NL2019959B1 - Autonoom reinigingsvoertuig en stal daarmee - Google Patents

Abstract

Een stalreinigingsvoertuig voor verwijderen van mest van een stalvloer in een stal voor veedieren, in het bijzonder melkdieren, omvat een gestel met aandrijfmiddelen voor over de stalvloer verplaatsen van het voertuig, een besturing voor de aandrijfmiddelen, om het voertuig autonoom in een rijrichting te doen verplaatsen, een eerste mestschuif voor in een eerste rijrichting over de stalvloer verplaatsen van mest, waarbij de eerste mestschuif gezien in de eerste rijrichting naar voren toe een eerste mestverzamelruimte omgeeft, en een tweede mestschuif voor in een tweede, tegenovergestelde rijrichting over de stalvloer verplaatsen van mest, waarbij de tweede mestschuif gezien in de tweede rijrichting naar voren toe een tweede mestverzamelruimte omgeeft. Het voertuig zal in beginsel tijdens elke verplaatsing mest kunnen verschuiven, en kan toch goed manoevreren.

Description

Autonoom reinigingsvoertuig en stal daarmee

De onderhavige heeft betrekking op een stalreinigingsvoertuig voor verwijderen van mest van een stalvloer in een stal voor veedieren, in het bijzonder melkdieren, en omvattende een gestel met aandrijfmiddelen en een mestschuif voor over de stalvloer verplaatsen van mest.

Een dergelijk stalreinigingsvoertuig is op zich bekend, zoals een Lely Discovery®.

Een nadeel van de bekende stalreinigingsvoertuigen is dat zij niet erg doelmatig werken, en zich een groot deel van de tijd nutteloos verplaatsen, dan wel dat zij betrekkelijk veel manoevreermogelijkheden vereisen, en dientengevolge zijn zij vaak betrekkelijk complex, of smal zodat hun mest bijeenschuivende vermogen beperkt moet blijven.

De onderhavige uitvinding heeft ten doel genoemde nadelen althans ten dele op te lossen, en verschaft daartoe een stalreinigingsinrichting volgens conclusie 1, in het bijzonder een stalreinigingsvoertuig voor verwijderen van mest van een stalvloer in een stal voor veedieren, in het bijzonder melkdieren, omvattende een gestel met aandrijfmiddelen voor over de stalvloer verplaatsen van het voertuig, een besturing voor de aandrijfmiddelen, om het voertuig autonoom in een eerste rijrichting alsmede een tweede, tegenovergestelde rijrichting te doen verplaatsen, een eerste mestschuif voor in de eerste rijrichting over de stalvloer verplaatsen van mest, waarbij de eerste mestschuif gezien in de eerste rijrichting naar voren toe een eerste mestverzamelruimte omgeeft, en een tweede mestschuif voor in de tweede rijrichting over de stalvloer verplaatsen van mest, waarbij de tweede mestschuif gezien in de tweede rijrichting naar voren toe een tweede mestverzamelruimte omgeeft.

Het aldus verschafte voertuig is ingericht om zowel vooruit als achteruit te kunnen rijden. De twee mestschuiven zijn dan uiteraard functioneel geplaatst, dat wil zeggen aan een vooraan respectievelijk achteraan gelegen uiteinde. Aldus is het voertuig ingericht voor bijeenschuiven van mest in zowel de voorwaartse richting als de achterwaartse richting. Dit kan zeer eenvoudig worden uitgevoerd, bijvoorbeeld als een eenvoudige heen-en-weergaande beweging. Dit biedt grote voordelen bijvoorbeeld ten opzichte van al dan niet autonome mest schuivende voertuigen. Als een dergelijk voertuig, dat slechts in één richting mest kan schuiven, bestuurbaar is uitgevoerd, inzonderheid draaibaar, kan het weliswaar door sturen de rijrichting veranderen en dan ook in andere (absolute) richtingen mest schuiven, maar dat vereist wel een ruimte voor het draaien, bijvoorbeeld een draaicirkel. Tijdens dergelijke bewegingen wordt vaak geen mest bijeengeschoven, zodat er dan geen functioneel voordeel is doch slechts gevaar voor de veedieren in de stal, hetgeen nog wordt versterkt doordat de beweging van het voertuig dan niet rechtuit is maar in een bocht, hetgeen minder goed voorspelbaar is voor de dieren. Het stelt bovendien eisen aan de verhouding tussen draaicirkel of dergelijke enerzijds en de breedte van de stal of de loopgang anderzijds. Voorts is er een complexe besturing nodig om door sturen de rijrichting te kunnen aanpassen, bijvoorbeeld een of meer sturende wielen, rupsbanden of dergelijke, alsmede een besturingsinrichting/computer. Een en ander is niet nodig voor het mestschuifvoertuig volgens de uitvinding dat met twee mestschuiven, elk aan een ander uiteinde, in twee tegengestelde richtingen mest kan verplaatsen. Het voertuig volgens de uitvinding kan dan ook veel eenvoudiger blijven, en hoeft in beginsel geen draai- of andere stuurbewegingen uit te voeren. Een en ander kan overigens wel degelijk zijn verschaft, doch dat zal in de vorm van hieronder beschreven bijzondere uitvoeringsvormen zijn.

In een voorbeeld van een dergelijke bijzondere uitvoeringsvorm versmalt de eerste en/of de tweede mestverzamelruimte van het uiteinde af. Het versmallen kan op verscheidene manieren zijn gerealiseerd, zoals getrapt, boogvormig enzovoort. In het bijzonder versmalt de respectieve verzamelruimte echter kegelvormig of afgeknot kegelvormig. Aldus zal bij verplaatsen van het voertuig de reeds door de mestverzamelruimte omvatte mest verder bijeengeschoven worden naar het midden van het voertuig, weg van de randen van de mestschuit, en dus ook weg van de randen van het gebied van de stal dat wordt aangeschoven door het voertuig. Deze randen hebben vaak de meeste mest juist omdat zich er de meeste dieren bevinden. Door mest aldus niet rechtdoor langs de rand maar juist weg te schuiven van de rand komen dieren die zich verderop in zo'n rand bevinden minder in aanraking met een door de mestschuit gevormde mestplas. Dit is gunstiger voor hun klauwen en poten. Bovendien is het aldus beter mogelijk om de bijeengeschoven mest via een betrekkelijk smalle opening te storten in een ondergrondse opvangbak. Bij een rechte mestschuif dient de mest in het algemeen over de hele breedte van de schuif in een opvang- of stortbak te worden geschoven, hetgeen meer gevaar kan opleveren.

In uitvoeringsvormen omvat het stalreinigingsvoertuig voorts een mestopzuiginrichting voor opzuigen van door de eerste of tweede mestschuif in de respectieve mestverzamelruimte bijeengeschoven mest, alsmede een met de mestopzuiginrichting verbonden mestopslaghouder voor opvangen en tijdelijk bewaren van de opgezogen mest. Er is dan nog minder kans op dat de voortgeschoven mestplas tegen de poten van de veedieren komt, omdat de plas van beperkte afmetingen kan blijven, althans smaller dan bij rechte mestschuiven of mestschuiven zonder wegzuigmechaniek. De in beginsel groeiende mestplas wordt immers telkens deels weggezogen tot in de mestopslaghouder. Een en ander betekent dat de dieren nog minder in aanraking hoeven te komen met een mestplas.

In uitvoeringsvormen omvatten de aandrijfmiddelen twee of meer, in het bijzonder onafhankelijk, aandrijfbare wielen. In het bijzonder omvatten sommige stalreinigingsvoertuigen hierbij voorts een met de besturing bestuurbaar wiel. Met behulp van de twee of meer aandrijfbare wielen kan het voertuig niet alleen door de besturing worden voortbewogen maar ook bestuurd, al is het besturen niet altijd noodzakelijk. Merk voorts op dat het voldoende kan zijn om 2 wielen te hebben als de mestschuit als derde steun-"punt" dient, in feite zou zelfs een enkel wiel kunnen volstaan omdat het onderhavige voertuig twee mestschuiven heeft. Niettemin kunnen er aanvullende, al dan niet bestuurbare wielen zijn verschaft, zoals zwenkwielen. Aldus is het mogelijk voor het voertuig om ook andere bewegingen dan rechtuit naar voren en naar achteren te maken. Niettemin blijft het in alle gevallen mogelijk om mest te verzamelen, en eventueel op te zuigen, hetgeen de doelmatigheid ten goede komt.

In uitvoeringsvormen omvat het stalreinigingsvoertuig voorts een afschermkap over althans een deel van de eerste en/of tweede mestverzamelruimte, in het bijzonder een in een richting dwars op de betreffende rijrichting gezien smalste deel van de eerste en/of tweede mestverzamelruimte. De afschermkap bevindt zich aldus in hoofdzaak boven de bijeengeschoven mestplas. Aldus zijn de veedieren in de stal nog beter afgeschermd tegen die mestplas.

In het bijzonder is afschermkap ingericht om een of meer van de veedieren te dragen en erdoor te worden belopen. Het is aldus mogelijk om de afschermkap breed te maken, althans zo breed dat de veedieren er niet gemakkelijk in één keer overheen zouden kunnen stappen. Door de kap, althans het voertuig met de kap, zodanig uit te voeren dat een veedier erover kan lopen, hoeft het voertuig dat veedier niet te belemmeren in zijn bewegingsvrijheid. De vereiste constructionele maatregelen om het gewicht van het veedier (of de veedieren) te laten dragen zijn afhankelijk van de soort en het maximale aantal veedieren dat zich op het voertuig/de kap kan bevinden, maar liggen binnen het bereik van de gemiddelde vakman.

Opgemerkt wordt dat een comfortabele opstaphoogte, d.w.z een hoogte die voor het gemiddelde dier van de betreffende veediersoort comfortabel kan worden overwonnen eveneens dier(soort)afhankelijk is, en eventueel ook van de leeftijd. Idealiter is de opstaphoogte afgestemd op de groep veedieren in de stal, doch het zal meestal mogelijk zijn om een veilige opstaphoogte te kiezen. Een veel toepasbare opstaphoogte is bijvoorbeeld 10 centimeter voor melkkoeien, of de hoogte van een ligbox boven de hoogte van de loopgang tussen de ligboxen.

In de praktijk kan het nuttig zijn om de breedte van het voertuig af te stemmen op de breedte van de loopgang waarin de mest dient te worden aangeschoven. Als de breedtes gelijk zijn volstaat het voor het voertuig om alleen rechtuit te kunnen rijden, en eventueel ook recht achteruit. In andere gevallen kan het voordelen bieden om het voertuig bestuurbaar te maken.

De uitvinding heeft in tevens betrekking op een stal voor veedieren, in het bijzonder melkdieren, en omvattende een autonoom stalreinigingsvoertuig volgens de uitvinding en een vloer met een loopgang voor de veedieren. Het moge duidelijk zijn dat in een dergelijke stal de vloer schoon wordt gehouden terwijl de veedieren zo weinig mogelijk worden gestoord en het stalreinigingsvoertuig zo eenvoudig mogelijk kan worden bestuurd. In het bijzonder heeft het stalreinigingsvoertuig een breedte die in hoofdzaak gelijk is aan de loopgang, zodat deze niet alleen eenvoudig in één keer te reinigen is, maar ook omdat het voertuig dan feitelijk alleen maar vooruit en achteruit hoeft te bewegen. Uiteraard zijn andere breedtes niet uitgesloten, met name grotere dan de breedte van het voertuig.

In bijzondere uitvoeringsvormen van de stal is de vloer een gesloten vloer, dat wil zeggen niet een roostervloer, en is voorts verschaft een mestopvangmiddel, omvattende een in de grond verzonken opvangbak en ten minste één in de grond boven de opvangbak aangebrachte opening, waarbij in het bijzonder een en ander in de stal is verschaft. Aldus kan een eenvoudige mestschuif de mest bijeenschuiven en vervolgens naar het mestopvangmiddel schuiven, alwaar de mest in de opvangbak wordt gestort, door de opening(en) heen. Alternatief of aanvullend kan het stalreinigingsvoertuig een mestopzuigmiddel omvatten, zoals hierboven reeds omschreven. Ook in dat geval kan het voertuig de (opgezogen) mest via de opening(en) storten in de opvangbak, maar de mest hoeft niet over de grond ernaartoe te worden geschoven, hetgeen sneller en hygiënischer is. Tevens is het nuttig om ter plekke of in de buurt van de plek voor afgeven van de mest ook een laadstation voor brandstof of elektrische energie, en desgewenst ook van reinigings- en/of desinfectiemiddel te verschaffen. Indien nodig kan het voertuig dan de nodige energie en stoffen laden. Overigens kent ook een stal met een roostervloer alsmede een stalreinigingsvoertuig volgens de uitvinding voordelen. Namelijk zal het voertuig ook hier de mest doelmatig kunnen verplaatsen en door de roosteropeningen naar de daaronder gelegen opvangruimte kunnen drukken.

De uitvinding zal hierna nader worden toegelicht aan de hand van een of meer voorbeelduitvoeringsvormen alsmede de tekening. Daarin toont:

Figuur 1 een schematisch

Figuur 2 een schematisch aanzicht in perspectief een voertuig 10' volgens de uitvinding;

Figuur 3 een schematische dwarsdoorsnedeaanzicht van een stalreinigingsvoertuig 10" volgens de uitvinding; en

Figuur 4 een zeer schematisch bovenaanzicht in doorsnede van een voertuig 10"' volgens de uitvinding.

Figuur 1 toont zeer schematisch een stal 1 volgens de uitvinding voor veedieren, hier koeien 100. Deze stal 1 omvat een voerhek 2 met daarachter voer 3, alsmede een drietal rijen ligboxen 4. Tussen dat al bevinden zich twee loopgangen 5-1 en 5-2, in welke laatste een voertuig 10 zich voortbeweegt in de richting van pijl A. Aan de uiteinden van de loopgang 5-2 bevinden zich stortroosters 6-1 en 6-2, boven respectieve ondergrondse, en daarom met streeplijnen getekende mestopvangbakken 7-1 en 7-2. Details die niet van belang zijn voor de uitvinding, zoals bijvoorbeeld waterbakken, poorten of een melkinrichting, zijn niet weergegeven.

In de stal 1 kunnen koeien 100 in beginsel vrij rondlopen over loopgangen 5-1 en 5-2, alsmede deze verbindende tussengangen (niet apart aangegeven). In het rechterdeel van de stal 1 bevinden zich ligboxen 4, alwaar de koeien een groot deel van de dag doorbrengen met herkauwen. Voorts is met 2 een voerhek weergegeven, via welk hek de koeien voer 3 kunnen bereiken, en welk hek voor de koeien te bereiken is via de loopgang 5-1

In de loop van de dag zullen de koeien mest deponeren in de loopgangen 5-1 en 5-2, die spoedig opgeruimd dient te worden om problemen bij de klauwen of poten van de koeien te voorkomen, en voorts om een te grote uitstoot van schadelijke gassen zoals ammoniak te voorkomen. Voor dat verwijderen is er een-+ stalreinigingsvoertuig 10 volgens de uitvinding verschaft. Dit verzamelt mest door aanschuiven, in het getekende geval in de richting van de pijl A. Het voertuig 10, althans de (hier niet apart aangeduide) mestschuif daarvan, is nagenoeg even breed als de betreffende loopgang 5-2. Aldus zal het voertuig 10 alle mest in die gang kunnen meevoeren.

Aangekomen aan het einde van de loopgang zal het voertuig 10 de mest schuiven tot boven het stortrooster 6-1. De mest zal daardoorheen vallen tot in de mestopvangbak 7-1 die zich onder de vloer onder het stortrooster 6-1 bevindt. Hierna zal het voertuig 10 in de tegengestelde richting gaan bewegen, en met de hier eveneens niet apart aangeduide tweede mestschuit aan de andere zijde de in de tussentijd gedeponeerde mest gaan aanschuiven in de richting van het stortrooster 6-2, voor aldaar storten van de mest tot in de opvangbak 7-2. Op deze wijze kan het voertuig 10 volgens de uitvinding de stal 1 volgens de uitvinding goed schoon kunnen houden zonder onnodig en onwerkzaam achteruit te rijden of bochten te maken, hetgeen veiliger is voor de dieren 100, en doelmatiger doordat nu tijdens elke beweging mest nuttig wordt verplaatst.

In Figuur 1 is voorts te zien dat zich een melkdier op het voertuig 10 bevindt. Het voertuig 10 is in dit geval beloopbaar, zodat het de bewegingsvrijheid van de koeien 100 niet belemmert. Een en ander zal verderop nader worden toegelicht. Dit beloopbaar zijn is geen vereiste voor de voertuigen 10 volgens de uitvinding.

Figuur 2 toont een schematisch aanzicht in perspectief een voertuig 10' volgens de uitvinding.

Het voertuig 10' omvat een plateau met een centraal plateaudeel 11 met hier een bak 12 voor vloeistof, alsmede met opstapdelen 13-1 en 13-2. Met 14 zijn staanders en met 15 zijn liggers aangeduid die samen diergeleidingen vormen. Met 16 is een tank aangeduid, en met 17 pootbadvloeistof. Voorts heeft het voertuig 10' een instelbare plateauhoogte h.

Het stalreinigingsvoertuig 10' is hier in beginsel geschikt voor verplaatsing langs een langsas, die evenwijdig loopt aan de liggers 15. Als het voertuig zich over een loopgang verplaatst en de mest ervan voortschuift, zullen veedieren die zich in de loopgang bevinden via een van de opstapdelen 13-1 of 13-2 zich op het voertuig, het centrale plateaudeel 11 ervan, kunnen begeven. De getoonde opstapdelen hebben een trapvorm, met enkele treden. Alternatief is het mogelijk om de opstapdelen 13 uit te voeren als rechte banen. Een en ander is afhankelijk van de te bereiken steilheid, die niet te groot mag zijn om uitglijden te voorkomen. De steilheid zelf is op haar beurt afhankelijk van de hoogte h van het centrale plateaudeel 11 alsmede van de lengte in de langsrichting van de opstapdelen 13-1 of 13-2. In de praktijk zijn geschikte afmetingen en steilheden eenvoudig te bepalen.

Langs het centrale plateaudeel 11 bevinden zich diergeleidingen die hier bestaan uit staanders 14 en liggers 15. De liggers kunnen balken, touwen, kettingen, schotten, enzovoort zijn, zolang ze maar kunnen dienen voor het over het platformdeel geleiden van de dieren. Enerzijds voorkomt dit dat de dieren van het centrale plateaudeel 11 af kunnen lopen of vallen, anderzijds zal het de dieren dwingen door de bak 12 met pootbadvloeistof 17 te gaan. Aldus dient het voertuig 10' tevens als verplaatsbaar pootbad. De vloeistof 17 omvat bijvoorbeeld gebruikelijke reinigings- of desinfectievloeistof voor de klauwen of poten van de veedieren.

De tank 16 kan bijvoorbeeld verse pootbadvloeistof bevatten, die via een niet getoonde kraan of klep in de bak 12 kan worden gestort. Alternatief of aanvullend kan de tank 16 ook mest bevatten, die vanuit de mestpoel voor de (hier niet zichtbare) mestschuif wordt weggepompt. Voor details betreffende een mogelijke uitvoeringsvorm van een dergelijk mestzuigsysteem wordt verwezen naar de Nederlandse octrooipublicatie NL2007115. Andere uitvoeringen worden niet uitgesloten.

Hier wordt opgemerkt dat de tank 16 als geheel optioneel is, en dat het ook mogelijk is om een vlak plateaudeel 11 te verschaffen. Hetzij wordt hierbij de mest in zijn geheel als mestpoel voortgeschoven, hetzij is gekozen voor een iets hogere hoogte h, en wordt de mest in een lage maar brede tank opgeslagen.

Figuur 3 toont een schematische dwarsdoorsnedeaanzicht van een stalreinigingsvoertuig 10" volgens de uitvinding. In de hele tekening zijn soortgelijke onderdelen aangeduid met gelijke verwijzingscijfers, al dan niet voorzien van een of meer accenttekens.

Het voertuig 10" omvat een gestel 18 met daaraan wielen 19 met een optionele hoogteverstelling 20. Met 21 zijn mestschuiven aangeduid, waarbij de linker mestschuif, die aan één zijde een mestverzamelruimte begrenst, een mestplas 22 over de stalvloer 23 voortschuift. Via een respectieve leiding 24 pompt een pomp 25 de mestplas in de tank met mest 26, waarbij 27 een ontluchting aanduidt.

Met 28 is een voorraadhouder voor pootbadvloeistof aangegeven, die via een kraan 29 in de bak 12 kan lopen, of via een sproeier 30 kan worden versproeid. Met 31 is tenslotte een besturing aangegeven.

Het voertuig 10" is geschikt voor verplaatsen in de richting van de getoonde dubbele pijl, en de besturing is bij voorkeur ingericht voor autonoom verplaatsen van het voertuig. Daartoe kan de besturing 31 bijvoorbeeld de wielen 19 onafhankelijk aandrijven, met behulp van hier niet getoonde motoren. Ook kan er op een op zich bekende wijze een sturend wiel zijn verschaft. Andere aandrijvingen, zoals met rupsbanden of dergelijke zijn ook mogelijk.

Bij het verplaatsen zal de (linker) mestschuif 21 mest en ander vuil op de stalvloer 23 verzamelen in een mestverzamelruimte voor de mestschuif, en de mest voortschuiven in een mestplas 22. Hieronder wordt een en ander beschreven voor naar links (op de tekening) bewegen van het voertuig 10". Bij naar rechts bewegen zal een en ander overeenkomstig gelden voor de andere mestschuif 21. Als voldoende mest verzameld is in de mestverzamelruimte, in de vorm van een mestplas 22, kan de pomp 25 deze beginnen weg te zuigen via de leiding 24, tot in de tank 16, alwaar zich weggepompte mest 26 zal verzamelen. De ontluchting 27 zal eventuele meegenomen lucht kunnen afvoeren. Nadere details betreffende mestverzamelruimte zullen worden besproken bij Figuur 4.

De oploopdelen 13-1 en 13-2 zullen over de mest op de stalvloer 23 heen moeten kunnen rijden, en daartoe zal hun bodemvrijheid voldoende groot moeten zijn. De besturing 31 kan daartoe met behulp van de hoogteverstelling 20 de hoogte van het gestel 18 boven de wielen 19 instellen. Merk op dat de bodemvrijheid bij voorkeur beperkt blijft, althans zodanig dat de opstaphoogte op de opstapdelen 13-1 en 13-2 nog comfortabel blijven voor de dieren in de stal. Overigens is de meeste mest zo dunvloeibaar, dat een bodemvrijheid van enkele centimeters al voldoende zal zijn, hetgeen voor de dieren geen probleem vormt.

De voorraadhouder 28, overigens niet op schaal, bevat een voorraad reinigings- of desinfectievloeistof. Deze vloeistof dient hetzij om de pootbadvloeistof in de bak 12 aan te vullen, via de kraan 29, of om alternatief of aanvullend via een optionele sproeier 30 op de klauwen van voorbijlopende dieren te sproeien. Aldus kan nog beter een goede klauwgezondheid van de dieren worden gewaarborgd.

Het voertuig 10" kan volgens de uitvinding in twee tegengestelde richtingen bewegen, in de figuur weergegeven als de dubbele pijl. Het getoonde voertuig kan naar voren en naar achteren rechtuit rijden. Ook op die wijze is al verschaft dat het in beide gevallen mest kan verzamelen en voortschuiven, en aldus doelmatig, d.w.z. niet nodeloos kan rijden zonder mest te verplaatsen, om niet nodeloos met name de poten van veedieren in gevaar te brengen. De besturing 31 zorgt hierbij voor het aansturen van (niet-getoonde) aandrijfmiddelen om het voertug in de gewenste richting te bewegen. Het is ook mogelijk dat het voertuig is uitgerust met stuurmiddelen, waarbij kan worden afgeweken van de rechte lijn. Dit verhoogt de manoevreerbaarheid, terwijl nog steeds een voortdurend mest schuiven gewaarborgd blijft. Een en ander zal nader worden toegelicht aan de hand van Figuur 4.

Figuur 4 toont een zeer schematisch bovenaanzicht in doorsnede van een voertuig 10"' volgens de uitvinding. Het voertuig 10'" is in twee tegengestelde richtingen verplaatsbaar, aangegeven met de dubbele pijl.

Het voertuig 10'" omvat een gestel 18' met twee wielen 19', die aandrijfbaar zijn met behulp van motoren 32, onder besturing van een besturing 31'. Met 19" is een optioneel derde wiel getekend. Tevens zijn verschaft een eerste mestschuit 2T-1 met een optionele kap 33-1, alsmede een tweede mestschuit 21'-2 met een eveneens optionele kap 33-2 aan de andere zijde. Met 18' is een mestplas aangeduid. Met A is een mestverzamelruimte bij de mestschuif 2T-1 aangeduid, die wordt begrensd door genoemde mestschuif, alsmede virtueel door de streeplijn. Bij de rechter mestschuif 2T-2 is een vergelijkbare, maar duidelijkshalve niet weergegeven, mestverzamelruimte verschaft.

De besturing 31' kan met de motoren 32 elk van de wielen 19' aandrijven om het voertuig 10'" te doen verplaatsen. Dit aandrijven kan synchroon geschieden, zodat het voertuig in beginsel rechtuit rijdt, vooruit dan wel achteruit. Het aandrijven kan ook onafhankelijk geschieden, zodat de besturing het voertuig 10'" in elke gewenste richting kan doen afbuigen, op basis van snelheidsverschillen van de wielen 19'.

Merk op dat het voertuig zal steunen op de twee wielen 19', alsmede op de mestschuiven 2T-1 en/of 2T-2. Ingeval dit steunen niet gewenst is, is het ook mogelijk om een aanvullend wiel 19" te verschaffen. Dit is bijvoorbeeld een vast opgesteld wiel, een zwenkwiel of een door de besturing 31' bestuurbaar wiel.

Als het voertuig 10'" beweegt in de richting naar links in de Figuur zal de eerste mestschuif 2T-1 mest in de mestverzamelruimte A bijeenschuiven tot een mestplas 18'. Te zien is dat de afschermkap 33-1 het grootste deel van de mestplas 18' van boven afschermt. Aldus zullen de koeien of andere veedieren in de meeste gevallen niet met de mestplas 18' in aanraking komen, omdat zij hun poten al uiterlijk bij aanraken van de afschermkap 33-1 zullen terugtrekken. Voorts is te zien dat de mestschuiven 2T-1 en 2T-2, en dus hun respectieve mestverzamelruimten, naar het midden van het voertuig toe versmallen. Daardoor zullen zij de mest naar een langsas (niet afzonderlijk aangegeven) van het voertuig 10"' toe schuiven. Dit heeft het voordeel dat het deel van de mestplas vóór de zijdelingse uiteinden van de mestschuiven 21' betrekkelijk smal zal blijven, zodat de veedieren er eenvoudig overheen kunnen stappen en er ook niet snel mee in aanraking zullen komen. De mestplas 18' wordt dan weliswaar breder bij het centrum, maar wordt aldaar afgeschermd door de respectieve afschermkap 33. Bovendien is het optioneel nog mogelijk om over het gehele voertuig een door de veedieren beloopbaar plateau te verschaffen. Hier wordt opgemerkt dat de mestverzamelruimte niet noodzakelijkerwijs hoeft te versmallen in de richting van het midden van het voertuig. Met name indien vaak genoeg mest wordt geschoven, en de hoeveelheid beperkt blijft, is een rechte mestverzamelruimte ook vaak afdoende, al vereist dit meer of snellere bewegingen in de stal.

Deze getoonde uitvoeringsvorm kan, gezien in de voortbewegingsrichting, betrekkelijk kort worden gehouden, zodat enerzijds de bewegingsvrijheid van de veedieren zo weinig mogelijk wordt ingeperkt, en anderzijds de manoevreerbaarheid van het voertuig 10"' zo groot mogelijk wordt.

De getoonde uitvoeringsvormen dienen slechts ter uitleg van de uitvinding, zonder deze te beperken. De beschermingsomvang wordt gedefinieerd aan de hand van de bijgevoegde conclusies.

Claims (9)

1. Stalreinigingsvoertuig voor verwijderen van mest van een stalvloer in een stal voor veedieren, in het bijzonder melkdieren, omvattende - een gestel met aandrijfmiddelen voor over de stalvloer verplaatsen van het voertuig, - een besturing voor de aandrijfmiddelen, om het voertuig autonoom in een rijrichting te doen verplaatsen, - een eerste mestschuif voor in een eerste rijrichting over de stalvloer verplaatsen van mest, waarbij de eerste mestschuif gezien in de eerste rijrichting naar voren toe een eerste mestverzamelruimte omgeeft, en - een tweede mestschuif voor in een tweede, tegenovergestelde rijrichting over de stalvloer verplaatsen van mest, waarbij de tweede mestschuif gezien in de tweede rijrichting naar voren toe een tweede mestverzamelruimte omgeeft.

2. Stalreinigingsvoertuig volgens conclusie 1, waarbij de eerste en/of de tweede mestverzamelruimte van het uiteinde af versmalt.

3. Stalreinigingsvoertuig volgens een der voorgaande conclusies, voorts omvattende een mestopzuiginrichting voor opzuigen van door de eerste of tweede mestschuif in de respectieve mestverzamelruimte bijeengeschoven mest, alsmede een met de mestopzuiginrichting verbonden mestopslaghouder voor opvangen en tijdelijk bewaren van de opgezogen mest.

4. Stalreinigingsvoertuig volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de aandrijfmiddelen twee of meer, in het bijzonder onafhankelijk, aandrijfbare wielen omvatten.

5. Stalreinigingsvoertuig volgens conclusie 4, voorts omvattende een met de besturing bestuurbaar wiel.

6. Stalreinigingsvoertuig volgens een der voorgaande conclusies, voorts omvattende een afschermkap over althans een deel van de eerste en/of tweede mestverzamelruimte, in het bijzonder een in een richting dwars op de betreffende rijrichting gezien smalste deel van de eerste en/of tweede mestverzamelruimte.

7. Stalreinigingsvoertuig volgens conclusie 6, waarbij de afschermkap is ingericht om een of meer van de veedieren te dragen en erdoor te worden belopen.

8. Stal voor veedieren, in het bijzonder melkdieren, en omvattende een stalreinigingsvoertuig volgens een der conclusies 1-7, en een vloer met een loopgang voor de veedieren, waarbij het stalreinigingsvoertuig in het bijzonder een breedte heeft van de loopgang.

9. Stal volgens conclusie 8, waarbij de vloer een gesloten vloer is, niet zijnde een roostervloer, en waarbij voorts is verschaft een mestopvangmiddel, omvattende een in de grond verzonken opvangbak en ten minste één in de grond boven de opvangbak aangebrachte opening, waarbij in het bijzonder een en ander in de stal is verschaft.