NL2018171B1

NL2018171B1 - Inrichting omvattende een vuleenheid voor het met een product vullen van containerbakken

Info

Publication number: NL2018171B1
Application number: NL2018171A
Authority: NL
Inventors: Antonius Bernardus Roovers Cornelis
Original assignee: Mbwj Beheer B V
Priority date: 2017-01-16
Filing date: 2017-01-16
Publication date: 2018-07-26
Also published as: EP3567998A1; ES2917001T3; EP3567998B1; US10994870B2; WO2018131996A1; US20190364737A1

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting omvattende een vuleenheid voor het met een product vullen van containerbakken. De uitvinding heeft verder betrekking op een systeem omvattende een dergelijke inrichting alsmede op een oogstmachine voorzien van een dergelijk systeem. Tenslotte heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze voor het met een product vullen van containerbakken middels een vuleenheid.

Description

Octrooicentrum

Nederland

A01D 45/28 (2017.01) A01D 45/26 (2017.01)

Aanvraag ingeschreven:	© Octrooihouder(s):
26/07/2018	MBWJ Beheer B.V. te ETTEN-LEUR.
© Aanvraag gepubliceerd:
-	© Uitvinder(s):
	Cornells Antonius Bernardus Roovers
© Octrooi verleend:	te ETTEN-LEUR.
26/07/2018
© Octrooischrift uitgegeven:	© Gemachtigde:
02/08/2018	ir. J.M.G. Dohmen c.s. te Eindhoven.

54) Inrichting omvattende een vuleenheid voor het met een product vullen van containerbakken © De uitvinding heeft betrekking op een inrichting omvattende een vuleenheid voor het met een product vullen van containerbakken. De uitvinding heeft verder betrekking op een systeem omvattende een dergelijke inrichting alsmede op een oogstmachine voorzien van een dergelijk systeem. Tenslotte heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze voor het met een product vullen van containerbakken middels een vuleenheid.

NL Bl 2018171

Dit octrooi is verleend ongeacht het bijgevoegde resultaat van het onderzoek naar de stand van de techniek en schriftelijke opinie. Het octrooischrift komt overeen met de oorspronkelijk ingediende stukken.

Korte aanduiding: Inrichting omvattende een vuleenheid voor het met een product vullen van containerbakken

Beschrijving

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting omvattende een vuleenheid voor het met een product vullen van containerbakken.

De uitvinding heeft verder betrekking op een systeem omvattende een dergelijke inrichting alsmede op een oogstmachine voorzien van een dergelijk systeem.

Tenslotte heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze voor het met een product vullen van containerbakken middels een vuleenheid.

Het is een doel van de onderhavige uitvinding om een verbeterde inrichting voor het met een product vullen van containerbakken middels een vuleenheid te verschaffen. In het bijzonder is het een doel om een inrichting te verschaffen waarmee containerbakken efficiënt kunnen worden gevuld en/of zonder of nagenoeg zonder verspilling van product te vullen zijn.

Dit wordt bij de inrichting volgens de uitvinding daardoor bereikt doordat de vuleenheid van de inrichting is voorzien van ten minste een klep die verplaatsbaar is tussen een open positie waarin een daaronder opgestelde containerbak met product vallend uit een vulruimte van de vuleenheid te vullen is en een gesloten positie voor het afsluiten van de vulruimte zodat de containerbakken batchgewijs met de vuleenheid te vullen zijn. De inrichting is verder voorzien van een geleidingseenheid voor het geleiden van het uit de vulruimte vallende product tot in de containerbak, waarbij de geleidingseenheid en/of de vuleenheid verplaatsbaar is in de richting van de daaronder opgestelde containerbak.

Middels de met de klep afsluitbare vulruimte van de vuleenheid kunnen verschillende containerbakken achtereenvolgens onder de vuleenheid worden geplaatst zonder dat product verloren gaat bijvoorbeeld doordat het product tussen een gevulde en een te vullen containerbak in valt op een transportband die de containerbakken aanvoert en afvoert. Op deze wijze kunnen containerbakken zonder verspilling van het product worden gevuld en eenmaal gevuld worden afgevoerd, bijvoorbeeld voor verdere verwerking en/of transport. Verder kan door het verplaatsen van de vuleenheid en/of de geleidingseenheid worden voorkomen dat product tijdens het vallen uit de vulruimte naast de containerbak valt en/of kan het product dat in de containerbak is gelegen worden aangedrukt zodat kan worden voorkomen dat het product door het afvoeren van de containerbak uit de gevulde containerbak valt/waait. Op deze wijze is met een inrichting volgens de onderhavige uitvinding te bereiken dat containerbakken zonder of nagenoeg zonder verspilling op een efficiënte wijze te vullen zijn met product.

Het product is bij voorkeur een samendrukbaar product, zoals bladgroenten. Met containerbak wordt een container met een willekeurige vorm bedoeld die van boven open is en eventueel na het vullen van de inhoud van de container af te sluiten is met een deksel.

De vuleenheid en de geleidingseenheid kunnen verplaatsbaar zijn ten opzichte van elkaar. Op deze wijze hoeven de vuleenheid en de geleidingseenheid niet samen te worden verplaatst om een containerbak efficiënt te vullen. Verder is het mogelijk om de vuleenheid en de geleidingseenheid onafhankelijk van elkaar te verplaatsen. Op deze wijze is het mogelijk om het proces van het sequentieel vullen van containerbakken verder te optimaliseren.

De geleidingseenheid vormt een stortkoker voor het uit de vulruimte vallende product, bij voorkeur is de stortkoker deels trechtervormig. Door de als verplaatsbare stortkoker uitgevoerde geleidingseenheid is het tussen de vuleenheid en de containerbak vallend product zodanig te geleiden dat op eenvoudige wijze wordt voorkomen dat product naast de containerbak valt.

De inrichting kan zodanig zijn ingericht dat vóór het verplaatsen van de ten minste ene klep naar de open positie voor het met het product vullen van een containerbak de geleidingseenheid zodanig is verplaatst dat de afstand tussen de geleidingseenheid en een bovenrand van de te vullen containerbak kleiner is dan 25 centimeter, bij voorkeur kleiner is dan 15 centimeter. Door het verplaatsen van de geleidingseenheid naar de containerbak kan de afstand tussen containerbak en geleidingseenheid minimaal worden gehouden tijdens het vullen van de bak zodat al het of nagenoeg al het vallende product in de containerbak belandt. Een dergelijke verplaatsbare geleidingseenheid zorgt ervoor dat het vallende product geen of minimale hinder ondervindt van externe invloeden zoals bijvoorbeeld wind indien de containerbakken buiten met behulp van de inrichting met product worden gevuld.

Het is zelfs mogelijk om de geleidingseenheid tegen een bovenrand van een daaronder gelegen containerbak te verplaatsen zodat het product helemaal niet kan ontsnappen doordat er geen of nauwelijks een opening naar buiten is tussen de geleidingseenheid en de te vullen containerbak. Dit is op eenvoudige wijze mogelijk indien containerbakken met standaardafmetingen worden gebruikt, zodat de geleidingseenheid zich tussen twee posities kan verplaatsen, waarbij een van de posities is bepaald door de standaardhoogte van de containerbak.

Na het vullen van de containerbak is de geleidingseenheid verplaatsbaar in een van de containerbak afgekeerde richting zodat een nieuwe lege containerbak onder de inrichting kan worden gepositioneerd. Zodra de nieuwe lege containerbak onder de inrichting is geplaatst, zal de geleidingseenheid weer in de richting van deze containerbak worden verplaatst om het naast de containerbak vallen van product te beperken of zelfs uit te sluiten.

De vuleenheid is tot in de geleidingseenheid verplaatsbaar voor het aandrukken van het product in de containerbak. Het samendrukbare product, bijvoorbeeld bladgroente, wordt door de verplaatsing van de vuleenheid samengedrukt in de containerbak. Op deze wijze wordt de containerbak optimaal gevuld en wordt voorkomen dat door het verplaatsen van de containerbak de bovenste laag van het product, die zonder aandrukken ten minste deels boven de bovenrand van de containerbak kan zijn gelegen, uit de containerbak waait of valt. In een bijzondere configuratie van de inrichting kan de vuleenheid vanuit een eerste buiten de containerbak gelegen positie naar een tweede gedeeltelijk tot in de containerbak gelegen positie verplaatsbaar zijn en vice versa. Op deze wijze is het product in de containerbak nog verder te compacteren. Eventueel kan de containerbak daarna verder worden gevuld middels een terug verplaatste vuleenheid. Het is ook mogelijk dat het gewenst is dat het samendrukbare product (ruim) onder de bovenrand van de containerbak is gelegen, zodat na het compacteren de containerbak wordt afgevoerd of handmatig wordt weggenomen.

De vuleenheid kan zijn voorzien van ten minste twee kleppen. Deze twee kleppen vormen de bodem van een gesloten vulruimte en door het uit elkaar klappen van de kleppen wordt een opening tussen de kleppen verschaft waardoor het product naar beneden kan vallen. Voor het aandrukken van product in de containerbak zijn de kleppen gesloten voor het vormen van een bodem van de vuleenheid.

Het is verder een doel van de onderhavige uitvinding om een systeem te verschaffen voor het ten minste gedeeltelijk geautomatiseerd verwerken van met de inrichting te vullen en/of gevulde containerbakken. Een dergelijk systeem omvat de hierboven beschreven inrichting en ten minste een weegeenheid. Deze weegeenheid maakt het mogelijk het gewicht van het product in de te vullen containerbak en/of de aandrukkracht van de vuleenheid op het product in de containerbak te meten/registreren. Op basis van de weegeenheid kunnen verschillende met de inrichting uit te voeren processen optimaal geautomatiseerd worden uitgevoerd. Verder kan het systeem een transportinrichting omvatten, bijvoorbeeld ten minste een transportband, voor het aanvoeren van containerbakken tot onder de inrichting en/of het afvoeren van containerbakken. Verder kan het systeem een verdere transportinrichting omvatten, zoals bijvoorbeeld een afvoertransportband, voor het afvoeren van de met de inrichting gevulde containerbakken. Tenslotte kan het systeem een aanvoerinrichting omvatten voor het aanvoeren van product tot in de inrichting voor het vullen van containerbakken. De aanvoerinrichting kan wederom een transportband zijn, maar het is ook mogelijk dat de aanvoerinrichting een silo of iets dergelijks is. In een bijzondere variant omvat een mobiele oogstmachine het hierboven beschreven systeem. Een dergelijke oogstmachine is over het veld verrijdbaar voor het direct oogsten van planten, groenten, kruiden en/of vruchten. Middels het geïntegreerde systeem zoals beschreven hierin kan het product direct worden verpakt in containerbakken voor verder transport.

Het is een doel van de onderhavige uitvinding om een verbeterde werkwijze te verschaffen voor het met een product vullen van containerbakken middels een vuleenheid. In het bijzonder is het een doel om een werkwijze te verschaffen waarmee containerbakken efficiënt kunnen worden gevuld en/of zonder of nagenoeg zonder verspilling van product te vullen zijn.

Dit wordt bij de werkwijze volgens de uitvinding daardoor bereikt dat een vuleenheid ten minste een klep omvat die voor het vullen van een daaronder opgestelde containerbak met product wordt verplaatst naar een open positie, waarbij na het afgeven van een bepaalde hoeveelheid product of na een voorafbepaalde tijdsduur de klep wordt verplaatst naar een gesloten positie, waarbij onder de vuleenheid het vallende product met behulp van een geleidingseenheid tot in de te vullen containerbak wordt geleid, waarbij de geleidingseenheid en/of de vuleenheid wordt verplaatst in de richting van de daaronder opgestelde containerbak en nadat een containerbak gevuld is, wordt de geleidingseenheid en/of de vuleenheid van de daaronder opgestelde gevulde containerbak af verplaatst.

Het is verder mogelijk dat de vuleenheid na of tijdens het vullen tot in de geleidingseenheid wordt verplaatst voor het aandrukken van het product in de containerbak. Daarbij kan de vuleenheid na of tijdens het vullen vanuit een eerste, buiten de containerbak gelegen positie naar een tweede gedeeltelijk tot in de containerbak gelegen positie worden verplaatst voor het aandrukken van het product in de containerbak.

De geleidingseenheid wordt voor het vormen van een ononderbroken of nagenoeg ononderbroken valweg van het product tussen de vuleenheid en de containerbak, vóór het openen van de ten minste ene klep van de vuleenheid naar de te vullen containerbak verplaatst. Op deze wijze is het mogelijk met de geleidingseenheid om het product zonder of nagenoeg zonder verspilling te geleiden tot in de containerbak.

De inrichting, het systeem, de oogstmachine alsmede de werkwijze zullen nu nader worden toegelicht aan de hand van in de figuren getoonde uitvoeringsvoorbeelden.

Figuur 1 toont een perspectivische weergave van een oogstmachine voorzien van een systeem met een inrichting voor het met een product vullen van containerbakken;

Figuur 2 toont een perspectivische weergave van een systeem met een inrichting voor het met een product vullen van containerbakken;

Figuur 3 toont een perspectivische weergave van een transportband en een inrichting voor het met een product vullen van containerbakken;

Figuur 4 toont een doorsnede van de in figuur 3 getoonde inrichting waarin een lege containerbak is gepositioneerd op de transportband;

Figuur 5 toont een doorsnede van de in figuur 3 getoonde inrichting waarin de geleidingseenheid is verplaatst in de richting van de containerbak gepositioneerd op de transportband;

Figuur 6 toont een doorsnede van de in figuur 3 getoonde inrichting waarin een vuleenheid van de inrichting is geopend;

Figuur 7 toont een doorsnede van de in figuur 3 getoonde inrichting waarin een vuleenheid van de inrichting is verplaatst in de richting van de containerbak gepositioneerd op de transportband.

In de figuren zijn dezelfde onderdelen voorzien van dezelfde verwijzingscijfers.

De oogstmachine 201 die is getoond in figuur 1 omvat een verplaatsingsmechanisme met rupsbanden 203 alsmede een oogsteenheid 205 waarmee een product (niet getoond) zoals planten, groenten, kruiden en/of vruchten geoogst worden. Bij voorkeur, is het product een samendrukbaar product zoals bladgroente bijvoorbeeld spinazie of sla of kruiden.

De oogstmachine 201 omvat transportmiddelen om het geoogste product naar een systeem 101 te verplaatsen. In het getoonde uitvoeringsvoorbeeld wordt het product middels de transportmiddelen en via een product-aanvoerinrichting in de vorm van transportbanden 103 aangevoerd aan het systeem 101. Het is mogelijk dat de product-aanvoerinrichting een onderdeel van het systeem 101 is.

Het systeem 101 is in meer detail in figuur 2 getoond. Het systeem 101 omvat een transportinrichting voor het aan- en afvoeren van containerbakken 50. De containerbakken 50 omvatten standaardafmetingen, dat wil zeggen de containerbakken 50 zijn qua afmetingen identiek aan elkaar. Het systeem 101 omvat verder drie naast elkaar opgestelde inrichtingen 1a, 1b, 1c voor het met een product vullen van containerbakken 50. De transportinrichting omvat verschillende aanvoertransportbanden 60a, 60b, 60c voor het aanvoeren van lege containerbakken 50 aan elke inrichting 1a, 1b, 1c. De transportinrichting omvat verder verschillende afvoertransportbanden 61a, 61b, 61c, 63, 65 voor het afvoeren van (gevulde) containerbakken 50 voor verdere verwerking of voor transport.

De inrichtingen 1a, 1b, 1c zullen aan de hand van de figuren 3-7 die een van de drie in figuren 1 en 2 getoonde inrichtingen (aangeduid met inrichting 1a) tonen, nader worden beschreven. In de figuren 3-7 is verder de containerbak 50 getoond op de afvoertransportband 61a. Aanvoer van product tot in de inrichtingen 1a, 1b, 1c wordt verzorgd via een productaanvoer. In het in de figuren 1 en 2 getoonde uitvoeringsvoorbeeld is de productaanvoer gevormd door de transportbanden 103.

De inrichting 1a omvat een vuleenheid 3 voor het met een product vullen van containerbakken 50. In een toevoeropening 4 van de vuleenheid 3 is een verplaatsbare toevoerklep 6 gelegen voor het regelen van de toevoer van het product tot in de vuleenheid 3. De inrichting 1a is verder voorzien van een geleidingseenheid 5 alsmede van een frame 11 waaraan de geleidingseenheid 5 en de vuleenheid 3 verplaatsbaar zijn verbonden. De geleidingseenheid 5 en de vuleenheid 3 omvatten ten minste een aan het frame 11 bevestigde of in het frame gelegen aandrijfmechanisme voor het onafhankelijk van elkaar in een verticale richting kunnen verplaatsen van de geleidingseenheid 5 en de vuleenheid 3.

Zoals getoond in de figuren 3-7 omvat de vuleenheid 3 twee kleppen 13a, 13b die naar en van elkaar af verplaatsbaar zijn middels twee actuatoren zoals de in figuren getoonde cilinders 15a, 15b. De van elkaar af verplaatste kleppen 13a, 13b (figuur 6) vormen een open positie van de kleppen 13a, 13b. De naar toe verplaatste kleppen 13a, 13b (figuren 4, 5 en 7) vormen een gesloten positie van de kleppen 13a, 13b. In de open positie van de kleppen 13a, 13b is een daaronder opgestelde containerbak 50 met product vallend uit een vulruimte 17 van de vuleenheid 3 te vullen. In de gesloten positie van de kleppen 13a, 13b is de vulruimte 17 afgesloten zodat geen product kan vallen naar een containerbak 50. De gesloten positie van de kleppen 13a, 13b biedt de mogelijkheid om de containerbakken 50 batchgewijs met de vuleenheid 3 te vullen. Bij een gesloten positie van de kleppen 13a, 13b is het immers mogelijk om een gevulde containerbak 50 middels de afvoertransportband 61a af te voeren en een lege containerbak 50 middels de transportinrichting aan te voeren tot onder de inrichting 1a.

Het product vallend door de opening 19 gevormd door de open positie van de kleppen 13a, 13b valt door de geleidingseenheid 5 voor het geleiden van het uit de vulruimte vallende product tot in de containerbak 50.

Vóór het verplaatsen van de kleppen 13a, 13b naar de open positie voor het met het product vullen van een containerbak 50, is de geleidingseenheid 5 verticaal verplaatst in de door pijl P1 (figuur 4) weergeven richting naar de daaronder opgestelde containerbak 50 zodanig dat de afstand tussen de geleidingseenheid 5 en een bovenrand 51 van de te vullen containerbak 50 minimaal is zodat al het of nagenoeg al het vallende product in de containerbak 50 belandt. De geleidingseenheid 5 kan zelfs zoals getoond tegen de bovenrand 51 van een daaronder gelegen containerbak 50 worden gepositioneerd zodat het product helemaal niet kan ontsnappen doordat er geen opening naar buiten is tussen de geleidingseenheid 5 en de te vullen containerbak 50. De door de kleppen 13a, 13b gevormde opening 19 is rondom omringd door de wand(en) van de geleidingseenheid 5.

De naar de containerbak 50 verplaatste geleidingseenheid 5 strekt zich in de open positie van de kleppen 13a, 13b uit over de volledige afstand tussen de te vullen containerbak 50 en de vuleenheid 3.

De geleidingseenheid 5 vormt als het ware een verplaatsbare stortkoker voor het uit de vulruimte 17 vallende product, bij voorkeur is de wand van de geleidingseenheid 5 deels trechtervormig zoals is getoond in de figuur 5 voor het verschaffen van een gestroomlijnde geleiding van het vallende product tot in de containerbak 50. De geleidingseenheid 5 omvat verder aan de rand van de uitgang bevestigde flenzen 21. Deze flenzen 21 worden op de bovenrand 51 van de containerbak 50 gepositioneerd zodat het product in een afgesloten ruimte kan vallen uit de vulruimte 3 tot in de containerbak 50. De lengte- en breedte-afmeting van de uitgang van de geleidingseenheid 5 zijn kleiner dan de lengte- en breedteafmeting van de ingang van de containerbak 50 die is gevormd door de bovenrand 51 van de containerbak 50. Nadat de geleidingseenheid 5 is verplaatst in de richting van de containerbak 50 (oftewel in de door pijl P1 aangegeven richting), bijvoorbeeld naar de positie zoals is getoond in de figuren 5 en 6, kunnen de kleppen 13a, 13b van elkaar af worden verplaatst naar de in figuur 6 getoonde open positie.

Na het vullen van de containerbak 50 kan de vuleenheid 3 tot in de geleidingseenheid 5 worden verplaatst voor het aandrukken van het product in de containerbak 50. In het bijzonder kan de vuleenheid 3 vanuit een eerste buiten de containerbak gelegen positie (figuren 3-6) naar een tweede gedeeltelijk tot in de containerbak gelegen positie (figuren 7) worden verplaatst en weer terug. Op deze wijze is het product in de containerbak niet alleen aan te drukken, maar kan het product nog verder worden gecompacteerd indien gewenst. Eventueel kan de containerbak 50 daarna verder worden gevuld middels een terug verplaatste vuleenheid 3. Het is echter ook mogelijk dat het gewenst is dat het samendrukbare product ruim onder de bovenrand 51 van de containerbak 50 is gelegen, zodat na het compacteren de containerbak 50 wordt afgevoerd of handmatig wordt weggenomen.

Vóór of tijdens het verplaatsen van de vuleenheid 3 in de door pijl P1 aangegeven richting worden de kleppen 13a, 13b verplaatst van een open positie (figuur 6) naar een gesloten positie (figuur 7).

Aan de hand van de figuren 3-7 zal de werkwijze voor het met een product vullen van containerbakken 50 middels een vuleenheid 3 worden uitgelegd. Voor het vullen van een containerbak 50 worden de kleppen 13a, 13b van de vuleenheid 3 naar een open positie verplaatst (figuur 6), waarbij na het afgeven van een bepaalde hoeveelheid product of na een voorafbepaalde tijdsduur de kleppen 13a, 13b worden verplaatst naar een gesloten positie (figuur 7). Onder de vuleenheid 3 wordt het vallende product met behulp van een geleidingseenheid 5 tot in de te vullen containerbak 50 geleid, waarbij voor de in figuur 6 getoonde positie van de geleidingseenheid 5, de geleidingseenheid 5 wordt verplaatst in de richting van de daaronder opgestelde containerbak 50 voor het verschaffen van een afgesloten valruimte 20 tussen de vulruimte 17 van de vuleenheid 3 en de containerbak 50 (figuur 5). Indien de afgesloten valruimte 20 is verschaft worden de kleppen 13a, 13b van de vuleenheid 3 geopend (figuur 6), zodat het product kan vallen via de door de geleidingseenheid 5 gevormde valruimte 20 tot in de containerbak 50. Na het vullen van de containerbak 50 kan de vuleenheid 3 worden verplaatst in de richting van de daaronder opgestelde containerbak 50 (in de door pijl P1 aangegeven richting) voor het aandrukken of compacteren van het product in de containerbak 50. Nadat een containerbak 50 gevuld is en de containerbak 50 aangedrukt of gecompacteerd is, wordt de geleidingseenheid 5 en de vuleenheid 3 van de daaronder opgestelde gevulde containerbak 50 af verplaatst door deze te verplaatsen in een tegengesteld aan de door pijl P1 aangegeven richting. In eerste instantie verplaatst de vuleenheid 3 zich van de in figuur 7 getoonde positie waar deze in de containerbak 50 is gelegen, naar de in figuur 5 getoonde positie en daarna verplaatst de geleidingseenheid 5 zich van de in figuur 5 getoonde positie waarin het valpad van het product tussen de vuleenheid 3 en de containerbak 50 volledig is omsloten, naar de in figuur 4 getoonde positie, in welke positie de gevulde containerbak 50 af te voeren is en te vervangen is voor een lege containerbak 50.

Het is mogelijk om de vuleenheid 3 uit te voeren met slechts een enkele klep in plaats van de in de figuren getoonde twee kleppen 13a, 13b.

Verder is het mogelijk om het systeem 101 te voorzien van ten minste een weegeenheid zoals in de afvoertransportband 61a geïntegreerde weegcellen 151. Deze weegcellen 151 meten het gewicht van het product in de te vullen containerbak 50 en/of de aandrukkracht van de vuleenheid 3 op het product in de containerbak 50. Het systeem 101 is verder voorzien van een met de weegcellen 151 verbonden processor 150 (fig. 2). De processor 150 is, eventueel draadloos, verbonden met het aandrijfmechanisme voor het verplaatsen van de vuleenheid in de door en tegengesteld aan de door pijl P1 aangegeven richting en/of met de actuatoren (cilinders 15a, 15b) voor het regelen van het openen en sluiten van de kleppen 13a, 13b. Door de weegcellen 151 kan de processor 150 bepalen, door de metingen (het geregistreerde gewicht) met voorafbepaalde of vooraf ingevoerde waarden te vergelijken, wanneer de containerbak 50 voldoende met product gevuld is en/of wanneer het in de containerbak 50 gelegen product voldoende is aangedrukt met behulp van de vuleenheid 3. Indien de voorafbepaalde waarde is bereikt stuurt 5 de processor 150 een signaal naar de actuatoren van de kleppen 13a, 13b om deze te sluiten en/of een signaal naar het aandrijfmechanisme om de verplaatsing van de vuleenheid 3 in de door pijl P1 aangegeven richting te stoppen indien het product in de containerbak 50 voldoende is aangedrukt. Het is ook mogelijk dat via de weegcellen 151 en/of via met de processor 150 verbonden sensoren de positie en/of 10 het gewicht van de lege containerbak 50 wordt geregistreerd waardoor het met de processor 150, eventueel draadloos, verbonden aandrijfmechanisme van de geleidingseenheid 5 te bedienen is voor het verplaatsen van de geleidingseenheid 5 in de door en tegengesteld aan de door pijl P1 aangegeven richting om een beschermde valruimte 20 voor het product te verschaffen of om deze na een 15 vulhandeling op te heffen.

Claims

CONCLUSIES

1. Inrichting omvattende een vuleenheid voor het met een product vullen van containerbakken, welke vuleenheid is voorzien van ten minste een klep die verplaatsbaar is tussen een open positie waarin een daaronder opgestelde containerbak met product vallend uit een vulruimte van de vuleenheid te vullen is en een gesloten positie voor het afsluiten van de vulruimte zodat de containerbakken batchgewijs met de vuleenheid te vullen zijn, waarbij de inrichting verder is voorzien van een geleidingseenheid voor het geleiden van het uit de vulruimte vallende product tot in de containerbak, waarbij de geleidingseenheid en/of de vuleenheid verplaatsbaar is in de richting van de daaronder opgestelde containerbak.
2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de geleidingseenheid een stortkoker vormt voor het uit de vulruimte vallende product, bij voorkeur is de stortkoker deels trechtervormig.
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij de vuleenheid en de geleidingseenheid ten opzichte van elkaar verplaatsbaar zijn, bij voorkeur zijn de vuleenheid en de geleidingseenheid onafhankelijk van elkaar verplaatsbaar.
4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij vóór het verplaatsen van de ten minste ene klep naar de open positie voor het met het product vullen van een containerbak de geleidingseenheid zodanig is verplaatst dat de afstand tussen de geleidingseenheid en een bovenrand van de containerbak kleiner is dan 25 centimeter, bij voorkeur kleiner dan 15 centimeter.
5. Inrichting volgens conclusie 4, waarbij na het vullen van de containerbak de geleidingseenheid verplaatsbaar is in een van de containerbak afgekeerde richting.
6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de vuleenheid tot in de geleidingseenheid verplaatsbaar is voor het aandrukken van het product in de containerbak.
7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de vuleenheid vanuit een eerste buiten de containerbak gelegen positie naar een tweede gedeeltelijk tot in de containerbak gelegen positie verplaatsbaar is en vice versa.
8. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij tijdens het verplaatsen van de vuleenheid tussen de eerste en tweede positie of vice versa, ten minste een deel van de vuleenheid door de geleidingsinrichting verplaatsbaar is.
9. Inrichting volgens een der conclusies 6-8, waarbij vóór of tijdens het verplaatsen van de vuleenheid de ten minste ene klep geconfigureerd is om te verplaatsen van een open positie naar een gesloten positie.
10. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de geleidingseenheid in de open positie van de ten minste een klep zich uitstrekt tussen de te vullen containerbak en de vuleenheid.
11. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de inrichting is voorzien van een frame waaraan de geleidingseenheid en/of de vuleenheid verplaatsbaar is verbonden.
12. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij in een toevoeropening van de vuleenheid een verplaatsbare toevoerklep is gelegen voor het regelen van de toevoer van het product.
13. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de vuleenheid is voorzien van ten minste twee kleppen.
14. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het product bladgroente is.
15. Systeem omvattende ten minste een inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het systeem is voorzien van ten minste een weegeenheid.
16. Systeem volgens conclusie 15, waarbij het systeem is voorzien van ten minste een transportinrichting voor het aanvoeren en/of afvoeren van containerbakken, bij voorkeur is de weegeenheid geïntegreerd in de transportinrichting.
17. Systeem volgens conclusie 15 of 16, waarbij het systeem is voorzien van ten minste een product-aanvoerinrichting voor het aanvoeren van product tot in de vuleenheid.
18. Systeem volgens een der conclusies 15-17, waarbij de productaanvoerinrichting is verbonden met een oogstmachine.
19. Oogstmachine omvattende een systeem volgens een der conclusies 15-18.
20. Werkwijze voor het met een product vullen van containerbakken middels een vuleenheid, welke vuleenheid is voorzien van ten minste een klep die voor het vullen van een daaronder opgestelde containerbak met product wordt verplaatst naar een open positie, waarbij na het afgeven van een bepaalde hoeveelheid product of na een voorafbepaalde tijdsduur de klep wordt verplaatst naar een gesloten positie, waarbij onder de vuleenheid het vallende product met behulp van een geleidingseenheid tot in de te vullen containerbak wordt geleid, waarbijde geleidingseenheid en/of de vuleenheid wordt verplaatst in de richting vande daaronder opgestelde containerbak en nadat een containerbak gevuld is, wordt de geleidingseenheid en/of de vuleenheid van de daaronder opgestelde gevulde containerbak af verplaatst.
21. Werkwijze volgens conclusie 20, waarbij de vuleenheid tot inde geleidingseenheid wordt verplaatst voor het aandrukken van het product in de containerbak.
22. Werkwijze volgens conclusie 20 of 21, waarbij de vuleenheid vanuit een eerste, buiten de containerbak gelegen positie naar een tweede gedeeltelijk tot in de containerbak gelegen positie wordt verplaatst voor het aandrukken van het product in de containerbak.
23. Werkwijze volgens conclusie 21 of 22, waarbij vóór of tijdens het verplaatsen van de vuleenheid de ten minste ene klep wordt verplaatst van een open positie naar een gesloten positie.
24. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 20-23, waarbij de geleidingseenheid voor het openen van de ten minste ene klep van de vuleenheid naar de te vullen containerbak wordt verplaatst.
25. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 20-24, waarbij het sluiten van de ten minste ene klep wordt aangestuurd afhankelijk van het productgewicht in de te vullen containerbak.
26. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 20-25, waarbij de vuleenheid wordt verplaatst in de richting van de daaronder opgestelde containerbak afhankelijk van een waargenomen aandrukkracht van de vuleenheid op het product in de containerbak.
27. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 20-26, waarbij het product een bladgroente is.

1/7