NL2018910A - Gebouw en gevelelement - Google Patents

Gebouw en gevelelement Download PDF

Info

Publication number
NL2018910A
NL2018910A NL2018910A NL2018910A NL2018910A NL 2018910 A NL2018910 A NL 2018910A NL 2018910 A NL2018910 A NL 2018910A NL 2018910 A NL2018910 A NL 2018910A NL 2018910 A NL2018910 A NL 2018910A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
building
floor
coupling
plate
reinforcement
Prior art date
Application number
NL2018910A
Other languages
English (en)
Other versions
NL2018910B1 (nl
Inventor
Tetteroo Antonius
Henricus Antonius Mertens Robertus
Original Assignee
T&R Eng B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by T&R Eng B V filed Critical T&R Eng B V
Publication of NL2018910A publication Critical patent/NL2018910A/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2018910B1 publication Critical patent/NL2018910B1/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04BGENERAL BUILDING CONSTRUCTIONS; WALLS, e.g. PARTITIONS; ROOFS; FLOORS; CEILINGS; INSULATION OR OTHER PROTECTION OF BUILDINGS
    • E04B1/00Constructions in general; Structures which are not restricted either to walls, e.g. partitions, or floors or ceilings or roofs
    • E04B1/003Balconies; Decks
    • E04B1/0038Anchoring devices specially adapted therefor with means for preventing cold bridging
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04CSTRUCTURAL ELEMENTS; BUILDING MATERIALS
    • E04C5/00Reinforcing elements, e.g. for concrete; Auxiliary elements therefor
    • E04C5/08Members specially adapted to be used in prestressed constructions
    • E04C5/12Anchoring devices

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Electromagnetism (AREA)
  • Joining Of Building Structures In Genera (AREA)
  • Load-Bearing And Curtain Walls (AREA)
  • Building Environments (AREA)

Abstract

Een gebouw omvat een gevel (11 ,13 ,14) en een vrij uitkragend gevelelement (20). Het gevelelement is door tussenkomst van een koppelimichting ( 40,50) met een vloerdeel van een verdiepingsvloer (15) verbonden. De koppelimichtingen (50) omvatten in het bijzonder koppelorganen (51 ,52) die in staat en ingericht zijn om, eenmaal bijeen gebracht, samen te werken ten einde een dragende koppeling tussen het gevelelement en het vloerdeel tot stand te brengen. Bovendien zijn verbindingsmiddelen (55) voorzien die in staat en ingericht zijn om een onwrikbare meer permanente verbinding tot stand te brengen. Het gevelelement wordt gedragen door een plaatlichaam (21) met een plaatbewapeningsimichting (25) die in rechte lijn werkzaam is gekoppeld met een vloerbewapening (12) in het vloerdeel (15).

Description

Octrooicentrum
Nederland
Figure NL2018910A_D0001
© 2018910 (21) Aanvraagnummer: 2018910 © Aanvraag ingediend: 12/05/2017
A OCTROOIAANVRAAG (51) Int. CL:
E04B 1/00 (2017.01)
© Voorrang: 10/11/2016 WO PCT/NL2016/050779 © Aanvrager(s): T&R Engineering B.V. te Den Haag.
© Aanvraag ingeschreven: 23/05/2018 © Uitvinder(s): Antonius Tetteroo te Weert. Robertus Henricus Antonius Mertens
© Aanvraag gepubliceerd: 25/05/2018 te Nederweert.
© Gemachtigde: drs. A.A. Jilderda te Helmond.
© Gebouw en gevelelement © Een gebouw omvat een gevel (11,13,14) en een vrij uitkragend gevelelement (20). Het gevelelement is door tussenkomst van een koppelinichting (40,50) met een vloerdeel van een verdiepingsvloer (15) verbonden. De koppelinichtingen (50) omvatten in het bijzonder koppelorganen (51,52) die in staat en ingericht zijn om, eenmaal bijeen gebracht, samen te werken ten einde een dragende koppeling tussen het gevelelement en het vloerdeel tot stand te brengen. Bovendien zijn verbindingsmiddelen (55) voorzien die in staat en ingericht zijn om een onwrikbare meer permanente verbinding tot stand te brengen. Het gevelelement wordt gedragen door een plaatlichaam (21) met een plaatbewapeningsinrichting (25) die in rechte lijn werkzaam is gekoppeld met een vloerbewapening (12) in het vloerdeel (15).
NL A 2018910
Deze publicatie komt overeen met de oorspronkelijk ingediende stukken.
Gebouw en gevelelement
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een gebouw, omvattende ten minste één verdiepingsvloer en een aan de verdiepingsvloer grenzende gevel, waarbij de verdiepingsvloer een vloerdeel omvat dat inwendig is voorzien van een vloerbewapening die zich dwars op de gevel uitstrekt, en waarbij aan de gevel een vrij uitkragend gevelelement is voorzien dat duurzaam met het gebouw is verbonden.
Een dergelijk gebouw met een vrij uitkragend gevelelement is bekend uit Nederlands octrooi nr. 1011662. Daarin gaat het om een balkon dat door tussenkomst van een stel spanstaven met de verdiepingsvloer is verbonden. Het balkon omvat te bestemder plaatse een aantal boringen dwars op de gevel om daarin de spanstaven te ontvangen. De spanstaven worden in het werk in de boringen gebracht en schroeven met hun tegenover gelegen uiteinde in schroefdraadboringen van een bevestigingsüehaam dat ter plekke in de verdiepingsvloer werd verankerd. Door het aanspannen van de spanstaven kan een solide, spelingvrije verbinding worden gerealiseerd. Tussen de balkonvloer en de gevel kunnen afstandhouders worden voorzien als koudebrug-onderbreking. Een uiteindelijk nog resterende ruimte tussen de balkonvloer en de gevel wordt uiteindelijk volgestort met snel-hardende mortel.
Een bezwaar van dit bekende samenstel van een gebouw met een vrij uitkragend gevelelement is dat het gevelelement relatief zwaar is en gedurende de gehele montage onderstempeld dient te zijn, casu quo door een kraan dient te worden gedragen. Het aanbrengen en naderhand verwijderen van stempels ter ondersteuning kost tijd en vertraagt daardoor de oplevering van het werk, terwijl een kraan die voor dit doel de balkonplaat draagt gedurende de gehele afbouwtijd niet elders beschikbaar is. De relatief grote eigen massa van het bekende gevelelement vergt daarbij bovendien een relatief zware ophanging.
Met de onderhavige uitvinding wordt onder meer beoogd te voorzien in een gebouw' met een gevelelement dat op een meer praktische wijze eventueel achteraf, dat wil zeggen nadat de verdiepingsvloer en de gevel werden gerealiseerd, kan worden aangebracht.
-2Om het beoogde doel te bereiken heeft een gebouw van de in de aanhef beschreven soort volgens de uitvinding als kenmerk dat het gevelelement een althans in hoofdzaak plaatvormig plaatlichaam omvat met ten minste één ruimtelijk gescheiden plaatbewapeningsinrichting die zich dwars op de gevel uitstrekt, dat de ten minste ene plaatbewapeningsinrichting in een verlengde ligt van de vloerbewapening en daarmee werkzaam is gekoppeld, en dat het gevelelement door het plaatlichaam wordt gedragen.
Gebleken is dat één of enkele van dergelijke plaatbewapeningsinrichtingen, mits die in het verlengde van de vloerbewapening liggen en daarmee werkzaam zijn gekoppeld, volstaan als vrij dragende constructie voor een gevelelement zoals bijvoorbeeld een galerij of een balkon. De vloerbewapening zet zich aldus door in het gevelelement en draagt mede de belasting van het gevelelement dat aldus zelf relatief licht van constructie kan blijven. Het gevelelement behoeft voor het overige geen dragende delen en kan daardoor relatief licht van gewicht blijven, wat bijdraagt aan een relatief beperkte vrij hangende eigen massa van het gevelelement als geheel.
In een voorkeursuitvoeringsvorm is het gebouw volgens de uitvinding gekenmerkt doordat de ten minste ene plaatbewapeningsinrichting door tussenkomst van een koppelinrichting althans in hoofdzaak rechtlijnig werkzaam met de vloerbewapening van het vloerdeel is gekoppeld, welke koppelinrichting aan een eerste zijde eerste verbindingsmiddelen omvat voor een werkzame verbinding met de vloerbewapening en aan een tegenover gelegen tweede zijde is voorzien van tweede verbindingsmiddelen voor een werkzame verbinding met de plaatbewapeningsinrichting. Hierbij zijn het gevelelement en de verdiepingsvloer onderling verbonden door tussenkomst van één of meer van dergelijke koppelinrichting en. De koppelinrichtingen worden met voordeel afgestemd op deze functie als verbindingsschakel en omvatten daartoe aan weerszijden verbindingsmiddelen voor een werkzame co-axiale verbinding met respectievelijk de plaatbewapeningsinrichting en de vloerbewapening van de verdiepingsvloer.
Ter vermijding van een koudebrug tussen het gevelelement en de verdiepingsvloer heeft een voorkeursuitvoeringsvorm van het gebouw daarbij als kenmerk dat de
-3koppelinrichting een thermisch isolerende kem omvat welke tussen het vloerdeel en de plaatbewapeningsinrichting een koudebrug-onderbreking vomit. Aldus zijn een koude zijde buiten de gevel en een relatief warme zijde binnen de gevel van het gebouw onderling in hoofdzaak thermisch geïsoleerd, wat niet alleen vanuit klimaathuishouding maar bovendien voor een vochthuishouding van groot voordeel is.
De koppelinrichting kan reeds vooraf, dat wil zeggen voor het storten van de verdiepingsvloer, in het werk worden aangebracht, waarna de verdiepingsvloer wordt gestort. Met het oog daarop heeft een bijzondere uitvoeringsvorm van het gebouw volgens de uitvinding als kenmerk dat de eerste verbindingsmiddelen een verankeringsconstructie omvatten die met de vloerbewapening is verbonden, en in het bijzonder daarmee is vervlochten. Door aldus de verankeringsconstructie van de koppelinrichting met die van de vloer te koppelen ontstaat een doorlopende verankeringslijn die in het werk wordt ingestort. Dit levert een hechte verbinding tussen de koppelinrichting en de vloerbewapening die ten volle op trek kan worden belast. Een trekkracht op de koppelinrichting wordt aldus in één lijn doorgeleid in de vloerbewapening waardoor een bijzonder zwaar belastbare verankering wordt verkregen.
Het is desgewenst mogelijk om het gevelelement aan te brengen eerst nadat de verdiepingsvloer is gestort en verhard, en met name na oplevering van het gebouw. Met het oog daarop heeft een voorkeursuitvoeringsvorm van het gebouw volgens de uitvinding als kenmerk dat de tweede verbindingsmiddelen een eerste koppelorgaan en een tweede koppelorgaan omvatten die in staat en ingericht zijn om, eenmaal bijeen gebracht, samen te werken ten einde een dragende verbinding tussen het plaatlichaam en het vloerdeel tot stand te brengen, waarbij het eerste koppelorgaan van de koppelinrichting uitgaat en het tweede koppelorgaan met de plaatbewapeningsinrichting is verbonden, en waarbij fixatiemiddelen zijn voorzien die in staat en ingericht zijn om bissen de koppelorganen een onwrikbare permanente verbinding tot stand te brengen.
-4Aldus zijn de verdiepingsvloer en het gevelelement over en weer voorzien koppelorganen die onderling samen kruinen werken om een dragende verbinding bieden. De koppelorganen gaan daarbij uit van respectievelijk de verdiepingsvloer en het gevelelement en kunnen eerst later, nadat de verdiepingsvloer of zelf het gehele gebouw is gerealiseerd, bijeen worden gebracht om reeds daartussen een dragende verbinding te bewerkstelligen. Vervolgens is geen ondersteuning of kraan meer nodig en kan een eventueel voor het aanbrengen ingezette kraan voor een volgend gevelelement worden gebruikt of anderszins afgevoerd. Het gevelelement is dankzij de tussenkomst en onderlinge samenwerking van beide koppelorganen reeds dragend met het gebouw verbonden.
De initiële reeds dragende verbinding staat toe dat eerst later een meer pennanente verbinding wordt gerealiseerd. Het gevelelement is echter inmiddels reeds betreedbaar. Van belang is dat vanaf beide koppelorganen naar de van hun verbinding afgewende zijde een co-axiale, dat wil zeggen rechtlijnige werkzame verbinding aanwezig is met de vloerbewapening enerzijds en de plaatbewapeningsinrichting anderzijds die zich beiden dwars op de gevel uitstrekken. Eenmaal op spanning gebracht zal de verbinding tussen beide delen van de constructie daardoor volledig opgaan in een doorgaande trekbelasting van de bewapening en de plaatbewapeningsinrichting, waardoor een bijzonder sterke en betrouwbare verbinding wordt gerealiseerd.
Hoewel de tijdelijke verbinding tussen de koppelorganen op uiteenlopende wijzen gestalte kan worden gegeven, blijkt een bijzondere uitvoeringsvorm van het gebouw volgens de uitvinding bijzonder praktisch, waarbij dat is gekenmerkt doordat het eerste koppelorgaan en het tweede koppelorgaan. eenmaal bijeen gebracht, in elkaar grijpen, en in het bijzonder in elkaar haken. Het aldus in elkaar grijpen c.q. haken van beide koppelorganen vereist weinig vaardigheid van een kraanmachinist en kan daardoor zonder veel extra scholing of begeleiding worden uitgevoerd.
Een verdere bijzondere uitvoeringsvorm van het gebouw volgens de uitvinding heeft als kenmerk dat het eerste koppelorgaan een eerste beugel omvat die van de
-5koppelinrichting uitgaat en het tweede koppelorgaan een, althans in hoofdzaak complementair, tweede beugel, die van de koppelinrichting uitgaat, welke beugels, eenmaal bijeen gebracht, in elkaar haken. De beugel van de koppelinrichting is daarbij opwaarts gericht en die van de koppelinrichting neerwaarts, opdat het gevelelement met de daaraan voorziene beugel( s) door het een weinig te laten zakken indaalt in de beugel(s) van het gebouw waarna reeds daarmee een dragende verbinding wordt geboden.
Aan de zijde van het gevelelement wordt met voordeel een vergelijkbare configuratie en verankering geboden als aan de zijde van het vloerdeel. Hiertoe heeft een verdere bijzondere uitvoeringsvorm van het gebouw als kenmerk dat het plaatlichaam een althans in hoofdzaak monolithisch betonlichaam omvat waarin de ten minste ene plaatbewapeningsinrichting zich over een lengte dwars op de gevel uitstrekt.
Omdat de vloerbewapening door het gevelelement, als dat eenmaal is geplaatst, voornamelijk dwars op de gevel op trek zal worden belast, bieden dergelijke langwerpige plaatbewapeningsinrichtingen uit oogpunt van hun vormgeving en oriëntatie daarvoor een ideale verankeringsbasis.
Uitgaande van een dergelijke monolithisch plaatlichaam van beton met daarin één of meer plaatbewapeningsinrichtingen heeft een verdere uitvoeringsvorm van het gebouw, waarbij de verbinding tussen het gevelelement en de verdiepingsvloer door tussenkomst van één of meer koppelinrichtingen tot stand wordt gebracht, als kenmerk dat de tweede verbindingsmiddelen een verankeringsconstructie omvatten die met een plaatbewapeningsinrichting is verbonden, en in het bijzonder daarmee is vervlochten. Ook hierbij kunnen koppelinrichtingen worden toegepast waarvan koppelorganen uitgaan die reeds op zichzelf een dragende verbinding vormen. Een dergelijk uitvoeringsvorm van het gebouw heeft alsdan met voordeel als kenmerk dat de koppelinrichting aan een van het tweede koppelorgaan afgewende zijde de verankeringsconstructie omvat.
-6Een vergelijkbare krachtenop vang wordt in een verdere bijzondere uitvoeringsvorm van het gebouw ten aanzien van het gevelelement bereikt, welke uitvoeringsvorm is gekenmerkt doordat de vloerbewapening ten minste één langwerpig korfelement omvat dat zich in hoofdzaak dwars op de gevel uitstrekt, dat de koppelinrichting met een uiteinde van het korfelement van de vloerbewapening is gekoppeld, en dat de plaatbewapeningsinriching althans in hoofdzaak in het verlengde ligt van het korfelement van de vloerbewapening. Met name een dergelijke lijnopstelling van respectievelijk de korfbewapening van het gebouw en de plaatbewapening het gevelelement verschaft een ideale accommodatie van het krachtenspel dat van het uiteindelijk vrij uitkragende gevelelement uitgaat.
Bij een gevelelement, zoals een balkon(vloer), bordes of galerij, wordt de onderlinge verbinding tussen de verdiepingsvloer en het gevelelement conform de uitvinding door één of meer zijdelings ruimtelijk gescheiden dragende verbindingen bewerkstelligd. Bij voorkeur worden daarbij specifieke koppelinrichtingen toegepast, die over een lengte van het gevelelement zijn gedistribueerd. Om ervoor te zorgen dat uiteindelijk de posities van de koppelinrichtingen min of meer exact overeenstemmen met de posities van de plaatbewapeningsinriehtingen heeft een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van het gebouw volgens de uitvinding als kenmerk dat de vloerbewapening een aantal zijdelings ruimtelijk gescheiden korfelementen omvat die elk in het verlengde liggen van een plaatbewapeningsinrichting in het plaatlichaam en daarmee door tussenkomst van een koppelinrichting werkzaam zijn gekoppeld, en dat de korfelementen van de vloerbewapening althans ter hoogte van de koppelinrichtingen die daarmee zijn gekoppeld onderling zijn gefixeerd in een hulpinrichting op een onderlinge steek die overeenstemt met een onderlinge steek van de plaatbewapeningsinriehtingen in het plaatlichaam. De plaatbewapeningsinriehtingen en de daarmee corresponderende koppelinrichtingen die van een uiteinde van de vloerbewapening uitgaan, zijn aldus uiteindelijk correct onderling uitgelijnd. Met voordeel wordt voor de hulpinrichting een kantplank of dergelijke toegepast als verloren bekistingdeel voor de verdiepingsvloer.
-7In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm is het gebouw volgens de uitvinding gekenmerkt doordat de koppelinrichting een koppelplaat aan de plaatbewapeningsinrichting omvat waarvan enerzijds een verankeringsconstruetie en anderzijds het tweede koppelorgaan uitgaat, en dat de fixatiemiddelen ten minste één spanstaaf omvatten die van de koppelinrichting uitgaat en die althans aan een distaai uiteinde is voorzien van een schroefdraad waarmee de ten minste ene spanstaaf in een daarmee corresponderende boring van de koppelplaat wordt ontvangen. De trekbelasting tussen de plaatbewapeningsinrichting en de verdiepingsvloer wordt hierbij opgevangen door de ten minste ene spanstaaf. Deze wordt met het draadeinde achter de koppelplaat ontvangen en kan met een passende moer worden aangehaald en aangespannen tot een onwrikbare permanente verbinding, terwijl de koppelorganen reeds direct een dragende tijdelijke verbinding bieden.
Met voordeel is een verdere uitvoeringsvorm van het gebouw volgens de uitvinding hierbij gekenmerkt doordat de met de spanstaaf corresponderende boring overmaats is uitgevoerd. De overmaatse dimensionering van de ten minste ene boring voor opname van de spanstaven verschaft speling die toestaat dat de koppelorganen tot onderlinge samenwerking worden gebracht, bijvoorbeeld door deze in elkaar te haken.
Een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van het gebouw volgens de uitvinding heeft als kenmerk dat de gevel een spouwmuur omvat met een binnenblad en een buitenblad die door een spouw van elkaar zijn gescheiden, en dat de koppelinrichting althans in hoofdzaak achter het buitenblad ligt, waarbij het buitenblad ter hoogte van de koppelinrichting een sparing omvat waardoor de koppelinrichting bereikbaar is. Aldus ligt de koppelinrichting althans grotendeels binnen het buitenblad van de gevel zodat het buitenblad volledig kan worden opgemetseld of anderszins af gebouwd. Door daarin te bestemder plaatse sparingen te voorzien blijven de koppelinrichtingen bereikbaar met daaraan telkens een koppelorgaan. Een dergelijke bouwwijze staat toe dat het gevelelement pas wordt aangebracht nadat het gebouw overigens volledig is afgebouwd. Dit is vanuit logistiek oogpunt een belangrijk voordeel bij nieuwbouw van woningen, appartementen en overige gebouwen.
-8Ofschoon de koppelorganen reeds een dragende verbinding tussen het gevelelement en het gebouw realiseren, kan deze verbinding onder omstandigheden door een onjuiste of onvoorziene belasting mogelijk even eenvoudig worden verbroken als tot stand gebracht. Om dit risico te vermijden met name in gevallen waarin het gevelelement zal worden betreden nadat de tijdelijke verbinding aanwezig is maar nog niet de permanente, heeft een verdere bijzondere uitvoeringsvorm van het gebouw volgens de uitvinding als kenmerk dat de koppelinrichting borgmiddelen omvat die in staat en ingericht zijn om een borging van de dragende verbinding tussen de koppelorganen tot stand te brengen. De borgmiddelen zekeren daarbij de verbinding die tussen de koppelorganen tot stand is gebracht, ten minste zolang de permanente verbinding door middel van meer permanente verbindingsmiddelen nog niet aanwezig is. Hierdoor kan het gevelelement in die tussenfase niettemin veilig worden betreden.
Hoewel de uitvinding kan worden toegepast voor de bevestiging van gevelelementen van uiteenlopende aard en omvang, heeft een verdere bijzondere uitvoeringsvorm volgens de uitvinding als kenmerk dat het plaatlichaam een vrij uitkragende balkonvloer van een balkonelement vomit. De uitvinding leent zich namelijk bij uitstek als oplossing voor het aan een gevel voorzien van een vrij uitkragend balkon c.q. een vrij uitkragende galerij, waarbij het plaatlichaam in een dragende functie voor het balkon of de galerij voorziet.
bi een verdere voorkeursuitvoeringsvorm is het gebouw volgens de uitvinding daarbij gekenmerkt doordat de het plaatlichaam is voorzien van een stelsel van projecties die zich tot op een hoogte boven een aangrenzend oppervlak van het plaatlichaam uitstrekken, dat het plaatlichaam aan een omtrek een opstaande rand omvat en dat het plaatlichaam binnen de rand is voorzien van een vrijneembare dekplaat die op de projecties afsteunt. Ter bevordering van een stabiele oplegging van de dekplaat heeft een verdere bijzondere uitvoeringsvorm van het gebouw volgens de uitvinding daarbij als kenmerk dat de projecties zijn bekleed met een veerkrachtige toplaag, in het bijzonder van al of niet natuurlijk rubber, waarop de dekplaat rust.
-9Dankzij de vrijneembare dekplaat, blijft het plaatlichaam en daarmee tevens diens verbindingsconstructie toegankelijk. Hierdoor is een volledig verscholen montage mogelijk door middel van de verbindingsmiddelen die niettemin voor onderhoud en inspectie bereikbaar blijft. De projecties aan het plaatlichaam zorgen voor een vrije tussenruimte tussen de dekplaat en het plaatlichaam. Deze vrije tussenruimte biedt een spleet waardoor (hemel)water kan wegvloeien. Met voordeel is het plaatlichaam daarbij voorzien van een hemebwaterafvoer en verschaft het plaatlichaam een zeker afschot dat naar de hemel waterafvoer leidt. In een verdere bijzondere uitvoeringsvorm is het gevelelement volgens de uitvinding daarbij gekenmerkt doordat de dekplaat een vrije tussenruimte tot de wanddelen bewaart. Deze tussenruimte biedt aldus een hemelwaterpad naar de aiwateringsspleet tussen de dekplaat en het plaatlichaam, hetgeen nog kan worden versterkt doordat de dekplaat een afschot naar de tussenruimte toe biedt. De dekplaat behoudt daardoor een hoegenaamd droog oppendak, terwijl via het plaatlichaam in een verdere afvoer van het hemelwater wordt voorzien.
De uitvinding heeft tevens betrekking op een gevelelement en in het bijzonder een balkonelement zoals toegepast in het hiervoor beschreven gebouw'. In het bijzonder heeft de uitvinding daarbij betrekking op een balkon met een balustrade aan een vrije omtrekszijde daarvan.
De uitvinding zal navolgend nader worden toegelicht aan de hand van enkele uitvoeringsvoorbeelden en een bijbehorende tekening. In de tekening toont: figuur 1 in bovenaanzicht, deels laterale doorsnede, een samenstel van een gebouw en gevelelement volgens een eerste uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding;
figuur 2 een dwarsdoorsnede van het samenstel van figuur 1;
figuur 3 in bovenaanzicht, deels laterale doorsnede, een samenstel van een gebouw en gevelelement volgens een tweede uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding;
figuur 4 een langsdoorsnede van het samenstel van figuur 3; en figuur 4A een dw arsdoorsnede volgens de lijn IV-IV in figuur 4.
-10De figuren zijn zuiver schematisch en niet op schaal getekend. Met name kunnen terwille van de duidelijkheid sommige dimensies in meer of mindere mate overdreven zijn weergegeven. Overeenkomstige delen zijn in de figuren met eenzelfde verwij zingseij fer aanged uid.
Figuur 1 toont in een vlakke doorsnede, gelijk figuur 2 in dwarsdoorsnede toont, een gevel 11 van een gebouw 10 met een vrij uitkragend gevelelement 20 volgens een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding. Het gevelelement 20 bevindt zich ter hoogte van een verdiepingsvloer 15 aan de gevel 11 van het gebouw, die hier een spouwmuur omvat in de vorm van een gemetseld buitenblad 12 en een binnenblad 13 die onderling een spouwruimte 14 bewaren. De spouw 14 is gewoonlijk gevuld met een niet nader getoond thermisch isolerend materiaal, zoals minerale doek, glaswol of een isolerend schuim.
Het gevelelement 20 van dit voorbeeld vormt een balkon- of galerij met een nagenoeg volledig uit beton vervaardigde balkon- c.q. galerij vloer. Gewoonlijk zal daarop langs een vrij omtreksrand een balustrade van staal, glas of een ander geschikt materiaal zijn voorzien, welke in de tekening niet nader is weergegeven. Het gevelelement 20 heeft typisch een vrij hangende diepte tussen 50 en 300 centimeter bij een lengte van typisch enkele tot vele meters. Het in dit voorbeeld toegepaste balkon heeft als zodanig een diepte van tussen circa 100 en 200 centimeter bij een lengte van tussen circa 350 en 600 centimeter. Een totale hoogte van de balkonvloer bedraagt in dit voorbeeld circa 360 millimeter.
De balkonvloer omvat in hoofdzaak een monolithisch plaatlichaam 21 van beton en dient als dragende bodem voor het gehele gevelelement 20. Rondom is daaraan een ópstaande rand 24 gevormd die bijvoorbeeld van de orde van 70 millimeter boven een aangrenzend bovenvlak van het plaatlichaam uitsteekt. Aan dit bovenvlak omvat het plaatlichaam 21 een stelsel van circa 30 millimeter hoge projecties 23 waarop een vrij neem bare dekplaat 30 van beton afsteunt. Voor een stabiele oplegging zijn de projecties 23 bekleed met een veerkrachtige en dempende toplaag 28 van al of niet
-11natuurlijk rubber, bijvoorbeeld een elastomeer zoals EPDM of neopreen. De dekplaat 30 heeft een dikte tussen 10 en 50 millimeter en kan eventueel zijn voorzien van een oppervlaktestructuur, zoals bijvoorbeeld een wafelpatroon, om gladheid tegen te gaan. Ook kunnen daarvoor andere materialen dan beton worden toegepast, zoals bijvoorbeeld natuursteen, hout of kunststof.
De projecties 23 kunnen op uiteenlopende wijzen zijn uitgevoerd. In de figuur zijn ter illustratie langwerpige ribben en zowel vierkante als ronde nokken getekend. Daarop zijn echter vele variaties mogelijk en in de praktijk zal voor een gevelelement daaruit een uniforme keuze worden gemaakt. Door aanpassing van een hoogte van de projecties 23 in combinatie met een gekozen dikte van de bekleding 28 daarvan, kan de dekplaat 30 in hoogte worden gesteld, zodat altijd een althans nagenoeg gelijkvloerse toegankelijkheid naar de achter liggende verdiepingsvloer 15 kan worden gerealiseerd.
Rondom bewaart de dekplaat 30 een zekere tussenruimte of spleet 26 ten opzichte de opstaande rand 24 zodat hemelwater daartussendoor kan wegstromen naar een hemelwaterafvoer 27 die in een hoek van het plaatlichaam 21 is voorzien. Hiertoe vertoont het oppervlak van de dekplaat 30 met voordeel een geringe boiling om in een zeker afschot naar de spleet 26 te voorzien. Evenzo biedt ook het bovenvlak van het plaatlichaam 21 met voordeel een afschot naai- de hemelwaterafvoer 27 zodat daarop ontvangen (hemel)water adequaat zal wegstromen. Dit is in de figuur met pijlen aangegeven. Het gevellichaam 20 is aldus inwendig afwaterend. De hemelwaterafvoer 27 van het gevelelement kan worden aangesloten op een hemelwaterafvoer die aan het gebouw is voorzien.
Binnenin het plaatlichaam 21 strekt een plaatbewapening zich over nagenoeg een volle diepte uit. Deze bewapening omvat een stel langwerpige plaatbewapeningsinriehtingen 25 die zijdelings ruimtelijk van elkaar zijn gescheiden. Conform de uitvinding zijn de plaatbewapeningsinriehtingen 25 co-axiaal, dat wil zeggen in rechte lijn, werkzaam met een vloerbewapening 12 van de verdiepingsvloer 15 gekoppeld. Hiertoe kunnen beide bewapeningen 12,25 rechtstreeks met elkaar worden vervlochten of, zoals hier,
-12daartussen koppelinrichtingen 40 worden toegepast met aan elke zijde verbindingsmiddelen ter koppeling met de respectievelijke bewapening 12,25. Deze verbindingmiddelen omvatten hier verankeringsconstructies 41,42 aan beide zijden van de koppelinriehting 40. De naar de gevel gerichte verankeringsconstruetie 41 wordt werkzaam met de vloerbewapening 12 verbonden, in het bijzonder daarmee vervlochten, terwijl de tegenoverliggende verankeringsconstruetie 42 op vergelijkbare wijze aan een plaatbewapeningsinrichting 25 wordt vastgemaakt, in het bijzonder daarmee wordt vervlochten. De verankeringsconstructies 41,42 worden uiteindelijk tezamen met de vloerbewapening 12 en plaatbewapening 25 in beton gestort. Hierdoor ontstaat een doorlopende bewapeningslijn die eventueel op spanning werd gebracht. Tussen beide verankeringsconstructies 41,42 omvat de koppelinriehting 40 een geschuimde kern 45 die dient als koudebrug onderbreking tussen het gevelelement 21 en de verdiepingsvloer 15.
Zoals in de figuur is weergegeven, leidt de koppelinriehting 40 de plaatbewapening 25 in een rechte lijn door naar de vloerbewapening 12 zodat het krachtenspel dat op het plaatlichaam 21 wordt uitgeoefend in een rechte lijn naar de vloerbewapening 15 wordt doorgeleid en daarop wordt afgewenteld. Dit geeft een bijzondere sterkte aan de constructie die toelaat dat een gevelelement 21 op basis van een dergelijk relatief slank en licht vrij uitkragend plaatlichaam 21 niettemin betrouwbaar en duurzaal kan worden gedragen en belast.
In plaats van gelijktijdig met de realisatie van de verdiepingsvloer tijdens de bouw van het gebouw, is het tevens mogelijk een gevelelement volgens de uitvinding eerst na oplevering van het gebouw aan te brengen. Dit laatste biedt vanuit bouwlogistiek oogpunt belangrijke voordelen. Een daartoe strekkend uitvoeringsvoorbeeld is in figuur 3 en 4 weergegeven aan een gebouw 10 ter hoogte van een verdiepingsvloer 15 met een vrij uitkragend gevelelement 20 dat door een plaatlichaam 21 wordt gedragen. Het plaatlichaam 21 vormt ook in dit voorbeeld een balkon- of galerij bodem en heeft een vergelijkbare constructie als die van het eerste uitvoeringsvoorbeeld.
-13Ter hoogte van de verdiepingsvloer 15 wordt het gebouw uitgerust met een aantal koppelinrichtingen 50, zie ook figuur 4, van dikwandig gezet plaatstaal ter voorbereiding van een latere verankering van het gevelelement 21. De koppelinrichtingen 50 zijn gevuld met een thermisch isolerende schuimkem die als koudebrug-onderbreking zal dienen. Gebouwzijdig omvatten de koppelinrichtingen een verankeringsconstructie 54 die is vervlochten met de vloerbewapening 12, terwijl naar buiten toe daaraan eerste koppelorganen 51 zijn voorzien waaraan het gevelelement 21 kan worden opgehangen. Het gevelelement is daartoe voor iedere koppelinrichting 50 uitgerust met een daarmee corresponderende beugel- of haakvormig tweede koppelorgaan 52. Het eerste koppelorgaan 51 omvat een stalen beugellichaam dat naar boven is gericht waarin het neerwaarts gerichte tweede koppelorgaan 52 passend kan vast haken.
Dit tweede koppelorgaan 52 gaat uit van een robuuste koppelplaat 53 die in een rechte lijn werkzaam met een plaatbewapeningsinrichting 25 in het plaatlichaam 21 is gekoppeld. De koppelinrichtingen 50 vormen op hun beurt een dragende ophangconstructie aan het gevelelement die in het verlengde van de bewapening 15 in de verdiepingsvloer 15 ligt en daarmee in het verlengde van het krachtenspel in de vloer 15. Deze ophanging is in een thans eveneens aanhangige Internationale octrooiaanvrage nr. PCT/NL2016/050779 van aanvraagster in nader detail beschreven, naai' welke octrooiaanvrage hier dan ook kortheidshalve zij verwezen en welker inhoud hier als aangehaald en ingelast wordt beschouwd. De daarin toegepaste koppelinrichtingen 50 zijn commercieel verkrijgbaar als Schock ISO-korven en worden al naar gelang de vereiste sterkte en belasting op het werk afgestemd.
Behalve met de tijdelijke koppelorganen 51,52, zijn het gevelelement 21 en de koppelinrichtingen over en weer tevens uitgerust met verdere verbindingsmiddelen voor een meer permanente duurzame verbinding. Deze permanente verbindingsmiddelen omvatten een stel spanstaven 55 met spanmoeren. De spanstaven 55 steken door de koppelinrichtingen 50 heen in de achterliggende verankeringsconstructie 54 en zijn daarmee werkzaamverbonden. De verankeringsconstructie 54 is op zijn beurt werkzaam
-14vervlochten met de vloerbewapening 12 waardoor ook hier de krachten van de spanstaven 55 in rechte lijn naar de vloerbewapening worden doorgeleid. De spanstaven 55 leiden anderzijds eveneens rechtlijnig naar het eerste koppelorgaan 51. Hierdoor wordt de belasting van het gevelelement 20 optimaal opgevangen en rechtlijnig in de constmctie weggeleid.
Distaai steken de spanstaven 55 naar buiten toe uit en worden de spanstaven 55 ontvangen in een overmaatse boring 56 in de koppelplaat 53 aan het gevelelement 20, waaraan het tweede koppelorgaan 52 is gevormd, waarbij de boring 56 zich daarachter in het plaatlichaam 21 doorzet. De boring 56 is van bovenaf toegankelijk via een sparing 57 zodat spanmoeren 58 op de spanstaven 55 kunnen worden aangebracht en aangespannen onder tussenkomst van een spanplaat 59 die in het plaatlichaam is verankerd. Door het aanspannen, dat wil zeggen aandraaien, van de spanmoeren 58 kan aldus een spelingvrije pennanente verbinding tussen de koppelorganen 51,52 worden bewerkstelligd die enerzijds in het verlengde ligt van de voorgespannen plaatbewapening 25 van het platlichaam 21 en anderzijds in lijn ligt met de vloerbewapening 15. Deze verbinding is daardoor bijzonder zwaar op trek belastbaar en nestelt zich naadloos in het krachtenspel van de vloerbewapening. De sparing 57 kan desgewenst naderhand met een geschikte mortel worden afgevuld of bij voorbeeld met een passende, hersluitbare dop worden afgesloten.
Van belang is dat tijdens de ruwbouw reeds een voorziening in de verdiepingsvloer 15 wordt getroffen waarbij de koppelinrichtingen met de achterliggende bewapening en latere verankering op de correcte onderlinge afstand worden gepositioneerd vooraleer de verdiepingsvloer wordt gestort. Hiertoe voorziet de uitvinding in een hulpinrichting in de vonn van een overgangsbalk met passende uitsparingen ter plaatse waar de koppelinrichtingen 50 dienen te liggen. De overgangsbalk omvat bijvoorbeeld een gezet plaatstaal dat is gevuld met een geschuimde kern als thermische isolator. Hiemiee vormt de overgangsbalk over de gehele breedte een koudebrug-onderbreking. Een uitvoeringsvoorbeeld daarvan en van de toepassing daarvan is in de eerder genoemde thans eveneens aanhangige Internationale octrooiaanvrage nr. PCT/NL2016/050779 van
-15aanvraagster in nader detail beschreven, naar welke octrooiaanvrage ook hier kortheidshalve zij verwezen en welker inhoud ook hier als aangehaald en ingelast dient te worden beschouwd.
Hoewel de uitvinding hiervoor aan de hand van louter een enkele uitvoeringsvoorbeelden nader werd beschreven moge het duidelijk zijn dat de uitvinding daartoe geenszins is beperkt. Integendeel zijn binnen het kader van de uitvinding voor een gemiddelde vakman nog vele variaties en verschijningsvormen mogelijk. In het algemeen verschaft de uitvinding een bijzonder praktische oplossing om aan een gevel een vrij uitkragend gevelelement te voorzien, waarbij een vrij hangende massa van het gevelelement in belangrijke mate beperkt kan worden gehouden.

Claims (2)

Conclusies:
1/2
1. Gebouw omvattende ten minste één verdiepingsvloer en een aan de verdiepingsvloer grenzende gevel, waarbij de verdiepingsvloer een vloerdeel omvat dat inwendig is voorzien van een vloerbewapening die zich dwars op de gevel uitstrekt, en waarbij aan de gevel een vrij uitkragend gevelelement is voorzien dat duurzaam met het gebouw is verbonden met het kenmerk dat het gevelelement een althans in hoofdzaak plaatvormig plaatlichaam omvat met ten minste één ruimtelijk gescheiden plaatbewapeningsinrichting die zich dwars op de gevel uitstrekt, dat de ten minste ene plaatbewapeningsinrichting in een verlengde ligt van de vloerbewapening en daarmee werkzaam is gekoppeld, en dat het gevelelement door het plaatlichaam wordt gedragen.
2. Gebouw volgens conclusie 1 met het kenmerk dat de ten minste ene plaatbewapeningsinrichting door tussenkomst van een koppelinrichting althans in hoofdzaak rechtlijnig werkzaam met de vloerbewapening van het vloerdeel is gekoppeld, welke koppelinrichting aan een eerste zijde eerste verbindingsmiddelen omvat voor een werkzame verbinding met de vloerbewapening en aan een tegenover gelegen tweede zijde is voorzien van tweede verbindingsmiddelen voor een werkzame verbinding met de plaatbewapeningsinrichting .
3. Gebouw volgens conclusies 2, met het kenmerk dat de koppelinrichting een thermisch isolerende kern omvat welke tussen het vloerdeel en de plaatbewapeningsinrichting een koudebrug-onderbreking vormt.
4. Gebouw volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk dat de eerste verbindingsmiddelen een verankeringsconstructie omvatten die met de vloerbewapening is verbonden, en in het bijzonder daarmee is vervlochten.
5. Gebouw volgens conclusie 2, 3 of 4 met het kenmerk dat de tweede verbindingsmiddelen een eerste koppelorgaan en een tweede koppelorgaan omvatten die in staat en ingericht zijn om. eenmaal bijeen gebracht, samen te werken ten einde een
-17dragende verbinding tussen het plaatlichaam en het vloerdeel tot stand te brengen, waarbij het eerste koppelorgaan van de koppelinrichting uitgaat en het tweede koppelorgaan met de plaatbewapeningsinriehting is verbonden, en waarbij fixatiemiddelen zijn voorzien die in staat en ingericht zijn om tussen de koppelorganen een onwrikbare permanente verbinding tot stand te brengen.
6. Gebouw volgens conclusie 5 met het kenmerk dat het eerste koppelorgaan en het tweede koppelorgaan, eenmaal bijeen gebracht, in elkaar grijpen, in het bijzonder in elkaar haken.
7. Gebouw volgens conclusie 5 of 6 met het kenmerk dat het eerste koppelorgaan een eerste beugel omvat en het tweede koppelorgaan een, althans in hoofdzaak daaraan complementaire, tweede beugel omvat, welke beugels, eenmaal bijeen gebracht, in elkaar haken.
8. Gebouw volgens conclusie 5, 6 of 7, met het kenmerk dat de koppelinrichting een koppelplaat aan de plaatbewapeningsinriehting omvat waarvan enerzijds een verankeringsconstructie en anderzijds het tweede koppelorgaan uitgaat, en dat de fixatiemiddelen ten minste één spanstaaf omvatten die van de koppelinrichting uitgaat en die althans aan een distaai uiteinde is voorzien van een schroefdraad waamiee de ten minste ene spanstaaf in een daarmee corresponderende boring van de koppelplaat wordt ontvangen.
9. Gebouw volgens conclusie 8 met het kenmerk dat de met de spanstaaf corresponderende boring overmaats is uitgevoerd.
10. Gebouw volgens één of meer der conclusies 5 tot en met 9, met het kenmerk dat de koppelinrichting borgmiddelen omvat die in staat en ingericht zijn om althans tijdelijk een borging van de dragende verbinding tussen de koppelorganen tot stand te brengen.
-1811. Gebouw volgens één of meer der voorgaande conclusies met het kenmerk dat de vloerbewapening een aantal zijdelings ruimtelijk gescheiden korfelementen omvat die elk in het verlengde liggen van een plaatbewapeningsinrichting in het plaatlichaam en daarmee door tussenkomst van een koppelinrichting werkzaam zijn gekoppeld, en dat de korfelementen van de vloerbewapening althans ter hoogte van de koppelinrichtingen die daarmee zijn gekoppeld onderling zijn gefixeerd in een hulpinrichting op een onderlinge steek die overeenstemt met een onderlinge steek van de plaatbewapeningsinrichtingen in het plaatlichaam.
12. Gebouw volgens één of meer der conclusies 2 tot en met 11, met het kenmerk dat de gevel een spouwmuur omvat met een binnenblad en een buitenblad die door een spouw van elkaar zijn gescheiden, en dat de koppelinrichting althans in hoofdzaak achter het buitenblad ligt, waarbij het buitenblad ter hoogte van de koppelinrichting een sparing omvat waardoor de koppelinrichting bereikbaar is.
13. Gebouw volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het plaatlichaam een althans in hoofdzaak monolithisch betonlichaam omvat waarin de ten minste ene plaatbewapeningsinrichting zich over een lengte dwars op de gevel uitstrekt.
14. Gebouw' volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het plaatlichaam een vrij uitkragende balkonvloer van een balkonelement vormt.
15. Gebouw' volgens conclusie 15, met het kenmerk dat het plaatlichaam is voorzien van een hemelwaterafvoer en een afschot heeft dat naar de hemelwaterafvoer leidt.
16. Gebouw volgens één of meer der conclusies 14 tot en met 15 met het kenmerk dat de het plaatlichaam is voorzien van een stelsel van projecties die zich tot op een hoogte boven een aangrenzend oppervlak van het plaatlichaam uitstrekken, dat het plaatlichaam aan een omtrek een opstaande rand omvat en dat het plaatlichaam binnen de rand is voorzien van een vrijneembare dekplaat die op de projecties afsteunt.
-1917. Gebouw volgens conclusie 16 met het kenmerk dat de projecties zijn bekleed met een veerkrachtige toplaag, in het bijzonder van al of niet natuurlijk rubber, waarop de dekplaat rust.
18. Gebouw volgens conclusie 16 of 17, met het kenmerk dat de dekplaat een vrije tussenruimte tot de wanddelen bewaart.
19. Gevelelement van de soort zoals toegepast in één of meer der voorgaande 10 conclusies.
20. Balkonelement van de soort zoals toegepast in het gebouw volgens één of meer der conclusies 14 tot en met 18.
2/2
,.ó ’* ! * -’ V S , ' a *, >·’ % \ ; < ’ r* ·.. A;
* • V’ Λ ·;, · 1 - 6 X' 4< ' ·’ ’: . ï' X x. ƒ 'ó l· '<. • .<
s'* - ' : .* .· -¼' *' ‘* Λ s\. 'ï *-· - · <· ··; - /* c ··?' ' · • Ys 's' - ·;» '· \* * -. · '-'*<. ... .,·. ƒ ·· Λ ’?.'· *.' 'x* ’ *. / · ·.·’·, ' - ' « · ,·.·'<·.·.<'. ·? ’ ’ : · . ·' x. - ·« .. '*' \U.·' ·,· \ ·>' · < ·< ' ss' \ ·’’·· ' \V ': * V ' -5'
NL2018910A 2015-11-16 2017-05-12 Gebouw en gevelelement NL2018910B1 (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2015800A NL2015800B1 (nl) 2015-11-16 2015-11-16 Gebouw en balkon voor toepassing daarmee.
PCT/NL2016/050779 WO2017086777A1 (en) 2015-11-16 2016-11-10 Building and balcony

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL2018910A true NL2018910A (nl) 2018-05-23
NL2018910B1 NL2018910B1 (nl) 2019-09-12

Family

ID=58046724

Family Applications (3)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2015800A NL2015800B1 (nl) 2015-11-16 2015-11-16 Gebouw en balkon voor toepassing daarmee.
NL2017754A NL2017754B1 (nl) 2015-11-16 2016-11-10 Gebouw en gevelelement
NL2018910A NL2018910B1 (nl) 2015-11-16 2017-05-12 Gebouw en gevelelement

Family Applications Before (2)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2015800A NL2015800B1 (nl) 2015-11-16 2015-11-16 Gebouw en balkon voor toepassing daarmee.
NL2017754A NL2017754B1 (nl) 2015-11-16 2016-11-10 Gebouw en gevelelement

Country Status (3)

Country Link
EP (1) EP3377709A1 (nl)
NL (3) NL2015800B1 (nl)
WO (1) WO2017086777A1 (nl)

Families Citing this family (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR3092348B1 (fr) * 2019-02-01 2021-10-22 Soletanche Freyssinet Procede de renforcement in situ d’une dalle en console ancree par un rupteur de pont thermique
NL2023159B1 (nl) * 2019-05-17 2020-12-01 H J J Evers Beheer B V Werkwijze en bevestigingselement voor het aan een nieuwbouwgevel bevestigen van een uitkragend element
NL2024685B1 (nl) * 2020-01-16 2021-09-08 T&R Eng B V Koppelinrichting en stelprofiel daarvoor
DE202021000466U1 (de) 2021-02-01 2021-04-22 Halfen Gmbh Einrichtung zur nachträglichen thermisch isolierenden, kraftübertragenden Anbindung eines zweiten lastaufnehmenden Bauwerksteils an ein erstes lastaufnehmendes Bauwerksteil und Bauwerk mit einer solchen Einrichtung
DE202021101776U1 (de) 2021-04-01 2021-04-19 Halfen Gmbh Einrichtung zur nachträglichen thermisch isolierenden, kraftübertragenden Anbindung eines zweiten lastaufnehmenden Bauwerksteils an ein erstes lastaufnehmendes Bauwerksteil und Bauwerk mit einer solchen Einrichtung
DE202023103836U1 (de) 2023-07-10 2023-10-04 Leviat Ag Positioniervorrichtung

Family Cites Families (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3403537A1 (de) * 1984-02-02 1985-08-08 Veit Dennert KG Baustoffbetriebe, 8602 Schlüsselfeld Balkonfertig-bauelement fuer gebaeude
CH691606A5 (de) * 1996-11-08 2001-08-31 Pecon Ag Kragplattenanschlusselement.
NL1011662C2 (nl) 1999-03-24 2000-09-27 Hakron Verankeringstechniek B Balkonplaat-balkongevel/vloersamenstel.
DE29917220U1 (de) * 1999-09-30 2000-01-13 Mea Meisinger Stahl & Kunststo Montageträgersystem mit Einbauhilfe
NL1035733C2 (nl) * 2008-07-22 2010-01-25 Frank Boudewijn Smits Haakanker ten behoeve van het ophangen van een balkon of vloerplaat aan een gebouw.
DE102008061009A1 (de) * 2008-12-08 2010-06-10 Schöck Bauteile GmbH Anschlussteile und daraus gebildete Wandanschlussvorrichtung zum horizontalen Anschließen eines Gebäudeteils an ein Gebäude
DE102012013489A1 (de) * 2012-07-09 2014-05-08 Schöck Bauteile GmbH Vorrichtung zum schwingungsentkoppelten Auflagern eines auskragenden Gebäudeteils

Also Published As

Publication number Publication date
NL2015800B1 (nl) 2017-05-24
EP3377709A1 (en) 2018-09-26
NL2017754B1 (nl) 2017-07-13
NL2018910B1 (nl) 2019-09-12
WO2017086777A1 (en) 2017-05-26
NL2017754A (nl) 2017-06-02
NL2015800A (nl) 2017-05-17

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL2018910B1 (nl) Gebouw en gevelelement
US9556610B2 (en) Wall base structure for light buildings
US8667755B1 (en) Dual panel composite truss apparatus
CN105839836B (zh) 一种预制混凝土剪力墙构件及其施工方法
US20100170194A1 (en) Girders for reinforcing concrete and method for connecting them to pillars in order to provide continuity from bay to bay
CN103911951A (zh) 桥梁一体式现浇防撞护栏与挂板专用模板及其施工方法
EP3115523A1 (en) Concrete panel, especially for composite floors, and a composite floor
EP2146017A1 (de) Bauteil für Decken oder Dächer sowie Verfahren zum Herstellen eines Bauteils
US10640970B2 (en) Concrete building elements and assemblies thereof, and related methods
KR20080074387A (ko) 지붕슬래브 형성을 위한 거푸집 받침 장치
CN106351380A (zh) 一种屋盖的装配方法
EP2075392B1 (en) Prefabricated concrete element
US20140208688A1 (en) Connector for reinforcement within a formwork
EP1154086A2 (de) Mauersteinförmiges Wärmedämmelement
CN109914792A (zh) 一种地下车库梁模板支撑结构以及施工方法
CN203531349U (zh) 新型高承载易拆装悬挑式脚手架
EP2666918B1 (en) Balcony
CN203049776U (zh) 复合浇筑轻型混凝土结构
KR100974528B1 (ko) 철골 보를 이용한 2방향 슬래브 및 그 시공방법
CN201292671Y (zh) 电梯井支架及使用该支架的自爬电梯井式混凝土布料机
KR101113992B1 (ko) 단열재 위에 설치되는 콘크리트 슬래브용 철근 고임대
CN109386069A (zh) 一种部分现浇剪力墙及其施工方法
AT522813B1 (de) Schalungselement
RU2590494C1 (ru) Конструкция усиления растянутой зоны многопустотной плиты
CN206189696U (zh) 一种屋面板及屋盖

Legal Events

Date Code Title Description
RC Pledge established

Free format text: DETAILS LICENCE OR PLEDGE: RIGHT OF PLEDGE, ESTABLISHED

Name of requester: F.N.J. HOLDING B.V.

Effective date: 20220617