NL2019965B1 - Warmtewisselaar, alsmede een werkwijze voor het fokken van dieren in een veestal - Google Patents

Warmtewisselaar, alsmede een werkwijze voor het fokken van dieren in een veestal Download PDF

Info

Publication number
NL2019965B1
NL2019965B1 NL2019965A NL2019965A NL2019965B1 NL 2019965 B1 NL2019965 B1 NL 2019965B1 NL 2019965 A NL2019965 A NL 2019965A NL 2019965 A NL2019965 A NL 2019965A NL 2019965 B1 NL2019965 B1 NL 2019965B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
air
heat exchanger
spraying
stall
liquid
Prior art date
Application number
NL2019965A
Other languages
English (en)
Other versions
NL2019965A (nl
Inventor
Victor Wagenberg Antonius
Original Assignee
Van De Ven Beheer B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Van De Ven Beheer B V filed Critical Van De Ven Beheer B V
Priority to EP18168636.1A priority Critical patent/EP3395166B1/en
Publication of NL2019965A publication Critical patent/NL2019965A/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2019965B1 publication Critical patent/NL2019965B1/nl

Links

Landscapes

  • Housing For Livestock And Birds (AREA)

Abstract

De warmtewisselaar 1 heeft een behuizing 3 voorzien van een stalluchtinlaatopening 5 en een stalluchtuitlaatopening 7 voor het naar de buitenomgeving 6 uitlaten van stallucht. Tussen de stalluchtinlaatopening en de stalluchtuitlaatopening strekt zich een stalluchtkanaal 8 uit. In het stalluchtkanaal strekken zich een aantal luchtkokers 11 uit via welke de buitenlucht in de veestal stroomt. Ventilatiemiddelen 13 en 15 zorgen voor het aanzuigen van verse buitenlucht en het zuigen van stallucht uit de veestal naar de omgeving 6. In het stalluchtkanaal 8 bevinden zich sproeimiddelen 17 en vernevelmiddelen 19. De sproeimiddelen 17 dienen ervoor om de luchtkokers 11 in de zomer te koelen om de temperatuur in de veestal te regelen en voorts om de luchtkokers aan de buitenzijde te reinigen van vervuiling door de erlangs stromende stallucht. De vernevelmiddelen 19 zijn voor het reinigen van de door het stalluchtkanaal naar de omgeving 6 stromende stallucht.

Description

BESCHRIJVING:
Gebied van de uitvinding
De uitvinding heeft betrekking op een warmtewisselaar voor toepassing in een veestal, omvattende:
een behuizing voorzien van:
een stalluchtinlaatopening voor het inlaten van stallucht, een stalluchtuitlaatopening voor het naar de omgeving buiten de veestal uitlaten van stallucht, een stalluchtkanaal dat zich in de behuizing tussen de stalluchtinlaatopening en de stalluchtuitlaatopening uitstrekt, en een aantal openingen in een of meer wanden van de behuizing, een aantal luchtkokers die zich in het stalluchtkanaal uitstrek en voorzien zijn van open uiteinden die zijn aangesloten op de openingen, van welke luchtkokers een uiteinde een buitenlucht inlaatopening vormt en uitmondt in de omgeving buiten de veestal en het andere uiteinde een buitenlucht uitlaatopening vormt en uitmondt in de veestal, eerste ventilatiemiddelen voor het aanzuigen of blazen van buitenlucht via de luchtkokers in de veestal, en tweede ventilatiemiddelen voor het aanzuigen of blazen van stallucht via het stalluchtkanaal naar de omgeving buiten de veestal.
Stand van de techniek
Een dergelijke warmtewisselaar is algemeen bekend. Bij toepassing van een dergelijke warmtewisselaar in een veestal stroomt verse buitenlucht via de luchtkokers in de veestal en wordt daarbij opgewarmd door relatief warme stallucht die langs de luchtkokers naar buiten stroomt. Door strenger wordende milieueisen aan de kwaliteit van de naar buiten afgevoerde stallucht dient de uitgaande stallucht eerst gereinigd te worden voordat deze in de omgeving mag worden uitgelaten. Bekende luchtwasinrichtingen waarbij vloeistof (water) in de luchtstroom wordt gesproeid zijn relatief duur.
Samenvatting van de uitvinding
Een doel van de uitvinding is het verschaffen van een betaalbare (dus relatief goedkope) mogelijkheid voor het reinigen van in de omgeving stromende stallucht. Hiertoe is warmtewisselaar volgens de uitvinding gekenmerkt, doordat deze voorts spuitmiddelen omvat voor het sproeien en/of vernevelen van vloeistof op en tussen de luchtkokers. Vloeistof, bij voorkeur water, kan hierbij in de tussen de luchtkokers aanwezige luchtstroom gesproeid en/of verneveld worden en op de luchtkokers gespoten wordt om de naar buiten stromende stallucht te reinigen en aan de milieueisen te kunnen voldoen. De in de luchtstroom gespoten vloeistof vangt verontreinigingen uit de lucht en de op de luchtkokers gespoten vloeistof vangt verontreinigingen uit de erlangs stromende lucht. Door luchtwasmiddelen ( sproei- en/of vernevelmiddelen) te integreren in de warmtewisselaar is een relatief goedkope mogelijkheid voor het reinigen van naar de omgeving stromende stallucht verkregen.
Een nadeel van dergelijke warmtewisselaars is dat door de vervuilde stallucht de luchtkokers aan de buitenzijde vervuild raken waardoor de warmteoverdracht afneemt. Daarom hebben de spuitmiddelen van de warmtewisselaar volgens de uitvinding bij voorkeur eerste sproeimiddelen met een relatief hoge sproeicapaciteit die in de behuizing boven de luchtkokers aanwezig zijn, voor het sproeien van vloeistof op en tegen de luchtkokers ten behoeve van het reinigen en/of koelen van de luchtkokers. Naast de luchtreinigende werking van de gesproeide vloeistof hebben deze eerste sproeimiddelen dus ook een schoonmaakfunctie voor de luchtkokers en een koelende werking voor de door de luchtkokers binnenstromende buitenlucht. De buitenlucht wordt hierbij op indirecte wijze gekoeld doordat er verdamping van op de luchtkokers aanwezig water plaatsvindt waarbij warmte wordt onttrokken aan de door de luchtkokers naar binnen stromende buitenlucht waardoor deze afkoelt. De aangezogen buitenlucht kan dus gekoeld worden middels indirecte adiabatische koeling (dus zonder vocht aan de lucht af te geven). Door deze koeling hoeft men minder te ventileren in de warme periodes en neemt de maximale ventilatie behoefte van de dieren af
Een uitvoeringsvorm van de warmtewisselaar volgens de uitvinding is gekenmerkt, doordat de spuitmiddelen voorts tweede sproeimiddelen omvatten met een geringere capaciteit dan de eerste sproeimiddelen, welke tweede sproeimiddelen in de behuizing aanwezig zijn, voor het sproeien en/of vernevelen van vloeistof in het stalluchtkanaal ten behoeve van het reinigen van de naar de omgeving buiten de veestal gaande stallucht en/of het koelen van de luchtkokers. Tot kleine druppels vernevelde vloeistof heeft een betere reinigende werking op de verontreinigde stallucht dan relatief grote druppels die door sproeimiddelen in de luchtstroom gespoten worden. De mate en positie van verneveling bepaalt mede ook de mate van vochtigheid van de luchtkokers en de op de luchtkokers aanwezige vervuiling. Door het vochtiger maken van de luchtkokers zal het plekkende/klevende effect toenemen waardoor stof beter gevangen wordt op de luchtkokers en zodoende het reinigende effect van de stallucht zal toenemen. Bij voorkeur hebben de spuitmiddelen zowel de genoemde eerste als tweede sproeimiddelen, waarbij de eerste sproeimiddelen geactiveerd worden voor het reinigen van de luchtkokers en/of koelen van de naar binnen stromende stallucht en waarbij de tweede sproeimiddelen geactiveerd worden voor het zuiveren van de naar buiten stromende stallucht.
De eerste sproeimiddelen hebben bij voorkeur een eerste vloeistofpomp en de tweede sproeimiddelen hebben bij voorkeur een tweede vloeistofpomp voor toevoer van vloeistof. Indien enkel de luchtreinigende werking nodig is hoeft enkel de tweede vloeistofpomp te werken zodat energie bespaard kan worden. De tweede vloeistofpomp voor het reinigen en/of koelen heeft bij voorkeur een geringere pompcapaciteit dan de eerste vloeistofpomp die naast het reinigen van de lucht ook de luchtkokers aan de buitenzijde reinigt, om een nog grotere energiebesparing te kunnen realiseren.
De eerste sproeimiddelen hebben bij voorkeur een aantal sproeikoppen, alsmede regelmiddelen voor het in werking stellen van een of meer van de sproeikoppen, en de tweede sproeimiddelen hebben bij voorkeur een aantal vernevelkoppen, alsmede verdere regelmiddelen voor het in werking stellen van een of meer van de vernevelkoppen.
Een verdere uitvoeringsvorm van de warmtewisselaar volgens de uitvinding is gekenmerkt, doordat de eerste sproeimiddelen een aantal afzonderlijke sproeicircuits omvatten die elk afzonderlijk aangestuurd kunnen worden. Hierdoor kunnen achtereenvolgens verschillende delen van de luchtkokers gereinigd dan wel gekoeld worden. Doordat niet alle sproeimiddelen tegelijk hoeven te werken kunnen de vloeistofleidingen dunner worden uitgevoerd en kan tevens volstaan worden met een minder krachtige vloeistofpomp.
Bij voorkeur zijn de sproeicircuits, gezien in lengterichting van de luchtkokers, op afstand van elkaar achter elkaar aanwezig zodat naar keuze relatief warme buitenlucht direct bij intrede in de warmtewisselaar of minder warme buitenlucht aan de in de veestal stromend einde van de warmtewisselaar gekoeld worden en zodoende de koelende werking beïnvloed worden.
Elk sproeicircuit heeft bij voorkeur een vloeistof! ei ding waarop een aantal sproeikoppen zijn aangesloten, welke vloei stof! ei ding via een klep is aangesloten op de eerste vloeistofpomp. Door de kleppen te regelen hoeven de sproeikoppen niet afzonderlijk regelbaar uitgevoerd te zijn.
Nog een verdere uitvoeringsvorm van de warmtewisselaar volgens de uitvinding is gekenmerkt, doordat de warmtewisselaar een opvangbak omvat die onder de luchtkokers aanwezig is voor het opvangen van sproei vloei stof en/of vernevelvl oei stof, welke opvangbak is voorzien van een naar de stalluchtinlaatopening aflopende bodem. De helling van de bodem is bij voorkeur voldoende steil en glad om te voorkomen dat verontreinigingen in de opgevangen sproeivloeistof zich kunnen afzetten op de bodem. Aan de stalluchtinlaatzijde van de warmtewisselaar is bij voorkeur een vloeistofreservoir aanwezig waarop het aflopende einddeel van de opvangbak is aangesloten. Door het vloeistofreservoir aan de stalluchtinlaatzijde te plaatsen in plaats van aan de buitenluchtinlaatzijde wordt voorkomen dat de vloeistof in de winter kan bevriezen met alle nadelige gevolgen van dien.
De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor het fokken van vee in een veestal, waarbij gebruik gemaakt wordt van een warmtewisselaar volgens de uitvinding. Voor wat betreft de werkwijze is de uitvinding gekenmerkt, doordat tijdens een eerste fase van het fokproces de warmtewisselaar uitsluitend als warmtewisselaar bedreven wordt waarbij geen vloeistof wordt gesproeid omdat in deze fase bij jonge dieren warme verse lucht gewenst is en de stallucht relatief weinig wordt vervuild door de jonge dieren en tijdens een daaropvolgende tweede fase van het fokproces de warmtewisselaar ook als luchtwasser wordt bedreven waarbij vloeistof wordt verneveld in het stalluchtkanaal omdat in deze fase de stallucht relatief sterk wordt vervuild door de groter geworden dieren.
Bij voorkeur worden de ventilatiemiddelen en spuitmiddelen aangestuurd door een computersysteem op basis van de actuele en gewenste temperatuur in de veestal en op basis van actuele en gewenste zuiverheid van de uitgaande stallucht naar de omgeving buiten de veestal.
Een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding is gekenmerkt, doordat alle in en uit de veestal gaande lucht door de warmtewisselaar gezogen/geblazen wordt. Bij bekende veestallen worden de warmtewisselaars slechts voor een gedeelte van de geïnstalleerde ventilatie capaciteit gebruikt. Door toevoeging van reiniging en koeling wordt het interessant om alle ventilatielucht m.b.v. de beschreven units in de stal te brengen en weer uit de stal te halen. Door de gehele stal te ventileren met de warmtewisselaar volgens de uitvinding zal het temperatuurverschil gedurende het jaar in de stal aanzienlijk minder worden. Dit betekent dat dieren in een veel constanter klimaat gehuisvest zijn en hierdoor hun prestaties op een positieve manier beïnvloed worden. De onderstaande tabel toont dit aan aan de hand van metingen.
Bekende warmtewisselaar Warmtew isselaar volgens uitvinding
Tbuiien RVbuiten Tiniaat Tbinnen RVbinnen Ventilatie (m’/uur) Tjnlaai Tbinnen •R-Vbinnen Ventilatie (m3/uur)
-10 97,5% -10 16.7 81% 1,2 13,1 21,8 35% 2,6
-5 92,5% -5 18,9 80% 1,2 13,6 21,9 38% 2,8
0 80% 0 21,0 77% 1.2 14,2 22,1 41% 3,0
5 75% 5 21,2 68% 1,6 14,8 22,2 44% 3,3
10 70% 10 21.6 63% 2,3 15,7 22,4 49% 3,7
15 67,5% 15 22,2 61% 3,6 17,0 22,8 56% 4,3
20 67.5% 20 23,7 63% 6,4 18,9 23.5 66% 5.4
25 52,5% 25 26,7 51% 12,0 19.3 23,7 67% 5,7
30 42,5% 30 31,1 42% 12,6 19.9 24,0 70% 6,2
35 32,5% 35 35.7 33% 12.6 20,5 24,5 70% 6,3
Beknopte omschrijving van de tekeningen
Hieronder zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van een in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van de warmtewisselaar volgens de uitvinding. Hierbij toont:
Figuur 1 een uitvoeringsvorm van de warmtewisselaar in langsdoorsnede; en
Figuur 2 de warmtewisselaar in bovenaanzicht met open bovenzijde.
Gedetailleerde omschrijving van de tekeningen
In de figuren 1 en 2 is een uitvoeringsvorm van de warmtewisselaar volgens de uitvinding in langsdoorsnede respectievelijk in bovenaanzicht met open bovenzijde weergegeven. De warmtewisselaar 1 heeft een behuizing 3 die voorzien is van een stalluchtinlaatopening 5 voor het inlaten van stallucht en een stalluchtuitlaatopening 7 voor het naar de omgeving 6 buiten de veestal uitlaten van stallucht. Tussen de stalluchtinlaatopening en de stalluchtuitlaatopening strekt zich een stalluchtkanaal 8 in de behuizing uit.
Voorts is de behuizing voorzien van een aantal openingen in twee tegenover elkaar aanwezige wanden van de behuizing. De in verbinding met de omgeving 6 zijnde openingen 10 in een van deze wanden vormen inlaatopeningen voor het binnenlaten van buitenlucht en in verbinding met de binnenruimte van de veestal zijnde openingen 9 in de andere wand vormen uitlaatopening voor het in de veestal uitlaten van de buitenlucht. In de behuizing bevinden zich een aantal aan de uiteinden open luchtkokers 11 die zich in het stalluchtkanaal uitstrekken. Deze kokers zijn met de open uiteinden aangesloten op de openingen 9 en 10 en vormen luchtkanalen via welke de verse buitenlucht de veestal in stroomt.
Afhankelijk van de energie uitwisseling en of mate van reiniging van de gebruikte stallucht, is de hierboven beschreven kokerlengte van de unit variabel. Op deze manier kan voor iedere klimaat conditie en veesoort een optimale koker lengte bepaald worden waarin energie-uitwisseling, luchtwassing, energieverbruik (langere kokers zullen meer drukval creëren en dus energie absorberen), de parameters zijn die invloed hebben op deze koker lengte. Een bijkomende functie van de kokers is het afvangen van de waterdruppels die door het sproeien/vernevelen in de lucht worden gebracht. Hierdoor zijn geen druppelvangers nodig om te voorkomen dat de waterdruppels in de afzuigventilatoren van de warmtewisselaar terecht komen.
De warmtewisselaar heeft voorts eerste ventilatiemiddelen 13 voor het aanzuigen van verse buitenlucht via de luchtkokers in de veestal en tweede ventilatiemiddelen 15 voor het zuigen van stallucht via het stalluchtkanaal uit de veestal naar de omgeving 6. Voorts bevinden zich in het stalluchtkanaal 8 in de behuizing 3 sproeimiddelen 17 en vernevelmiddelen 19 voor het sproeien respectievelijk vernevelen van vloeistof op de kokers en in het stalluchtkanaal. De sproeimiddelen 17 zijn in de behuizing 3 boven de luchtkokers 11 en dienen ervoor om de luchtkokers 11 in de zomer te koelen om de temperatuur in de veestal te regelen en voorts om de kokers aan de buitenzijde te reinigen van vervuiling door de erlangs stromende stallucht. De vernevelmiddelen 19 zijn voor het reinigen van de door het stalluchtkanaal naar de omgeving 6 stromende stallucht.
De sproeimiddelen 17 hebben een vloeistofpomp 21 voor toevoer van sproeivloei stof een aantal daarop aangesloten sproeikoppen 23. De vernevelmiddelen 19 hebben een verdere vloeistofpomp 27 voor toevoer van vernevelvloeistof en een aantal vernevelkoppen 29. Deze verdere vloeistofpomp 27 heeft een geringere pompcapaciteit dan de vloeistofpomp 21. Regelmiddelen voor het in werking stellen van een of meer van de sproeikoppen. Voor het regelen van de kleppen en
De ventilatiemiddelen en sproeimiddelen en vernevelmiddelen worden aangestuurd door een computersysteem 41 dat is voorzien van regelmiddelen die op basis van de actuele en gewenste temperatuur in de veestal de binnenkomende buitenlucht koelt door geschikte aansturing van de vloeistofpomp. Het computersysteem 41 is voorts voorzien van verdere regelmiddelen die op basis van actuele en gewenste zuiverheid van de uitgaande stallucht naar de omgeving buiten de veestal de verdere vloeistofpomp 27 aanstuurt.
De sproeimiddelen 17 hebben een aantal afzonderlijke sproeicircuits 20 die gezien in lengterichting van de luchtkokers, op afstand van elkaar achter elkaar aanwezig zijn en afzonderlijk aangestuurd kunnen worden. Elk sproeicircuit 20 heeft een vloeistofleiding 31 waarop een aantal van de sproeikoppen 23 zijn aangesloten en is via een klep 33 aangesloten op een hoofdleiding 32 waarop de vloeistofpomp 21 is aangesloten. De regelmiddelen sturen niet alleen de vloeistofpomp 21 maar ook de kleppen 33 aan om de temperatuur van de binnenkomende buitenlucht beter te kunnen regelen en om de zones die aangestuurd worden effectief te kunnen reinigen door een overvloedige spoeling.
Onder de luchtkokers 11 bevindt zich een opvangbak 35, zie figuur 2, voor het opvangen van sproeivl oei stof en vernevelvl oei stof De opvangbak is voorzien van een naar de stalluchtinlaatopening 5 aflopende bodem 37 die aansluit op een vloeistofreservoir 39 voor het tijdelijk opslaan van opgevangen sproeivloeistof. Dit vloeistofreservoir is eveneens aan de stalluchtinlaatzijde van de warmtewisselaar aanwezig.
Luchtwassers in de pluimveehouderij zijn zeer duur vanwege de hoge ventilatie capaciteit per dier en leveren los van het reinigende effect geen klimaat of energie voordeel in de veestal. De fijnstofemissie en effecten op volksgezondheid dwingen de sector tot betaalbare ontwikkelingen voor verregaande emissiereductie. Een belangrijke terugverdiencomponent van de warmtewisselaar volgens de uitvinding is de verbetering van het resultaat in de veestal. In de warmtewisselaar wordt water in de uitgaande stallucht gesproeid. Dit water zorgt voor de koeling omdat het afkoelt naar de natte bol temperatuur van de uitgaande lucht. Tegelijk lossen in dit water geur, fijnstof en ammoniak op. Deze stoffen worden in een externe waterzuivering weer uit het water gefilterd (bekende technologie).
Deze luchtwas-technologie wordt geactiveerd in de tweede helft van de ronde (bij vleeskuikens), ofwel de eerste weken (bij jonge kuikens, hoge temperatuur, weinig ventilatie en weinig emissies) werkt de warmtewisselaar gewoon als warmtewisselaar, pas na 2 a 3 weken begint ook de luchtwas-functie. De keuze om de luchtwas-functie wel/niet aan te zetten wordt gemaakt door computersysteem op basis van energiebalans over de stal en gemeten binnenklimaat parameters. Het luchtwassen (fijnstof, ammoniak, geur, etc.) kan gestuurd worden op luchtkwaliteit van de afgevoerde stallucht). De luchtwas-functie kan overigens in de eerste periode ook toegepast worden als reinigingsfunctie voor de luchtkokers.
Nabij de stalluchtinlaatopening van de warmtewisselaar zijn bij voorkeur de eerste vernevelmiddelen geïnstalleerd, zodat er meteen bij intrede adiabatische koeling plaatsvindt. Bij voorkeur wordt er afhankelijk van de effectiviteit van de koeling verscheidene vernevelmiddelen geplaatst boven de kokers die op verschillende afstanden Xi en X2 (zie figuur 1) t.o.v. de eerste vernevelmiddelen geplaatst zijn. Het maximale rendement wordt bereikt om het aantal vernevelmiddelen en de afstanden X; optimaal te kiezen en is o.a. afhankelijk van luchtsnelheden en toegepaste temperaturen.
De vloeistof kan eventueel aangezuurd worden om ammoniak beter te kunnen afvangen of er kan een andere vorm van vloeistofbehandeling plaatsvinden om 5 te beïnvloeden welke stoffen wel of juist niet oplossen in de vloeistof. Voorts kan de vloeistof die gespoten wordt tijdens het reinigen/koelen hergebruikt worden, waardoor de vloeistof opgebruikt wordt en dus niet afgevoerd hoeft te worden.
Hoewel in het voorgaande de uitvinding is toegelicht aan de hand van de tekeningen, dient te worden vastgesteld dat de uitvinding geenszins tot de in de 10 tekeningen getoonde uitvoeringsvorm is beperkt. De uitvinding strekt zich mede uit tot alle van de in de tekeningen getoonde uitvoeringsvorm afwijkende uitvoeringsvormen binnen het door de conclusies gedefinieerde kader.

Claims (15)

  1. CONCLUSIES:
    1. Warmtewisselaar (1) voor toepassing in een veestal, omvattende:
    een behuizing (3) voorzien van:
    een stalluchtinlaatopening (5) voor het inlaten van stallucht, een stalluchtuitlaatopening (7) voor het naar de omgeving (6) buiten de veestal uitlaten van stallucht, een stalluchtkanaal (8) dat zich in de behuizing tussen de stalluchtinlaatopening en de stalluchtuitlaatopening uitstrekt, en een aantal openingen (9, 10) in een of meer wanden van de behuizing, een aantal luchtkokers (11) die zich in het stalluchtkanaal uitstrek en voorzien zijn van open uiteinden die zijn aangesloten op de openingen, van welke luchtkokers een uiteinde een buitenlucht inlaatopening vormt en uitmondt in de omgeving buiten de veestal en het andere uiteinde een buitenlucht uitlaatopening vormt en uitmondt in de veestal, eerste ventilatiemiddelen (13) voor het aanzuigen of blazen van buitenlucht via de luchtkokers in de veestal, en tweede ventilatiemiddelen (15) voor het aanzuigen of blazen van stallucht via het stalluchtkanaal naar de omgeving buiten de veestal, met het kenmerk, dat de warmtewisselaar (1) voorts spuitmiddelen (17, 19) omvat voor het sproeien en/of vernevelen van vloeistof op en tussen de luchtkokers (11).
  2. 2. Warmtewisselaar volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de spuitmiddelen (17, 19) eerste sproeimiddelen (17) omvatten die in de behuizing (3) boven de luchtkokers (11) aanwezig zijn, voor het sproeien van vloeistof op en tegen de luchtkokers ten behoeve van het reinigen en/of koelen van de luchtkokers.
  3. 3. Warmtewisselaar volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de eerste sproeimiddelen (17) een eerste vloeistofpomp (21) omvatten voor toevoer van vloeistof
  4. 4. Warmtewisselaar volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de eerste sproeimiddelen (17) een aantal sproeikoppen (23) omvatten, alsmede regelmiddelen voor het in werking stellen van een of meer van de sproeikoppen.
  5. 5. Warmtewisselaar volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de spuitmiddelen (17) tweede sproeimiddelen (19) met een geringere capaciteit dan de eerste sproeimiddelen omvatten die in de behuizing (3) aanwezig zijn, voor het sproeien en/of vernevelen van vloeistof in het stalluchtkanaal (8) ten behoeve van het reinigen van de naar de omgeving (6) buiten de veestal gaande stallucht en/of het koelen van de luchtkokers.
  6. 6. Warmtewisselaar volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de tweede sproeimiddelen (T9) een tweede vloeistofpomp (27) omvatten voor toevoer van vloeistof.
  7. 7. Warmtewisselaar volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat de tweede sproeimiddelen (19) een aantal vernevelkoppen (29) omvatten, alsmede verdere regelmiddelen voor het in werking stellen van een of meer van de vernevelkoppen.
  8. 8. Warmtewisselaar volgens conclusie 3 en 6, met het kenmerk, dat de tweede vloeistofpomp (27) voor het vernevelen van vloeistof een geringere pompcapaciteit heeft dan de eerste vloeistofpomp (21) voor het schoonspuiten van de luchtkokers.
  9. 9. Warmtewisselaar volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de eerste sproeimiddelen (17) een aantal afzonderlijke sproeicircuits (20) omvatten die elk afzonderlijk aangestuurd kunnen worden.
  10. 10. Warmtewisselaar volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de sproeicircuits (20), gezien in lengterichting van de luchtkokers, op afstand van elkaar achter elkaar aanwezig zijn.
  11. 11. Warmtewisselaar volgens conclusie 9 of 10 en 3, met het kenmerk, dat elk sproeicircuit (20) een vloeistofleiding (31) omvat waarop een aantal sproeikoppen (23) zijn aangesloten, welke vloeistofleiding via een klep (33) is aangesloten op de eerste vloeistofpomp.
  12. 12. Warmtewisselaar volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de warmtewisselaar een opvangbak (35) omvat die onder de luchtkokers (11) aanwezig is voor het opvangen van vloeistof, welke opvangbak is voorzien van een naar de stalluchtinlaatopening (5) aflopende bodem (37).
  13. 13. Warmtewisselaar volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de warmtewisselaar een vloeistofreservoir (39) omvat voor het opslaan van opgevangen vloeistof, welk vloeistofreservoir aan de stalluchtinlaatzijde van de warmtewisselaar aanwezig is, waarbij de opvangbak (35) met het aflopende uiteinde op het vloeistofreservoir is aangesloten.
  14. 14. Werkwijze voor het fokken van vee in een veestal, waarbij gebruik gemaakt wordt van een warmtewisselaar volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat tijdens een eerste fase van het fokproces de warmtewisselaar uitsluitend als warmtewisselaar bedreven wordt waarbij geen vloeistof wordt gesproeid omdat in deze fase bij jonge dieren warme verse lucht gewenst is en de stallucht relatief weinig wordt vervuild door de jonge dieren en tijdens een daaropvolgende tweede fase 5 van het fokproces de warmtewisselaar ook als luchtwasser wordt bedreven waarbij vloeistof wordt verneveld in het stalluchtkanaal omdat in deze fase de stallucht relatief sterk wordt vervuild door de groter geworden dieren.
  15. 15. Werkwijze volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat alle in en uit de veestal gaande lucht door de warmtewisselaar gezogen/geblazen wordt.
    o
    1 /2 σχ cn
NL2019965A 2017-04-26 2017-11-23 Warmtewisselaar, alsmede een werkwijze voor het fokken van dieren in een veestal NL2019965B1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
EP18168636.1A EP3395166B1 (en) 2017-04-26 2018-04-20 Air treatment unit, as well as a method for breeding animals in a cattle shed

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2018784 2017-04-26

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL2019965A NL2019965A (nl) 2018-11-02
NL2019965B1 true NL2019965B1 (nl) 2018-11-09

Family

ID=65235591

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2019965A NL2019965B1 (nl) 2017-04-26 2017-11-23 Warmtewisselaar, alsmede een werkwijze voor het fokken van dieren in een veestal

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL2019965B1 (nl)

Also Published As

Publication number Publication date
NL2019965A (nl) 2018-11-02

Similar Documents

Publication Publication Date Title
JP6802851B2 (ja) 換気のためのシステム、方法およびフィルタ
US20150004064A1 (en) Wet type dust collector for air purifying
EP2774478A1 (en) System and method for dehumidifying greenhouse air
KR102453837B1 (ko) 축사 악취제거기
JPWO2019087335A1 (ja) 家畜舎システム
US20200093089A1 (en) Waste heat recovery systems and methods for a livestock barn
US5361600A (en) Evaporative cooler with scrubber system
US11519634B2 (en) Atmospheric moisture condensing and hydroponic germination
NL2019965B1 (nl) Warmtewisselaar, alsmede een werkwijze voor het fokken van dieren in een veestal
JPWO2019088228A1 (ja) 環境指数ユニットおよび家畜舎システム
EP3395166A2 (en) Air treatment unit, as well as a method for breeding animals in a cattle shed
US20220264838A1 (en) Hybrid heat recovery system with energy recovery and use thereof
US2833122A (en) Water pre-cooled heat exchanger systems
WO2009054008A2 (en) A mosquitoe free healthy air cooler
KR200267416Y1 (ko) 농축산용 공기의 냉각장치
US3165902A (en) Water tower
DE102011110039A1 (de) Belüfttungsanlage mit kühlbarem PCM-Wärmetauscher und Verfahren zum Betreiben der Belüftungsanlage
US6743279B2 (en) Air purification device for air handling units
NL2016422B1 (nl) Luchtcirculatiesysteem, warenhuis voorzien van een dergelijk luchtcirculatiesysteem en werkwijze voor het ontvochtigen van lucht.
KR0134650Y1 (ko) 열교환 및 온습도 조절이 가능한 버섯재배용 환기장치
US4123917A (en) Produce cooler
KR20180046106A (ko) 악취 및 폐사 저감 친환경 축사
BE1008454A5 (nl) Systeem voor het reinigen van uit een stal af te voeren lucht.
ES2781878T3 (es) Dispositivo de filtración de aire para un edificio de cría de ganado equipado con un filtro de polvo móvil, e instalación de ventilación que utiliza dicho dispositivo de filtración
JPH04367706A (ja) 空気清浄方法及びその装置