NL2016346B1 - Inrichting voor het onderhouden van op een stalvloer aanwezig bodembedekkingsmateriaal. - Google Patents

Inrichting voor het onderhouden van op een stalvloer aanwezig bodembedekkingsmateriaal. Download PDF

Info

Publication number
NL2016346B1
NL2016346B1 NL2016346A NL2016346A NL2016346B1 NL 2016346 B1 NL2016346 B1 NL 2016346B1 NL 2016346 A NL2016346 A NL 2016346A NL 2016346 A NL2016346 A NL 2016346A NL 2016346 B1 NL2016346 B1 NL 2016346B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
press
covering material
parameter value
cutter
pick
Prior art date
Application number
NL2016346A
Other languages
English (en)
Inventor
Gerard Regelink Frank
Ignatius Josephus Fransen Renatus
Johannes Wilhelmus Van Paassen Nicolaas
Van Den Berg Karel
Original Assignee
Lely Patent Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Lely Patent Nv filed Critical Lely Patent Nv
Priority to NL2016346A priority Critical patent/NL2016346B1/nl
Priority to PCT/NL2017/050053 priority patent/WO2017150967A1/en
Priority to EP17704320.5A priority patent/EP3422841B1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2016346B1 publication Critical patent/NL2016346B1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K1/00Housing animals; Equipment therefor
    • A01K1/015Floor coverings, e.g. bedding-down sheets ; Stable floors

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Zoology (AREA)
  • Animal Husbandry (AREA)
  • Biodiversity & Conservation Biology (AREA)
  • Housing For Livestock And Birds (AREA)
  • Processing Of Solid Wastes (AREA)

Abstract

Over een stalvloer in een beoogde richting beweegbare inrichting voor het onderhouden van op de stalvloer aanwezig bodembedekkingsmateriaal, en omvattende: - een meetinrichting die is ingericht voor het bepalen van een parameterwaarde van het op de stalvloer aanwezige bodembedekkingsmateriaal, n - een opneeminrichting ingericht voor het opnemen van bodembedekkingsmateriaal van de stalvloer, en - een werkzaam met de meetinrichting verbonden besturingsinrichting die is ingericht voor het besturen van de opneeminrichting in afhankelijkheid van de parameterwaarde.

Description

Inrichting voor het onderhouden van op een stalvloer aanwezig bodembedekkingsmateriaal
De uitvinding heeft in het algemeen betrekking op een inrichting voor het onderhouden van op een stalvloer aanwezig bodembedekkingsmateriaal.
Bekende bodembedekkingsmaterialen zijn onder andere houtzaagsel, houtkrullen, gehakseld stro, vlasstrooisel en mestvezel zoals uitgeperste mest of zogenaamde dikke fractie. De bodembedekking in een stal wordt dan gevormd door het gekozen bodembedekkingsmateriaal tot een bodem bedekkende laag op een stalvloer uit te strooien en te spreiden. Het bodembedekkingsmateriaal dient als ondergrond voor de dieren om op te liggen, te staan, te lopen en dergelijke, en om de ontlasting zoals feces en urine van de dieren op te vangen. In sommige stallen is de bodem van de gehele leefomgeving van de dieren bedekt met een bodembedekkingsmateriaal. In de veehouderij is een dergelijke dierhuisvesting bekend als vrijloopstal. In andere stallen is alleen een gedeelte van de leefomgeving bedekt met bodembedekkingsmateriaal. Aangezien de ontlasting van de dieren op het bodembedekkingsmateriaal valt, vervuilt deze en moet onderhouden worden.
Een voorbeeld van een inrichting voor het onderhouden van bodembedekkingsmateriaal aanwezig op een stalvloer is beschreven in DE10320943 A1, deze bekende inrichting omvat een opneeminrichting, een pers en een vochtopvang, en middelen om de mest te scheiden van het bodembedekkingsmateriaal, in het bijzonder van houtzaagsel, en tevens nat bodembedekkingsmateriaal aan de pers toe te voeren en aan een pershandeling onderwerpen. Deze bekende inrichting omvat tevens een meetinrichting om het vochtgehalte van het opgenomen bodembedekkingsmateriaal te bepalen. Naar aanleiding van de bepaling van het vochtgehalte wordt opgenomen materiaal in twee stromen verdeeld, waarbij het natte materiaal aan een bovenste zeef en het droge materiaal aan een onderste zeef wordt toegevoerd. Nadat de mest uit het materiaal is gezeefd, wordt het natte materiaal uitgeperst.
In de praktijk blijkt de in dit document voorgestelde inrichting niet te voldoen om een bodembedekking goed te onderhouden.
Het is een doel van de uitvinding om een alternatieve inrichting voor het onderhouden van bodembedekking in een stal te verschaffen, die in het bijzonder geschikt is voor het onderhouden van bodembedekking in een stal waarin melkvee is gehuisvest. Het is tevens een doel van de uitvinding om te voorzien in een inrichting die op economisch haalbare wijze een aangename leefomgeving voor de dieren in de stal kan realiseren.
Het gestelde doel wordt bereikt door te voorzien in een over een stalvloer in een beoogde richting beweegbare inrichting voor het onderhouden van op de stalvloer aanwezig bodembedekkingsmateriaal volgens conclusie 1, de inrichting omvattende: een meetinrichting die is ingericht voor het bepalen van een parameterwaarde van het op de stalvloer aanwezige bodembedekkingsmateriaal, en een opneeminrichting ingericht voor het opnemen van bodembedekkingsmateriaal van de stalvloer, en een werkzaam met de meetinrichting verbonden besturingsinrichting die is ingericht voor het besturen van de opneeminrichting in afhankelijkheid van de parameterwaarde.
De inrichting volgens de uitvinding kan het bodembedekkingsmateriaal efficiënt onderhouden doordat de meetinrichting een parameterwaarde van het op de stalvloer aanwezige bodembedekkingsmateriaal bepaalt en doordat de opneeminrichting, die het materiaal kan opnemen, bestuurbaar is in afhankelijkheid van de met de meetinrichting bepaalde parameterwaarde.
Door volgens de uitvinding de opneeminrichting te besturen op basis van de door de meetinrichting bepaalde parameterwaarde, voordat het materiaal is opgenomen, kunnen nog keuzes gemaakt worden bij de opneeminrichting. Volgens de uitvinding kan namelijk de opneeminrichting bestuurd worden. Hierdoor kan niet alleen bepaald worden of het bodembedekkingsmateriaal opgenomen wordt, maar ook op welke wijze het opgenomen wordt. Bijvoorbeeld kan door het bestuurbaar maken van de opneeminrichting, het bodembedekkingsmateriaal in afhankelijkheid van de parameter opgenomen worden en direct teruggevoerd worden aan de stalbodem, in tegenstelling tot hetgeen bekend is uit de stand van de techniek.
In een uitvoeringsvorm omvat de opneeminrichting een roteerbare frees.
De roteerbare frees als bedoeld in de uitvinding, omvat een roteerbare as met daarop aangebrachte messen of haken. De uiteinden van de messen en/of haken bepalen de buitenomtrek het werkbare gedeelte van de frees. In gebruik, wanneer de frees roteert, zullen de messen en/of haken in contact met het bodembedekkingsmateriaal komen. De messen en/of haken nemen het bodembedekkingsmateriaal op van de stalvloer en nemen het in de richting van de rotatiebeweging mee, hierdoor wordt het bodembedekkingsmateriaal door de frees van de bodem losgemaakt, opgenomen en verplaatst.
In een uitvoeringsvorm is de rotatie van de frees, en in het bijzonder een rotatierichting en/of rotatiesnelheid, door de besturingsinrichting in afhankelijkheid van de parameterwaarde instelbaar.
Door de rotatie instelbaar te maken, kunnen de hoeveelheid en de verplaatsing van het opgenomen bodembedekkingsmateriaal bestuurd worden. Hierbij zal afhankelijk van de rotatierichting van de frees ten opzichte van de richting waarin de inrichting voortbeweegt het opgenomen materiaal grotendeels onderlangs de frees of over de frees heen verplaatst worden. Wanneer de frees meedraait in de bewegingsrichting van de inrichting, net alsof het een wiel is dat in de bewegingsrichting meerijdt, dan zal het opgenomen bodembedekkingsmateriaal onderlangs de frees verplaatst worden. Wanneer de frees, bij gelijke voortbewegingsrichting, andersom draait en de rotatierichting dus tegengesteld aan de bewegingsrichting van de inrichting, dan zal het opgenomen bodembedekkingsmateriaal bovenlangs de frees verplaatst worden. In dit geval wordt het materiaal verder van de stalbodem opgetild dan bij de frees die met de bewegingsrichting meedraait. Deze eigenschap kan met voordeel gebruikt worden voor het onderhouden van het bodembedekkingsmateriaal.
De rotatiesnelheid, ofwel het toerental van de frees, heeft invloed op zowel de hoeveelheid bodembedekkingsmateriaal dat in een tijdseenheid opgenomen wordt, als op de energie die aan het bodembedekkingsmateriaal wordt toegevoerd.
Bij een lager of hoger toerental wordt er minder dan wel meer energie aan het opgenomen bodembedekkingsmateriaal toegevoerd, waardoor het minder ver of verder weg van de frees geslingerd zal worden. Bovendien zal bij een tegengesteld draaiende frees met een hoger toerental het materiaal verder van de frees af terecht komen.
Met de instelling van de rotatierichting en de rotatiesnelheid van de frees kan derhalve een bestuurbare, gewenste materiaalstroom van het opgenomen bodembedekkingsmateriaal worden opgewekt.
Bijvoorbeeld wanneer uit de parameterwaarde blijkt dat het bodembedekkingsmateriaal niet verontreinigd is, kan de frees zodanig ingesteld worden dat rotatierichting gelijk is aan de voortbewegingsrichting. Hierdoor zal het door de frees opgenomen bodembedekkingsmateriaal onder de frees door verplaats worden, en afhankelijk van de rotatiesnelheid in meer of mindere mate ten opzichte van de voortbewegingsrichting van de inrichting verplaatst worden. Bovendien verbruikt de inrichting dan minder energie. Merk op dat de rotatiesnelheid wel moet hoger zijn dan de voortbewegingssnelheid om de frees zijn werk te laten doen, anders rolt de frees alleen over het bodembedekkingsmateriaal. Merk op dat bij verplaatsing onderlangs de frees het bodembedekkingsmateriaal niet of nauwelijks opgetild wordt. Bij een hoge rotatiesnelheid zal de frees het bodembedekkingsmateriaal wel verder weg werpen. In een andere situatie, bijvoorbeeld wanneer uit de parameterwaarde blijkt dat het bodembedekkingsmateriaal verontreinigd is, kan de frees zodanig ingesteld worden dat de rotatierichting tegengesteld is aan de voortbewegingsrichting van de inrichting, waardoor het materiaal door de inrichting geleid kan worden om gereinigd te worden.
Merk op dat wanneer de inrichting zich niet voortbeweegt en de frees wel draait, het bodembedekkingsmateriaal in het bereik van de frees zal worden opgenomen en verplaatst tot er in het bereik van de frees geen materiaal meer is. De voortbeweging van de inrichting heeft daarmee ook invloed op de werking van de frees. Het kan dan ook voordelig zijn om de rotatiesnelheid van de frees relatief aan de voortbewegingssnelheid van de inrichting in te stellen.
In een uitvoeringsvorm heeft de frees een instelbare freesdiepte, en is de freesdiepte door de besturingsinrichting in afhankelijkheid van de parameterwaarde instelbaar.
Door het instellen van de freesdiepte kan de hoeveelheid materiaal dat door de frees opgenomen wordt, worden bestuurd. Hiermee is het bijvoorbeeld mogelijk om de frees minder diep in te stellen bij een bepaalde parameterwaarde zoals bijvoorbeeld een parameterwaarde welke aangeeft dat het bodembedekkingsmateriaal niet verontreinigd is. Met voordeel wordt hierdoor het energieverbruik van de inrichting verminderd. Daarnaast, kan de instelbare freesdiepte bijvoorbeeld ook gebruikt worden om de frees buiten gebruik te stellen, althans tijdelijk. Immers de freesdiepte zou op basis van de parameterwaarde teruggebracht kunnen worden tot een freesdiepte van 0, waarbij de frees niet meer in contact is met het bodembedekkingsmateriaal. In een dergelijke positie zal er geen bodembedekkings- materiaal opgenomen worden. Hiermee wordt dus mogelijk, om de frees tijdens voortbewegen van de inrichting en in afhankelijkheid van de parameterwaarde, buiten bedrijf te stellen en dus delen van het bodembedekkingsmateriaal ongemoeid te laten.
Om het verplaatsingstraject van materiaal dat opgenomen wordt met de tegengesteld roterende frees te beïnvloeden, omvat de frees met voordeel een afscherming over ten minste een bovengedeelte van de omtrek van de frees. De afscherming bepaalt, in ieder geval ten dele, het traject waarlangs het door de frees opgenomen materiaal verplaatst wordt. Bovendien zal het materiaal door contact met de afscherming met voordeel verkruimeld worden, zodat eventuele opgenomen plakkaten van ingeklonken materiaal losgemaakt worden.
In een uitvoeringsvorm omvat de meetinrichting ten minste één meetorgaan voor bepalen van de parameterwaarde van op de stalvloer aanwezig bodembedekkingsmateriaal dat zich gezien in de beoogde voortbewegingsrichting, stroomopwaarts van de opneeminrichting bevindt.
Door de parameterwaarde te bepalen van bodembedekkingsmateriaal dat zich, ook tijdens het voortbewegen van de inrichting, ten opzichte van de bewegingsrichting stroomopwaarts van de opneeminrichting bevindt, kan de inrichting met voordeel efficiënt werken. Immers, met een dergelijke opstelling waarbij het op te nemen bodembedekkingsmateriaal zich voor de opneeminrichting bevindt, kan het bodembedekkingsmateriaal opgenomen worden nadat de parameterwaarde bepaald is. De keuze van de positie van het meetorgaan op de inrichting bepaalt immers mede het gebied op de stalvloer dat het meetorgaan kan bestrijken ten opzichte van de inrichting. Natuurlijk speelt het type meetorgaan hierin ook een rol, sommige meetorganen zullen een groter meetgebied hebben dan andere meetorganen. Toch ontstaat door de positie van het meetorgaan op de inrichting, de positie van het meetgebied ten opzichte van de inrichting. Hierdoor kan men ervoor kiezen om het meetgebied zodanig dichtbij de opnameinrichting te creëren, dat het gemeten bodembedekkingsmateriaal kort na het meten opgenomen wordt. Door de vertraging tussen meten en opnemen te minimaliseren wordt de kans op vervuiling van het bodembedekkingsmateriaal door de dieren tussen meten en opnemen ook geminimaliseerd.
Natuurlijk is het ook mogelijk om de meetinrichting op een positie op de inrichting aan te brengen waardoor de parameter van het materiaal dat reeds in contact is met de opneeminrichting gemeten wordt. Dit zou bijvoorbeeld kunnen door de meetinrichting te integreren met de opneeminrichting, zoals bijvoorbeeld met de freesmessen en/of haken. Hierdoor kan het tijd tussen meten en opnemen nog kleiner zijn ofwel afwezig zijn. De kans op tussentijdse vervuiling is dan nihil. Merk op dat dan de tijd tussen het meten en het besturen van de opneeminrichting in afhankelijkheid van de parameterwaarde ook korter wordt, dan wel beperkt wordt tot de doorlooptijd van het materiaal door de opneeminrichting.
In een uitvoeringsvorm omvat het meetorgaan ten minste een meetpen en een contacteerinrichting om de meetpen in gebruik in contact te brengen of te houden met het bodembedekkingsmateriaal. tekst: contacteertouwtje met zwaartekracht, veerspanning, jaknikker/nokkenas.
Onder een meetpen wordt een enigszins langwerpig orgaan verstaan dat in contact met het te bemeten bodembedekkingsmateriaal gebracht kan worden. Onder contacteerinrichting wordt een inrichting verstaan waardoor de pen in gebruik in contact met het bodembedekkingsmateriaal te brengen of te houden is. Hieronder valt ook het bodemvolgend uitvoeren van de pen, bijvoorbeeld met behulp van een veer die de pen in de richting van de vloer drukt. Merk op dat bodemvolgend in dit opzicht betekent het volgen van het oppervlak van het te bemeten bodembedekkingsmateriaal, zodat bij oneffen materiaaloppervlak de pen doorlopend in contact met het materiaal gehouden wordt. Een andere manier om de pen bodemvolgend te maken, is door de pen beweegbaar op te hangen met een flexibel element zoals een koord waardoor het gewicht van de pen en de zwaartekracht er voor zorgen dat de pen bodemvolgend is en in contact blijft met het bodembedekkingsmateriaal. Bij voorkeur is de bodemvolgende pen in een enigszins liggende oriëntatie aangebracht zijn, met een uiteinde van de pen stroomafwaarts gericht, dus tegen de beoogde bewegingsrichting van de inrichting in. Hierdoor kan de pen bodemvolgend over een bovenste laag van het bodembedekkingsmateriaal gesleept worden. In plaats van een pen die bodemvolgend in contact met het oppervlakte van het bodembedekkingsmateriaal gehouden wordt, kan een pen ook als een sonde in het bodembedekkingsmateriaal gestoken worden. Hiervoor kan de contacteerinrichting ook een veer omvatten die de pen in het bodembedekkingsmateriaal drukt. Merk op dat een verticale oriëntatie van de pen hierbij voordelig is. Het bodemvolgend zijn heeft dan betrekking op de insteekdiepte ten opzichte van het oppervlak van het bodembedekkingsmateriaal, welke insteekdiepte dan constant gehouden kan worden. In plaats hiervan kan de pen met tussenpozen in het materiaal gestoken worden waardoor aparte metingen gedaan kunnen worden. De herhaling van de steekbeweging kan bijvoorbeeld met behulp van een nokkenas gerealiseerd worden.
Doordat met meetpen met de contacteerinrichting in contact met het materiaal is, kan het materiaal beter bemeten worden dan bij gebruik van meetinrichtingen met meetorganen waarbij geen contact met het bodembedekkingsmateriaal gemaakt wordt. Bijvoorbeeld nabij infrarood (NIR) sensoren of camera's werken contactloos waardoor een vertekend beeld kan ontstaan van de toestand van het bodembedekkingsmateriaal. Merk op dat het meetorgaan en de meetpen op de inrichting zijn aangebracht en dat de inrichting zich in gebruik in een beoogde richting voortbeweegt. Derhalve kan de meting met voordeel plaatsvinden tijdens het voortbewegen van de inrichting.
In een uitvoeringsvorm omvat waarbij het meetorgaan meerdere meetpennen omvat dwars op een beoogde voortbewegingsrichting.
Wanneer het meetorgaan meerdere pennen dwars op de beoogde voorbewegingsrichting, omvat, kan er als het ware een meethark gevormd worden die bij voortbewegen van de inrichting over en/of door het bodembedekkingsmateriaal bewogen wordt. Hiermee kan voortdurend van een balkvormig bereik van het bodembedekkingsmateriaal de parameterwaarde bepaald worden. Met voordeel kan de inrichting daardoor een nauwkeurige en continue werking bewerkstelligen. Bovendien kan de werkbreedte van de een dergelijke meethark zodanig gekozen worden dat deze overeenkomt met de werkbreedte van de opneeminrichting. Hierdoor kan de inrichting strooksgewijs het bodembedekkingsmateriaal bemeten en er de parameterwaarde van vaststellen.
De besturingsinrichting kan dan zodanig ingericht zijn dat de waarde over de pennen bewerkt worden tot een enkele parameter waarde die representatief is voor de bemeten hoeveelheid bodembedekkingsmateriaal over een vooraf bepaalde afstand dat de inrichting heeft voortbewogen.
Wanneer de meetinrichting meerdere op een lijn naast elkaar staande meetpennen omvat, kunnen de instantane meetwaardes van de pennen op de lijn worden omgerekend naar een enkel lijnwaarde. Waarna de lijnwaardes gebruikt worden om over een voortbewogen afstand een enkele parameterwaarde te bepalen die representatief is voorde bemeten hoeveelheid bodembedekkingsmateriaal.
Voor bepaalde type metingen, zoals bijvoorbeeld voor het meten van een dielectrische constante, geleidbaarheid of weerstand, of dergelijke, werken de pennen als paarsgewijze elektrodes. Dergelijke paarsgewijze meetpennen leveren per paar een parameterwaarde. De opneeminrichting kan dan bestuurd worden op basis van de ene parameterwaarde van het totale aantal parameterwaardes van de meetpennen, die een grenswaarde over- of onderschrijdt. Bijvoorbeeld wanneer de parameterwaarde van een set meetpennen aangeeft dat het materiaal vervuild is, kan de inrichting op basis van deze waarde aangestuurd worden ook al zouden de parameterwaardes van de andere pennen een ander waarde laten zien.
Ook bij andere type metingen kan er ook voor gekozen worden om de parameterwaarde van een pen leidend te laten zijn voor de besturing van de opneeminrichting.
In bepaalde uitvoeringsvormen is het mogelijk dat daarnaast, de enkele of paarsgewijze parameterwaardes worden uitgemiddeld tot een enkele parameterwaarde welke representatief is voor de toestand van over een oppervlakte bemeten bodembedekkingsmateriaal, in het bijzonder van het gehele oppervlak dat voorzien is van het bodembedekkingsmateriaal. Hiermee kan namelijk een beeld gekregen worden van de toestand van de totale hoeveelheid bodembedekking.
De toestand van de totale hoeveelheid bodembedekking kan vertaald worden naar een kengetal dat steeds bijgewerkt wordt. Hierdoor kan een voortschrijdend inzicht over de toestand van de bodembedekking verkregen worden. Hieruit kan bijvoorbeeld de efficiëntie van de werking van de inrichting herleid worden. Een teruggang van de toestand, kan bijvoorbeeld aangeven dat de inrichting een storing of een defect heeft. De besturingsinrichting kan dan zodanig ingericht zijn dat er een alarm afgegeven wordt aan de gebruiker.
In een uitvoeringsvorm is de parameterwaarde een vochtgehalte.
Het vochtgehalte geeft een goede indicatie van de vervuiling van het bodembedekkingsmateriaal. Bijvoorbeeld een hoog vochtgehalte is een indicatie dat het bodembedekkingsmateriaal nat is. Dit kan zijn door de aanwezigheid van feces en/of van urine of andere vloeistoffen. Bij melkvee kan het ook gaan om melk. Maar, in principe maakt het niet uit waardoor het vochtgehalte verhoogd is ten opzichte van een gewenste waarde, immers deze parameterwaarde kan gebruikt worden om de opneeminrichting op een gewenste wijze te besturen. Het vochtgehalte kan een afgeleide zijn van een aan het vocht gehalte gerelateerde meetbare eigenschap, zoals bijvoorbeeld drogestofgehalte, geleidbaarheid, elektrische weerstand, tijdsdomeinreflectrometrie (looptijd van een elektromagnetische puls langs meetpennen), dielectrische constante.
In een uitvoeringsvorm omvat de inrichting tevens een pers welke stroomafwaarts van de opneeminrichting is aangebracht, en voorts is ingericht om het opgenomen bodembedekkingsmateriaal in afhankelijkheid van de parameterwaarde aan de pers toe te voeren.
Door de inrichting te voorzien van een pers stroomafwaarts van de opneeminrichting en de inrichting tevens in te richten om het opgenomen bodembedekkingsmateriaal in afhankelijkheid van de parameterwaarde aan de pers toe te voeren, is de inrichting bij uitstek geschikt om het bodembedekkingsmateriaal te onderhouden. Immers de inrichting kan nu het opgenomen materiaal al dan niet via de pers terugvoeren aan de stalvloer.
Het op deze manier besturen van de inrichting heeft tevens als voordeel dat de inrichting bodembedekkingsmateriaal dat verontreinigd is aan de pers kan toevoeren, en bodembedekkingsmateriaal dat niet verontreinigd is wel opneemt maar niet aan de pers toevoert. Hierdoor kan de inrichting opgenomen verontreinigd materiaal, zoals bijvoorbeeld te nat materiaal, uitpersen, en daarnaast ook opgenomen materiaal dat niet verontreinigd is weer terugvoeren naar de stalvloer. Dus niet via de pers. Hierdoor kan de inrichting materiaal dat niet verontreinigd maar wel verdicht is, losmaken. Immers het opnemen maakt het bodembedekkingsmateriaal los. Bodembedekkingsmateriaal raakt verdicht in gebruik, doordat dieren eroverheen lopen en erop gaan liggen. Verdicht bodembedekkingsmateriaal is nadelig voor het comfort van de dieren. In het bijzonder voor melkvee is het comfort van het bodembedekkingsmateriaal van belang omdat de dieren lekker moeten kunnen liggen om te herkauwen.
In een uitvoeringsvorm omvat de inrichting tevens een open ruimte tussen de opneeminrichting en de pers en is de opneeminrichting voorts ingericht voor het in afhankelijkheid van de parameterwaarde over de open ruimte heen aan de pers toevoeren van het opgenomen bodembedekkingsmateriaal.
Door tussen de opneeminrichting en de pers open ruimte te voorzien, en de opneemrichting tevens in te richten voor het in afhankelijkheid van de parameterwaarde over de open ruimte heen aan de pers toevoeren van het opgenomen bodembedekkingsmateriaal, kan het opgenomen materiaal over de open ruimte heen toegevoerd worden aan de pers of via de open ruimte teruggevoerd worden aan de stalvloer. Bijvoorbeeld kan een bepaalde parameterwaarde gekoppeld worden aan een te nat bodembedekkingsmateriaal, hierdoor kan de inrichting te nat materiaal herkennen en kan de besturingsinrichting vervolgens de opneeminrichting aansturen om het natte bodembedekkingsmateriaal over de open ruimte heen aan de pers toe te voeren. Een andere parameterwaarde kan bijvoorbeeld gekoppeld zijn aan bodembedekkingsmateriaal dat niet verontreinigd is en ook aan andere eisen voldoet, en kan de inrichting dit prima materiaal als zodanig herkennen en kan de besturingsinrichting vervolgens de opneeminrichting aansturen om het prima bodembedekkingsmateriaal op te nemen en niet over de open ruimte te verplaatsen maar na opnemen terug te voeren aan de stalvloer. Hierdoor dergelijk prima opgenomen materiaal via een kortere weg weer teruggeleid worden naar de stalvloer. Daardoor hoeft dergelijk opgenomen materiaal dat niet naar de pers hoeft, minder ver door de inrichting verplaatst te worden hetgeen een gunstig effect heeft op het energieverbruik van de pers.
Met voordeel kan de besturingsinrichting in afhankelijkheid van de parameterwaarde de rotatierichting van de frees instellen als tegengesteld aan de bewegingsrichting van de inrichting, waardoor het opgenomen bodembedekkingsmateriaal bovenlangs de frees verplaatst wordt. Bij een dergelijk tegengesteld draaiende frees, kan door middel van de rotatiesnelheid bepaald worden hoever het materiaal door de frees stroomafwaarts geslingerd wordt en dus of het materiaal een verplaatsingstraject volgt dat de open ruimte tussen de frees en de pers overbrugt of niet. Met voordeel is de pers of een onderdeel ervan zodanig op de inrichting aangebracht dat hierdoor een materiaalverplaatsingstraject dat de open ruimte overbrugt, doorsneden wordt. Door de pers of een gedeelte ervan een dergelijk open ruimte overbruggend materiaalverplaatsingstraject te laten doorsnijden, kan materiaal dat bij de instelling van de frees dit materiaalverplaatsingstraject volgt, door de pers worden opgevangen. Natuurlijk kan de afstand tussen de opneeminrichting en de pers, en daarmee de grootte van de open ruimte bepaald worden in afhankelijkheid van de met de opneeminrichting opwekbare verplaatsingstrajecten. Immers het zou onverstandig zijn om de open ruimte groter te maken dan de maximale afstand waarover de opneeminrichting het materiaal kan verplaatsen. Wanneer een frees gebruikt wordt is het dus van belang om te bepalen welke verplaatsingstrajecten van het bodembedekkingsmateriaal de frees met de beschikbare freesinstellingen kan opwekken. Op basis daarvan kan de positie van de pers in de inrichting bepaald worden, en daarmee welk verplaatsingstraject doorsneden wordt en daarmee de afstand tussen de opneeminrichting en de pers en de grootte van de open ruimte.
In deze uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt met voorkeur gekozen voor een tegengestelde rotatierichting van de frees omdat met een tegengestelde rotatierichting het bodembedekkingsmateriaal al omhoog verplaatst wordt, immers over de frees heen. Met een dergelijk tegengestelde rotatierichting is het dan verder voldoende om te sturen op rotatiesnelheid. Hiermee is het mogelijk om de snelheid alleen op te voeren wanneer de parameterwaarde aangeeft dat het materiaal aan de pers toegevoerd moet worden en kan met voordeel het energieverbruik van de inrichting verminderd worden. Met voordeel kan de frees als overtopfrees uitgevoerd worden, welke altijd een tegengestelde rotatierichting heeft, en dat de besturing alleen met de rotatiesnelheid van de overtopfrees werkt. Dit maakt het besturen van de inrichting eenvoudiger.
In een uitvoeringsvorm omvat de inrichting een bestuurbare overbruggingsinrichting welke is ingericht voor het in afhankelijkheid van de parameterwaarde overbruggen van ten minste een deel van de open ruimte tussen de opneeminrichting en de pers.
Door de inrichting te voorzien van een bestuurbare overbruggingsinrichting, welke ten minste een deel van de afstand tussen de opneeminrichting en de verplaatsingsinrichting kan overbruggen, kan de inrichting bedrijfszekerder gemaakt worden. Onderzoek heeft aangetoond dat het bodembedekkingsmateriaal niet altijd op dezelfde wijze reageert op de werking van de opneeminrichting. Bijvoorbeeld wanneer het materiaal in hoge mate vervuild is, is het zwaarder waardoor het een ander verplaatsingstraject volgt dan op basis van de instellingen van opneeminrichting verwacht. Hierdoor kan het voorkomen dat het materiaal niet voldoende trefzeker aan de pers toegevoerd kan worden. Immers wanneer het materiaal zwaarder is, kan het voorkomen dat het opgenomen materiaal voordat het vanuit de opneeminrichting de pers heeft bereikt op de stalvloer is terecht gekomen. Ofwel dat het daadwerkelijke verplaatsingstraject korter is waardoor de open ruimte tussen de opneeminrichting en de pers groter is dan de afstand waarover het materiaal door de opneeminrichting daadwerkelijk in de richting van pers verplaatsbaar is. De overbruggingsinrichting of de besturingsinrichting kan ingericht zijn om in afhankelijkheid van de parameter de overbruggingsinrichting te activeren waardoor dan ten minste een deel van de afstand tussen de opneeminrichting en de pers overbrugd wordt. Hierdoor kan bijvoorbeeld steeds wanneer de parameterwaarde aangeeft dat het materiaal aan de pers moet worden toegevoerd, de overbruggingsinrichting geactiveerd worden. Bovendien kan de besturingsinrichting tevens ingericht zijn om de bedrijfsparameters van de opneeminrichting waar te nemen, zoals bijvoorbeeld vermogensgebruik en mede in afhankelijkheid daarvan de overbruggingsinrichting te activeren. Bijvoorbeeld wanneer het vermogensverbruik van de frees hoger is dan verwacht bij de ingestelde rotatierichting en rotatiesnelheid, en de parameterwaarde aangeeft dat het materiaal aan de pers toegevoerd moet worden, kan de overbruggingsinrichting bijgeschakeld worden.
In een uitvoeringsvorm is de overbruggingsinrichting een bestuurbare materiaalgeleiding, bijvoorbeeld in de vorm van een beweegbare brug. De brug zal in een niet-actieve stand de open ruimte tussen de opneeminrichting en de pers niet overbruggen en in een actieve stand wel. Hierdoor kan met de overbruggingsinrichting in de niet-actieve stand het materiaal door de open ruimte tussen de opneeminrichting, in het bijzonder tussen de frees, en de pers terugvallen op de stalvloer. In de actieve stand bestaat deze terugval mogelijkheid niet. Deze brug kan als een soort draaibrug, hefbrug, ophaalbrug of dergelijke tussen de opneeminrichting en de pers zijn aangebracht welke tussen de niet-actieve stand en de actieve stand beweegbaar is.
In een uitvoeringsvorm omvat de inrichting tevens een bestuurbare transportinrichting ingericht voor het in afhankelijkheid van de parameterwaarde transporteren van opgenomen bodembedekkingsmateriaal over de open ruimte heen naar de pers.
De transportinrichting kan het erop ontvangen bodembedekkingsmateriaal over de open ruimte heen verplaatsen en toevoeren aan de bewerkingsinrichting. Door de transportinrichting bestuurbaar te maken, kan deze in een eerste besturingstoestand het materiaal over de open ruimte heen aan de pers toevoeren en in een tweede besturingstoestand het materiaal aan de open ruimte toevoeren. Dit kan bijvoorbeeld door de transportinrichting uit te voeren als een eindeloze, rondgaande transporteur met materiaalmeeneemmiddelen, waarbij het materiaal in een eerste rondgaande richting in de richting van de pers vervoerd wordt en in een tweede rondgaande richting in de richting van de open ruimte vervoerd wordt.
In een uitvoeringsvorm is de transportinrichting op de overbruggingsinrichting aangebracht.
Door de transportinrichting op de overbruggingsinrichting aan te brengen, kan deze wanneer de overbruggingsinrichting in de actieve stand is en ten minste een deel open ruimte tussen de opneeminrichting en de pers overbrugt, het materiaal aan de pers toevoeren.
Hierdoor is een bidirectionele aansturing van de transportinrichting niet noodzakelijk. Immers de overbruggingsinrichting zorgt ervoor dat de open ruimte al dan niet overbrugt wordt.
In een uitvoeringsvorm kan de opneeminrichting en/of de transportinrichting beweegbaar zijn ingericht waarbij in een eerste positie de afstand tussen de opneeminrichting en de pers niet overbrugd is en in een tweede positie de afstand ten minste ten dele is overbrugd.
In een uitvoeringsvorm is de opneeminrichting tevens de transportinrichting, en is in het bijzonder is de frees verplaatsbaar aan de inrichting aangebracht, met een bestuurbare inrichting om deze tussen de eerste en de tweede positie te bewegen, zoals bijvoorbeeld met behulp van een cilinder.
In een andere uitvoeringsvorm is de transportinrichting een van de opneeminrichting afzonderlijke inrichting. Deze kan zijn uitgevoerd als een opvoerinrichting, zoals een transportband, opvoerband of een kettingtransporteur of dergelijke.
In een uitvoeringsvorm is de parameterwaarde een vochtgehalte en wordt het opgenomen bodembedekkingsmateriaal aan de pers toegevoerd bij een vochtgehalte van meer dan 75%, in het bijzonder meer dan 80%.
Uit onderzoek is gebleken dat het bodembedekkingsmateriaal met een vochtgehalte boven de 80%, te nat is om voor de dieren om op te liggen, en wordt daarom aan de verplaatsingsinrichting toegevoerd. Een te natte bodembedekking heeft als nadeel dat de dieren vervuilen en afkoelen. Bij voorkeur wordt het materiaal met een vochtgehalte van boven de 75% al aan de pers toegevoerd.
De pers kan uitgevoerd zijn als een rollenpers, een vijzelpers of dergelijke. De materiaalstromen die uit de pers ontstaan, zoals bijvoorbeeld vocht en het uitgeperste drogere bodembedekkingsmateriaal kunnen in afzonderlijke vochtopvang en materiaalopvang in de vorm van bakken op de inrichting opgevangen worden. Het opgevangen vocht wordt bij voorkeur uit de inrichting afgevoerd aan een vochtopvang en/of het riool wanneer deze zich in een parkeerplaats bevindt. Het opgevangen uitgeperste bodembedekkingsmateriaal wordt vervolgens teruggevoerd naar de stalbodem. Het uitgeperste materiaal kan ook rechtstreeks uit de pers, zonder eerst opgevangen te worden in een bak, worden teruggevoerd. Het voordeel van een aparte opvang voor het uitgeperste materiaal is dat het materiaal dan vanuit een buffer gelijkmatig over de stalvloer verdeeld kan worden.
In een uitvoeringsvorm omvat de inrichting tevens een vochttoevoerinrichting welke ingericht is om vocht toe te voeren aan het aan de pers toegevoerde bodembedekkingsmateriaal.
De vochttoevoer kan gebruikt worden om te droog materiaal natter te maken, en vervolgens uit te persen. Een gewenst vochtpercentage kan dan verkregen worden door het materiaal eerst nat te maken en vervolgens met een bepaalde persdruk te persen. Deze persdruk kan eenmalig ingesteld zijn bij het in gebruik nemen van de inrichting en afhangen van het soort en het gewenste vochtgehalte van het bodembedekkingsmateriaal. Bovendien vergemakkelijkt het toevoeren van vocht de doorvoer van het materiaal door de pers heen.
Overigens kan vocht ook gebruikt worden om het opgenomen bodembedekkingsmateriaal te spoelen. Door het spoelen kunnen de verontreinigingen zoals bijvoorbeeld urine beter uit het bodembedekkingsmateriaal verwijderd worden.
In een uitvoeringsvorm omvat de vochttoevoerinrichting een vochtreservoir met een door de besturingsmiddelen bedienbare vochtuitlaat.
Door de vochtuitlaat bijvoorbeeld bij de persingang, of zelfs in de pers te plaatsen, kan vocht toegevoerd worden aan materiaal dat aan de pers wordt toegevoerd.
In een uitvoeringsvorm omvat de inrichting een autonoom beweegbare inrichting, in het bijzonder een autonoom voertuig.
De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor het met een over een stalvloer in een beoogde richting beweegbare inrichting volgens conclusie 18, welke werkwijze de volgende stappen omvat: bepalen van een parameterwaarde van het op de stalvloer aanwezige bodembedekkingsmateriaal, opnemen van het bodembedekkingsmateriaal met een opneeminrichting, besturen van de opneeminrichting in afhankelijkheid van de parameterwaarde.
De uitvinding zal hierna worden toegelicht aan de hand van de tekeningen, waarin niet-beperkende voorbeelduitvoeringsvormen van de uitvinding worden getoond, waarin gelijke verwijzingscijfers gelijke of vergelijkbare onderdelen aanduiden, en waarin:
Figuur 1 een schematisch zijaanzicht is van de inrichting volgens de uitvinding, met een opneeminrichting, een meetinrichting en een besturingsinrichting die is ingericht voor het besturen van de opneeminrichting in afhankelijkheid van de door de meetinrichting bepaalde parameterwaarde van het bodembedekkingsmateriaal.
Figuren 2A en 2B schematische weergaven zijn van de inrichting volgens de uitvinding waarin door de besturingsinrichting en opneeminrichting te bewerkstelligen materiaalverplaatsingstrajecten weergegeven zijn.
Figuur 3 een schematische weergave is van een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding, welke een bestuurbare overbruggingsinrichting omvat.
Figuur 4 een schematische weergave is van een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding, welke een bestuurbare transportinrichting omvat.
Buiten de in de figuren getoonde uitvoeringsvormen van de inrichting zijn andere uitvoeringsvormen denkbaar. De hiernavolgende beschrijving dient derhalve als niet-beperkend en louter illustratief voor de uitvinding worden opgevat. Begrippen als "boven" en "onder" dienen te worden begrepen met de normale oriëntatie van de inrichting als uitgangspunt.
In figuur 1 is de inrichting 1 getoond als aangebracht op een autonoom voertuig 2 op een stalvloer 3 waarop een laag bodembedekkingsmateriaal 4 aanwezig is. Het voertuig 2 heeft ten minste drie rijwielen 5 waarmee het voertuig over de stalvloer in een beoogde richting beweegbaar is. Bij een dergelijk driewieluitvoering is bij voorkeur het voorste wiel als gestuurd wiel uitgevoerd. Daarnaast kunnen alle wielen of alleen de achterwielen aangedreven zijn. Bovendien is het ook mogelijk om de wielen elk van hun eigen bestuurbare aandrijfmotor te voorzien. Deze beoogde richting is met pijl R aangegeven, en de rotatierichting van de wielen is daarom aangegeven als tegen de wijzers van de klok in. Een frame 6 draagt de diverse onderdelen van het voertuig en de inrichting.
De inrichting 1 getoond in figuur 1 omvat een opneeminrichting 10 voor het opnemen van bodembedekkingsmateriaal 4, een meetinrichting 20 die is ingericht voor het bepalen van een parameterwaarde van het op de stalvloer aanwezige bodembedekkingsmateriaal 4 en een besturingsinrichting 30 die is ingericht voor het besturen van de opneeminrichting 10 in afhankelijkheid van de parameterwaarde.
De opneeminrichting 10 is in de uitvoeringsvorm van figuur 1 een frees 11. De frees heeft roteerbare as 12 met daarop aangebrachte freesmessen 13 en een materiaalgeleiding 14. Stroomafwaarts van de frees 11 is een pers 40 aangebracht, waarbij zich tussen de frees en de pers een open ruimte 16 bevindt. De materiaalgeleiding 14, bestaat uit een kanaalvormige gesloten geleiding die zich uitstrekt van de frees tot aan een pers 40 en hiermee de open ruimte 16 overbrugt. Aan de kant van de frees heeft de materiaalgeleiding 14 een freesafscherming 17 die ten minste het linker bovenste kwadrant van de frees aan de stroomopwaartse zijde van de frees afschermt. Deze freesafscherming is verbonden met de bovenzijde van de kanaalvormige materiaalgeleiding. Hierdoor wordt kan het door de frees opgenomen materiaal in de richting van de pers geleid worden. Daarnaast heeft de materiaalgeleiding 14 aan de onderzijde het gesloten kanaal, een uitlaatopening 18 nabij de frees die naar de open ruimte 16 gericht is, een uitlaatopening 19 nabij de pers die naar de pers toe gericht is.
De uiteinden 13A van de freesmessen waarmee het bodembedekkingsmateriaal aangegrepen worden, steken naar weerszijden uit. Hierdoor kan, ongeacht de rotatierichting van de frees, de freesmessen in het bodembedekkingsmateriaal aangrijpen. De frees bevat een motor 15 waarmee de frees in rotatie aangedreven kan worden. De besturingsinrichting 30 is met de frees verbonden en is ingericht om de rotatierichting en/of rotatiesnelheid van de frees in te stellen in afhankelijkheid van de parameterwaarde.
De frees kan in zowel met de wijzers van de klok mee als tegen de wijzers van de klok in roteren, met andere woorden is bidirectioneel uitgevoerd. Ook kan de rotatiesnelheid van de frees ingesteld worden. In figuur 1 is aangegeven dat de frees met de wijzers van de klok meedraait. In dit geval is deze rotatierichting tegengesteld aan de beoogde richting waarin de inrichting R zich over de stalvloer kan bewegen. Hierdoor wordt het bodembedekkingsmateriaal over de frees heen verplaatst in de richting van de open ruimte 16. Bij voldoende rotatiesnelheid van de frees met de tegengestelde rotatierichting, wordt het bodembedekkingsmateriaal de materiaalgeleiding 14 in geslingerd en komt het door uitlaatopening 19 boven de pers 40 uit. Bij een lagere rotatiesnelheid zal het materiaal direct stroomafwaarts van de frees door uitlaatopening 18 via de open ruimte 16 op de stalvloer neerkomen en de pers niet bereiken.
Voorts omvat het in figuur 1 getoonde voertuig een meetinrichting 20 voor bepalen van een parameterwaarde van het op de stalvloer aanwezige bodembedekkingsmateriaal. De in figuur 1 weergegeven meetinrichting omvat een meetorgaan 21 dat meerdere meetpennen 22 bevat die in een lijn over de breedte van de machine stroomopwaarts en dus voor de frees 11 in een enigszins liggende oriëntatie in contact zijn met het bodembedekkingsmateriaal. Hierdoor wordt het bodembedekkingsmateriaal bemeten voordat de frees het opneemt. De meetpennen 22 zijn met behulp van een veer 23 verend aan een houder of aan het frame 6 aangebracht, deze verende ophanging zorgt ervoor dat de pennen ook bij een oneffen oppervlak van het bodembedekkingsmateriaal tijdens het voortbewegen in contact met het materiaal kan blijven. De meetinrichting met de pennen is uitgevoerd voor het meten van een aan het vochtgehalte gerelateerde parameterwaarde. Het meten van andere parameters die niet aan het vochtgehalte zijn gerelateerd zijn ook mogelijk. Echter voor het onderhouden van de bodembedekking heeft het meten van een aan het vochtgehalte gerelateerde parameter, zoals bijvoorbeeld de weerstand van het bodembedekkingsmateriaal voor elektrische geleiding, welke een maat is voor het vochtgehalte, de voorkeur. Meetinrichtingen voor het meten van aan het vochtgehalte gerelateerde parameters zijn bijvoorbeeld geleidingsmeters, weerstandsmeters, inductiemeters, microgolfvochtmeters, Near Infrared meters (NIR, NIRS en zo), en dergelijke.
De besturingsinrichting bestuurt de werking van de frees door het instellen van de rotatierichting en/of de rotatiesnelheid en/of de freesdiepte in afhankelijkheid van de parameterwaarde. In figuur 1 is een uitvoeringsvorm getoond waarbij de frees is ingesteld om tegengesteld aan de voortbewegingsrichting R te draaien. Deze instelling kan bijvoorbeeld een standaard instel ling zijn, waardoor de frees niet bidirectioneel is maar is uitgevoerd als overtopfrees. De besturingsinrichting kan bij een dergelijke instelling, vervolgens bij een parameterwaarde welke aangeeft dat het bodembedekkingsmateriaal niet verontreinigd is, een rotatiesnelheid instellen waardoor een materiaalverplaatsingstraject ontstaat waarbij het materiaal direct achter de frees afgelegd wordt. Het materiaal wordt dan dus wel opgenomen door de frees en in de richting van draaibeweging van de frees meegenomen, maar niet aan de pers toegevoerd. Overigens toont figuur 1, met arceringen een materiaaltraject waarbij het bodembedekkingsmateriaal vanuit de frees aan de pers wordt toegevoerd. Een dergelijk materiaalverplaatsingstraject kan bewerkstelligd worden door een hogere rotatiesnelheid van de frees in te stellen. De besturingsinrichting kan zodanig ingericht zijn dat een dergelijke hogere rotatiesnelheid gekozen wordt bij een parameterwaarde welke aangeeft dat het bodembedekkingsmateriaal verontreinigd is.
De freesdiepte van de frees is instelbaar. Hiertoe is een instelmiddel (niet zichtbaar in figuren) beschikbaar dat de frees ten opzichte van het frame kan verstellen zodat de afstand tot de stal vloer wijzigt. Hierdoor kan het volume van de materiaalstroom ingesteld worden.
De inrichting bevat bij voorkeur een pers 40. De pers kan aan de pers toegevoerd bodembedekkingsmateriaal uitpersen en aldus ontdoen van ongewenst vocht, zoals bijvoorbeeld urine. De pers 40 is in deze uitvoeringsvorm uitgevoerd als een rollenpers met een rollen set bestaande uit aandrukrol 41 en geperforeerde, holle rol 42. Zoals gebruikelijk en bekend bij rollenpersen in het algemeen is de aandrukrol ingericht om een instelbare persdruk te leveren door de kracht waarmee de rollen tegen elkaar gedrukt worden. Deze kracht, en daardoor de persdruk, kan instelbaar zijn middels een drukarm of ander orgaan wat de aandrukrol tegen zijn partnerrol drukt. De rollen van de pers zijn roteerbaar en worden aangedreven, middels bijvoorbeeld een centrale motor met geëigende overbrengingen en koppelingen. Dit is in de figuren niet nader aangegeven. Een vochtopvang 43 is aangebracht onder de geperforeerde persrol 42. Bij het uitpersen van het materiaal wordt het vocht in de geperforeerde rol gedrukt waarna het in deze vochtopvang 43 onder deze rol wordt opgevangen. Een materiaalgeleiding 44 zorgt ervoor dat het uitgeperste materiaal niet in de vochtopvang 43 maar op de stalvloer terecht komt. Hiertoe strekt de geleiding zich uit vanaf een positie iets onder het midden van de geperforeerde persrol 43 in de richting van de vloer. De materiaalgeleiding kan ook onderdeel uitmaken van de wand van de vochtopvang. In een alternatieve uitvoering kan het uitgeperste bodembedekkingsmateriaal eerst in een bufferruimte opgevangen worden voordat het aan de stalvloer wordt teruggevoerd.
Voorts omvat het voertuig 1 zoals getoond in figuur 1, een vochttoevoerinrichting 50 met een pomp 51, leiding 52 en vochtuitlaat 53. De pomp 51 is aangebracht aan (of in) vochtreservoir 54 en kan vocht uit het vochtreservoir via de leiding 52 transporteren naar de vochtuitlaat 53. De vochtuitlaat bevindt zich boven de rollenpers 40. De besturingsinrichting 30 bestuurt de toevoer van vocht door aansturen van de pomp en/of daartoe geschikte kleppen en/of afsluiters. De besturing kan plaatsvinden in afhankelijkheid van de parameterwaarde.
Het vocht kan worden toegevoerd om het uitpersen van verontreinigd bodembedekkingsmateriaal te vergemakkelijken. Vocht kan ook toegevoerd worden om het vochtgehalte in het geperste materiaal te beheersen door het bodembedekkingsmateriaal nat te maken en vervolgens met een bepaalde ingestelde persdruk te persen. Hiermee kan de inrichting te droog materiaal bevochtigen en het ontstaan van stof in de stal tegengaan. Voor deze laatste toepassing is het uiteraard niet nodig om het vocht bij de pers aan het materiaal toe te voeren, maar kan er ook een vochtuitlaat op een andere plaats op de machine voorzien zijn. Hierbij kan met voordeel een vochtuitlaat geplaatst zijn welke vocht via de open ruimte in de richting van de stalvloer kan sproeien, waardoor vocht aan het bodembedekkingsmateriaal kan worden toegevoerd dat via de open ruimte aan de stalvloer toegevoerd wordt. In de in figuur 1 getoonde uitvoeringsvorm zou de extra vochtuitlaat dan bijvoorbeeld bij uitlaatopening 18 nabij de frees 11 aangebracht kunnen worden. Daarnaast kan het vocht gebruikt worden om het bodembedekkingsmateriaal te spoelen. Hiervoor kan het vocht in overmaat toegevoerd, waarna het materiaal uitgeperst wordt. Hierdoor kan bijvoorbeeld urine uit het vervuilde bodembedekkingsmateriaal gespoeld worden.
Figuur 2A toont de opneeminrichting 10 als frees 11 welke met een aan de voortbewegingsrichting R tegengestelde richting draait. Tevens is een freesafscherming 17 voor het linker bovenste kwadrant van de frees aangebracht. Figuur 2A toont tevens de meetinrichting 20, de stalvloer met daarop het bodembedekkingsmateriaal. Overige delen van de inrichting zijn niet weergegeven. Zoals hierboven reeds beschreven heeft de rotatiesnelheid van de frees invloed op het materiaalverplaatsingstraject van het opgenomen bodembedekkingsmateriaal. In figuur 2A geven de verplaatsingstrajecten T1, T2 en T3 aan dat met afnemende draaisnelheden van de frees het materiaal steeds minder ver van de frees op de stalbodem terecht komt. Zo laat de curve van het verplaatsingstraject T1 zien dat het materiaal wanneer de frees met hoge snelheid draait, opgeworpen wordt en relatief ver van de frees neervalt. Dit betreft relatieve snelheden en afstanden, andere parameters kunnen immers ook het verplaatsingstraject beïnvloeden, zoals soort en afmetingen van de frees, soort en vervuilingsgraad van het bodembedekkingsmateriaal en dergelijke. Bij het dimensioneren van de machine is het van belang dat de pers, een onderdeel van de pers, of de materiaalgeleiding zodanig op de inrichting zijn aangebracht dat deze bijvoorbeeld het materiaalverplaatsingstraject T3 of T2 dat de open ruimte overbrugt, doorsnijdt. De curve van traject T3 is de curve met een zeer lagen frees snelheid waarbij het materiaal in wezen slechts bovenlangs de frees verplaatst wordt. Curve T3 is daarmee niet geschikt om door de pers of materiaalgeleiding doorsneden te worden, want dat zou het terugvallen het materiaal naar de stalvloer zonder dat het door de pers is gehaald voorkomen.
Met kennis van de mogelijke materiaalverplaatsingstrajecten van een frees, kan de inrichting gebouwd worden waarbij bijvoorbeeld de lengte van de open ruimte 16 tussen de opneeminrichting en de pers, ingesteld of bepaald kan worden. Immers hoe groter de open ruimte 16, ofwel hoe verder de frees 11 van de pers 40 afstaat, hoe meer vermogen de frees nodig zal hebben om het materiaal aan de pers toe te kunnen voeren. Voor een stal met licht bodembedekkingsmateriaal en waar een lage vervuilingsgraad verwacht wordt (bijvoorbeeld omdat de dieren veel leefruimte krijgen), kan bij een gelijke afstand tussen de frees en de pers, de frees met minder vermogen. Bij de uitvoeringsvorm zoals weergegeven in figuur 1, kan dus ook de lengte van het materiaalgeleidingskanaal 14 bepaald worden in afhankelijkheid van het vermogen van de frees, het soort bodemdekkingsmateriaal, de te verwachten vervuilingsgraden en dergelijke.
Figuur 2B toont de opneeminrichting 10 als frees 11 welke met een aan de voortbewegingsrichting R gelijke richting draait. De freesafscherming 17 is hier aangebracht om ten minste het rechter bovenste kwadrant van de frees. Hierdoor zal eventueel opgeworpen materiaal terug naar de stalvloer geleid worden. Bovendien verplaatst een frees met dergelijke rotatierichting het bodembedekkingsmateriaal sowieso onderlangs de frees. Bij het toepassen van een bidirectionele frees is het voordelig om deze rotatierichting in te stellen wanneer uit de parameterwaarde blijkt dat het materiaal niet aan de pers toegevoerd hoeft te worden. Immers bij deze rotatierichting zal de frees het materiaal niet omhoog opwerpen waardoor eenvoudiger is een instelling te kiezen waarbij het materiaal niet in de stroomafwaarts opgestelde pers terecht komt. Mocht de frees het materiaal toch opwerpen, dan zal het de geleiding 14 ervoor zorgen dat het terugvalt naar de stalvloer.
Figuur 3 toont een uitvoeringsvorm met een tegengesteld draaiende frees 11 voorzien van een freesafscherming 17 bij het linker bovenste kwadrant van de frees. De frees zal het materiaal bovenlangs de frees verplaatsen. De inrichting heeft ook een pers 40 en een open ruimte tussen de opneeminrichting 10, (de frees) en de pers. Tevens laat figuur 3 het materiaalverplaatsingstraject T1 zien en een overbruggingsinrichting 60. Overige delen van de inrichting zijn niet weergegeven.
De overbruggingsinrichting 60 is op de inrichting aangebracht kan, althans een gedeelte, van de open ruimte 16 tussen de frees 11 en de pers 40. De besturingsinrichting (niet getoond in figuur 3) is tevens ingericht voor het in afhankelijkheid van de parameter besturen van de overbruggingsinrichting. De overbruggingsinrichting 60 zoals getoond in figuur 3 is een om scharnierpunt 61 beweegbare klep 62. De klep kan bewegen tussen een actieve positie waarin de open ruimte 16, althans ten dele, overbrugd wordt en een niet-actieve stand waarin de open ruimte niet overbrugd wordt. In de niet-actieve stand voorkomt de klep 62 dat het bodembedekkingsmateriaal dat verplaatsingstraject T1 zal volgen, bij de pers komt. De klep vormt nu een barrière die het verplaatsingstraject doorsnijdt en het materiaal dat tegen de klep aan geslingerd wordt zal via de open ruimte terugvallen op de stalvloer. De besturingsinrichting kan de klep op basis van de parameterwaarde besturen. Bijvoorbeeld zal de besturingsinrichting de klep in de niet actieve en dus blokkerende stand bewegen wanneer de parameterwaarde aangeeft dat het materiaal niet aan de pers toegevoerd hoeft te worden.
Wanneer het materiaal wel aan de pers toegevoerd moet worden, moet de klep in de actieve, overbruggende stand gezet worden. Hierdoor doorsnijdt de klep het materiaalverplaatsingstraject T1 niet langer en zal uit de frees afkomstige het materiaal niet worden geblokkeerd maar aan de pers worden toegevoerd. Merk op dat hierbij de rotatiesnelheid van de frees in ieder geval voldoende moet zijn om het bodembedekkingsmateriaal het verplaatsingstraject T1 te laten volgen.
Figuur 4 toont een uitvoeringsvorm van de inrichting met een tegengesteld draaiende frees 11 voorzien van een freesafscherming 17 bij het linker bovenste kwadrant van de frees. De frees zal het materiaal bovenlangs de frees verplaatsen. De inrichting heeft ook een pers 40 en een open ruimte 16 tussen de opneeminrichting 10, (de frees 11) en de pers. Tevens laat figuur 4 het materiaalverplaatsingstraject T2 zien en een transportinrichting 70. Overige delen van de inrichting zijn niet weergegeven.
De bestuurbare transportinrichting 70 is ingericht voor het transporteren van opgenomen bodembedekkingsmateriaal over de open ruimte 16 heen naar de pers 40. In figuur 4 is de transportinrichting weergegeven als eindeloze, rondgaande transporteur 71 met materiaalmeeneemmiddelen 72 en een afscherming 73. De transporteur heeft een bidirectionele aansturen en kan in zowel een eerste rondgaande richting, bijvoorbeeld tegen de wijzers van de klok in, als in een tweede rondgaande richting, bijvoorbeeld met de wijzers van de klok mee, bewegen. Wanneer de transporteur in de eerste rondgaande richting beweegt, aangegeven met pijl 74, wordt het erop opgevangen materiaal aan de pers toegevoerd. Wanneer de transporteur in de tweede rondgaande richting beweegt, aangegeven met pijl 75, wordt het erop opgevangen materiaal via de open ruimte 16 aan de stalvloer toegevoerd. De afscherming is voorzien van een om een afschermingsdraaipunt 77 beweegbare afschermingsklep 76. Deze klep staat in een omhoog gerichte opvang stand wanneer de transporteur in de eerste rondgaande richting beweegt. Hierdoor wordt het materiaal dat uit de frees geworpen wordt opgevangen. Ook indien het materiaal uit de frees bovenop de transporteur terechtkomt, zal het met de rondgaande beweging niet aan de onderzijde van de afscherming gelost worden omdat de klep in opwaartse richting staat. Wanneer het gewenst is om het door de frees verplaatste materiaal via de open ruimte naar de stalvloer te geleiden, wordt de klep in de tweede neerwaarts gerichte uitvoerstand geplaatst en wordt de transporteur in de een tweede rondgaande richting bewogen.
In een alternatieve uitvoeringsvorm, niet getoond in de figuren, kan een transportinrichting op een beweegbare overbruggingsinrichting aangebracht worden. Door de transportinrichting op de overbruggingsinrichting aan te brengen, kan deze wanneer de overbruggingsinrichting in de actieve stand is en ten minste een deel open ruimte tussen de opneeminrichting en de pers overbrugt, het materiaal aan de pers toevoeren.
Hierdoor is een bidirectionele aansturing van de transportinrichting niet noodzakelijk. Immers de overbruggingsinrichting zorgt ervoor dat de open ruimte al dan niet overbrugd wordt.
In een uitvoeringsvorm, niet getoond in de figuren, kan de opneeminrichting en/of de pers beweegbaar op de inrichting zijn aangebracht waardoor de afstand tussen de opneeminrichting en de pers instelbaar is. Bijvoorbeeld kan de frees via een op het frame van de inrichting aangebracht transporttraject naar een andere positie op het frame, ten opzichte van de pers, bewegen.
Het zal voor een deskundige duidelijk zijn dat de omvang van de uitvinding niet beperkt is tot de in het voorgaande besproken voorbeelden, maar dat diverse variaties en modificaties daarvan mogelijk zijn zonder af te wijken van de omvang van de uitvinding zoals gedefinieerd in de aangehechte conclusies.

Claims (18)

1. Over een stalvloer in een beoogde richting beweegbare inrichting voor het onderhouden van op de stalvloer aanwezig bodembedekkingsmateriaal, en omvattende: een meetinrichting die is ingericht voor het bepalen van een parameterwaarde van het op de stalvloer aanwezige bodembedekkingsmateriaal, en - een opneeminrichting ingericht voor het opnemen van bodembedekkingsmateriaal van de stalvloer, en een werkzaam met de meetinrichting verbonden besturingsinrichting die is ingericht voor het besturen van de opneeminrichting in afhankelijkheid van de parameterwaarde.
2. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies 1, waarbij de opneeminrichting een roteerbare frees omvat.
3. Inrichting volgens conclusie 2, waarbij de rotatie van de frees, en in het bijzonder een rotatierichting en/of rotatiesnelheid, door de besturingsinrichting in afhankelijkheid van de parameterwaarde instelbaar is.
4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, waarbij de frees een instelbare freesdiepte heeft, en de freesdiepte door de besturingsinrichting in afhankelijkheid van de parameterwaarde instelbaar is.
5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de meetinrichting ten minste één meetorgaan omvat voor bepalen van de parameterwaarde van op de stalvloer aanwezig bodembedekkingsmateriaal dat zich gezien in de beoogde voortbewegingsrichting, stroomopwaarts van de opneeminrichting bevindt.
6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het meetorgaan ten minste omvat een meetpen en een contacteerinrichting om de meetpen in gebruik in contact te brengen ofte houden met het bodembedekkingsmateriaal.
7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het meetorgaan meerdere meetpennen omvat dwars op een beoogde voortbewegingsrichting.
8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de parameterwaarde een vochtgehalte is.
9. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de inrichting tevens een pers omvat welke stroomafwaarts van de opneeminrichting is aangebracht, en voorts is ingericht om het opgenomen bodembedekkingsmateriaal in afhankelijkheid van de parameterwaarde naar de pers toe te voeren.
10. Inrichting volgens conclusie 9, welke tevens een open ruimte tussen de opneeminrichting en de pers omvat, en waarbij de opneeminrichting voorts is ingericht voor in afhankelijkheid van de parameterwaarde over de open ruimte heen aan de pers toevoeren van het opgenomen bodembedekkingsmateriaal.
11. Inrichting volgens conclusie 10, waarbij de inrichting tevens een bestuurbare overbruggingsinrichting omvat, welke is ingericht voor het in afhankelijkheid van de parameterwaarde overbruggen van ten minste een deel van de open ruimte tussen de opneeminrichting en de pers.
12. Inrichting volgens een der conclusies 10 of 11, waarbij de inrichting tevens een bestuurbare transportinrichting omvat ingericht voor het in afhankelijkheid van de parameterwaarde transporteren van opgenomen bodembedekkingsmateriaal over de open ruimte heen naarde pers.
13. Inrichting volgens conclusie 12, waarbij de transportinrichting op de overbruggingsinrichting is aangebracht.
14. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies 9-13, waarbij de inrichting tevens een vochttoevoerinrichting omvat welke ingericht is om vocht toe te voeren aan het aan de pers toegevoerde bodembedekkingsmateriaal.
15. Inrichting volgens conclusie 14, waarbij de vochttoevoerinrichting een vochtreservoir met een door de besturingsmiddelen bedienbare vochtuitlaat omvat.
16. Inrichting volgens een van voorgaande conclusies 10-15, waarbij de parameterwaarde een vochtgehalte is en het opgenomen bodembedekkingsmateriaal aan de pers wordt toegevoerd bij een vochtgehalte van meer dan 80%, in het bijzonder meer dan 85%.
17. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies waarbij de inrichting een autonoom beweegbare inrichting is, in het bijzonder een autonoom voertuig omvat.
18. Werkwijze voor het met een over een stalvloer in een beoogde richting beweegbare inrichting volgens een der voorgaande conclusies onderhouden van op de stalvloer aanwezig bodembedekkingsmateriaal, waarbij de methode de volgende stappen omvat: met de meetinrichting bepalen van een parameterwaarde van het op de stalvloer aanwezige bodembedekkingsmateriaal, besturen van de opneeminrichting voor opnemen van het bodembedekkingsmateriaal in afhankelijkheid van de parameterwaarde.
NL2016346A 2016-03-01 2016-03-01 Inrichting voor het onderhouden van op een stalvloer aanwezig bodembedekkingsmateriaal. NL2016346B1 (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2016346A NL2016346B1 (nl) 2016-03-01 2016-03-01 Inrichting voor het onderhouden van op een stalvloer aanwezig bodembedekkingsmateriaal.
PCT/NL2017/050053 WO2017150967A1 (en) 2016-03-01 2017-01-26 Device for maintaining floor-covering material present on a barn floor
EP17704320.5A EP3422841B1 (en) 2016-03-01 2017-01-26 Device for maintaining floor-covering material present on a barn floor

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2016346A NL2016346B1 (nl) 2016-03-01 2016-03-01 Inrichting voor het onderhouden van op een stalvloer aanwezig bodembedekkingsmateriaal.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2016346B1 true NL2016346B1 (nl) 2017-09-11

Family

ID=55858867

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2016346A NL2016346B1 (nl) 2016-03-01 2016-03-01 Inrichting voor het onderhouden van op een stalvloer aanwezig bodembedekkingsmateriaal.

Country Status (3)

Country Link
EP (1) EP3422841B1 (nl)
NL (1) NL2016346B1 (nl)
WO (1) WO2017150967A1 (nl)

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR3079109B1 (fr) * 2018-03-26 2020-04-24 Octopus Robots Ensemble mobile pour aerer de maniere autonome une litiere recouvrant le sol d'un espace clos
NL2024993B1 (nl) * 2020-02-25 2021-10-14 Joz B V Mestverzamelinrichting, stalreinigingsinrichting en werkwijze

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE10320943A1 (de) * 2003-05-09 2004-12-09 Pechstein, Hans-Jürgen Verfahren und Vorrichtung zum ausmisten von Stallungen
US20080173247A1 (en) * 2007-01-23 2008-07-24 Radio Systems Corporation Robotic Pet Waste Treatment or Collection
EP2243354A1 (de) * 2009-04-09 2010-10-27 Ullstein jun., Hanns Reinigungsgerät für Pferdeställe

Family Cites Families (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB2534265B (en) * 2014-08-11 2020-10-07 James Webber Simon Animal excrement collection
NL2013400B1 (nl) * 2014-09-02 2016-09-26 Lely Patent Nv Inrichting voor het onderhouden van op een stalvloer aanwezig bodembedekkingsmateriaal.

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE10320943A1 (de) * 2003-05-09 2004-12-09 Pechstein, Hans-Jürgen Verfahren und Vorrichtung zum ausmisten von Stallungen
US20080173247A1 (en) * 2007-01-23 2008-07-24 Radio Systems Corporation Robotic Pet Waste Treatment or Collection
EP2243354A1 (de) * 2009-04-09 2010-10-27 Ullstein jun., Hanns Reinigungsgerät für Pferdeställe

Also Published As

Publication number Publication date
WO2017150967A1 (en) 2017-09-08
EP3422841A1 (en) 2019-01-09
EP3422841B1 (en) 2020-10-14

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL2013400B1 (nl) Inrichting voor het onderhouden van op een stalvloer aanwezig bodembedekkingsmateriaal.
NL2016346B1 (nl) Inrichting voor het onderhouden van op een stalvloer aanwezig bodembedekkingsmateriaal.
RU2658384C2 (ru) Зерновой комбайн с измельчительным устройством
CA2465736C (en) Sliding litter scoop
JPWO2004103069A1 (ja) ペット排泄物の自動清掃包装装置および、ペット排泄物の収集材。
US20160324115A1 (en) Litter scoop system
TWI483704B (zh) Self - propelled cleaning equipment - Dust detection method and device
EP1079686B1 (en) Lavatory for pets
NL2016619A (en) A self-propelled animal-shed vehicle for cleaning the floor of an animal shed.
NL2017364B1 (en) System for handling feed at a farm
CN205512081U (zh) 茶叶自动称重加料设备
US20140319251A1 (en) Agricultural harvesting machine
GB201210195D0 (en) Apparatus for the collection of animal excrement(droppings)
CN201319788Y (zh) 一种动物马桶
KR200483466Y1 (ko) 고양이용 배변 처리기구
US2645986A (en) Gravel spreader
CN209451904U (zh) 一种新型高效复摆颚式破碎机
US2518802A (en) Lime spreader
BE1022085B1 (nl) Laadinrichting en zelfladende voermengwagen omvattende deze laadinrichting
JPH0132852Y2 (nl)
KR20190063118A (ko) 모래 청소기
JP5072706B2 (ja) フライトコンベヤ
US3229664A (en) Double drop barn cleaner
KR102182736B1 (ko) 현수형 가금시설 깔짚 자동살포장치
TW201134384A (en) Thresher

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20210401