NL2020915B1 - Afsluitbare houder voor het opnemen van biologisch materiaal, en een werkwijze voor het opnemen van biologisch materiaal in de houder - Google Patents

Abstract

Beschreven wordt een houder voor het opnemen van biologisch materiaal. De houder omvat een aantal onderling afgescheiden opneemruimtes met open wanddeel waarlangs 5 een biologisch materiaal kan worden ingebracht. Een deksel is voorzien van koppelmiddelen voor koppeling met de houder waarbij het deksel de open wanddelen van de opneemruimtes bestrijkt. Wanddelen van de opneemruimtes en van het deksel zijn doorlatend voor een bewaarvloeistof en ondoorlatend voor het biologisch materiaal. Ook wordt een werkwijze beschreven voor het opnemen van biologisch materiaal in een 10 houder waarbij gebruik wordt gemaakt van een bewaarvloeistof voor het biologisch materiaal bevattende buitenhouder.

Description

ACHTERGROND VAN DE UITVINDING

Steeds meer mannen en vrouwen boven een bepaalde leeftijd krijgen tegenwoordig op regelmatige basis een uitnodiging voor een bevolkingsonderzoek, bijvoorbeeld naar de aanwezigheid van darmkanker. Met het bevolkingsonderzoek kan darmkanker bijvoorbeeld worden voorkomen of in een vroegtijdig stadium worden ontdekt en behandeld. Als darmkanker vroegtijdig wordt ontdekt, is de kans op genezing groter en de behandeling minder zwaar.

Een dergelijk bevolkingsonderzoek heeft een grootschalig karakter en het is dus van belang de organisatie ervan zo efficiënt mogelijk te plannen en uit te voeren. Een bevolkingsonderzoek betreft niet alleen het afnemen van weefselbiopten maar er dienen ook voldoende zorgverleners te worden opgeleid voor het vervolgonderzoek. Bij een gunstige uitslag van het bevolkingsonderzoek is er geen aanleiding voor vervolgonderzoek in het ziekenhuis, en hoeft de betreffende persoon niets te doen. Wordt er echter iets afwijkend geconstateerd, bijvoorbeeld bloed in de ontlasting, dan is vervolgonderzoek aangewezen. Een dergelijk vervolgonderzoek omvat in veel gevallen colonscopie.

Een colonscopie betreft een kijkonderzoek van de dikke darm. Een internist of MDLarts (maag-, darm- en leverarts) kan dan de binnenkant van een endeldarm, dikke darm en het laatste deel van de dunne darm bekijken. Het onderzoek wordt doorgaans uitgevoerd met behulp van een kijkinstrument: de endoscoop. Een endoscoop omvat doorgaans een flexibele slang die aan een uiteinde is voorzien van een kleine lichtbron en een camera. De lichtbron zorgt ervoor dat de arts de binnenkant van de darm goed kan bekijken. De camera is verbonden met een beeldscherm waarop de arts het onderzoek kan volgen. Door middel van colonscopie kunnen afwijkingen aan de dikke darm worden opgespoord, en kan de arts desgewenst ook direct kleine ingrepen uitvoeren. Veelal worden ook weefselmonsters/biopten genomen uit het darmweefsel of uit het weefsel van een ander orgaan. Deze dienen in een houder te worden opgenomen voor verder onderzoek.

Een biopsie wordt typisch uitgevoerd als men een stukje weefsel wil onderzoeken op afwijkingen. Een poliep in de darm bijvoorbeeld kan goed- of kwaadaardig zijn. Een biopsie kan worden uitgevoerd met een zogenaamde biopteur. Elke met een biopteur of ander gereedschap afgenomen biopt of poliep wordt volgens de stand der techniek separaat opgevangen in een doorzichtige houder. Elke houder is daarbij voorzien van een bewaarvloeistof zoals formaldehyde bijvoorbeeld. De gevulde houders worden vervolgens verstuurd naar een Pathologie- of Histologie-afdeling voor verdere diagnose.

Op een MDL afdeling is de huidige bekende werkwijze arbeidsintensief en foutgevoelig doordat men in de schemer en onder druk de biopten dient veilig te stellen. Verwisseling van biopten onderling van verschillende gebieden kan gemakkelijk optreden. Doordat per patiënt gewerkt wordt met verschillende houders die alle gevuld zijn met formaldehyde, wordt veel formaldehyde verbruikt. Bijkomend schadelijk effect is de blootstelling aan formaldehyde, wat als carcinogeen is gecategoriseerd.

Bovendien is het niet ongebruikelijk dat er per patiënt meerdere biopten worden genomen (tot wel 15 en meer) wat zich vertaald in het gebruik van meerdere verschillende met formaldehyde gevulde houders. Ook het stellen van de diagnose is dus arbeidsintensief.

Omdat in laboratoria doorgaans grote hoeveelheden biopten en weefselmonsters in het algemeen worden bestudeerd en geanalyseerd, is het noodzakelijk om dergelijke biopten op betrouwbare wijze te kunnen herleiden tot de verschillende bronnen waar zij uit afkomstig zijn. Hiertoe, worden de houders waarin het weefsel of biopt zich bevindt voorzien van gegevens, waaruit de herkomst van het weefsel of biopt achterhaald kan worden. De bekende werkwijze behoeft het veelvuldig aanbrengen van informatie wat gevaar voor verwisseling oplevert.

Hierbij komt nog dat een houder in aanraking kan komen met organische oplosmiddelen zoals naast formaldehyde bijvoorbeeld xyleen, aceton, ethylalcohol, isopropylyalcohol, en andere aanverwante stoffen. De bovengenoemde chemicaliën kunnen onder de gebruikte omstandigheden de gegevens op de houders uitwissen of gedeeltelijk onleesbaar maken. Ook dit is uiteraard ongewenst.

SAMENVATTING VAN DE UITVINDING

Een doel van onderhavige uitvinding is het voorkomen of althans gedeeltelijk opheffen van bovengenoemde nadelen uit de stand der techniek.

De uitvinding verschaft daartoe een afsluitbare houder voor het opnemen van biologisch materiaal, omvattende een aantal onderling afgescheiden opneemruimtes met open wanddeel waarlangs een biologisch materiaal kan worden ingebracht, een deksel dat is voorzien van koppelmiddelen voor koppeling met de houder waarbij het deksel de open wanddelen van de opneemruimtes bestrijkt, en waarbij wanddelen van de opneemruimtes en van het deksel doorlatend zijn voor een bewaarvloeistof en ondoorlatend voor het biologisch materiaal. Het deksel is in gebruik bij voorkeur draaibaar ten opzichte van de houder om het open wanddeel van opneemruimtes vrij te maken, of is draaibaar te maken ten opzichte van de houder, bijvoorbeeld door een wanddeel te verbreken.

De houder volgens de uitvinding verzamelt in één enkele houder een hoeveelheid biopten die elk in een opneemruimte worden opgenomen. Elk biopt is dus gescheiden van een ander biopt maar een aantal, van eenzelfde patiënt afkomstige, biopten bevindt zich wel in dezelfde houder. Dit voorkomt fouten en verwarringsgevaar en bovendien kan desgewenst de aan een patiënt gelierde informatie slechts op de houder aangebracht te worden en hoeft deze niet op elke opneemruimte per biopt te worden voorzien.

Het deksel van de houder bestrijkt de open wanddelen van de opneemruimtes die na koppeling van deksel en houder alle zijn afgesloten. Een biopt of ander stuk weefsel kan in de gekoppelde toestand niet uit een opneemruimte worden verwijderd. Voorts zijn wanddelen van de opneemruimtes doorlatend voor bewaarvloeistof, bijvoorbeeld voorzien van uitsparingen, waardoor vloeistoffen en gassen van buiten de houder eenvoudig in contact kunnen komen met in de opneemruimtes opgenomen biopten, waarbij de vloeistoffen of gassen de opneemruimtes ook weer eenvoudig kunnen verlaten. De uitsparingen kunnen zijn aangebracht in de vorm van een rooster. Toegang van behandelvloeistoffen en -gassen kan van belang zijn om de biopten tijdelijk te kunnen bewaren, maar ook bij monstervoorbehandeling van een biopt, waarbij d houder in diverse vloeibare chemicaliën wordt gedompeld om bijvoorbeeld de cellen van een biopt of ander stuk weefsel te fixeren voor microscopisch onderzoek. Het moge duidelijk zijn dat de houder om dergelijke behandelingen te kunnen weerstaan bij voorkeur van een geschikt chemisch resistent materiaal is vervaardigd.

Met weefsel of biologisch materiaal wordt in het kader van de onderhavige aanvraag geduid op organisch materiaal, geïsoleerd uit bijvoorbeeld mensen, dieren of planten. Dit weefsel of biologisch materiaal kan bijvoorbeeld bestemd zijn voor histologisch of pathologisch onderzoek. Ook omvat de term biologisch materiaal lichaamseigen materiaal, bijvoorbeeld mucus, afscheiding, uitstrijkjes, maar ook veterinair materiaal. Het biologisch materiaal kan in beginsel uit elk deel van een lichaam zijn afgenomen, zoals bijvoorbeeld uit de longen, lever, darm, maag, enzovoorts.

Een verder voordeel van de houder betreft de hanteerbaarheid van een aantal biopten met één enkele handeling. De houder waarin meerdere biopten zijn opgenomen kan inderdaad eenvoudig worden gehanteerd en bijvoorbeeld in een andere buitenhouder worden geplaatst. Dit bespaart eveneens tijd, zowel bij afname van de biopten als bij verwerken van de biopten op het laboratorium.

De houder volgens de uitvinding is milieuvriendelijk in de zin dat deze de hoeveelheid in de industrie toegepaste plastic kan verminderen en tevens kan zorgen voor een vermindering van de toegepaste hoeveelheid bewaarvloeistof, zoals bijvoorbeeld het verdachte formaldehyde, momenteel geclassificeerd als Klasse 1: Carcinogeen voor de mens.

In een uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt daartoe een houder verschaft waarvan het deksel is voorzien van hanteermiddelen voor het hanteren van de gekoppelde houder en deksel.

Een praktische uitvoeringsvorm verschaft een houder waarbij de houder cilindrisch is en de opneemruimtes in een omtreksrichting van de houder naast elkaar zijn gerangschikt, gescheiden door radiaal verlopende zijwanddelen.

Nog een andere uitvoeringsvorm betreft een houder waarbij de opneemruimtes uitneembaar zijn uit de houder.

Weer een andere uitvoeringsvorm ziet op een houder waarbij deze een van de opneemruimtes vloeistofafgesloten centrale doorvoeropening omvat voor de koppelmiddelen van het deksel. De doorsnede van de centrale doorvoeropening is bijvoorbeeld cirkelvormig maar dit is niet noodzakelijk. De centrale doorvoeropening kan zich van een bovenvlak van de houder tot in een ondervlak van de houder uitstrekken, maar ook dit is niet noodzakelijk.

Een geschikte uitvoeringsvorm van de houder omvat koppelmiddelen in de vorm van in de doorvoeropening aanbrengbare verende lippen die onder een onderrand van de doorvoeropening kunnen uitveren. Hierdoor wordt het deksel aan de houder gekoppeld, althans in een verticale richting. Draaiing van het deksel rond een verticale as is desgewenst wel mogelijk, waarbij enige frictie kan worden ondervonden van over elkaar bewegende wanddelen van het deksel en de houder.

Een uitvoeringsvorm die een eenvoudig hanteren van de houder promoot omvat een houder waarbij de hanteermiddelen een uit een vlak van het deksel stekend aangrijpdeel omvatten. Het deksel en een ermee gekoppelde houder kunnen dan gezamenlijk door een persoon worden opgenomen door het aangrijpdeel tussen twee vingers te klemmen.

De uitgevonden houder is dusdanig uitgevoerd dat wanddelen van de opneemruimtes en van het deksel doorlatend zijn voor een bewaarvloeistof en ondoorlatend voor het biologisch materiaal. Een in deze context geschikte uitvoeringsvorm is gericht op een houder waarbij de voor de bewaarvloeistof doorlatende en voor het biologisch materiaal ondoorlatende wanddelen perforaties omvatten. De perforaties strekken zich over de wanddikte van de betreffende wanddelen uit en laten toe om bewaarvloeistof door te leiden. De perforaties zijn echter klein genoeg om een biopt of ander weefselmonster tegen te houden.

Hoewel in beginsel elk wanddeel doorlatend kan zijn voor de bewaarvloeistof betreft een verbeterde uitvoeringsvorm een houder waarbij de voor de bewaarvloeistof doorlatende en voor het biologisch materiaal ondoorlatende wanddelen van de opneemruimtes bodemwanddelen van de opneemruimtes omvatten.

Om het in een gewenste positie aanbrengen van het deksel op de houder te vergemakkelijken heeft een uitvoeringsvorm van het deksel een in de houder opneembaar geleidingswanddeel ter geleiding van het deksel tijdens het aanbrengen ervan op de houder. De houder is in deze uitvoering voorzien van een van de opneemruimtes afgescheiden ontvangruimte voor het geleidingswanddeel van het deksel.

De voordelen van de uitvinding komen in het bijzonder goed tot uiting in een uitvoeringsvorm waarin de houder verder een buitenhouder omvat waarin de houder is opgenomen, waarbij de buitenhouder een buitenhouderdeksel omvat waarmee de houder kan worden opgesloten in de buitenhouder, en waarbij de buitenhouder een bewaarvloeistof voor het biologisch materiaal bevat. Deze uitvoeringsvorm heeft als extra voordeel dat de houder - en de opneemruimtes - geen bewaarvloeistof hoeft te omvatten. De genomen biopten die zich in de opneemruimtes bevinden komen alle in hoofdzaak gelijktijdig in contact met de bewaarvloeistof bij het koppelen van de houder met de buitenhouder. Omdat slechts de buitenhouder met bewaarvloeistof is gevuld wordt de hoeveelheid bewaarvloeistof beperkt gehouden.

In een voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt een houder voorgesteld waarbij het buitenhouderdeksel de bewaarvloeistof bevat, en de bewaarvloeistof wordt vrijgelaten in de opneemruimtes vanuit het buitenhouderdeksel bij sluiting en/of door bediening van een bedienorgaan. Deze uitvoeringsvorm heeft als extra voordeel dat een persoon die de houder en/of de buitenhouder hanteert doorgaans niet in aanraking kan komen met de bewaarvloeistof, bijvoorbeeld met het gezondheidsrisico’s meebrengende formaldehyde.

Het heeft de voorkeur indien de houder in hoofdzaak is gevormd uit een kunststofmateriaal. Kunststofmateriaal is eenvoudig uit te voeren in diverse vormen, en kan verkregen worden met de gewenste fysische en chemische eigenschappen. Het is voordelig indien de gehele houder in hoofdzaak gevormd is uit het kunststofmateriaal. Aldus kan de gehele houder uit één stuk worden vervaardigd, wat de houder eenvoudig produceerbaar maakt door middel van bekende technieken voor de verwerking van kunststoffen zoals spuitgieten bijvoorbeeld.

In een bijzondere voorkeursuitvoering is het kunststofmateriaal gekozen uit de groep gevormd door polyacetaal, polyamide, polycarbonaat, polyester, polypropyleen, polyurethaan, polystyreen en acrylonitrilbutadieenstyreen, polyfenyleensulfide, polyethyleentereftalaat, polybutyleentereftalaat, en polyoxymethyleen. Dergelijke kunststoffen zijn algemeen en in goed verwerkbare varianten verkrijgbaar. Een kunststofmateriaal zoals polyacetaal is in het bijzonder geschikt. Polyacetaal bezit een goede chemische resistentie ten opzichte van een breed scala aan gangbare chemicaliën. Daarnaast bezitten uit polyacetaal vervaardigde voorwerpen goede mechanische eigenschappen.

In een verder verbeterede uitvoeringsvorm is de houder althans gedeeltelijk voorzien van informatie. Deze informatie kan op elke bekende wijze worden aangebracht, bijvoorbeeld door beschrijven met een daartoe geëigend middel, door bestikkering, of door markeren met een laser bijvoorbeeld. Een eventueel informatievlak kan losneembaar, koppelbaar met de houder, het deksel en/of de opneemruimtes zijn uitgevoerd. Het aanbrengen van gegevens op het informatievlak kan dan onafhankelijk van de rest van de houder plaatsvinden, zodat een flexibelere manier van werken mogelijk is. Voor een losneembaar koppelbare verbinding van het informatievlak met de houder, het deksel en/of de opneemruimtes zijn diverse systemen denkbaar, zoals kliksystemen en schuifsystemen, waarmee snelle en eenvoudige koppeling en ontkoppeling mogelijk is. De koppeling kan desgewenst zijn voorzien van een borging. Hierdoor wordt ontkoppeling bemoeilijkt, zodat het risico van ongewenste loskoppeling van een informatievlak wordt verkleind.

In een ander aspect van de uitvinding verschaft deze tevens een werkwijze voor het opnemen van biologisch materiaal in een houder. In een geschikte werkwijze wordt een houder volgens de uitvinding verschaft, waarin een biologisch materiaal wordt ingebracht in de onderling afgescheiden opneemruimtes via de open wanddelen, en waarin het van koppelmiddelen voorziene deksel met de koppelmiddelen wordt gekoppeld met de houder, waarbij het deksel de open wanddelen van de opneemruimtes bestrijkt. Een dergelijke werkwijze maakt het mogelijk biologisch materiaal en andere weefselmonsters op een snelle, efficiënte, betrouwbare en veilige wijze te bewaren voor verdere diagnose.

De uitvinding verschaft verdere uitvoeringsvormen van de werkwijze waarbij het gekoppelde samenstel van houder en deksel aan op het deksel voorziene hanteermiddelen wordt opgenomen; waarin de houder en het deksel worden gekoppeld door verende lippen in een van de opneemruimtes vloeistofafgesloten centrale doorvoeropening te steken en onder een onderrand van de doorvoeropening uit te laten veren; en waarin het deksel onder geleiding van een in de houder opneembaar geleidingswanddeel op de houder wordt aangebracht..

Bijzonder voordelige uitvoeringsvormen van de werkwijze omvatten verder het in een buitenhouder opnemen van de met het deksel gekoppelde houder, en het met een buitenhouderdeksel opsluiten van de houder in de buitenhouder, waarbij de buitenhouder bewaarvloeistof voor het biologisch materiaal bevat; en een werkwijze waarbij het buitenhouderdeksel de bewaarvloeistof bevat, en bij sluiting en/of door bediening van een bedien orgaan de bewaarvloeistof wordt vrijgelaten in de opneemruimtes vanuit het buitenhouderdeksel.

De in deze octrooiaanvrage beschreven uitvoeringsvormen van de uitvinding kunnen gecombineerd worden in elke mogelijke combinatie van deze uitvoeringsvormen, en elke uitvoeringsvorm afzonderlijk kan het voorwerp uit maken van een afgesplitste octrooiaanvrage.

KORTE BESCHRIJVING VAN DE FIGUREN

De uitvinding zal nu verder worden toegelicht aan de hand van enkele niet-limitatieve voorbeelden. In de figuren toont:

Figuur 1 schematisch een perspectivisch aanzicht van een houder voor het opnemen van biologisch materiaal in open toestand volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding; Figuur 2 een schematisch perspectivisch aanzicht van een deksel van de houder volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding;

Figuur 3 schematisch een perspectivisch aanzicht van een werkwijzestap volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding;

Figuur 4 een schematisch perspectivisch aanzicht van een houder voor het opnemen van biologisch materiaal in afgesloten toestand volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding;

Figuur 5 schematisch een perspectivisch aanzicht van een andere werkwijzestap volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding;

Figuur 6 een schematisch perspectivisch bovenaanzicht van een met een deksel gekoppelde houder voor het opnemen van biologisch materiaal volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding;

Figuur 7 een schematisch perspectivisch onderaanzicht van de in figuur 6 getoonde met een deksel gekoppelde houder;

Figuur 8 schematisch een perspectivisch aanzicht van nog een andere werkwijzestap volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding;

Figuur 9 een schematisch perspectivisch aanzicht van een met een in een buitenhouder opgenomen houder voor het opnemen van biologisch materiaal volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding; en tenslotte

Figuur 10 een schematisch perspectivisch aanzicht van een deksel van de houder volgens een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding.

BESCHRIJVING VAN UITVOERINGSVOORBEELDEN

Verwijzend naar figuur 1 wordt een afsluitbare houder 1 voor het opnemen van biopten getoond. De afsluitbare houder 1, omvattende een samenstel 2 van een vijftal onderling afgescheiden opneemruimtes 3. De opneemruimtes 3 hebben elk een open wanddeel, in de getoonde uitvoeringsvorm een open bovenzijde 4 waarlangs een (niet getoond) biopt kan worden ingebracht in de opneemruimte 3. De houder 1 is cilindrisch en de opneemruimtes 3 zijn in een omtreksrichting 6 van de houder 1 naast elkaar gerangschikt, waarbij een opneemruimte 3 is gescheiden van een naastliggende opneemruimte 3 door een radiaal verlopend zijwanddeel 7. waarbij de opneemruimtes uitneembaar zijn uit de houder. Het samenstel 2 is bij voorkeur uit één stuk vervaardigd, bijvoorbeeld door middel van spuitgieten. De opneemruimtes 3 kunnen uit de houder 1 uitneembaar zijn, ieder afzonderlijk of, bij voorkeur als samenstel 2.

In de getoonde uitvoeringsvorm is de afsluitbare houder 1 tijdelijk opgenomen in een steunmiddel, dat volgens figuur 1 is uitgevoerd als een tweede houder 5. Hierbij steunt een uitkragende bovenrand 8 van de houder 1 af op een boven rand van de tweede houder 5. De houders 1 en 5, en het samenstel 2 is uit een geschikte, bij voorkeur doorzichtige, kunststof gemaakt.

De houder 1 is afsluitbaar door middel van een deksel 9, getoond in figuur 2. Het deksel 9 heeft een dusdanige grootte dat dit deksel 9 de open wanddelen 4 van alle opneemruimtes 3 bestrijkt. Verder is het deksel 9 voorzien van koppelmiddelen voor koppeling met de houder 1. De koppelmiddelen omvatten twee zich in de richting van een bodem 10 van de houder 1 uitstrekkende verende lippen 11. De lippen 11 zijn in een doorvoeropening 12 van de houder 1 aan te brengen waarbij zij ter koppeling van de houder 1 en het deksel 9 onder een onderrand 12a van de doorvoeropening 12 kunnen uitveren. De cilindrische doorvoeropening 12 is centraal opgenomen in de houder 1 en strekt zich in de richting van de bodem 10 uit. Bovendien is de centrale doorvoeropening 12 door middel van dichte zijwanden voor een vloeistof afgesloten van de opneemruimtes 3. De verende lippen 11 zijn aan een onderuiteinde voorzien van uitstekende wandelen 11a waarmee ze onder de onderrand 12a steken in de gekoppelde toestand.

Zoals goed zichtbaar in figuren 6 en 7 zijn wanddelen van de opneemruimtes 3 en van het deksel 9 doorlatend zijn voor een bewaarvloeistof en ondoorlatend voor het biopt. Dit wordt bereikt door voor de bewaarvloeistof doorlatende en voor het biopt ondoorlatende wanddelen van het deksel te voorzien van perforaties 13. Bodemwanddelen van de opneemruimtes 3 zijn op gelijkaardige wijze voorzien van perforaties 14. De perforaties (13, 14) strekken zich over de gehele wanddikte uit van het deksel en de bodemwanddelen, zodat een vloeistof vrijelijk in en uit kan stromen.

Het deksel 9 omvat verder hanteermiddelen 15 voor het hanteren van de gekoppelde houder 1 en deksel 9. De hanteermiddelen 15 omvatten in de getoonde uitvoeringsvorm een uit een vlak van het deksel 9 stekend aangrijpdeel, dat met de vingers van een hand kan worden aangegrepen.

Om het op correcte wijze op de houder 1 plaatsen van het deksel 9 te faciliteren omvat het deksel 9 aan een omtrek ervan een in de houder 1 opneembaar geleidingswanddeel 16. Het wanddeel 16 heeft de vorm van een cilinderstrook waarvan een lengteas zich in de richting van een lengteas van de cilindrische doorvoeropening 12 uitstrekt. Het geleidingswanddeel 16 wordt ter geleiding van het deksel 9 tijdens het aanbrengen ervan op de houder 1 in een daarvoor in de houder opgenomen insteekruimte 17 opgenomen. Wandoppervlakken van het geleidingswanddeel 16 en de insteekruimte 17 zijn hierbij overeenkomstig gevormd zodat zij langs elkaar kunnen worden bewogen, eventueel met enige wrijving. Het geleidingswanddeel 16 fungeert als draai vergrendeling voor het tegelijk afsluiten van de opneemruimtes 3. Om het deksel 9 ten opzichte van de houder 1 te kunnen verdraaien om een verticale as is het geleidingswanddeel 16 afbreekbaar.

Onder verwijzing naar figuren 8 en 9 wordt een houder 1 getoond die verder een buitenhouder 18 omvat. De afsluitbare houder 1, in het bijzonder het samenstel 2 van opneemruimtes 3 is hierbij opgenomen in de buitenhouder 18. Hiertoe is een bovenopening 19 van de buitenhouder dusdanig ruim dat de afgesloten houder 1 door de bovenopening 19 kan worden gebracht totdat de uitkragende bovenrand 8 van het gekoppelde deksel 9 steun vindt op een bovenrand 20 van de buitenhouder 18.

De buitenhouder 18 is verder aan een bovenzijde voorzien van schroefdraad 21 waarmee een buitenhouderdeksel 22 kan worden gekoppeld. Dit deksel 22 is daartoe aan een binnenzijde van een neerhangend kraagdeel 23 voorzien van overeenkomstig schroefdraad, niet zichtbaar in de figuur. Na aanbrengen en sluiting van het deksel 22 bevindt de houder 1 zich voorzien van het deksel 9 in de buitenhouder 18.

In de in figuur 9 getoonde uitvoeringsvorm bevat het buitenhouderdeksel 22 een reservoir dat een hoeveelheid bewaarvloeistof, bijvoorbeeld formaldehyde, voor biopten bevat. Het buitenhouderdeksel 22 is verder voorzien van een bedienorgaan 24 in de vorm van een indrukknop. Bij indrukken van het bedienorgaan 24 wordt de in het reservoir opgesloten hoeveelheid bewaarvloeistof vanuit het buitenhouderdeksel 22 vrijgelaten in de opneemruimtes 3 van de houder 1. De bewaarvloeistof kan op eenvoudige wijze de in de opneemruimtes 3 bevindende biopten bereiken door de in het deksel 9 en het samenstel 2 opgenomen perforaties (13, 14). Het is ook mogelijk dat de bewaarvloeistof, bijvoorbeeld formaldehyde, zich in een andere houder bevind dan het buitenhouderdeksel 22. Zo is het mogelijk de bewaarvloeistof in de buitenhouder 18 op te nemen.

De houder 1, het deksel 9, de opneemruimtes 3, de tweede houder 5 en/of de buitenhouder 18 kunnen elk althans gedeeltelijk zijn voorzien van informatie ter identificatie van de genomen biopten.

Onder verwijzing naar figuur 10 omvat een andere uitvoeringsvorm van het deksel 9 naast de reeds in figuur 2 voorkomende onderdelen een bijkomend wanddeel 16A. Het wanddeel 16A heeft net als het geleidingswanddeel 16 de vorm van een cilinderstrook waarvan een lengteas zich in de richting van een lengteas van de cilindrische doorvoeropening 12 uitstrekt bij koppeling van het deksel 9 en de houder 1. Het wanddeel 16A is bedoeld om bij draaiing van het deksel 9 ten opzichte van de houder 1 op een zijwand van de houder 1 aangebrachte identificatiestickers of -codes af te dekken zodat de kans op fouten door verwissel ing bijvoorbeeld vermindert. Inderdaad worden bij het afnemen van biologisch materiaal identificatiestickers, bijvoorbeeld barcodes, uitgeprint en op de omtrekswand van de houder 1 aangebracht.

In een werkwijze volgens de uitvinding wordt een aantal biopten ingebracht in de onderling afgescheiden opneemruimtes 3 via de open wanddelen 4, waarbij de houder 1 niet is afgesloten door het deksel 9, en de houder is opgenomen in een tweede houder 5 ter ondersteuning (figuur 1).

Vervolgens wordt het deksel 9 met behulp van de verende lippen 11 gekoppeld met de houder 1 en in het bijzonder met het samenstel 2 van de opneemruimtes 3 die zijn voorzien van een biopt. Dit gebeurt door het deksel 9 met het geleidingswanddeel 16 in uitlijning te brengen met de insteekruimte 17 van de houder 1 en het deksel 9 vervolgens naar beneden te brengen tot in de houder 1 volgens de in figuur 3 getoonde pijl 30. De in figuur 4 getoonde gekoppelde toestand tussen deksel 9 en houder 1 wordt bereikt door het deksel 9 dusdanig ver in de houder 1 te brengen dat de verende lippen uitveren tot onder de onderrand 12a. In deze gekoppelde toestand bestrijkt het deksel 9 de open wanddelen 4 van de opneemruimtes 3 zodat deze worden afgesloten voor de in de opneemruimtes 3 aanwezige biopten.

Vervolgens worden de gekoppelde houder 1 en deksel 9 met het aangrijpdeel 15 vastgenomen en in de richting van de pijl 31 uit de tweede houder 5 genomen, zoals getoond in figuur 5. Figuren 6 en 7 tonen de uit de houder 5 genomen en met het deksel 9 althans voor de in de opneemruimtes 3 aanwezige biopten afgesloten houder 1.

In een verdere stap wordt de afgesloten houder 1 volgens de pijl 32 in een buitenhouder 18 gebracht door een bovenoppervlak 19. De buitenhouder 18 is op dat moment ongevuld, maar het is ook mogelijk als deze vooraf werd gevuld met een bewaarvloeistof zoals formaldehyde. De buitenhouder 18 heeft één inwendige ruimte waarin de afgesloten houder 1 kan worden opgenomen, waarbij het aangrijpdeel 15 eventueel gedeeltelijk kan uitsteken boven het vlak waarin een bovenrand 20 van de buitenhouder 18 is gelegen.

In een volgende stap wordt een buitenhouderdeksel 22 op de van de afgesloten houder 1 voorziene buitenhouder 18 geschroefd. Door het in het deksel 22 opgenomen bedienorgaan 24 in te drukken komt een hoeveelheid bewaarvloeistof, bijvoorbeeld formaldehyde, op veilige wijze vrij. De hoeveelheid bewaarvloeistof kan hierbij zijn afgestemd op de behoefte.

Het moge duidelijk zijn dat voor een deskundige in het vakgebied nog vele variaties en toepassingen binnen het kader de uitvinding mogelijk zijn.

Claims (21)

1. CONCLUSIES

   1. Afsluitbare houder voor het opnemen van biologisch materiaal, omvattende een aantal onderling afgescheiden opneemruimtes met open wanddeel waarlangs een biologisch materiaal kan worden ingebracht, een deksel dat is voorzien van koppelmiddelen voor koppeling met de houder waarbij het deksel de open wanddelen van de opneemruimtes bestrijkt, en waarbij wanddelen van de opneemruimtes en van het deksel doorlatend zijn voor een bewaarvloeistof en ondoorlatend voor het biologisch materiaal.
2. 2. Houder volgens conclusie 1, waarbij het deksel verder is voorzien van hanteermiddelen voor het hanteren van de gekoppelde houder en deksel.
3. 3. Houder volgens conclusie 1 of 2, waarbij de houder cilindrisch is en de opneemruimtes in een omtreksrichting van de houder naast elkaar zijn gerangschikt, gescheiden door radiaal verlopende zijwanddelen.
4. 4. Houder volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de opneemruimtes uitneembaar zijn uit de houder.
5. 5. Houder volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de houder een van de opneemruimtes vloeistofafgesloten centrale doorvoeropening omvat voor de koppelmiddelen van het deksel.
6. 6. Houder volgens conclusie 5, waarbij de koppelmiddelen in de doorvoeropening aanbrengbare verende lippen omvatten die onder een onderrand van de doorvoeropening kunnen uitveren.
7. 7. Houder volgens één der conclusies 2-6, waarbij de hanteermiddelen een uit een vlak van het deksel stekend aangrijpdeel omvatten.
8. 8. Houder volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de voor de bewaarvloeistof doorlatende en voor het biologisch materiaal ondoorlatende wanddelen perforaties omvatten.
9. 9. Houder volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de voor de bewaarvloeistof doorlatende en voor het biologisch materiaal ondoorlatende wanddelen van de opneemruimtes bodemwanddelen omvatten.
10. 10. Houder volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het deksel een in de houder opneembaar geleidingswanddeel omvat ter geleiding van het deksel tijdens het aanbrengen ervan op de houder.
11. 11. Houder volgens één der voorgaande conclusies, verder omvattende een buitenhouder waarin de houder is opgenomen, waarbij de buitenhouder een buitenhouderdeksel omvat waarmee de houder kan worden opgesloten in de buitenhouder, en waarbij de buitenhouder een bewaarvloeistof voor het biologisch materiaal bevat.
12. 12. Houder volgens conclusie 11, waarbij het buitenhouderdeksel de bewaarvloeistof bevat, en de bewaarvloeistof wordt vrijgelaten in de opneemruimtes vanuit het buitenhouderdeksel bij sluiting en/of door bediening van een bedienorgaan.
13. 13. Houder volgens één der voorgaande conclusies, in hoofdzaak gevormd uit een kunststofmateriaal.
14. 14. Houder volgens conclusie 13, waarbij het kunststofmateriaal is gekozen uit de groep gevormd door polyacetaal, polyamide, polycarbonaat, polyester, polypropyleen, polyurethaan, polystyreen en acrylonitrilbutadieenstyreen, polyfenyleensulfide, polyethyleentereftalaat, polybutyleentereftalaat, en polyoxymethyleen.
15. 15. Houder volgens één der voorgaande conclusies, althans gedeeltelijk voorzien van informatie.
16. 16. Werkwijze voor het opnemen van biologisch materiaal in een houder, waarin een houder volgens één der voorgaande conclusies wordt verschaft, waarin een biologisch materiaal wordt ingebracht in de onderling afgescheiden opneemruimtes via de open wanddelen, en waarin het van koppelmiddelen voorziene deksel met de koppelmiddelen wordt gekoppeld met de houder, waarbij het deksel de open wanddelen van de opneemruimtes bestrijkt.
17. 17. Werkwijze volgens conclusie 16, waarbij het gekoppelde samenstel van houder en deksel aan op het deksel voorziene hanteermiddelen wordt opgenomen.
18. 18. Werkwijze volgens één der conclusies 16-17, waarin de houder en het deksel worden gekoppeld door verende lippen in een van de opneemruimtes vloeistofafgesloten centrale doorvoeropening te steken en onder een onderrand van de doorvoeropening uit te laten veren.
19. 19. Werkwijze volgens één der conclusies 16-18, waarin het deksel onder geleiding van een in de houder opneembaar geleidingswanddeel op de houder wordt aangebracht.
20. 20. Werkwijze volgens één der conclusies 16-19, verder omvattende het in een bewaarvloeistof voor het biologisch materiaal bevattende buitenhouder opnemen van de met het deksel gekoppelde houder, en het met een buitenhouderdeksel opsluiten van de houder in de buitenhouder.
21. 21. Werkwijze volgens conclusie 20, waarbij het buitenhouderdeksel de bewaarvloeistof bevat, en bij sluiting en/of door bediening van een bedienorgaan de bewaarvloeistof wordt vrijgelaten in de opneemruimtes vanuit het buitenhouderdeksel.

    1/6

    2/6

    3/6