • A61B5/02416Detecting, measuring or recording pulse rate or heart rate using photoplethysmograph signals, e.g. generated by infrared radiation
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61BDIAGNOSIS; SURGERY; IDENTIFICATION
    • A61B5/00Measuring for diagnostic purposes; Identification of persons
    • A61B5/68Arrangements of detecting, measuring or recording means, e.g. sensors, in relation to patient
    • A61B5/6801Arrangements of detecting, measuring or recording means, e.g. sensors, in relation to patient specially adapted to be attached to or worn on the body surface
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61BDIAGNOSIS; SURGERY; IDENTIFICATION
    • A61B2503/00Evaluating a particular growth phase or type of persons or animals
    • A61B2503/40Animals
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61BDIAGNOSIS; SURGERY; IDENTIFICATION
    • A61B5/00Measuring for diagnostic purposes; Identification of persons
    • A61B5/68Arrangements of detecting, measuring or recording means, e.g. sensors, in relation to patient
    • A61B5/6801Arrangements of detecting, measuring or recording means, e.g. sensors, in relation to patient specially adapted to be attached to or worn on the body surface
    • A61B5/6813Specially adapted to be attached to a specific body part
    • A61B5/6814Head
    • A61B5/6815Ear
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61BDIAGNOSIS; SURGERY; IDENTIFICATION
    • A61B5/00Measuring for diagnostic purposes; Identification of persons
    • A61B5/68Arrangements of detecting, measuring or recording means, e.g. sensors, in relation to patient
    • A61B5/6801Arrangements of detecting, measuring or recording means, e.g. sensors, in relation to patient specially adapted to be attached to or worn on the body surface
    • A61B5/683Means for maintaining contact with the body
    • A61B5/6838Clamps or clips

Landscapes

  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Cardiology (AREA)
  • Biomedical Technology (AREA)
  • Medical Informatics (AREA)
  • Biophysics (AREA)
  • Pathology (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Veterinary Medicine (AREA)
  • Heart & Thoracic Surgery (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Molecular Biology (AREA)
  • Surgery (AREA)
  • Animal Behavior & Ethology (AREA)
  • General Health & Medical Sciences (AREA)
  • Public Health (AREA)
  • Physiology (AREA)
  • Measurement Of The Respiration, Hearing Ability, Form, And Blood Characteristics Of Living Organisms (AREA)

Abstract

Meetapparaat voor het meten van fysiologische gegevens van een dier zoals een zoogdier voor het bepalen van ten minste één toestandsparameter van het dier, omvattende een eerste en tweede module (12,14) die zijn ingericht om, in gebruik door het dier te worden gedragen waarbij de eerste en tweede module voorts zijn ingericht om van uit een mechanisch van elkaar gescheiden toestand mechanisch met elkaar te worden verbonden waarbij in de verbonden toestand, in gebruik, tussen de eerste en tweede module zich een huiddeel van het dier bevindt, waarbij een van de modules een bron (122) omvat voor het uitzenden van elektromagnetische straling zoals licht (L) en waarbij een ander van de modules een sensorsysteem (142) omvat voor het meten van een parameter zoals intensiteit van een via dat huiddeel ontvangen fractie (Lm) van de uitgezonden straling (L) en voor het genereren van een meetsignaal (SL) dat indicatief is voor de gemeten parameter, waarbij het meetapparaat dusdanig is ingericht dat, in gebruik, de eerste en tweede module mogelijk slechts stabiel met elkaar kunnen zijn verbonden of worden verbonden wanneer deze ten minste één vooraf bepaalde onderlinge oriëntatie hebben of wanneer deze ten minste één onderlinge oriëntatie hebben die binnen een vooraf bepaalde range van onderlinge oriëntaties valt.

Description

Θ 2020993 ©B1 OCTROOI (2?) Aanvraagnummer: 2020993 (51) Int. Cl.:
A61B 5/00 (2018.01) A61B 5/024 (2018.01) (22) Aanvraag ingediend: 28 mei 2018 (30) Voorrang:
(T?) Aanvraag ingeschreven:
december 2019 (43) Aanvraag gepubliceerd:
(47) Octrooi verleend:
december 2019 (45) Octrooischrift uitgegeven:
december 2019 (73) Octrooihouder(s):
N.V. Nederlandsche Apparatenfabriek NEDAP te Groenlo (72) Uitvinder(s):
Roxie Sabri Romero Muller te Groenlo (74) Gemachtigde:
ir. H.A. Witmans c.s. te Den Haag
54) Meetapparaat en werkwijze voor het meten van fysiologische gegevens van een zoogdier
57) Meetapparaat voor het meten van fysiologische gegevens van een dier zoals een zoogdier voor het bepalen van ten minste één toestandsparameter van het dier, omvattende een eerste en tweede module (12,14) die zijn ingericht om, in gebruik door het dier te worden gedragen waarbij de eerste en tweede module voorts zijn ingericht om van uit een mechanisch van elkaar gescheiden toestand mechanisch met elkaar te worden verbonden waarbij in de verbonden toestand, in gebruik, tussen de eerste en tweede module zich een huiddeel van het dier bevindt, waarbij een van de modules een bron (122) omvat voor het uitzenden van elektromagnetische straling zoals licht (L) en waarbij een ander van de modules een sensorsysteem (142) omvat voor het meten van een parameter zoals intensiteit van een via dat huiddeel ontvangen fractie (Lm) van de uitgezonden straling (L) en voor het genereren van een meetsignaal (SL) dat indicatief is voor de gemeten parameter, waarbij het meetapparaat dusdanig is ingericht dat, in gebruik, de eerste en tweede module mogelijk slechts stabiel met elkaar kunnen zijn verbonden of worden verbonden wanneer deze ten minste één vooraf bepaalde onderlinge oriëntatie hebben of wanneer deze ten minste één onderlinge oriëntatie hebben die binnen een vooraf bepaalde range van onderlinge oriëntaties valt.
NL B1 2020993
Dit octrooi is verleend ongeacht het bijgevoegde resultaat van het onderzoek naar de stand van de techniek en schriftelijke opinie. Het octrooischrift wijkt af van de oorspronkelijk ingediende stukken. Alle ingediende stukken kunnen bij Octrooicentrum Nederland worden ingezien.
P116992NL00
Titel: Meetapparaat en werkwijze voor het meten van fysiologische gegevens van een zoogdier
De uitvinding heeft betrekking op een meetapparaat voor het meten van fysiologische gegevens van een dier zoals een zoogdier voor het bepalen van ten minste één toestandsparameter van het dier, omvattende een eerste en tweede module (12,14) die zijn ingericht om, in gebruik door het dier te worden gedragen waarbij de eerste en tweede module voorts zijn ingericht om vanuit een mechanisch van elkaar gescheiden toestand mechanisch met elkaar te worden verbonden waarbij in de verbonden toestand, in gebruik, tussen de eerste en tweede module zich een huiddeel van het dier bevindt, waarbij een van de modules een bron (122) omvat voor het uitzenden van elektromagnetische straling zoals licht (L) en waarbij een ander van de modules een sensorsysteem (142) omvat voor het meten van een parameter zoals intensiteit van een via dat huiddeel ontvangen fractie (Lm) van de uitgezonden straling (L) en voor het genereren van een meetsignaal (Sl) dat indicatief is voor de gemeten parameter.
Een dergelijk apparaat is bekend uit NL2015582.
Een probleem bij een dergelijk apparaat is dat, in gebruik, de bron van een van de modules niet altijd optimaal is gepositioneerd ten opzichte van het sensorsysteem van de andere module. De eerste en tweede module worden volgens de stand van de techniek aan elkaar bevestigd middels een pen/gat verbinding waarbij, nadat de eerste en tweede module met elkaar zijn verbonden, de eerste en tweede module ten opzichte van elkaar kunnen worden geroteerd rondom een axiale as van de pen. Ook al worden de eerste en tweede module dusdanig aan elkaar bevestigd dat de bron ongeveer tegenover het sensor systeem ligt kan het nog steeds gebeuren dat, in gebruik, de eerste en tweede module ten opzichte van elkaar roteren, bijvoorbeeld doordat iemand een van de delen per ongeluk aanraakt of dat tijdens het aan elkaar bevestigen van de eerste en tweede module de eerste en tweede module onopgemerkt toch nog ten opzichte van elkaar worden geroteerd.
De uitvinding beoogt een oplossing te verschaffen voor het genoemde probleem. Het meetapparaat volgens de uitvinding is hiertoe gekenmerkt in dat, het meetapparaat dusdanig is ingericht dat, in gebruik, de eerste en tweede module mogelijk slechts (stabiel) met elkaar kunnen zijn verbonden of worden verbonden wanneer deze ten minste één vooraf bepaalde onderlinge oriëntatie hebben of wanneer deze ten minste één onderlinge oriëntatie hebben die binnen een vooraf bepaalde range van onderlinge oriëntaties valt.
Doordat er tenminste een onderlinge oriëntatie is waarbij de eerste en tweede module met elkaar kunnen worden verbonden, is het slechts nodig om tijdens het verbinden de juiste oriëntatie te kiezen waarbij de eerste en tweede module met elkaar kunnen worden verbonden waarbij in verbonden toestand het sensorsysteem en de bron tegenover elkaar liggen. Zijn de eerste en tweede module eenmaal op correcte wijze met elkaar verbonden, dan blijft de positie van het sensorsysteem ten opzichte van de bron, althans nagenoeg, ongewijzigd gehandhaafd.
In het bijzonder geldt dat de eerste en tweede module mogelijk slechts (stabiel) met elkaar kunnen zijn verbonden of worden verbonden wanneer deze één vooraf bepaalde onderlinge oriëntatie hebben of wanneer deze één onderlinge oriëntatie hebben die binnen een vooraf bepaalde range van onderlinge oriëntaties valt. Op deze wijze kunnen ook bij het mechanisch met elkaar verbinden van de eerste module met de tweede module geen fouten meer worden gemaakt en zal altijd zijn gewaarborgd dat de bron tegenover het sensorsysteem ligt. De genoemde range van onderlinge oriëntaties kan een gevolg zijn van toleranties maar kan ook met opzet zijn aangebracht zodat het verbinden van de eerste module met de tweede module geen absolute precisie vereist. Het is slechts nodig dat de eerste en tweede module binnen een beperkte range de juiste oriëntatie ten opzichte van elkaar innemen om met elkaar te kunnen worden verbonden.
In het bijzonder geldt hierbij dat, de range is beperkt in een mogelijke beperkte draaiing rondom een as die althans nagenoeg loodrecht staat op een vlak dat zich, in gebruik, parallel uitstrekt aan zijden van de eerste en tweede module die naar elkaar toe zijn gericht.
Meer in het bijzonder geldt hierbij dat, de beperkte draaiing een maximale hoek A betreft waarbij A kleiner is dan 15 graden, bij voorkeur kleiner is dan 10 graden en meer bij voorkeur kleiner is dan 5 graden.
In het bijzonder geldt voorts dat, het meetapparaat dusdanig is ingericht dat indien de eerste en tweede module, in gebruik, aan elkaar zijn bevestigd dat de eerste en tweede module zich ten opzichte van elkaar kunnen bewegen volgens een mogelijke beperkte translatie langs een as die althans nagenoeg loodrecht staat op een vlak dat zich, in gebruik, parallel uitstrekt aan zijden van de eerste en tweede module die naar elkaar toe zijn gericht. Hiermee wordt gewaarborgd dat ook bij variërende diktes van het huiddeel de eerste en tweede module comfortabel bij het dier kunnen worden bevestigd.
Volgens een praktische uitvoeringsvorm geldt dat, de tweede module is voorzien van een doorvoeropening en de eerste module is voorzien van een uitstekende pen, waarbij in gebruik, de pen zich uitstrekt door de opening.
Hierbij geldt in het bijzonder dat, een binnen oppervlak van de opening en een buitenoppervlak van de pen een dusdanige vorm hebben dat wanneer een axiale as van de pen en een axiale as van de opening samenvallen de pen slechts binnen ten minste één beperkte continue range van rotatiehoeken rondom zijn axiale as en ten opzichte van de opening in de opening kan zijn of worden gestoken.
Volgens een praktische uitvoeringsvorm hiervan geldt dat, het buitenoppervlak is voorzien van ten minste één groef die zich in een lengte richting van de pen uitstrekt waarbij het binnenoppervlak is voorzien van ten minste één richel die zich, in gebruik, in de groef uitstrekt en/of dat het binnen oppervlak is voorzien van ten minste één groef die zich in een lengte richting van de opening uitstrekt waarbij het buitenoppervlak is voorzien van ten minste één richel die zich in de lengte richting van de pen uitstrekt en die zich, in gebruik, in de groef uitstrekt.
Voor de hier voorgaande uitvoeringsvoorbeelden geldt dat, wanneer de eerste en tweede module met elkaar zijn verbonden volgens de ene mogelijkheid of één van de mogelijkheden, het sensorsysteem en de bron althans nagenoeg tegenover elkaar liggen, dusdanig dat straling van de bron naar het sensorsysteem (142) is gericht. Zoals gezegd, geldt bij voorkeur dat de eerste en tweede module slechts volgens een mogelijkheid met elkaar kunnen worden verbonden zodat ook tijdens het verbinden zelf, dat wil zeggen bij het aanbrengen bij het dier geen fouten kunnen worden gemaakt en het sensorsysteem en de bron altijd, althans nagenoeg, tegenover elkaar liggen wanneer de eerste en tweede module met elkaar zijn verbonden. Ongeveer juist ten opzichte van elkaar kan een gevolg zijn van toleranties waarmee de eerste en tweede module kunnen worden vervaardigd maar ook een opzettelijk gevolg van het ontwerp van het meetapparaat. In dit laatste geval wordt hiermee bewerkstelligd dat, in gebruik, bij het bevestigen aan het dier het slechts noodzakelijk is dat de eerste en tweede module ongeveer op de juiste wijze ten opzichte van elkaar worden gepositioneerd bij het aanbrengen bij het dier waarbij geen absolute oneindige precisie noodzakelijk is.
In het bijzonder is het meetapparaat bedoeld om met een relatief lange gebruiksduur het meten van fysiologische gegevens, zoals de hartslag van het dier mogelijk te maken.
Ter verwezenlijking van hiervan voorziet het meetapparaat in het bijzonder in de mogelijkheid voor het meten van fysiologische gegevens van een zoogdier voor het bepalen van ten minste één toestandsparameter van het dier. Het meetapparaat omvat daarom een door het zoogdier te dragen meetapparaat met een onderling aan weerszijden tegenover een huiddeel van het zoogdier op te stellen eerste module en tweede module. De eerste module omvat de bron voor het opwekken van de straling. De tweede module omvat de sensoreenheid voor het meten van een intensiteit van een via dat huiddeel ontvangen fractie van de straling en het afgeven van een meetsignaal dat indicatief is voor de gemeten waarde van de straling. Het meetapparaat is bij voorkeur ingericht voor het pulsgewijs activeren van de bron, waarbij het meetsignaal indicatief is voor de waarde van de tijdens het pulsgewijs activeren gemeten intensiteit. Het meetapparaat kan voorts zijn voorzien van synchronisatiemiddelen voor het synchroon activeren van de bron en de tweede module waarbij de synchronisatiemiddelen een energie-zendeenheid omvatten die deel uitmaakt van een van de eerste en de tweede module en een detector omvatten die deel uitmaakt van de andere van de eerste en de tweede module, waarbij in een bedrijfstoestand de energie-zendeenheid pulsgewijs een elektromagnetisch veld opwekt, en de detector dit veld ontvangt en hieruit een voedingsspanning opwekt voor gebruik in die andere module.
De ten minste één te bepalen toestandsparameter is bijvoorbeeld een hartslag van het dier of een bloeddruk van het dier. Ook kan de te bepalen toestandsparameter een bloedwaarde zijn, d.w.z. een indicatie voor een concentratie van een of meer bestanddelen in het bloed. Ook kan een combinatie van toestandsparameters worden vastgesteld met het meetapparaat en/of de meetmethode.
Doordat bij het meetapparaat de voor de meting gebruikte straling bij voorkeur pulsgewijs wordt opgewekt, kan de intensiteit van de opgewekte straling worden verhoogd zonder daarmee ook het elektrische energieverbruik te laten toenemen. De verhoging van de gebruikte intensiteit hoeft daardoor niet gepaard te gaan met een afname van de gebruiksduur.
De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de tekening. Hierin toont:
Fig. 1 een mogelijke uitvoeringsvorm van een meetapparaat volgens de uitvinding;
Fig. 2 in de richting van de pijl pl van fig. 1 een aanzicht van de tweede module;
Fig. 3 in de richting van de pijl p2 van fig. 1 een aanzicht van de tweede module’
Fig. 4 een systeem volgens de uitvinding omvattende een meetapparaat volgens de uitvinding en een gereedschap;
Fig. 5 het systeem van fig. 4 wanneer de eerste en tweede module aan het gereedschap zijn bevestigd;
Fig. 6 de wijze waarop het eerste module aan het gereedschap kan worden bevestigd;
Fig. 7 schematisch het meetapparaat van figuur 1,
Fig. 8 schematisch componenten van het meetapparaat van fig. 1;
Fig. 9 schematisch een alternatieve uitvoeringsvorm van een opening en pen van het apparaat van fig. 1;
Fig. 10 schematisch een alternatieve uitvoeringsvorm van een opening en pen van het apparaat van fig. 1
In figuur 1 is met referentienummer 10 een uitvoeringsvorm van een meetapparaat volgens de uitvinding aangeduid. Het meetapparaat is ingericht voor het meten van fysiologische gegevens van een dier, zoals een zoogdier, voor het bepalen van ten minste een toestand parameter van het dier. Het apparaat is voorzien van een eerste module 12 en een tweede module 14 die zijn ingericht om, in gebruik, door het dier te worden gedragen. De eerste en tweede module zijn ingericht om vanuit een mechanisch van elkaar gescheiden toestand zoals getoond in figuur 1 met elkaar te worden verbonden, waarbij in verbonden toestand, in gebruik, tussen de eerste en tweede module zich een huiddeel van het dier bevindt zoals ook getoond in figuur 8.
Een van de twee modules omvat een bron 122 voor het uitzenden van elektromagnetische stralen zoals licht. In dit voorbeeld betreft dit de tweede module (zie fig. 3). Een ander van de modules, in dit voorbeeld de eerste module 12, is voorzien van een sensorsysteem 142 voor het meten van een parameter zoals een intensiteit van een via het huiddeel ontvangen fractie (Lm) van de uitgezonden straling (L) en voor het genereren van een meetsignaal (SI) dat indicatief is voor de genieten parameter.
Het meetapparaat 10 is dusdanig ingericht dat, in gebruik, de eerste en tweede module mogelijk slechts (stabiel) met elkaar kunnen zijn verbonden wanneer deze ten minste een vooraf bepaalde onderlinge oriëntatie hebben of wanneer deze ten minste een onderlinge oriëntatie hebben die binnen een vooraf bepaalde range van onderlinge oriëntaties valt.
In figuur 1 is de onderlinge oriëntatie van de eerste en tweede module getoond waarbij deze met elkaar kunnen worden verbonden wanneer de eerste en tweede module in de richting van de pijl p 1 naar elkaar toe worden bewogen.
In dit voorbeeld geldt dat de tweede module is voorzien van een doorvoeropening 16 en de eerste module 12 is voorzien van een uitstekende pen waarbij, in gebruik, de pen zich uitstrekt door de opening 16. Deze situatie is getoond in figuur 8.
Een binnenoppervlak 20 van de opening 16 en een buitenoppervlak 22 van de pen 18 hebben een dusdanige vorm dat, wanneer een axiale as 26 van de pen 18 en een axiale as 28 van de opening 16 samenvallen de pen slechts binnen ten minste één (in dit voorbeeld drie) beperkte continue range van rotatiehoeken φ rondom zijn axiale as en ten opzichte van de opening kan innemen waarbij de pen in de opening kan zijn of worden gestoken.
In ebt voorbeeld is dit bereikt doordat het binnenoppervlak 20 is voorzien van drie groeven 30.1 - 30.3. Voorts is het buitenoppervlak van de pen 18 voorzien van drie richels 32.1 - 32.3 die zich in de lengterichting van de pen uitstrekken en die zich, in gebruik, respectievelijk in de groeven 30.1-30.3 uitstrekken. In dit voorbeeld betekent dit dat de pen volgens drie rotatieve posities die met de hoek φ worden aangeduid in de opening 16 kan worden geschoven. Deze onderlinge posities verschillen 120 graden. Bij voorkeur geldt echter dat de richels 32.2 en 32.3 alsmede de groeven 30.2 en 30.3 worden weggelaten zodat de pen nog slechts in een rotatieve positie van de hoek φ in de opening kan worden geschoven.
Indien een richel een iets kleinere dikte d heeft, zoals getoond in figuur 1, dan een breedte D van een groef, zoals getoond in figuur 2, heeft dit tot gevolg dat wanneer de pen in de opening is geschoven deze onder een beperkte continue range van rotatiehoeken rondom een axiale as ten opzichte van de opening kan roteren. Dit heeft als voordeel dat bij het bevestigen van de pen in de opening de richels en groeven niet perfect met elkaar behoeven te worden uitgelijnd opdat de pen in de opening kan worden geschoven. Dit geldt zowel voor de variant waarbij de opening is voorzien van drie groeven en de pen is voorzien van drie richels, waarbij de richels in de respectievelijke groeven worden opgenomen, als bij de variant waarbij de opening slechts is voorzien van een enkele groef 30.1 en de pen is voorzien van een daarmee corresponderende enkele richel 32.1. Er geldt dus dat de eerste en tweede module mogelijk slechts met elkaar kunnen zijn verbonden wanneer deze een vooraf bepaalde onderlinge oriëntatie hebben. In dat geval is de breedte van een groef ongeveer gelijk aan de breedte van een richel. Of wanneer deze een onderlinge oriëntatie hebben die binnen een vooraf bepaalde range van onderlinge oriëntaties valt (in dat geval is de breedte D van een groef iets groter dan de dikte d van een richel). Bij voorkeur geldt in dat geval dat de range is beperkt in een mogehjke beperkte draaiing rondom de as die althans nagenoeg loodrecht staat op een vlak V dat zich, in gebruik, parallel uitstrekt aan zijden A, respectievelijk B van de eerste en tweede module die naar elkaar toe zijn gericht. Deze as heeft dezelfde richting als een axiale as 26 van de pen en een axiale as 28 van de opening. De genoemde beperkte draaiing is ten gevolge van het feit dat de richel een kleinere dikte heeft dan de breedte van de groef, bijvoorbeeld een maximale hoek in de richting van de hoek φ waarbij 1 kleiner is dan 15 graden, bij voorkeur kleiner is dan 10 graden en meer bij voorkeur kleiner dan 5 graden.
Er geldt voorts dat het meetapparaat dusdanig is ingericht dat indien de eerste en tweede module, in gebruik, aan elkaar zijn bevestigd de eerste en tweede module zich ten opzichte van elkaar kunnen bewegen volgens een mogelijke beperkte translatie langs een as die althans nagenoeg loodrecht staat op een vlak V dat zich, in gebruik, parallel uitstrekt aan zijden van de eerste en tweede module die naar elkaar toe zijn gericht.
Deze beperkte beweging wordt bepaald door het verschil tussen een hoogte H van de opening 16 en de hoogte h van de pen tot aan een knop 34 van de pen. Hierbij heeft de knop 34 van de pen een iets grotere diameter dan de opening 16, dusdanig dat de knop 34 doordat deze van enigszins flexibel materiaal is gemaakt, door de opening 16 kan worden geforceerd, waarna de knop zich boven een buitenoppervlak 36 van de tweede module bevindt. Het verschil tussen de hoogte H en de hoogte h bepaalt de afstand waarover, in gebruik, de eerste en tweede module ten opzichte van elkaar kunnen bewegen in de richting van de axiale assen 26 en 28. Anders gezegd, ze kunnen ten opzichte van elkaar bewegen volgens een mogelijk beperkte translatie langs een as die, althans nagenoeg, loodrecht staat op het genoemde vlak V.
De mogelijk beperkte translatie is maximaal b centimeter waarbij b kleiner is dan 6 cm., bij voorkeur kleiner is dan 4 cm., en meer bij voorkeur kleiner dan 2 cm.
In het in figuur 1 tot 3 getoonde voorbeeld kunnen de eerste en tweede module dus op drie verschillende rotatieve posities ten opzichte van elkaar met elkaar worden verbonden. Voor een van deze posities geldt dan dat het sensorsysteem 142 en de bron 122, althans nagenoeg, tegenover elkaar liggen dusdanig dat de straling van de bron naar het sensorsysteem is gericht. Indien de groeven 30.2 en 30.3 alsmede de richels 32.2 en 32.3 worden weggelaten geldt dat de eerste en tweede module slechts op één wijze met elkaar kunnen worden verbonden waarbij in dat geval, in verbonden toestand, het sensorsysteem en de bron, althans nagenoeg, tegenover elkaar liggen dusdanig dat de straling van de bron naar het sensorsysteem is gericht.
Bij voorkeur geldt dat het meetapparaat is ingericht voor het pulsgewijs activeren van de lichtbron, waarbij het meetsignaal indicatief is voor de waarde van de tijdens het pulsgewijs activeren gemeten intensiteit, waarbij het meetapparaat voorts is voorzien van synchronisatiemiddelen voor het synchroon activeren van de lichtbron en de tweede module (14) waarbij de synchronisatiemiddelen een energie-zendeenheid (126) omvatten die deel uitmaakt van een van de eerste en de tweede module en een detector (148) omvatten die deel uitmaakt van de andere van de eerste en de tweede module, waarbij in een bedrijfstoestand de energie-zendeenheid (126) pulsgewijs een elektromagnetisch veld opwekt, en de detector dit veld ontvangt en hieruit een voedingsspanning opwekt voor gebruik in die andere module.
Een en ander zal nog nader worden toegelicht. Op dit punt is het echter relevant te vermelden dat wanneer de eerste en tweede module met elkaar zijn verbonden volgens de ene mogelijkheid of één van de mogelijkheden, de energiezendeenheid en de detector althans nagenoeg tegenover elkaar liggen, dusdanig dat straling van de energie-zendeenheid naar de detector is gericht. Wederom geldt dat wanneer er drie mogelijkheden zijn om de eerste en tweede module aan elkaar te bevestigen, alleen voor de mogelijkheid waarbij de richel 32.1 in de groef 30.1 is opgenomen en de richel 32.2 in de groef 30.2 is opgenomen en de richel 32.3 in de groef 30.3 is opgenomen geldt dat de energie-zendeenheid en de detector, althans nagenoeg, tegenover elkaar liggen. Wederom geldt dat indien de richels 32.2 en 32.3 zijn weggelaten alsmede de groeven 30.2 en 30.3 er slechts een mogelijkheid is om de eerste en tweede module met elkaar te verbinden waarbij bij deze mogelijkheid de energie-zendeenheid en de detector tegenover elkaar liggen.
Thans zal aan de hand van de figuren 4-6 een mogelijke uitvoeringsvorm van een systeem volgens de uitvinding worden besproken. Het systeem is voorzien van een meetapparaat 10 voorzien van de eerste module 12 en de tweede module 14. Het systeem is verder voorzien van een gereedschap 52 voorzien van een eerste deel 54 en een tweede deel 56 die beweeglijk ten opzichte van elkaar zijn verbonden. Gezien van uit het eerste deel 54 kan het tweede deel 56 langs een vooraf bepaald pad P3 naar het eerste deel toe en van het eerste deel af bewegen. Het systeem is dusdanig ingericht dat de eerste module 12 op een eenduidige wijze mechanisch met het eerste deel kan worden verbonden. Hiertoe is het gereedschap voorzien van een bevestigingspen 58 (zie fig. 6) en is de eerste module 12 voorzien van een bevestigingsopening 60 waarin de bevestigingspen kan worden gestoken voor het bevestigen van de eerste module aan het gereedschap. De bevestigingsopening en de bevestigingspen hebben een complementaire vorm zodat de eerste module en het gereedschap slechts op een wijze mechanisch met elkaar kunnen worden verbonden.
In dit voorbeeld is dit gerealiseerd door de pen 58 te voorzien van een richel 62 en de bevestigingsopening te voorzien van een groef 64.
In dit voorbeeld geldt dat de bevestigingsopening 60 zich tot in de pen 18 van een eerste module uitstrekt voor het op de eenduidige wijze mechanisch kunnen verbinden van de eerste module met het gereedschap. Het gereedschap is voorts voorzien van een deels naar buiten toe open holle ruimte 66 waarin een tweede module kan worden op genomen voor het op eenduidige wijze mechanisch verbinden van de tweede module met het gereedschap. De holle ruimte 66 en een deel van een buitenzijde van de tweede module 14 hebben een complementaire vorm zodat de tweede module en het gereedschap op slechts een wijze mechanisch met elkaar kunnen worden verbonden. In dit voorbeeld kan de tweede module 14 in de holle ruimte 66 worden gemanipuleerd en worden vastgehouden, middels met een veer voorgespannen clip 70 en waarvan een uiteinde 71 met de hand in de richting Q kan worden bewogen zodat de tweede module in de ruimte 66 kan worden opgenomen en waarvan het vrije uiteinde bij loslaten in de richting R wordt bewogen zodat de tweede module wordt vastgehouden in de holle ruimte 66.
Het gereedschap is in dit voorbeeld uitgevoerd als een tang waarbij het eerste en tweede deel naar elkaar toe kunnen worden bewogen door twee handvaten 72, 74 respectievelijk naar elkaar toe te bewegen. Wanneer de handvaten 72 en 74 naar elkaar toe worden bewogen, zal de pen 18 vanzelf in de opening 16 terechtkomen en wel dusdanig dat de richel 32.1 in de groef 30.1 wordt geschoven, de richel 32.2 in de groef 30.2 wordt geschoven, en de richel 32.3 in de groef 30.3 wordt geschoven. Hierbij wordt opgemerkt dat het thans niet meer uitmaakt dat in de uitvoeringsvorm waarin de eerste module drie richels heeft en de tweede module drie groeven de eerste en tweede module op drie verschillende wijzen met elkaar kunnen worden bevestigd (telkens met een verschil in rotatieve positie van 120 graden rondom de axiale as van de pen) omdat door gebruik van het gereedschap slechts een wijze van bevestiging wordt gekozen. Doordat de groeven de richels opnemen, is er sprake van dat de eerste en de tweede module stabiel met elkaar zijn verbonden. Onder stabiel wordt hier dus verstaan dat na verbinding nog enige beperkte rotatie mogelijk is door toleranties, hetzij doordat dit vooraf is bepaald en dat ook in een richting loodrecht op het vlak V, dat wil zeggen in een richting van de axiale as van de pen 18 nog een beperkte translatie mogelijk is van de eerste module ten opzicht van de tweede module voor het comfortabel kunnen bevestigen van het meetapparaat bij het dier.
In figuur 7 wordt het meetapparaat in gebruik getoond. Thans zal uiteen worden gezet hoe de elektronica van het meetapparaat mogelijk kan zijn uitgevoerd. Dit betreft slechts een uitvoeringsvoorbeeld dat los staat van het idee met betrekking tot de wijze waarop de eerste en tweede module met elkaar kunnen worden verbonden.
Zoals verder schematisch getoond in Fig. 8 heeft de eerste module 12 een lichtbron 122 voor het opwekken van licht L een energie-zendeenheid 126 en een stuureenheid 125 voor het pulsgewijs activeren van de lichtbron 122 en de energie-zendeenheid 126.
De tweede module 14 is voorzien van een sensoreenheid 142 en een detector 148. De stuureenheid 125, de energie-zendeenheid 126 en de detector 148 vormen gezamenlijk synchronisatiemiddelen voor het synchroon met de lichtbron 122 pulsgewijs activeren van de sensor eenheid 142. In de eerste module 12 is een batterij of andere energiebron (niet getoond) opgenomen die de elektrische energie levert voor de lichtbron 122, de stuureenheid 125 en de energie-zendeenheid 126. De lichtbron 122 wordt geactiveerd met stuursignaal Cl. Bij activatie met stuursignaal C2 door de stuureenheid 125 wekt de energiezendeenheid 126 een elektromagnetisch veld E op. De in de tweede module 14 opgenomen detector 148 ontvangt dit elektromagnetische veld en wekt daaruit een voedingsspanning, en tevens stuursignaal C3 op waarmee de sensoreenheid 142 wordt bedreven. In de getoonde uitvoeringsvorm worden de sensoreenheid 142 en de lichtbron 122, met behulp van de energie-zendeenheid 126 en de detector 148 synchroon geactiveerd. In andere woorden de tijdstippen waarop de sensoreenheid 142 en de lichtbron 122 worden geactiveerd zijn onderling gecorreleerd. Daardoor kan ook met een relatief korte pulsduur betrouwbaar worden gemeten. Bovendien kunnen de lichtbron 122 en de sensoreenheid 142 vanuit een gemeenschappelijke energiebron worden gevoed. De activatietijdstippen kunnen samenvallen, maar anderszins kan een van de activatietijdstippen een met een tevoren bepaald tijdsinterval ten opzichte van het andere activatietijdstip zijn verschoven. Het kan bijvoorbeeld zijn dat de sensoreenheid 142 een opstarttijd heeft tussen het moment van het ontvangen van een activatiesignaal C3 van de detector 148 en het moment waarop deze daadwerkelijk operationeel wordt. Ook kan het zijn dat de sensoreenheid 142 na het detecteren van de lichtpuls Lm nog enige tijd nodig heeft voor verwerking, opslag of versturen van informatie. Hiermee kan rekening worden gehouden in een uitvoeringsvorm, waarin de stuureenheid 125 het stuursignaal C2 activeert in een tijdsinterval dat begint voor het tijdsinterval van activeren van het stuursignaal Cl en dat eindigt na afloop van het tijdsinterval van activeren van het stuursignaal Cl. Een andere oplossing zou zijn dat de lichtbron 122 steeds wordt geactiveerd gedurende een tijdsinterval dat lang genoeg is om de sensoreenheid goed te laten functioneren. Dit heeft het voordeel dat de aansturing eenvoudiger is. Het energieverbruik door de lichtbron 122 is dan echter hoger.
In de getoonde uitvoeringsvorm is de lichtbron 122 een infrarode LED of O LED, maar desgewenst kan een LED worden toegepast voor opwekken van licht in een ander deel van het lichtspectrum, bijvoorbeeld in het zichtbare bereik, of in het ultraviolette bereik. Ook is het denkbaar een ander type lichtbron te gebruiken. Een LED of OLED is echter het meest geschikt voor dit doel daar dit type lichtbron gemakkelijk kan worden bedreven bij relatief lage spanningen en met een korte pulsduur.
De tweede module 14 heeft een sensoreenheid 142 voor het meten van een intensiteit van een via dat huiddeel, bijvoorbeeld de oorschelp) ontvangen fractie Lm van het opgewekte licht L.
De genieten intensiteit is onder meer afhankelijk van de mate waarin licht onderweg van de lichtbron 122 naar de sensoreenheid 142 wordt geabsorbeerd door het bloed in de aderen en haarvaten in dat huiddeel H. Dit is op zijn beurt onder meer afhankelijk van de diameter van de aderen en haarvaten. Deze varieert periodiek met de frequentie van de hartslag. Daarmee varieert ook de gemeten intensiteit met die zelfde frequentie. Bovendien, kan afhankelijk van de golflengte van het licht de absorptie in meer of mindere mate afhankelijk zijn van de concentratie van bestanddelen in het bloed. De sensoreenheid kan daarmee de frequentie van de hartslag als toestandsparameter van het zoogdier bepalen uit de gemeten intensiteitsvariaties. De uitvinding is niet beperkt tot de omschreven uitvoeringsvormen. Zo kunnen de richels 32.1 -32.3 bij een binnenzijde van de opening 16 worden aangebracht terwijl de groeven 30.1-30.3 aan een buitenzijde van de pen worden aangebracht. In gebruik, zijn dan de richels weer in de groeven opgenomen zoals hiervoor besproken (fig. 9). Ook kan een binnenzijde van de opening zijn voorzien van richels en groeven terwijl een buitenzijde van de pen is voorzien van groeven en richels. In gebruik, vallen de richels van de pen dan in de groeven van de opening en vallen de richels van de opening dan in de groeven van de pen (fig. 10). Ook is het mogelijk dat de eerste en tweede module zijn voorzien van zelfzoekende middelen die bewerkstelligen dat bij het verbinden van de eerste en tweede module de eerste en tweede module in een richting ten opzichte van elkaar worden gedraaid die overeenkomt met de ten minste ene vooraf bepaalde onderlinge oriëntatie of met die vooraf bepaalde range van onderlinge oriëntaties. Zo kunnen de groeven in een richting waarin de pen 18 in de opening wordt gestoken bijvoorbeeld taps toelopen om het zelfzoekende effect 5 en daarmee de zelfzoekende middelen te verkrijgen. Als alternatief is het mogelijk dat de richels in een richting waarin de pen 18 in de opening wordt gestoken bijvoorbeeld taps toelopen om het zelfzoekende effect en daarmee de zelfzoekende middelen te verkrijgen.

Claims (23)

  1. CONCLUSIES
    1. Meetapparaat voor het meten van fysiologische gegevens van een dier zoals een zoogdier voor het bepalen van ten minste één toestandsparameter van het dier, omvattende een eerste en tweede module (12,14) die zijn ingericht om, in gebruik door het dier te worden gedragen waarbij de eerste en tweede module voorts zijn ingericht om van uit een mechanisch van elkaar gescheiden toestand mechanisch met elkaar te worden verbonden waarbij in de verbonden toestand, in gebruik, tussen de eerste en tweede module zich een huiddeel van het dier bevindt, waarbij een van de modules een bron (122) omvat voor het uitzenden van elektromagnetische straling zoals licht (L) en waarbij een ander van de modules een sensorsysteem (142) omvat voor het meten van een parameter zoals intensiteit van een via dat huiddeel ontvangen fractie (Lm) van de uitgezonden straling (L) en voor het genereren van een meetsignaal (Sl) dat indicatief is voor de gemeten parameter, met het kenmerk, dat het meetapparaat dusdanig is ingericht dat, in gebruik, de eerste en tweede module mogelijk slechts stabiel met elkaar kunnen zijn verbonden of worden verbonden wanneer deze ten minste één vooraf bepaalde onderlinge oriëntatie hebben of wanneer deze ten minste één onderlinge oriëntatie hebben die binnen een vooraf bepaalde range van onderlinge oriëntaties valt.
  2. 2. Meetapparaat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de eerste en tweede module mogelijk slechts (stabiel) met elkaar kunnen zijn verbonden of worden verbonden wanneer deze één vooraf bepaalde onderlinge oriëntatie hebben of wanneer deze één onderlinge oriëntatie hebben die binnen een vooraf bepaalde range van onderlinge oriëntaties valt.
  3. 3. Meetapparaat volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de range is beperkt in een mogelijke beperkte draaiing rondom een as die althans nagenoeg loodrecht staat op een vlak dat zich, in gebruik, parallel uitstrekt aan zijden van de eerste en tweede module die naar elkaar toe zijn gericht.
  4. 4. Meetapparaat volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de beperkte draaiing een maximale hoek A betreft waarbij A kleiner is dan 15 graden, bij voorkeur kleiner is dan 10 graden en meer bij voorkeur kleiner is dan 5 graden.
  5. 5. Meetapparaat volgens een der voorgaande conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat het meetapparaat dusdanig is ingericht dat indien de eerste en tweede module, in gebruik, aan elkaar zijn bevestigd de eerste en tweede module zich ten opzichte van elkaar kunnen bewegen volgens een mogelijke beperkte translatie langs een as die althans nagenoeg loodrecht staat op een vlak dat zich, in gebruik, parallel uitstrekt aan zijden van de eerste en tweede module die naar elkaar toe zijn gericht.
  6. 6. Meetapparaat volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de mogelijke beperkte translatie maximaal B cm is waarbij B kleiner is dan 6 cm, bij voorkeur kleiner is dan 4 cm en meer bij voorkeur kleiner is dan 2 cm.
  7. 7. Meetapparaat volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de eerste en tweede module zijn voorzien van zelfzoekende middelen die bewerkstelligen dat bij het verbinden van de eerste en tweede module de eerste en tweede module in een richting ten opzichte van elkaar worden gedraaid die overeenkomst met de ten minste ene vooraf bepaalde onderlinge oriëntatie of met die vooraf bepaalde range van onderlinge oriëntaties.
  8. 8. Meetapparaat volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de tweede module is voorzien van een doorvoeropening en de eerste module is voorzien van een uitstekende pen, waarbij in gebruik, de pen zich uitstrekt door de opening.
  9. 9. Meetapparaat volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat een binnen oppervlak van de opening en een buitenoppervlak van de pen een dusdanige vorm hebben dat wanneer een axiale as van de pen en een axiale as van de opening samenvallen de pen slechts binnen ten minste één beperkte continue range van rotatiehoeken rondom zijn axiale as en ten opzichte van de opening in de opening kan zijn of worden gestoken.
  10. 10. Meetapparaat volgens conclusie 9, met het kenmerk dat de range A is waarbij A kleiner is dan 15 graden, bij voorkeur kleiner dan 10 graden en meer bij voorkeur kleiner dan 5 graden.
  11. 11. Meetapparaat volgens conclusie 9 of 10, met het kenmerk, dat het buitenoppervlak is voorzien van ten minste één groef die zich in een lengte richting van de pen uitstrekt waarbij het binnenoppervlak is voorzien van ten minste één richel die zich, in gebruik, in de groef uitstrekt en/of dat het binnen oppervlak is voorzien van ten minste één groef die zich in een lengte richting van de opening uitstrekt waarbij het buitenoppervlak is voorzien van ten minste één richel die zich in de lengte richting van de pen uitstrekt en die zich, in gebruik, in de groef uitstrekt.
  12. 12. Meetapparaat volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat wanneer de eerste en tweede module met elkaar zijn verbonden volgens de ene mogelijkheid of één van de mogelijkheden, het sensorsysteem (142) en de bron (122) althans nagenoeg tegenover elkaar liggen, dusdanig dat straling van de bron naar het sensorsysteem (142) is gericht.
  13. 13. Meetapparaat volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat, het meetapparaat is ingericht voor het pulsgewijs activeren van de lichtbron, waarbij het meetsignaal indicatief is voor de waarde van de tijdens het pulsgewijs activeren gemeten intensiteit, waarbij het meetapparaat voorts is voorzien van synchronisatiemiddelen voor het synchroon activeren van de lichtbron en de tweede module (14) waarbij de synchronisatiemiddelen een energie-zendeenheid (126) omvatten die deel uitmaakt van een van de eerste en de tweede module en een detector (148) omvatten die deel uitmaakt van de andere van de eerste en de tweede module, waarbij in een bedrijfstoestand de energie-zendeenheid (126) pulsgewijs een elektromagnetisch veld opwekt, en de detector dit veld ontvangt en hieruit een voedingsspanning opwekt voor gebruik in die andere module.
  14. 14. Meetapparaat volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat het meetapparaat dusdanig is ingericht dat, in gebruik, de synchronisatie middelen (125) de lichtbron (122) en de energie-zendeenheid (126) pulsgewijs activeert waarbij de detector (148) pulsgewijs de sensormiddelen (142) activeert in reactie op de energie die is ontvangen van de energie-zendeenheid (126) of dat de synchronisatiemiddelen (145) de sensormiddelen (142) en de energie-zendeenheid (126) pulsgewijs activeert waarbij de detector (148) de lichtbron (122) pulsgewijs activeert in reactie op de energie die is ontvangen van de energie-zendeenheid (126).
  15. 15. Meetapparaat volgens conclusie 13 of 14, met het kenmerk, dat wanneer de eerste en tweede module met elkaar zijn verbonden volgens de ene mogelijkheid of één van de mogelijkheden, de energie-zendeenheid en de detector althans nagenoeg tegenover elkaar liggen, dusdanig dat straling van de energiezendeenheid naar de detector is gericht.
  16. 16. Systeem voorzien van een meetapparaat volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het systeem is voorzien van een gereedschap voorzien van een eerste deel en een tweede deel die beweeglijk ten opzichte van elkaar zijn verbonden waarbij gezien vanuit het eerste deel kan het tweede deel langs een vooraf bepaald pad naar het eerste deel toe en van het eerste deel af kan bewegen, waarbij het systeem dusdanig is ingericht dat de eerste module op één éénduidige wijze mechanisch aan het eerste deel kan worden verbonden en de tweede module op één éénduidige wijze mechanisch aan het tweede deel kan worden verbonden waarbij indien het eerste deel en het tweede deel naar elkaar toe worden bewogen de eerste en tweede module (stabiel) met elkaar worden verbonden waarbij deze de vooraf bepaalde onderlinge oriëntatie hebben; of de onderlinge oriëntatie hebben die binnen de vooraf bepaalde range van onderlinge oriëntaties valt.
  17. 17. Systeem volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat het gereedschap is uitgevoerd als een tang waarvan het eerste deel en het tweede deel naar elkaar toe kunnen worden bewogen door twee handvatten van de tang naar elkaar toe te bewegen.
  18. 18. Systeem volgens conclusie 16 of 17, met het kenmerk, dat het gereedschap is voorzien van een bevestigingspen en de eerste module is voorzien van een bevestigingsopening waarin de bevestigingspen kan worden gestoken voor het bevestigen van de eerste module aan het gereedschap.
  19. 19. Systeem volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat de bevestigingsopening zich tot in de pen van de eerste module volgens conclusie 5 uitstrekt voor het op de eenduidige wijze mechanisch verbinden van de eerste module met het gereedschap.
  20. 20. Systeem volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat de bevestigingsopening en de bevestigingspen een complementaire vorm hebben zodat de eerste module en het gereedschap op slechts op één wijze mechanisch met elkaar kunnen worden verbonden.
  21. 21. Systeem volgens een der conclusies 16-20, met het kenmerk, dat het gereedschap is voorzien van een deels naar buiten toe open holle ruimte waarin de tweede module kan worden op genomen voor het op de eenduidige wijze mechanisch verbinden van de tweede module met het gereedschap
  22. 22. Systeem volgens conclusie 21, met het kenmerk, dat de holle ruimte en een deel van een buitenzijde van de tweede module een complementaire vorm hebben zodat de tweede module en het gereedschap op slechts op één wijze mechanisch met elkaar kunnen worden verbonden.
  23. 23. Gereedschap van het systeem volgens een van de conclusies 16-22 met ten minste een (O)LED.
    1/7
NL2020993A 2018-05-28 2018-05-28 Meetapparaat en werkwijze voor het meten van fysiologische gegevens van een zoogdier NL2020993B1 (nl)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2020993A NL2020993B1 (nl) 2018-05-28 2018-05-28 Meetapparaat en werkwijze voor het meten van fysiologische gegevens van een zoogdier
EP19743017.6A EP3801231B1 (en) 2018-05-28 2019-05-28 Measuring device for measuring physiological data of a mammal
US17/058,859 US20210219856A1 (en) 2018-05-28 2019-05-28 Measuring device for measuring physiological data of a mammal
PCT/NL2019/050306 WO2019231318A1 (en) 2018-05-28 2019-05-28 Measuring device for measuring physiological data of a mammal

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2020993A NL2020993B1 (nl) 2018-05-28 2018-05-28 Meetapparaat en werkwijze voor het meten van fysiologische gegevens van een zoogdier

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2020993B1 true NL2020993B1 (nl) 2019-12-03

Family

ID=62873540

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2020993A NL2020993B1 (nl) 2018-05-28 2018-05-28 Meetapparaat en werkwijze voor het meten van fysiologische gegevens van een zoogdier

Country Status (4)

Country Link
US (1) US20210219856A1 (nl)
EP (1) EP3801231B1 (nl)
NL (1) NL2020993B1 (nl)
WO (1) WO2019231318A1 (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN115016244B (zh) * 2021-03-05 2023-06-27 Oppo广东移动通信有限公司 信息处理方法、可穿戴系统和计算机可读存储介质

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5800349A (en) * 1996-10-15 1998-09-01 Nonin Medical, Inc. Offset pulse oximeter sensor
US20170100045A1 (en) * 2015-10-07 2017-04-13 N.V. Nederlandsche Apparatenfabriek Nedap Measuring device and method for measuring physiological data of a mammal
WO2018022987A1 (en) * 2016-07-29 2018-02-01 Cattle Time, Llc Button and applicator for animal identification tags

Family Cites Families (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN109414196B (zh) * 2016-07-08 2021-12-14 皇家飞利浦有限公司 用于测量人类肢体的生理参数的装置和方法
US11166799B2 (en) * 2017-05-19 2021-11-09 Maxim Integrated Products, Inc. Physiological condition determination system

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5800349A (en) * 1996-10-15 1998-09-01 Nonin Medical, Inc. Offset pulse oximeter sensor
US20170100045A1 (en) * 2015-10-07 2017-04-13 N.V. Nederlandsche Apparatenfabriek Nedap Measuring device and method for measuring physiological data of a mammal
WO2018022987A1 (en) * 2016-07-29 2018-02-01 Cattle Time, Llc Button and applicator for animal identification tags

Also Published As

Publication number Publication date
US20210219856A1 (en) 2021-07-22
EP3801231B1 (en) 2023-03-15
EP3801231A1 (en) 2021-04-14
WO2019231318A1 (en) 2019-12-05

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US12007483B2 (en) Three-dimensional coordinate measuring device
CN110402397B (zh) 飞行时间深度测量的实时校准
NL2020993B1 (nl) Meetapparaat en werkwijze voor het meten van fysiologische gegevens van een zoogdier
US9066693B2 (en) Device for measuring the blood flow of a body tissue
EP0741992B1 (en) Sensor for tissue transmitted light
US20070153296A1 (en) Optical measuring device for measuring a cavity
CN109152544A (zh) 使用粘附激光散斑对比分析的血流量测量系统
EP2801839A1 (de) Handhaltbares Messhilfsmittel zur Verwendung mit einerm 6-DoF-Lasertracker
EP2493398A1 (fr) Dispositif pour le positionnement et le reglage d'un axe de visee
WO2016038361A1 (en) Measuring apparatus
JP2020168138A (ja) 磁気計測装置、及び頭部装着型磁気計測装置
WO2013118913A1 (ja) 内径測定装置
JP7220015B2 (ja) 位置決め装置、孔検査装置、位置決め方法及び孔検査方法
JP2024069428A (ja) 外科用器具
CN115670576A (zh) 骨钉注册辅助机构、骨钉注册系统及方法
KR102025823B1 (ko) 타겟에 조사되는 레이저 에너지를 조절할 수 있는 진단용 레이저 핸드피스용 팁
JP4880963B2 (ja) プローブ支持具、プローブ装置、生体内成分測定装置
JP6861168B2 (ja) 生体組織の血流を測定するためのカテーテル
JP4835454B2 (ja) ホルダー及び光計測装置
US20150257705A1 (en) Catheter for Measuring the Blood Flow of a Body Tissue
CN209639835U (zh) 一种目视激光瞄准的红外测温结构及应用其的测温仪
CN209713052U (zh) 测深装置及磨削装置
JP2014241517A (ja) テラヘルツ波を発生する装置、またはテラヘルツ波を検出する装置
EP2123214A1 (en) A probing device and a system for obtaining geometrical data related to a cavity
US11452470B2 (en) Devices, systems, and methods using wearable time domain-based activity tracker